Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, drie weken geleden zijn onze hoofdstad en de luchthaven getroffen door twee uiterst bloedige aanslagen, waarbij tientallen mensen het leven lieten en honderden mensen gewond werden. Het radicalisme heeft zich daar van zijn slechtste kant getoond. Het heeft getoond dat het bestaat. Het heeft getoond dat het een veelkoppig monster is, een monster dat we zullen moeten aanpakken op alle gebied, met een 360 gradenaanpak, van de breedste preventieve tot de hardste repressieve maatregelen.
Ons parlement, de Vlaamse Gemeenschap, heeft een rol te spelen bij het preventieve luik. We hebben dat besproken in de bijzondere commissie die hiervoor is opgericht in de strijd tegen gewelddadige radicalisering. Op vraag van CD&V is er zelfs een speciale vergadering geweest, samen met de commissie Brussel, om specifiek in te zoomen op de situatie in Brussel.
Vorig jaar heeft de Federale Regering een omzendbrief rondgestuurd over de foreign terrorist fighters om lokale integrale veiligheidscellen op te richten die op gemeentelijk niveau de coördinatie moeten doen van de strijd tegen radicalisering. Ook in Brussel bestaan die lokale integrale veiligheidscellen.
Punt is dat die wel moeten zorgen voor de coördinatie van de verschillende mogelijkheden die er bestaan in de strijd tegen de radicalisering. Minister, op welke wijze doet het Brusselse lokale niveau een beroep op de kennis en kunde van de Vlaamse Gemeenschap in de strijd tegen de radicalisering?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik ben een beetje verbaasd over de zin die niet in uw initiële vraag stond maar die u nu wel hebt uitgesproken. U hebt letterlijk gezegd: in Brussel bestaan de lokale integrale veiligheidscellen. Ik kom daarop terug, maar ik denk dat ik u moet teleurstellen, want dat is geenszins het geval.
U hebt zelf verwezen naar de omzendbrief van federaal minister van Binnenlandse Zaken Jambon van augustus 2015 waarin hij onder andere de lokale besturen over heel België wijst op het belang van het oprichten van een LIVC. U weet dat het de bevoegdheid is van de desbetreffende burgemeester om zo’n LIVC op te richten. Als minister bevoegd voor het binnenlands bestuur heb ik aan de lokale besturen ook nog eens een omzendbrief gestuurd in samenspraak met de VVSG om te wijzen op het belang van het oprichten van een LIVC en om een handleiding ter beschikking te stellen aan onze 308 Vlaamse lokale besturen om een LIVC op een gemakkelijke manier op te richten. Ik kan u met enige fierheid zeggen – maar ook met enige schroom natuurlijk, want het onderwerp leent zich niet echt tot fierheid op enige verwezenlijking – dat de Vlaamse lokale besturen echt wel een voorbeeld zijn. Ik kan u zeggen: de LIVC’s in Vilvoorde, Hasselt, Menen, Antwerpen en Mechelen werken heel voortreffelijk.
Mijnheer Poschet, los van het sensibiliseren van de lokale besturen tot de oprichting van zo’n cel, sensibiliseren wij onze voorzieningen, onze actoren op het veld zoals welzijnswerkers, jeugdwerkers en leerkrachten, om te participeren in zo’n cel. Maar, en nu komt het, dan moet er natuurlijk wel zo’n cel bestaan. Als er geen LIVC bestaat, is het moeilijk om als Vlaamse Gemeenschap te participeren in Brussel en de negentien gemeenten. U weet dat ik niet bevoegd ben voor de negentien Brusselse gemeenten, ik zou dat misschien wel willen, maar mocht ik dat doen, dan zou men aan de overkant van de straat onmiddellijk de alarmbel luiden en een bevoegdheidsconflict inroepen. Dus heb ik aan mijn 308 Vlaamse besturen een omzendbrief gestuurd. Ik ga dat niet doen naar de Brusselse.
Ik vind het zeer goed dat bepaalde diensten kunnen participeren in zo’n LIVC, maar een belangrijke voorwaarde is dat er één bestaat. Ik heb bijvoorbeeld Hans Bonte – men kan Hans Bonte van veel zaken verdenken maar toch niet van sympathie voor de N-VA – recent horen zeggen in de media: “… dat Brussel en de negentien Brusselse gemeenten de omzendbrief van minister Jambon volledig naast zich neerleggen.”
Meer nog, ik heb hier een recent citaat van de burgemeester van Vorst, Ghyssels van PS-signatuur: “Ik weet niet goed wat ik met de lijst van Foreign Terrorist Fighters moet doen. Als het OCAD zegt dat er iemand naar Syrië wil vertrekken, wat moet ik dan? Een koffie met hem gaan drinken om hem te vertellen dat we het over zijn vertrek moeten hebben? Neen. Dat moet aangepakt worden op een ander niveau.”
Dit toont aan, mijnheer Poschet, dat de negentien Brusselse gemeenten absoluut hun verantwoordelijkheid niet opnemen wat betreft het oprichten van een LIVC. Vlaanderen heeft gedaan wat het kon, los van die cellen. Ik heb samen met minister Gatz en met andere collega’s, preventieve acties opgezet, ook vanuit onze gemeenschapsbevoegdheid in Brussel.
