Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het milieutoezicht op klasse 2-bedrijven
Actuele vraag over de ondersteuning van gemeenten in de aanloop naar de omgevingsvergunning
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb nog maar zelden een dergelijk striemend rapport van een ombudsman gezien als wat de Vlaamse ombudsman vorige vrijdag heeft gepubliceerd rond het beleid aangaande de klasse 2-milieuvergunningen.
Voor wie het niet zou weten: klasse 2-milieuvergunningen zijn er voor net iets minder vervuilende en gevaarlijke bedrijven dan klasse 1-milieuvergunningen, maar dat wil niet zeggen dat ze onschuldig zijn. Het gaat over varkensbedrijven tot en met duizend dieren, over afvalwaterlozingen tot en met 100.000 liter per uur. Dat gaat over biomassaverbranding. Dat gaat onder andere ook over het houden van krokodillen en gifslangen. Heel concreet: het gaat over bedrijven en activiteiten die potentieel zowel voor de levenskwaliteit als voor de volksgezondheid bedreigend zijn.
U trekt zich dit aan, ik weet dat, want al in 2012 hebt u als bevoegd minister een conceptnota gemaakt om te zeggen dat het feit dat de bevoegdheid voor de controle bij de gemeenten lag, niet kan en dat dat niet werkt. Gemeenten zijn daar niet toe in staat, hebben niet de capaciteit of de middelen om het toezicht daarop correct uit te voeren.
In 2014 heeft de Vlaamse Regering beslist om de bevoegdheid van het toezicht op die bedrijven en die vervuilende, gevaarlijke activiteiten zelf in handen te nemen en te leggen bij de Milieu-inspectie. Collega Vanbesien vroeg zich daarstraks af of u zich niet goed voelt. Ik vraag me af of u zich niet duizelig voelt, want één jaar nadat u die terechte beslissing hebt genomen, neemt u, in 2015, de beslissing om in het kader van efficiënte overheid die bevoegdheid terug te gooien naar de gemeenten zonder dat er ook maar enige middelen tegenover staan.
Ik parafraseer de Vlaamse ombudsman: als u het toezicht wilt afschaffen, zeg het dan gewoon, maar doe dit niet op een verdoken manier want met efficiënt beleid heeft dit niets te maken.
Dit is bovendien voor alle inwoners die buur zijn van zo’n activiteit en die kunnen worden getroffen zowel in levenskwaliteit als voor volksgezondheid, een bedreiging want hiermee hebt u de facto het toezicht en de controle op de activiteit van die bedrijven afgeschaft.
Minister, mijn vraag is heel simpel. Bent u bereid om gehoor te geven aan de opmerkingen van de ombudsman, die ik ten volle onderschrijf, en die eigenlijk vraagt om het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Milieu-inspectie, in het belang van alle inwoners in dit land, het toezicht op die 75.000 potentieel gevaarlijke en hinderlijke bedrijven in handen te geven in plaats van het van u af te schuiven, goed wetende dat er dan niets zal gebeuren?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, handhaving is belangrijk. Dat staat buiten kijf. Handhaving is een belangrijk punt. Handhaven is vaak ook balanceren om dit op een goede manier te doen. Wie die handhaving doet, daar zijn voor elke instelling pro’s en contra’s voor aan te geven.
Heel belangrijk is dat handhaving bestaat uit twee zaken: het reactieve en het planmatige. Ik wil toch wel enige nuance aanbrengen in de vraagstelling van mijn collega. Het reactieve ligt reeds geruime tijd bij de gemeenten, en de ombudsdienst heeft aangegeven dat dat op een goede manier gebeurt. Dat staat ook in die nota. Het planmatige is deze zomer inderdaad overgedragen naar de gemeenten, waarbij er aangegeven is dat er ondersteuning van de Milieu-inspectie zou zijn. Ik weet dat in het verleden de Vlaamse Regering het engagement is aangegaan om de nodige ondersteuning en budgetten daarvoor vrij te maken om de gemeenten op een goede manier deze taak te kunnen laten uitvoeren.
Minister, op welke concrete manier gaat u, rekening houdend met de beslissingen die zijn genomen, de gemeenten ondersteunen en begeleiden om deze taak op een goede manier te kunnen laten uitvoeren?
