Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over onderwijs in een andere moedertaal dan het Nederlands
Verslag
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, uit cijfers van de stad Gent blijkt dat 17 procent van de middelbare scholieren de school verlaat zonder diploma. Dat is natuurlijk een zorgwekkende situatie. Het Gentse stadsbestuur heeft blijkbaar een soort actieplan opgesteld met een aantal maatregelen om daaraan te verhelpen.
Eén maatregel springt nogal in het oog: het onderwijs in de moedertaal of – om het wat geleerder te zeggen – het functioneel meertalig leren. Het komt er in feite op neer dat de scholen, naast een les Nederlands, een aantal hoofdvakken, zoals wiskunde, in de moedertaal van de leerlingen zouden geven. Mij lijkt dat vreemd. Het staat zelfs wat haaks op alle integratie- en inburgeringsprojecten die door de Vlaamse overheid worden gevoerd.
Minister, kan die maatregel van de stad Gent uw goedkeuring wegdragen of hebt u daarbij uw bedenkingen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, als er initiatieven worden genomen om de ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan, dan moeten we dat toejuichen. In Gent heeft men een aantal initiatieven genomen zoals de een-op-eenbegeleiding van een aantal jongeren, de zeer strikte opvolging van ongewettigde afwezigheden, het betrekken van ouders en huisbezoeken. We juichen dit allemaal toe. Bij een van de maatregelen, het zogenaamd functioneel meertalig leren waarvan ik begrijp dat leerkrachten de jongeren in hun eigen moedertaal zullen onderwijzen, stel ik me toch vragen.
In ons onderwijs kennen we Content and Language Integrated Learning (CLIL) waarbij 20 procent van de vakken in een andere taal kan worden gegeven, meer bepaald Frans, Duits of Engels, indien de leerling het Nederlands voldoende beheerst. Dat Nederlands zit in onze Talennota die ruim is goedgekeurd. We hebben ook taalbaden en verplichte lessen Nederlands na school. Minister Homans heeft ook een heel integratietraject met Nederlands voor de ouders, net om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren ook thuis en van kleins af aan Nederlands leren om zo goed mogelijk mee te kunnen. Dit initiatief staat een beetje haaks op die filosofie, maar ook op alle initiatieven die worden genomen om Nederlands naar voren te schuiven. Ik vraag me ook af hoe de leerkrachten het zullen doen met al die thuistalen. Hoe zullen die dat organiseren of is er dan in Gent geen druk op de leerkrachten?
Volgens mij is het volgens de huidige regelgeving niet toegelaten om in andere talen dan het CLIL les te geven in het lager en secundair onderwijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Dames en heren, ik vind het een schitterende zaak dat het Gents stadsbestuur een actieplan goedkeurt inzake vroegtijdig schoolverlaten. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Het is goed dat steden daarin het voortouw nemen. Ik heb de bevoegde schepen van Onderwijs laten opbellen om te vragen of we dat plan konden krijgen. Het plan is op het schepencollege aan bod gekomen, maar het moet nog naar de commissies van de gemeenteraad en moet ook nog op de Gentse gemeenteraad worden goedgekeurd. Er is dus nog ruim de gelegenheid om daarover vragen te stellen.
De regelgeving in Vlaanderen over de onderwijstaal is duidelijk: in ons Nederlandstalig onderwijs wordt er sowieso onderwezen in het Nederlands. De vraag is wat ze in Gent precies bedoelen met “het anders aanbieden”. Er is in de commissie al vaak gediscussieerd over het feit dat er meer dingen in andere talen moeten kunnen worden gedaan. Het kader daarvoor is CLIL. Volgens mij laat Gent zich inspireren door een publicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België van juni 2015 over talige diversiteit in het Vlaamse onderwijs. Dat is helemaal iets anders dan het lesgeven in een andere taal.
