Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er is een nieuw huishoudelijk afvalplan op tafel gelegd. We stellen vast dat er daarin een onderscheid wordt gemaakt tussen rijkere en armere gemeenten, op basis van de Belfiusdoelstellingen. De Belfiusparameters worden gebruikt om dat onderscheid te maken.
Collega’s, dat wil zeggen dat rijkere gemeenten meer afval buiten mogen zetten dan armere gemeenten. De gemeenten zijn verdeeld in een aantal clusters. Die clusters zijn geselecteerd aan de hand van die Belfiusparamaters. Daarin wordt er aangegeven dat bepaalde clusters in functie van hun vermogen meer afval mogen aanbieden dan andere gemeenten.
Minister, waarom gebruikt u die doelstellingen? Ik vind het wat pervers dat we het principe dat de vervuiler betaalt, vandaag overboord gooien en dat we die doelstellingen gebruiken. Het lijkt mij logisch dat gemeenten die er beter voorstaan, meer inspanningen zouden leveren om die afvaldoelstellingen scherper te stellen.
Minister, waarom die doelstellingen? Waarom motiveert u de gemeenten die er vandaag warm bij zitten, niet om die doelstellingen scherper te stellen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het gaat hier over het uitvoeringsplan huishoudelijke en vergelijkbare afvalstoffen, dat op dit moment in openbaar onderzoek voorligt. Wij willen de hoeveelheid afval in Vlaanderen nog verder beperken in uitvoering van het Materialendecreet. Wij willen zo weinig mogelijk restafval en zo veel mogelijk materiaal opnieuw in de kringloop brengen.
Om die doelstelling te bereiken, is een van de conclusies – en daar hebben een aantal studies over plaatsgevonden – dat we op maat moeten werken. Met andere woorden, we kunnen een kustgemeente niet vergelijken met een plattelandsgemeente. We kunnen de stad Antwerpen niet vergelijken met de gemeente Maldegem. Dat is de conclusie van de studie, en daarom staat er in het plan dat er in samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) met clusters moet worden gewerkt van types van gemeenten. Dat heeft niets te maken met een rijke of een arme gemeente, integendeel. In de steden zitten we met een typeprofiel van afval waarmee we op een andere manier moeten omgaan. Er is in steden meer restafval omdat er minder mogelijkheden zijn om composthopen en dergelijke te plaatsen. Het zijn precies de steden die in dat maatwerk meer mogelijkheden krijgen dan andere gemeenten. Dat heeft niets met rijk of arm te maken.
Er zijn clusters van gemeenten geselecteerd. Wanneer de hoeveelheid restafval hoger ligt, is het logisch dat om de algemene doelstelling naar beneden te halen, de target wordt afgestemd op de doelstelling die men vandaag haalt.
Dit plan ligt momenteel voor in openbaar onderzoek. Daar zijn heel wat studies over geweest. We hebben die samen met de VVSG op die manier uitgewerkt. Het heeft echter niets te maken met rijk of arm, het gaat over het profiel van de gemeenten. De steden zitten in de hoogste categorie, maar daarnaast hebben we verschillende andere clusters gedetecteerd in het plan dan nu voorligt. Het openbaar onderzoek loopt. Het is de bedoeling dat de Vlaamse Regering daar in april of mei een definitieve beslissing over neemt.