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, ik vond de titel van het artikel in De Standaard over het verslag van de ombudsman een lelijke titel. De titel luidde: “Bedrijven ontsnappen aan milieucontroles.” Zo’n titel doet vermoeden dat bedrijven slecht zijn, dat bedrijven het slecht voorhebben met het milieu en dat ze alles doen om te ontsnappen aan milieucontroles.
Het verslag van de ombudsman is al vrij uitgebreid toegelicht. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen retroactieve en planmatige, proactieve aanpak. Die planmatige aanpak is zeer belangrijk omdat die ons als overheid – of het nu de Vlaamse overheid of de gemeenten zijn – in staat stelt om bedrijven te begeleiden in hun milieuvergunningsproces en hun milieuprocessen en om die bedrijven ook in te lichten over de beste beschikbare technieken enzovoort. Op die manier ontstaat er een rechtszeker kader voor die bedrijven.
Voor mij en voor mijn fractie is het belangrijkste punt in dit debat rechtszekerheid. Is de Vlaamse overheid of is het gemeentelijk overheidsapparaat in staat en is er voldoende kunde en kennis om aan die bedrijven voldoende rechtszekerheid te bieden? Het verslag van de ombudsman maar ook het standpunt van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten, die zich hevig verzet tegen de geleidelijke overheveling van de planmatige inspectie, doet vermoeden dat er een aantal knelpunten zijn. Minister, bevestigt u dat er problemen zijn? Is er onvoldoende competentie en personeel om die planmatige aanpak en inspectie te doen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, het is natuurlijk niet zo dat de Vlaamse Regering niet meer zou inzetten op controle van bedrijven. Niets is minder waar. Collega Tobback, het is ook niet zo dat er plotseling iets nieuws zou zijn beslist. Lokale besturen zijn al sinds 1991 zelf bevoegd om de inspectie te doen van klasse 2-bedrijven. U kunt dat niet ontkennen. Dat is zo, en dat is sindsdien ook niet gewijzigd. Er zijn trouwens ook heel wat gemeentebesturen die perfect in staat zijn om die controle te doen, die de ambitie hebben, die dat ook op een schitterende manier doen.
Het klopt natuurlijk dat een aantal lokale besturen het niet zo evident vinden.
Er zit wel een logica achter het feit dat wie een vergunning verleent, ook de inspectie doet. Klasse 2 behoort tot de bevoegdheid van de lokale besturen, en ze voeren ook de inspectie uit.
Wat heeft de Vlaamse Regering beslist naar aanleiding van het kerntakendebat en het feit dat de Vlaamse overheid zich vooral zou bezighouden met de taken die effectief tot haar bevoegdheid behoren en ervoor zou zorgen dat de bevoegde lokale besturen die taak ten volle kunnen uitvoeren? We hebben beslist dat we de planmatige controle, die inderdaad voor een stukje werd overgenomen, niet alleen door Vlaanderen, ook de lokale besturen deden dat, zouden laten uitdoven. We zetten de planmatige controle verder, maar we geven vooral meer begeleiding aan de lokale besturen om die op termijn zelf te doen.
Het is dus niet zo dat plotseling, van vandaag op morgen, er geen ondersteuning van de lokale besturen meer zou zijn. Integendeel, de ondersteuning wordt versterkt. We stellen een stappenplan op, samen met de steden en gemeenten. Er komt extra ondersteuning. De opleiding voor de lokale handhavers en inspectie wordt bijgestuurd en verstevigd. Er zijn mogelijkheden voor kijkstages.
En, mevrouw Rombouts, er wordt een globaal plan van aanpak opgemaakt om dit traject naar uitdoving in goede banen te leiden. Het is dus zeker niet de bedoeling dat er geen controle meer zou zijn. Het is juist de bedoeling om de controletaken, de inspectie die al sinds 1991 tot de bevoegdheid van de lokale besturen behoort, te verstevigen.
Er zijn ook een aantal cijfers verschenen waaruit zou blijken dat er 75.000 bedrijven zijn en er zo goed als geen controles zouden gebeuren. Ik heb cijfers bij, en die tonen aan dat het voorbije jaar 11.000 controles werden uitgevoerd bij die bedrijven. Dat is niet min. U merkt dat het niet zo is dat er geen controles op het terrein gebeuren.
