Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, de helpdesk is gelanceerd. Het was een van de vragen die de afgelopen maanden werden gesteld, eerst via de ouders die we hebben gehoord in onze commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering en daarna door verschillende collega’s tijdens de opvolgingsmomenten. Het is heel goed dat u de tijd hebt genomen om dat grondig aan te pakken, om te kiezen voor grondig overleg met ouders, dat u op basis van buitenlandse succesvolle voorbeelden hebt gewerkt, dat er ook werk is gemaakt van de backoffice en van het netwerk waarop de hulpverleners, de mensen die de lijn bedienen, kunnen terugvallen. Omdat het om een complexe materie ging, moesten ze uiteraard de tijd hebben om zich op deze nieuwe opdracht voor te bereiden.
Daarmee is tegemoet gekomen aan een grote bezorgdheid. In het kader van de preventie is een grote stap vooruit gezet omdat in het verleden toch gebleken is dat ouders die geconfronteerd worden met radicaliserende jongeren, die gedragsveranderingen vaststellen, die zien dat die jongeren andere vrienden frequenteren, dat ze andere websites gaan opzoeken of dat ze plots het contact verliezen, vaak niet wisten waar ze terecht konden, op een vertrouwensvolle manier, zonder dat ze meteen naar de politie of naar het repressieapparaat moesten stappen. Daar was grote nood aan.
Er is wel eens gepleit voor voorbeelden uit het buitenland. Dan werd verwezen naar Frankrijk, maar dat telefoonnummer is meer vanuit een securiteitsoogpunt gelanceerd. Nederland was ook niet zo objectief, of beter gezegd, niet zo neutraal qua achtergrond. Daardoor kon een verkeerde beeldvorming ontstaan. Het feit dat er nu gekozen is voor de Opvoedingslijn, en dat die de garantie van neutraliteit in zich draagt, is een pluspunt.
Mijn vraag aan u is de volgende. U kiest niet voor een grootscheepse campagne. Welke stappen worden er ondernomen om de doelgroep, namelijk de ouders van de radicaliserende jongeren, te informeren over het bestaan van die lijn? Wellicht zijn dat mensen die meer geïsoleerd leven dan mensen die kranten en websites volgen. Hoe gaat u die doelgroep bereiken met dit nieuwe initiatief?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, er is inderdaad gekozen voor de Opvoedingslijn. We hebben de vrijwilligers en medewerkers de nodige vorming gegeven. Er zijn afspraken met de backoffice: wat doe je met het beroepsgeheim, wat doe je met informatie die misschien een bepaald strafrechtelijk karakter kan hebben, enzovoort? Al die afspraken zijn gemaakt. Er wordt ook iemand in dienst genomen die vanuit de allochtone gemeenschap zeker een belangrijke meerwaarde moet bieden.
Wat gaan we doen? De eerste golf van informatie is natuurlijk wat de media hebben gebracht toen het initiatief publiek is gemaakt. We hebben gemerkt bij de eerste golf van mensen die hebben gebeld, dat ouders vaak niet zozeer wegens het benoemde radicaliseringsrisico bellen, maar eerder als het gaat over pubers die dreigen te ontsporen en waar ze ongerust over zijn. Onze mensen signaleren dat in die eerste golf van reacties mensen vaak bellen vanuit dat perspectief, zonder dat onmiddellijk in een terminologie van radicalisering te plaatsen. Dat is een eerste observatie.
Nu is er een campagne die in de diepte gaat, dus uiteraard in de richting van de lokale besturen maar uiteraard ook naar de zelforganisaties en naar de gemeenschappen waar dit telefoonnummer het best goed bekend wordt gemaakt. Er wordt natuurlijk ook geïnvesteerd in de afspraken, het contact en de feedback van verenigingen uit de moslimgemeenschap, ouderverenigingen en dat soort zaken meer. Als die tweede fase een beetje in de diepte gewerkt heeft, is het de bedoeling om op basis van de ervaringen te kijken wat het beste zou zijn als je naar een bredere publiekscampagne gaat. We zullen op dat moment aan de hand van de ervaringen en de reacties, ook uit de betrokken groepen, kijken wat daarvoor het best geëigende kanaal is.
De Opvoedingslijn heeft ervoor gekozen om dat niet onmiddellijk te doen omdat we ons goed realiseren dat we heel zorgvuldig bepaalde groepen extra moeten kunnen bereiken en het heel laagdrempelig voor hen mogelijk moeten maken. Laat ons eerlijk zijn, onze ervaring is dat dat heel veel nieuwe vormen van overleg en contacten betekent. Daarom is een dergelijke drietrapsraket in de communicatie afgesproken.