Minister, ik dank u voor de toelichting, die echter een aantal vragen oproept. Ik vind het normaal dat we doelstellingen creëren op maat van de gemeenten. Dat stond ook in het vorige plan. Het aantal inwoners van de kustgemeenten bijvoorbeeld wordt vandaag aangevuld met heel veel toeristen die echter niet gedomicilieerd zijn aan de kust. Dat zorgt voor een vertekend beeld in de afvalcijfers. Dat was ook in het vorige plan zo, en dat lijkt me logisch. In steden met veel studenten, zoals Leuven, moet men maatwerk creëren. Vandaag veralgemeent u echter. Ik geef het voorbeeld van mijn eigen gemeente: de doelstelling voor 2015 was onder 148 kilogram afval per inwoners te blijven. Vandaag zitten we aan 77 kilogram per inwoner. Dat is ambitieus, en wij hebben daar lokaal sterk op ingezet. Vandaag echter ligt de nieuwe doelstelling voor onze gemeente op 116 kilogram per inwoner. Eigenlijk hebben wij vandaag de doelstelling voor 2022 al behaald, en dat is frustrerend voor de inspanningen die wij op lokaal niveau hebben gedaan. Vandaag zijn we niet voldoende ambitieus meer.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, het plan ligt momenteel in openbaar onderzoek tot 10 maart. Uiteraard kijkt mijn fractie uit naar de reacties die daarop zullen komen. Ik vermoed dat we dat achteraf nog diepgaand in de commissie kunnen bespreken.
Mijn fractie staat uiteraard achter de doelstellingen die u wilt behalen. We gaan in eerste instantie voor preventie en zo veel mogelijk hergebruik en voor minder zwerfvuil en sluikstorten. Afvalverbranding en storten beschouwen we als de laatste optie. We staan daar volledig achter, en we kijken uit naar de reacties in het openbaar onderzoek.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, er is iets niet juist in uw systeem. U hebt een systeem met 16 clusters en ongeveer 150 variabelen om te bepalen welke gemeente hoeveel afval mag produceren.
Zo’n systeem is a priori onverstaanbaar voor de meeste mensen, maar het wordt nog veel onverstaanbaarder als je de resultaten ziet. Ik geef twee voorbeelden. De gemeente Overijse, op 23 kilometer van Brussel, mag 158 kilogram afval per inwoner buitenzetten. In de gemeente Herent, op 27 kilometer van Brussel – er is dus maar 4 kilometer verschil daartussen, en echt geen kloof – mag elke inwoner 116 kilogram produceren. Dat is 30 procent verschil tussen twee gemeenten die ongeveer hetzelfde profiel hebben. Het enige verschil is het inkomensniveau van de bewoners.
Minister, als ik die resultaten zie, dan blijkt dat het afval van rijke bewoners een stuk zwaarder weegt dan dat van modale gezinnen, wat misschien nog verstaanbaar is. Wat niet verstaanbaar is, is dat een plan wordt opgesteld onder uw bevoegdheid dat dat ook nog eens bevestigt, betonneert en vasthoudt in plaats van van de rijkere gemeenten grotere inspanningen te vragen om op hetzelfde niveau te komen als de gemeenten met modale inwoners, die vandaag al een pak lager zitten en al meer hebben gedaan. U bevestigt de situatie zoals ze vandaag is. U blijft zeggen dat de rijke zak zwaarder mag wegen dan de arme zak. Dat is noch milieubeleid, noch sociaal beleid, noch efficiënt beleid. (Applaus bij sp.a)
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat er eindelijk nog eens een actuele vraag wordt gesteld die niet meteen verwijst naar het federale niveau, zoals de twee vorige vragen. Dit is zuiver Vlaamse materie. Inderdaad, het plan mist ambitie. Ongeveer 560 kilogram totaalafval per inwoner per jaar in Vlaanderen vandaag, zou tegen 2022 ongeveer 500 kilogram moeten worden.
Dit plan mist elke ambitie. Er wordt altijd gezegd dat we in theorie minder afval willen produceren, minder verbranden. Uiteraard willen we dat, maar dat moet dan ook in de praktijk worden omgezet. Vandaag zijn we misschien koploper, maar met dit plan organiseren we een standstill, een stagnatie. Dat wil zeggen dat we over tien jaar in plaats van voorloper, misschien wel achterloper worden, en dat zou een heel spijtige zaak zijn.
Mevrouw Taeldeman – uit Maldegem – heeft het woord.
Als de naam Maldegem valt, voel ik me verplicht om te reageren. (Gelach)
Het zou heel jammer zijn om het nieuwe ontwerp uitvoeringsplan voor huishoudelijk afval, om onze toekomstvisie inzake afval en het Materialendecreet te reduceren met holle slogans, alsof een rijke gemeente in de toekomst meer afval op straat mag zetten dan een arme gemeente.