Hoe zit het nu met de omgevingsvergunning? Mijnheer Ronse, het is inderdaad zo dat er aan de ene kant de inspectie is en aan de andere kant de permanente vergunning die een evaluatie kan krijgen. Dat zijn twee totaal verschillende zaken. Een inspectie gebeurt onverwacht. Men kijkt na of de water- en luchtlozingen conform de vergunning verlopen. De evaluatie heeft ermee te maken dat bij veranderende technieken of wijzigend beleid wordt bekeken voor welke bedrijven de voorwaarden in de vergunning moeten worden aangepast. Ook daarvoor is in ondersteuning en natuurlijk ook in bijkomende opleiding voor de lokale handhavers voorzien.
Ik ben het dus niet eens met de conclusie van de ombudsman dat wij plotseling een bevoegdheid geven aan de lokale besturen waarvoor geen ondersteuning wordt geboden. We hebben beslist met de Vlaamse Regering dat dit een volledig plan van aanpak is en dat we werken op lange termijn. Uiteraard zullen wij dit op de voet volgen en is het de bedoeling dat ook de inspectie bij de klasse 2-bedrijven goed en deskundig gebeurt. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat lokale besturen dit ook op een heel goede, efficiënte en deskundige manier doen. Het moet onze ambitie zijn om dit overal zo te doen. Er is trouwens ook nog een mogelijkheid om het intergemeentelijk te doen.
Minister, ik neem dat van die duizeligheid terug. Dit is geen duizeligheid meer, dit grenst aan schizofrenie.
Ik ben het met u eens dat de gemeentebesturen deze bevoegdheid sinds 1991 hadden. Dat was, zo hebt u in 2012 in uw conceptnota Milieuhandhaving vastgesteld, een vergissing. Ze zijn er namelijk niet toe in staat. Ze hebben er de middelen niet voor, noch de expertise, noch de mogelijkheden. Ze hebben er zelfs geen zin in. De VVSG – die voor uw antwoord op de vorige vraag blijkbaar het evangelie schreef – zegt heel duidelijk: “Wij kunnen dit niet, wij willen dit niet, geef dit aan de Vlaamse Milieu-inspectie.” En u hebt dat zelf ook gezegd, nog maar anderhalf jaar geleden, toen de beslissing is genomen om de bevoegdheid weg te nemen van de gemeenten en om die in het licht van de efficiënte overheid, dat is een overheid die toezicht houdt op de milieuvergunningen, bij de Vlaamse Milieu-inspectie te zetten.
Een jaar later bent u helemaal rondgedraaid. U komt nu met heel veel vuur precies het tegenovergestelde verdedigen!
Ik zal u zeggen waar het schoentje knelt, minister. U praat over toezicht achteraf, over reactief toezicht. Dat betekent dat er al een burger gehinderd werd, dat er al sprake is van vervuiling, dat iemand een klacht heeft ingediend en er bijgevolg al schade is. Preventief toezicht wil zeggen dat men continu toezicht houdt, niet één keer om de zestien jaar, zoals de ombudsman aanklaagt, en bij bedrijven gaat kijken of ze niet met een gevaarlijke activiteit bezig zijn die schadelijk is voor onze omgeving, ons milieu en de levenskwaliteit van de inwoners.
En de ene keer vertelt u het ene verhaal en de andere keer het andere. Dat kan gewoon niet. Dit is geen efficiënte overheid, dit is een overheid die haar verantwoordelijkheden ontvlucht.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb daarnet tijdens het stellen van mijn vraag het verschil toegelicht tussen een reactieve en een planmatige aanpak. Dat verschil is duidelijk. Op het vlak van de reactieve aanpak, waarbij er niet altijd al schade moet zijn, maar het ook om een vermoeden van schade kan gaan, leveren de gemeenten duidelijk goed werk. Wel leeft er in die gemeenten een bezorgdheid of ze een planmatige aanpak wel goed kunnen uitvoeren. Er zijn engagementen voor ondersteuning en budgetten en ik weet dat er in het kader van het witboek Interne Staatshervorming op regeringsniveau een moeilijke discussie is gevoerd, maar ik heb duidelijk van u begrepen dat het plan van aanpak om dat alles in goede banen te leiden er effectief zal liggen. Ik hoop ook dat u daarvoor de nodige ondersteuning krijgt van de hele regering.
Ik heb nog één bijkomende vraag. In het kerntakenplan staat dat we meer steekproefsgewijs, risicogedreven, proportioneel en niet overlappend zullen handhaven en inspecteren. Kan die methodiek ook door de gemeenten worden gebruikt?