Minister, dank u voor het antwoord. Het is goed dat er een plan achter zit om in verschillende fases te werken. Het zal inderdaad wel blijken dat dat nodig is. Het zou ook goed zijn dat iedereen die in contact komt met die ouders, namelijk scholen, buurtwerkers en verenigingen, ertoe worden aangezet om als die ouders met vragen zitten, dit laagdrempelige initiatief zeker aan te grijpen en de kans die geboden wordt met twee handen aan te grijpen zodat ook andere ouders nu de weg vinden naar de hulplijn in het kader van die campagne. Dat is natuurlijk altijd mooi meegenomen, want het is een waardevol initiatief waar breed gebruik van kan worden gemaakt.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Als we het in de commissie Radicalisering over één ding eens waren, dan was het wel dat er dringend een dergelijke hulplijn voor ouders en eerstelijnswerkers moest komen. Ik zeg wel degelijk ‘dringend’. We waren het erover eens dat er geen tijd te verliezen was. Op dat vlak ben ik toch een beetje op mijn honger blijven zitten, namelijk wat betreft de snelheid van uitvoering. Ik ben het ermee eens dat er een degelijke backoffice moest worden opgesteld, geen enkel probleem, maar toch kunnen we niet ontkennen dat er heel wat maanden zijn overgegaan vooraleer het nummer operationeel is geworden. We zullen goed opvolgen of die lijn succesvol is. We gaan dat doen via de halfjaarlijkse rapportering in de commissie Radicalisering.
Ik heb nog één heel concrete vraag, minister. Ik heb uit uw communicatie begrepen dat dit geen bijkomende belasting zou betekenen voor de Opvoedingslijn. Ik vraag me af op welke manier u dat garandeert. Worden er bijkomende vte’s aangeworven?
De heer De Ro heeft het woord.
De actuele vraag van de heer Kennes over de bekendmaking is terecht. We moeten over heel Vlaanderen de ouders die met die vragen zitten effectief duidelijk maken waar ze terechtkunnen. Het is heel belangrijk dat die lijn de nodige geruststellende antwoorden kan geven, maar dat die ook, in de gevallen waar er meer aan de hand is dan alleen maar ongeruste ouders, mensen kan doorverwijzen.
Minister, we zien dat in een aantal delen van Vlaanderen, net die delen waar de radicalisering geen fait divers is, maar de afgelopen jaren hard heeft toegeslagen, de doorverwijzing naar centra voor geestelijke gezondheidszorg niet evident is. In Vlaams-Brabant en Brussel kunnen anderstalige ouders namelijk zeer moeilijk terecht in die centra. Daarom leeft er bezorgdheid in onze fractie. Het is zeer goed dat die lijn er nu is, maar we vragen om er ook voor te zorgen dat er bij doorverwijzing voldoende capaciteit is om die op te vangen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, de regering kondigde die hulplijn midden vorig jaar aan. In een resolutie werd in het Vlaams Parlement door alle democratische partijen benadrukt dat er één centrale, voortdurende bereikbare telefoonlijn moest zijn voor ongeruste ouders, leerkrachten en andere burgers in de omgeving van radicaliserende jongeren.
U hebt zelf in de commissie Welzijn benadrukt dat belangrijke elementen van zo’n hulplijn meertaligheid en laagdrempeligheid zijn. Wat zien we nu, na tien maanden? Er is niet één centrale telefoonlijn, maar er zijn vier lijnen: één voor lokale besturen, één in de Moslimexecutieve, één binnen onderwijs en nu ook de Opvoedingslijn.
Verder is er geen sprake van meertaligheid en is de Opvoedingslijn niet permanent bereikbaar. Er is dus niet tegemoetgekomen aan de bekommernissen waarover iedereen het eens is. De meertaligheid is namelijk ook niet gegarandeerd.
Minister, u hebt nu tien maanden de tijd gehad. Het resultaat is een mager beestje. Wilt u op korte termijn tegemoetkomen aan de bekommernissen die herhaaldelijk zijn geformuleerd in het parlement?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik deel de bezorgdheid van mijn collega’s. De lijn is er en dat is goed, al heeft het zeer lang geduurd. Het is een gemiste kans dat het geen uniek nummer is geworden en dat er nog steeds vier lijnen zijn. Het is spijtig dat er geen campagne wordt gevoerd zoals in Nederland, met een heel duidelijke brochure waarin staat wat de hulplijn is en waar je naartoe moet bellen.
Ik lees in het persartikel dat “men hoopt dat vrijwilligers met een andere achtergrond zich zullen aanmelden”. Ik hoop dat men iets meer zal doen dan hopen dat die vrijwilligers zich zullen aanmelden. Ik hoop dat u ook campagne zult voeren om vrijwilligers met een andere achtergrond en die ook andere talen spreken actief op te sporen om mee te werken aan die lijn. Dat zal namelijk cruciaal zijn om het succes te garanderen.
De heer Janssens heeft het woord.