Ik kan u ook zeggen dat er zoiets bestaat als een coördinerende minister in Brussel, net zoals ik in de Vlaamse Regering coördinerend minister ben, en dat is de heer Vervoort. Hij heeft onlangs een actie gelanceerd, dat is met een sisser afgelopen, de persoon die hij wou inschakelen, bleek niet helemaal zuiver op de graad te zijn, om het in behoorlijk Nederlands te zeggen. Moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen, mijnheer Poschet? Ja. Doen we dat? Ja, we moeten dat natuurlijk doen binnen de grenzen die we hebben. De Franse Gemeenschap heeft in Brussel natuurlijk ook een belangrijke kaart. Jammer genoeg kan ik alleen maar vaststellen dat het zowel in Brussel als vanuit de Franse Gemeenschap oorverdovend stil blijft. (Applaus)
Bedankt, minister, voor uw niet-geruststellende antwoord. Ik vind het een beetje jammer dat burgemeester Ghyssels van Vorst wordt geciteerd. Dat is niet meteen een voorbeeld. Die man pleitte voor een terugkeer naar negentien politiezones. Waar haalt hij het? In plaats van van zes naar één te gaan, wou hij van zes naar negentien gaan.
We hebben hier een heel arsenaal aan maatregelen. Op 19 mei vorig jaar hebben we kamerbreed 55 maatregelen voorgesteld, waar de regering naarstig aan werkt. Maar die maatregelen moeten zo veel mogelijk uitgewerkt worden over het hele grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap. We moeten die Lokale Integrale Veiligheidscellen inderdaad zo veel mogelijk stofferen. Er moet een web geweven worden waardoor we die radicalisering kunnen tegenhouden. Het is van belang dat de Vlaamse draadjes die we hebben, ook in dat web komen en de radicalisering mee kunnen tegengaan op korte en middellange termijn.
U spreekt over minister-president Vervoort als uw collega-coördinerend minister van radicalisering. Ik zou voorstellen dat u toch eens met hem samen zit. Ik beloof dat ik mijn collega’s in het Brusselse parlement ook zal voorstellen om contact met hem op te nemen en hem zelf de vraag te stellen om de handen in elkaar te slaan.
De heer De Ro heeft het woord.
Iedereen die naar het antwoord van de minister geluisterd heeft, zal op het punt waar we zeggen dat in Brussel de scholen of andere instellingen, door Vlaanderen gesubsidieerd als onderdeel van de Vlaamse Gemeenschap, niet terecht kunnen, er ongemakkelijk bij zitten. Maar als we daar een punt zouden zetten en dat als een soort ‘fait accompli’ of een onoverkomelijke kloof beschouwen, denk ik dat we als Vlaams Parlement en als Vlaamse Regering ons werk niet zouden doen.
We moeten aan bijvoorbeeld scholen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die aansluiting vinden bij de Vlaamse Gemeenschap, een alternatief bieden, zolang dat niet gebeurt. Ik denk dat we daarvoor partners vinden bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). We hebben ook partners binnen onderwijs, met de onderwijskoepels. Misschien moeten we ook de Vlaamse schepenen nog veel meer van informatie voorzien.
Het zou spijtig zijn mochten we hier met het gevoel buiten gaan dat we gewoon een vaststelling hebben gedaan en dat we niet verder op die deur proberen te beuken. Ik ben het met collega Poschet eens dat we dat het best achter de schermen doen, in vertrouwelijke gesprekken en in overleg, in plaats van dat elke partij, zoals de burgemeester van Vorst, de pers gaat toespreken.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, er is al herhaaldelijk gevraagd dat de Vlaamse Regering meer aandacht zou besteden aan de problemen in Brussel, omdat die ook een impact hebben op Vlaanderen, en meer in het bijzonder op de Vlaamse Rand. Dat hebben niet alleen wij hier in het Vlaams Parlement gezegd, maar ook de burgemeesters in de Rand hebben dat herhaaldelijk aangekaart. Op 15 december van vorig jaar hebben ze daar zelfs nog een toekomstforum aan gewijd. Ze hebben een groter engagement gevraagd van de Vlaamse Regering om aandacht te besteden aan die problematiek.
Minister, hebt u de burgemeesters daarover ontvangen? Hebt u met hen afspraken gemaakt? Hebt u concrete engagementen kunnen toezeggen aan de burgemeesters van de Rand?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik zou graag willen verwijzen naar een boekje dat heel recent verschenen is, een boekje van gewezen collega Luckas Vander Taelen. Het heet ‘De grote verwarring. Hoe moeten we reageren op het islamitisch fundamentalisme?’ Het had ook net zo goed ‘De grote ontkenning’ genoemd kunnen worden.