Minister, ik ben blij dat u hebt verwezen naar de omgevingsvergunning en het debat hebt opengetrokken. Ik ben het niet met u eens dat BBT-studies (best beschikbare technieken) en planmatige inspectie fundamenteel anders zijn. Dezelfde expertise is vereist en bij klasse 2-vergunningen zullen de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het maken van de BBT-evaluaties. Zij moeten aan bedrijven duidelijk maken wat er op Europees vlak veranderd is en welke technieken ze moeten gebruiken. Ze moeten die bedrijven ook mee begeleiden. Behalve over de rol en de ondersteuning van de gemeenten ben ik ook bezorgd over de mate waarin de Vlaamse overheid aan het bedrijfsleven rechtszekerheid kan bieden. Ons bedrijfsleven is te mooi en werkt te hard om het over te laten aan onvoldoende uitgeruste gemeentelijke diensten of een onvoldoende uitgeruste Vlaamse milieu-inspectiedienst.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, in het verslag van de Vlaamse Ombudsdienst staan er terechte bedenkingen en ik wil me dan ook aansluiten bij wat mevrouw Rombouts heeft gezegd over het verschil tussen het planmatig en het reactief toezicht. We weten alleszins dat de lokale besturen in de tijd van de milieuconvenanten middelen kregen. De milieuconvenanten werden afgeschaft en de Vlaamse Regering engageerde zich om die middelen aan te wenden voor rioleringsstelsels en voor het toezicht op milieuvergunningen klasse 2. Als dat vandaag wordt teruggeschroefd, dan heb ik daar serieuze bedenkingen bij. Als we willen dat het planmatige toezicht op klasse 2-bedrijven wordt voortgezet, dan moeten we terecht vragen dat de Vlaamse overheid de nodige middelen en knowhow ter beschikking stelt van de lokale besturen, die het anders absoluut niet allemaal kunnen bolwerken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, u vroeg daarnet de steun van de hele Vlaamse Regering, maar ik denk dat die er op het moment niet is.
Collega Peeters heeft wel degelijk gelijk, minister. De milieuconvenanten werden afgeschaft en het verslag van de ombudsman is voor mij kristalhelder. Ik ben het eens met collega Tobback. U laat heel wat inwoners die geregeld te maken krijgen met overlast van klasse 2-bedrijven, gewoon in de steek. U gaat zelfs tegen de belangen van die mensen in. Ik weet waarover ik spreek. Ik heb in Lokeren zelf zo’n dossier gevolgd, een dossier van een slachthuis. Een klasse 2-bedrijf in een woonzone is niet zo evident. Ik viseer absoluut niet het lokale bestuur, maar ik heb gezien dat het zeker niet evident is zo’n bedrijf niet enkel reactief te controleren, maar ook planmatig.
We hebben een studie van uw hand, waarin u zegt dat het beter moet op Vlaams niveau. Nu gaan we terug de winkel omdraaien. Dit is gewoon wat de ombudsman zegt: “onbehoorlijk bestuur”. U zegt zelf tegen de lokale besturen, maar ook tegen de mensen die rond dergelijke bedrijven wonen dat ze hun plan moeten trekken, dat ze niet meer op u moeten rekenen. Ik vind dit ontstellend, ontstellend!
Het gaat hier zeker niet over ‘trek uw plan’. Integendeel, het betreft een beslissing die, in het kader van het kerntakenplan, in de schoot van de Vlaamse Regering werd genomen. Het is een planmatige aanpak, de inspectie wordt voortgezet op Vlaams niveau. We gaan ons nog meer toeleggen op het ondersteunen van de lokale besturen, die sinds 1991 bevoegd zijn voor de inspectie op de klasse 2-bedrijven. De opleiding die aan de lokale handhavers wordt gegeven werd verscherpt. Samen met de Vlaamse overheid, met de Vlaamse inspectie, de provincies en de lokale besturen zullen we een plan van aanpak uitwerken om die controles en inspecties beter aan te pakken. Dit is beslist in de Vlaamse Regering en het zal worden uitgevoerd. Het is niet zo dat we van vandaag op morgen zeggen: ‘we zullen niets meer doen’, of dat we aan de lokale besturen zullen zeggen: ‘u kunt dit alleen aan, we laten u aan uw lot over’.
Collega Rombouts, lokale besturen kunnen uiteraard dezelfde methodiek toepassen. We zullen hen daarbij ondersteunen.