Collega’s, dit is nog maar eens een hulplijn in het kader van de problematiek van de radicalisering van moslims in Vlaanderen. Deze keer wordt er via de Opvoedingslijn nog eens 79.000 euro extra geïnvesteerd. Voor de hulplijn via de Moslimexecutieve was al 60.000 euro uitgetrokken.
Er zijn allerlei islamexperts actief in ons Vlaams onderwijs. Ondanks dat vele geld is het echter toch allemaal van een grote vrijblijvendheid. Er wordt benadrukt dat het gaat over vertrouwelijkheid en dat de politie niet wordt betrokken. Ik denk dat men nood heeft aan het tegendeel. Ik denk dat er in een aantal sectoren nood is aan een meldplicht voor radicaliserende moslims die overigens een gevaar kunnen betekenen voor onze samenleving.
Als democratische partij, mevrouw Kherbache, die ook luistert naar wat er bij de Vlaming leeft, denk ik dat het niet dit is dat de Vlaming vraagt. De Vlaming vraagt een kordate aanpak van moslimradicalisering en dat gebeurt niet via allerlei hulplijnen of therapeutische sessies zoals deze Vlaamse Regering plant.
Collega’s, ik wil even reageren op de vragen.
Het is uiteraard de bedoeling om met het extra personeelslid dat is aangetrokken en dat van Marokkaanse origine is nieuwe impulsen te geven in de zoektocht naar vrijwilligers. Het is, als je het mij vraagt, een opportuniteit om breed in de Vlaamse samenleving te zoeken naar mensen die dat engagement in het kader van de Opvoedingslijn willen opnemen. Uiteraard betekent dat ook contacten met ouderverenigingen en met zelforganisaties om te bekijken hoe je de rekruteringsbasis kunt verbreden. Wat mij betreft, is dat een opportuniteit die breder gaat dan het issue van de radicalisering op zich. We zullen daar dus zeker op moeten inzetten.
Het is de bedoeling om, na die fase van verdieping en van breed bekendmaken in bepaalde groepen en via de lokale besturen, te kijken hoe we dat verder moeten uitbouwen. De aansluiting op het verwijzen naar hulpverlening is natuurlijk een issue. We gaan met die Opvoedingslijn natuurlijk een aantal vraagstukken met betrekking tot het aanbod niet oplossen, maar het is heel duidelijk dat hiermee de problematiek van de cultuursensitiviteit van onze hulpverlening ook eens vanuit die invalshoek gesteld wordt. Ik beschouw dat dus ook, als u het mij niet kwalijk neemt, als een opportuniteit om het gesprek met de sector, dat we in het kader van onze beleidsprioriteiten hoe dan ook willen voeren, een beetje te intensifiëren, of om dit als aanleiding te zien om dat gesprek wat breder te maken.
Er is gekozen voor de Opvoedingslijn, precies om tegemoet te komen aan de kritiek dat er weer een nieuwe lijn zou worden geïnstalleerd. Er is voor gekozen om het, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, te positioneren in onze kernopdracht, namelijk preventie en gezinsondersteuning.
Er is absolute bereidheid om, op het moment dat het federale initiatief van de groene lijn er zou komen, ons daar een plaats in te geven. Daar is veel voor te zeggen. In het buitenland zie je dat sommige initiatieven echt vanuit een veiligheidsperspectief zijn genomen, andere zijn aan een heel specifieke gemeenschap gekoppeld. Dan was ons aanvoelen om in Vlaanderen van meet af aan bij de ondersteuning van de gezinnen de juiste invalshoek te kiezen. En wat ons betreft, is dat gezinsondersteuning, opvoedingsondersteuning en jeugdhulp. En laat ons dan bekijken hoe wij ons – zeer graag en met groot voluntarisme – inschakelen in een wat breder platform. Ik hoop dat dat op het Belgische niveau gerealiseerd kan worden en dat wij daarin ook onze plaats kunnen krijgen.
Collega’s, met het initiatief is tegemoetgekomen aan een van de grote bekommernissen van de betrokken ouders.
Collega Sminate, als voorzitter weet u dat we het over heel veel dingen eens waren, namelijk over 55 punten, en dat het ene niet absoluut belangrijker was dan het andere. Gelukkig waren we het kamerbreed over 55 punten eens. Het heeft geen zin om er één uit te lichten.
De minister gaf al terecht aan dat het erg belangrijk is dat er een goede backoffice achter zit. Die backoffice is uiteraard belangrijk, ook als er mogelijk veiligheidsaspecten naar boven zouden komen tijdens die gesprekken. Ik hoop natuurlijk ook dat de hulplijn heel veel vrijwilligers blijft aantrekken en mensen vindt die voor deze sector, maar ook voor de andere sectoren waarvoor ze bevoegd is, een meerwaarde kunnen bieden. Het is een heel goed initiatief en het draait inderdaad op competente en enthousiaste vrijwilligers.
De actuele vraag is afgehandeld.