Waar gaat het dan over? Stel, er wordt wiskundeles gegeven en er zijn jongeren die de Nederlandse taal nog niet voldoende machtig zijn. Dan kan een jongere die andere jongere helpen om het te begrijpen, maar altijd moet de interactie met de leerkracht in het Nederlands zijn. Ik vermoed dat men het in Gent daarover heeft, maar ik heb de nota nog niet gezien. Professor Van Avermaet heeft daar onderzoek naar gedaan en volgens hem heeft het een aantal voordelen om in plaats van anderstaligheid als een gebrek te zien, dit als troef te zien om zo leerlingen sneller en beter tot het Nederlands te brengen. Ik stel voor dat iedereen dit document eens leest.
Als Vlaams minister kan ik niet toelaten dat de onderwijstaal een andere taal zou worden dan het Nederlands. Ik heb van Gent begrepen dat het helemaal niet de bedoeling is om daaraan te raken. Ik kan het niet met zekerheid stellen omdat ik het plan nog niet heb gekregen, maar ik veronderstel dat men deze pedagogische aanpak wil toepassen om zo de Nederlandse vaardigheden sneller te versterken. Wordt vervolgd. Dit is ook maar één maatregel in een heel pakket waar we nog uitgebreid kennis van zullen kunnen nemen.
Op uw punctuele vraag “Zult u toestaan dat de onderwijstaalregels geschonden worden?” antwoord ik dat ik dat, evident, niet zal toestaan. Maar de vraag is of het überhaupt een issue is. De schepen heeft duidelijk gezegd dat het helemaal niet de bedoeling is. Zo heb ik gezocht vanwaar de mosterd zou kunnen komen. Hij zou hier, in deze publicatie, te vinden kunnen zijn.
Minister, dank u voor uw duidelijke antwoord. U stelt inderdaad dat het lesgeven in een andere taal dan het Nederlands niet kan. Of de schepen de mosterd heeft gehaald uit de publicatie waarnaar u verwijst of niet, weet ik zelf ook niet, maar ik weet wel dat die schepen iets meer aan haar communicatie moet werken, want ik baseer mij op wat zij zelf heeft verklaard in de Gentse pers.
Minister, er zijn in Gent meer dan 150 nationaliteiten. Ik vraag mij dus af hoe men het praktisch zou kunnen organiseren om les te geven op maat van elk kind, dat altijd een bepaalde moedertaal heeft. Mij lijkt dat alleszins geen werk. Ik onthoud uit uw antwoord dat dit ook niet de bedoeling mag en kan zijn.
De heer Daniels heeft het woord.
Dank u, minister. Het is een geruststelling dat u inderdaad zegt dat de onderwijstaal het Nederlands is en dat u daar ook op zult toezien. We hebben al heel veel maatregelen mogelijk gemaakt – tot één jaar taalbad in het lager onderwijs. Ik heb daar nog geen evaluatie gezien of men dat heeft toegepast. In het secundair onderwijs kunnen verplichte taallessen Nederlands na school. Heeft men dat daar toegepast? Blijkbaar zit het probleem vooral in het secundair onderwijs. Maar die kinderen hebben uiteraard al een lager onderwijs gedaan. Hoe is dat daar dan verlopen? Hoe zit het met die ouders? Als die ouders in het secundair onderwijs komen, zijn ze mogelijk al achttien jaar participant. In Gent spreken ze over de derde generatie. Kennen die ouders nog altijd geen Nederlands? Dat zijn toch een aantal vragen die ik mij daarbij stel. Hoever staan we daarmee? En zijn die maatregelen al dan niet gebruikt?
Minister, ik heb toch nog een vraag om wat duidelijkheid te scheppen: wij vernemen dat heel veel levensbeschouwelijke vakken volledig in een andere taal worden gegeven. Kan dat, of niet?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, collega’s, het is evident dat de taalregelgeving moet worden gerespecteerd. Maar ik wil toch ook eventjes een beroep doen op het gezond verstand. Ik denk aan het bezoek dat ik vrij recentelijk mocht brengen aan een OKAN-klas (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers). Men moet soms aandacht hebben voor het gezond verstand, zodat het mogelijk is dat kinderen die onze taal nog niet machtig zijn, elkaar helpen in hun thuistaal om Nederlands te leren. Anders wordt het onderwijzen voor deze kinderen alleen maar veel moeilijker. Daar wou ik even begrip voor vragen, minister.