In het kader van de omgevingsvergunning – dat is onder andere een antwoord op de bezorgdheid van collega Ronse – is het inderdaad zo dat, als de best beschikbare technieken worden toegepast, de lokale besturen door de provinciale niveaus worden ondersteund. Ze kunnen de provinciale niveaus inschakelen om ervoor te zorgen dat er voldoende begeleiding en ondersteuning is. We hebben dat samen beslist.
Ik ben het niet eens met de analyses die hier worden gemaakt, dat de Vlaamse Regering beslist heeft op dat vlak niets meer te doen. Integendeel, we willen een voorzichtige aanpak. Als lokale besturen goed opgeleid worden, als ze goed opgeleide mensen hebben en gesteund worden vanuit de Vlaamse overheid, kunnen ze dicht bij de bedrijven zijn. Ze kunnen dichter op het terrein zien als er iets fout loopt en optreden. Dat is niet alleen bij klachten, het kan ook planmatig met de Vlaamse inspectie, die op dat vlak natuurlijk alle ondersteuning zal willen geven. Dit is een stevig engagement om goede controles te doen en ervoor te zorgen dat de milieuvoorwaarden worden nageleefd.
Collega Tobback, mocht u zich zorgen maken of ik schizofreen of duizelig ben en me niet goed voel, ik ben bijzonder verheugd dat ik op mijn verjaardag negen actuele vragen heb gekregen. (Applaus)
Minister, ik wens u een gelukkige verjaardag. Ik zal het niet opnieuw over schizofrenie hebben, maar uw antwoord stelt me in die mate teleur dat u gewoon voorbijgaat aan de realiteit.
De gemeenten zeggen dat ze dit niet kunnen en dat ze die verantwoordelijkheid zelfs niet willen. U hebt zelf, zowel in 2012 als in 2014, met heel veel overtuiging terecht gezegd dat ze dit niet kunnen en dat die verantwoordelijkheid niet bij hen kan worden gelegd. Ik hoopte dat u uw verjaardag op een betere, nuttigere en vooral leukere manier had kunnen besteden. Wat u hier doet op uw verjaardag is ongelofelijk jammer. U probeert met hand en tand een besparingsoperatie te verdedigen, de zoveelste, waarbij de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheden afschuift op anderen, zonder in de middelen te voorzien. U hebt zoals, collega Rzoska terecht opmerkte, ook de middelen van de milieuconvenanten geschrapt. U hebt hen de wapens uit handen geslagen. Het is ongelofelijk cynisch dat men dit altijd in het kader van een kerntakendebat plaatst. Als het zorgen voor de veiligheid en de volksgezondheid van alle inwoners in Vlaanderen niet meer de kerntaak is van de Vlaamse Regering, gooi het dan overboord, want daar kun je geen redelijke mens van overtuigen.
Mijnheer Rzoska, ik heb blijkbaar iets anders gehoord dan u. Ik heb mevrouw Peeters heel duidelijk horen zeggen dat ook zij erachter staat dat de nodige budgetten moeten worden vrijgemaakt en de nodige ondersteuning moet worden geboden. Ik heb hetzelfde gehoord van de heer Ronse. U zou misschien denken na enkele debatten van deze namiddag dat dit geen garantie is, maar ik ga ervan uit, na het horen van collega Peeters en collega Ronse, dat de minister de volledige steun kan genieten binnen de regering.
Minister, het is voldoende onderstreept dat de nodige ondersteuning noodzakelijk is voor de lokale besturen. Ik reken op u en de regering om daaraan tegemoet te komen.
Minister, ik was eigenlijk van plan om u een gelukkige verjaardag te wensen, maar de heer Vandaele stond erop om als eerste namens onze fractie zijn wensen over te maken. (Gelach)
Alle gekheid op een stokje. Het signaal van de VVSG en de ombudsman is een belangrijke voorbode van de beste beschikbare technieken die in februari 2017 in voege treden naar aanleiding van de omgevingsvergunning. Mijn bezorgdheid is vooral hoe de Vlaamse overheid een rechtszeker kader kan creëren voor de bedrijven. Nu wordt door het verslag van de ombudsman en de negatieve titel in De Standaard aan sfeerschepping gedaan. Dat is een verkeerd signaal. Laat ons als overheid nagaan hoe we die bedrijven proactief kunnen ondersteunen. Welke kleur de kat ook heeft, als ze maar muizen vangt. Of het nu de gemeenten zijn of de gewestelijke inspectie, laat ons daar ten gronde over nadenken. Volgens mij hebben de provinciale commissies onvoldoende expertise. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.