Ik stel vast dat hier in Brussel een ontkenningspolitiek, een wegkijkpolitiek wordt gevoerd. Als we vaststellen dat een omzendbrief met betrekking tot veiligheid gewoonweg genegeerd wordt door negentien burgemeesters, dan noem ik dat laks beleid. Dan noem ik dat zelfs schuldig verzuim. Dat is het zoveelste voorbeeld van de ontkenning van de hele problematiek die hier in Brussel bestaat.
Veiligheid en de bestrijding van radicaal-islamitisch terrorisme zijn een absolute prioriteit voor een overheid. Het is een kerntaak van een overheid om de veiligheid zo maximaal mogelijk te garanderen. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen, van het federale België, zelfs van de Europese Unie, maar slaagt er ondanks die vele bestuursniveaus niet in om voor die veiligheid in te staan.
De hoofdstad wordt bestuurd door lokale politici met een kerktorenmentaliteit. Nochtans heeft Brussel echt nood aan een hoofdstedelijke visie, die verder reikt dan gemeentegrenzen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Poschet, ik kom terug op mijn initiële antwoord. Een lokale integrale veiligheidscel informeren is uiteraard van zeer groot belang, maar dan moet er natuurlijk ook wel een zijn. Ik hoop dat u het daarover met me eens bent. Ik zou dat heel graag willen, maar ik kan niet aan de negentien Brusselse gemeenten zeggen dat ze nu zo’n cel moeten oprichten. Ik heb niet die bevoegdheid. Ik vind het trouwens ook zeer jammer – en de heer Vanlouwe heeft er ook aan gerefereerd – dat de Brusselse gemeenten die omzendbrief van collega Jambon eigenlijk gewoon naast zich neerleggen. Mijnheer Poschet, ik ben wel blij dat u zegt als inwoner van Brussel ook uw verantwoordelijkheid te willen opnemen. U wilt de negentien Brusselse gemeenten, of althans misschien in eerste instantie uw eigen gemeente Jette, maar ik hoop dat u breder gaat dan dat, wijzen op het belang van die omzendbrief en het belang van het installeren van zo’n cel. Dat lijkt me zeer goed.
Brussels burgemeester Mayeur heeft de jongste weken toch wel bepaalde straffe uitspraken gedaan. Zelfs hij heeft nog geen lokale integrale veiligheidscel opgericht. Dat doet mijn haren dan toch wel enigszins te berge rijzen. Ik hoop dus dat elke aanwezige in dit Vlaams Parlement die ook maar enige invloed heeft in Brussel, ook zijn of haar verantwoordelijkheid in dezen zal opnemen.
Mijnheer De Ro, ik ben het met u eens dat we ook een alternatief moeten kunnen bieden. Ik heb ook verwezen naar een aantal projecten die we hebben gedaan in Brussel, al dan niet samen met collega Gatz, maar ook met andere collega’s. Ik blijf het echter toch wel echt cruciaal vinden dat de negentien Brusselse gemeenten ook in dezen hun verantwoordelijkheid opnemen. Uw burgemeester heeft ook gezegd dat zij op zijn minst ook zo’n lokale integrale veiligheidscel moeten oprichten. Dat lijkt me immers absoluut noodzakelijk.
Mevrouw Kherbache, bepaalde Vlaamse burgemeesters in de Rand hebben inderdaad meer aandacht gevraagd. Ik wil hier wel zeggen dat Vlaanderen niet in staat is om alle problemen die Brussel niet kan en wil oplossen, waar het zelfs geen moeite voor doet, allemaal gewoon te absorberen en te proberen die allemaal op te lossen. Dat neemt niet weg dat ik inderdaad bepaalde engagementen heb uitgesproken ten overstaan van bepaalde gemeenten in de Rand. Ik heb dat al besproken in de schoot van de Vlaamse Regering. Als ik iets zeg op dit spreekgestoelte, dan zal ik die engagementen ook nakomen. Ik ben dus absoluut van plan om dat te doen, en ik zal dat ook doen.
Mijnheer Poschet, ik vind het zeer goed dat u bepaalde Brusselse gemeenten op hun verantwoordelijkheid gaat wijzen. Ik hoop dan dat u dit zult doen voor alle negentien Brusselse gemeenten. Dan kunt u misschien ook een debat openen over de versnippering van Brussel, die toch ook niet tot een efficiënte aanpak leidt. (Applaus bij de N-VA)
Minister, als het inderdaad klopt wat u zegt, als geen enkele van de negentien Brusselse gemeenten een lokale integrale veiligheidscel heeft opgericht, dan breekt ook mijn klomp. Als de negentien gemeenten het op dat vlak laten afweten, dan moeten we inderdaad, zoals collega De Ro zegt, wat meer inzetten op de VGC, om toch zo veel mogelijk wat wij hebben al door te voeren, in het belang van de Brusselaars. Ik beschuldig u daar niet van, maar ik denk niet dat we op dit moment politieke spelletjes moeten spelen. We moeten kijken naar de veiligheid van de Brusselaars op korte termijn en op lange termijn.
Wat ex-collega Vander Taelen betreft, soms slaat hij de spijker op de kop, maar soms vraag ik me af wat hij hier daaraan heeft gedaan. Dat lijkt me echter voer voor een andere discussie.
De actuele vraag is afgehandeld.