De heer De Ro heeft het woord.
Ik denk dat de mosterd in Gent wordt gehaald uit een experiment dat ze in Gent zelf al drie jaar hebben gedaan. Het kleine boekje is het resultaat van een veel dikker werk, dat mevrouw Helsen, mevrouw Brusseel en ikzelf in Washington hebben mogen ervaren. Negen andere westerse landen feliciteerden daar de aanpak van het Gentse stadsbestuur en de schepen van Onderwijs. Als hier in Vlaanderen eens iemand buiten de lijntjes kleurt en er eens over nadenkt hoe we 17 procent ongekwalificeerde uitstroom kunnen tegengaan, dan is het eerste waarmee we zwaaien de onderwijstaal. Ik heb nergens Elke Decruynaere in Gent horen verklaren dat ze het Nederlands wil afschaffen. Ik heb haar enkel horen zeggen dat ze in een plan met vele maatregelen, waarbij het Gentse stadsbestuur veel geld gaat uittrekken om aan onderwijsarmoede en aan onderwijskansen te werken, één maatregel wil nemen en dat is: kinderen ook eens toestaan om elkaar te helpen in hun moedertaal. Het respect voor moeders taal is een respect dat die kinderen drie niveaus hoger tilt. Laat ons dus met de commissie daar eens op werkbezoek gaan in plaats van hier het vingertje op te steken en te zeggen dat Gent verkeerd bezig is, foei! (Applaus bij Open Vld, sp.a en Groen)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Uiteraard is het Nederlands onze gedeelde taal en de instructietaal in ons onderwijs. Ik heb helaas niet de trip naar Washington mogen meemaken, maar ik doe niet zoals de collega’s vooraan, ik ontken het licht van de zon niet. Elk onderzoek wijst uit dat het respect voor de moedertaal en taalvalorisatie de schoolse prestaties van de kinderen verbeteren en, belangrijker nog, hun welbevinden wordt groter. Dat mogen we niet ontkennen. We moeten effectief respect hebben voor beide talen.
Minister, op 10 december hebben we over dit onderwerp in de commissie gediscussieerd. U kondigde de oplevering het eindrapport Meertaligheid als realiteit op school aan. U zou dat vorig jaar opleveren. Wat is de stand van zaken?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik vind het jammer dat u zich als pedagoog laat vangen aan zo’n ideologische schijnoorlog. Het is de bedoeling om anderstalige kinderen zo snel mogelijk Nederlands te laten leren en zo snel mogelijk te laten leren in het algemeen, en zich zo goed mogelijk te laten voelen op school. Ik denk dat we dat allemaal behartigen. Het is jammer dat u zich laat vangen.
Het onderwijscentrum in Gent is een bijzonder goede zaak. De Vlaamse Regering probeert al zo lang die schooluitval te beperken. Gent gaat daar echt iets aan doen met budgetten, met zes krachten, met een aanpak om spijbelen tegen te gaan en om snel en goed Nederlands te leren zonder de thuistaal te negeren en juist door die te gebruiken.
Minister, wat gaat u doen om Gent daarin te ondersteunen? Helaas zijn de flankerende middelen afgeschaft. Hoe gaan we dit verder laten uitbreiden en ondersteunen?
Mevrouw Meuleman, ik kan het niet laten om u nog eens te zeggen dat de stad Gent extra middelen krijgt – ook al uit het Steden- en Gemeentefonds – voor alle leerlingen die daar schoollopen. Zomaar beweren dat alles afgeschaft is, dat is helemaal onjuist; dat weet u wel, maar u blijft het maar herhalen.