Het nieuwe ontwerp wil rekening houden met een aantal nieuwe maatschappelijke trends en wil meer autonomie geven aan lokale besturen, meer maatwerk dus. De lokale besturen zijn daar vragende partij voor. Het nieuwe plan stapt af van een restafvaldoelstelling over heel Vlaanderen, maar wil op maat werken van de lokale besturen. Dat vinden we een goed principe, maar men zou ook kunnen denken aan een intergemeentelijke afvalnorm of een norm per afvalintercommunale, omdat alle lokale besturen deel uitmaken van een afvalintercommunale.
Kortom, het debat is geopend. Het openbaar onderzoek loopt tot 10 maart. We kijken uit naar alle reacties die binnenkomen en hopen daarover uitgebreid te discussiëren in de commissie Leefmilieu.
Collega’s, ik ben het niet eens met de opmerking dat er geen ambitie in het plan zou zitten. Het huishoudelijk afval samen met dat van de kleine zelfstandigen zoals de bakker, slager en de supermarkt om de hoek, zit op 157 kilogram per inwoner per jaar. Het plan gaat naar 141 kilogram per inwoner per jaar. Daar zit effectief een daling in als we dat over heel Vlaanderen bekijken. Het is op vraag van de steden en gemeenten zelf dat we met maatwerk werken.
In het oorspronkelijke plan, dat nu nog altijd van kracht is, stond dat er eenzelfde doelstelling was voor heel Vlaanderen, terwijl we nu op maat werken. Het zijn heus niet de rijke gemeenten zoals u die noemt, mijnheer Tobback, die het meeste afval mogen buitenzetten, integendeel. Het zijn de steden, zoals bijvoorbeeld Gent, die het meeste afval zullen mogen produceren, net omdat ze met een typische problematiek zitten. Dat zijn absoluut niet de rijkste inwoners, integendeel. Ze kampen met heel wat problemen om de afvalberg te verminderen.
Het is dus op vraag van steden en gemeenten zelf dat we dat maatwerk hebben uitgewerkt. Ik herhaal het: in de hoogste categorieën zitten niet de rijkste gemeenten of de rijkste inwoners, maar het heeft met het typeprofiel van de stad of gemeente te maken. De steden zijn dus bovenaan, en daarnaast is er inderdaad een cluster gemaakt van een typeprofiel van steden en gemeenten.
Ik weet dat er in het openbaar onderzoek een aantal alternatieve vragen zullen worden gesteld. Bijvoorbeeld: kan er geen doelstelling worden gekoppeld, op maat van de intercommunales? We zullen met een open vizier en heel veel belangstelling al die opmerkingen heel graag en grondig onderzoeken en nagaan hoe we het plan definitief kunnen aannemen in de Vlaamse Regering, rekening houdend met alle opmerkingen die zijn geformuleerd.
De doelstelling blijft overeind: we willen zo veel mogelijk afval hergebruiken, terug in de kringloop brengen en zo weinig mogelijk restafval produceren in Vlaanderen.
Minister, u hebt twee weken geleden in Davos in naam van de Vlaamse Regering een prijs mogen ontvangen, samen met de OVAM, in het kader van ons ambitieus materialenbeheer en afvalplan. De doelstellingen die vandaag voorliggen, zijn te weinig ambitieus. We moeten zorgen dat we meer maatwerk bieden aan de lokale besturen. Ik ben het eens met mevrouw Taeldeman om te denken in de richting van de intercommunales. Vandaag zijn er verschillende intercommunales die de doelstellingen van 2022 reeds hebben behaald. Het zou een fout signaal zijn als we vandaag bij de pakken blijven zitten en in Vlaanderen geen trendsetter meer wensen te zijn rond het afvalbeleid dat vandaag wordt gevoerd door onze gemeenten. (Applaus bij de N-VA en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.