Ik denk dat ik duidelijk geweest ben. Iedereen heeft dat bevestigd: de onderwijstaal in de Vlaamse scholen is het Nederlands, ook, mijnheer Daniëls, voor de levensbeschouwelijke vakken. Over activiteiten buiten de school heb ik natuurlijk niets te zeggen, ik wil daar ook geen toezicht op houden. Als u aanwijzingen hebt dat er een andere taal wordt gebruikt, geef dat dan door aan de onderwijsinspectie. Die moet daarop toezien en zal dat doen.
Hier gaat het over het didactisch aanwenden van anderstaligheid als troef om sneller te integreren en de taal sneller aan te leren. Ik wist niet dat Gent het proefproject hierin verwerkt had. Voor mij was het nuttig om me hierin te verdiepen. Het gaat niet over de leerkracht die in de andere taal wordt aangesproken, het gaat over kinderen die dezelfde taal spreken die elkaar helpen om bijvoorbeeld de wiskunde beter te snappen of om iets beter te kunnen vertalen naar het Nederlands.
Dat heeft drie voordelen. Eén, het taalleerproces wordt versterkt door beide variëteiten een plaats te geven. Twee, de aanpak verhoogt het emotionele welbevinden van de leerlingen wat leidt tot een sterkere motivatie en betrokkenheid. De medeleerlingen vormen als tolk een brug naar de anderen. Drie, deze aanpak kan leiden tot bijsturing door de leerkracht die uiteraard de leerlingen helpt als ze zich niet goed uitdrukken in het Nederlands. Ook in andere vakken dan de taal, krijgt men de mogelijkheid om bij te sturen en sneller de taal te leren.
Dus, collega’s, het is iets genuanceerder dan de vraag beoogde. Ik wil nog één ding zeggen ten behoeve van zij die de schepen verkeerd begrepen zouden hebben. Ik heb gelezen in haar perscommunicatie dat zij er ook geen enkele twijfel over laat bestaan dat het Nederlands de voer- en de schooltaal is en zal blijven. Ik denk dat niemand daar ook enige twijfel over wil laten bestaan.
Minister, na meer dan dertig jaar van inburgeringstrajecten, integratieprojecten, subsidiëring, bepampering en zo verder, zitten we nu aan een vierde generatie van vreemde scholieren die blijkbaar nog altijd het Nederlands niet machtig is. Ik stel me daar vragen bij. Als mevrouw Gennez respect vraagt voor de thuistaal van elk kind, mij niet gelaten, maar ik, en daarin verschillen we dan van mening, vraag in de eerste plaats respect voor onze moedertaal, voor het Nederlands, dat hier de voertaal is. Het zijn de vreemdelingen die zich hier moeten aanpassen aan ons, en niet omgekeerd. Dat is het gezond verstand.
Collega’s, ik denk dat we een beetje moeten opletten, want er wordt eenzijdig uit onderzoek geciteerd. Er is onderzoek van Esser, van Rosseel, dat jullie ook kennen, van Baker, maar daarover wordt altijd gedaan dat het niet bestaat. Hetgeen wat we zeker al naar voren kunnen brengen is dat het niet eenduidig is. Er zijn er die altijd zwaaien met de heer Van de Craen, en zeggen ‘dit is het’. Helaas, er is ook onderzoek dat het tegendeel bewijst.
Ten tweede, OKAN is een specifieke doelgroep: onthaalklas, anderstalige en – nu komt het – nieuwkomers. In dit geval gaat het wel degelijk over jongeren die hier al heel lang zijn en het lager en het secundair onderwijs hebben doorlopen. Minister, ik denk dat we alsjeblieft nog meer moeten inzetten op de instrumenten waarin we hebben voorzien in de regelgeving: taalbaden, taaltrajecten, taalscreening, en er op die manier ook voor zorgen dat de ouders via inburgering en integratie voldoende Nederlands leren.
De actuele vragen zijn afgehandeld.