Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u kiest ervoor om de thuisbegeleidingsdiensten onder rechtstreeks toegankelijke hulp te brengen, en dat vind ik prima. Dat zorgt voor een eenvoudiger en transparanter landschap, en daarvoor hebt u onze steun. Ik ben ook opgelucht dat het dan toch niet zal gepaard gaan met een daling van de subsidiëring, maar dat is natuurlijk onvoldoende om ook blij te zijn. U zegt dat u garandeert dat het aantal begeleidingen op hetzelfde niveau kan blijven, maar u weet dat kinderen en jongeren vandaag, naargelang waar ze wonen, vier tot zes jaar wachten voor die thuisbegeleider aan huis komt.
Die thuisbegeleiding gaat over twee uur per maand dat iemand de ouders komt helpen bij de opvoeding van een kind met autisme waardoor dat kind maximale ontwikkelingskansen worden gegeven. Dat past perfect binnen uw beleid. U probeert vermaatschappelijking van de zorg te organiseren, en dan lijkt het logisch dat de overheid een helpende hand reikt naar die mensen die hun taak willen opnemen bij die vermaatschappelijking en deze zorg voor hun eigen kind willen opnemen.
U mag hen echter niet alleen laten. Hen vier tot zes jaar laten wachten op hulp is veel te lang. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig, minister: welk perspectief kunt u die mensen bieden? Ik besef dat u niet van vandaag op morgen iedereen onmiddellijk zult kunnen helpen maar gezien de grote nood, laat u die mensen, wanneer u hun geen perspectief geeft, alleen met hun zorgen en geeft u hun kinderen minder kansen op een goede ontwikkeling dan zij verdienen. Welk perspectief biedt u die mensen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uiteraard is de problematiek van autisme een brede problematiek. We zijn vragende partij om dat veel integraler te kunnen benaderen. Het rapport laat jammer genoeg een beetje op zich wachten, maar ik hoop het toch binnenkort te krijgen. Ik denk dat het op een veel meer geïntegreerde manier en meer dan alleen met een handicapspecifiek beleid moet worden benaderd.
Uiteraard is het de bedoeling dat we met de hele hervorming van de sector personen met een handicap aan het probleem van die wachtlijsten een antwoord kunnen bieden. Het gaat hier over de thematiek van de thuisbegeleidingsdienst die moet worden ingekanteld in de logica van het decreet Persoonsvolgende Financiering. Zo moet een stuk expliciet en rechtstreeks toegankelijk worden gemaakt en is een stuk beschikbaar voor de meer intensieve ondersteuning in trap 2. Die operatie past daar ook helemaal in.
Het moet de bedoeling zijn door de invoering van het nieuwe systeem een stuk verder te gaan op een elan dat we nu al een aantal jaren opgebouwd hebben door te flexibiliseren. Daardoor vergroot de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van die diensten.
Ik geef twee belangrijke elementen. Het is expliciet de bedoeling door de invoering van het basisondersteuningsbudget uit dat alles-nietsverhaal te komen. Ofwel ben je geprioriteerd, en dan heb je een heel groot pakket, ofwel heb je niets, en dan sta je te wachten. Het is juist de bedoeling van het basisondersteuningsbudget om mensen meer in staat te stellen om voor al die procedures en die poort een goede zorg te zoeken. Het is vooral bedoeld om mensen die mantelzorg opnemen, daar voor een deel in te ondersteunen. Het is een beperkt forfait, maar het is een forfait op maandbasis.
Daarnaast is het uiteraard de bedoeling dat met de introductie van de persoonsvolgende financiering het budget dat we beschikbaar hebben om aan die wachtlijsten adequaat en fundamenteel tegemoet te komen, ook groeit. Uiteraard moet dat budget ook groeien in het rechtstreeks toegankelijk deel waar ook de diensten zitten die thuisbegeleiding bieden en die gespecialiseerd zijn in vormen van autisme, en achter de poort. Ook hier wil ik nog eens een misverstand uit de wereld helpen. Het is niet zo dat de handicapspecifieke ondersteuning die in dat trap 2-verhaal zit, alleen zou gaan over zware vormen van ondersteuning; ook thuisbegeleidingen moeten in de prioritering worden opgenomen.
De afspraak die we met de sector hebben gemaakt is dat we in de manier waarop we financieren, rekening houden met het feit dat sommige vormen van thuisbegeleiding intensiever zijn en meer expertise veronderstellen dan andere. Er moet dus in de financiering vanuit de overheid naar die diensten gedifferentieerd kunnen worden. Er moet beter kunnen worden gefinancierd bij specifieke begeleidingsvormen. Ik ben ervan overtuigd dat we op die manier echt een antwoord kunnen bieden op de pertinente vraag om de wachttijden in te perken, ook voor datgene wat voor minderjarigen toegankelijk is. In het persoonsvolgende systeem zal dat uitrol krijgen vanaf het jaar nadat het voor de meerderjarigen is opgestart.
Uit uw omzendbrief van vorige week blijkt dat in uw hele uitbreidingsbeleid maar ongeveer 6 procent gaat naar de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Het grote probleem met het kleine aandeel extra middelen daarvoor is dat wanneer u crisissen wilt voorkomen, wanneer u residentiële opvang maximaal wilt verkleinen – ik geloof dat we op dat vlak hetzelfde nastreven –, u veel meer zult moeten investeren in de rechtstreeks toegankelijke hulp. U zult ervoor moeten zorgen dat mensen die zich rechtstreeks aandienen korter en sneller kunnen worden geholpen en dat ze bovendien worden geholpen op scharniermomenten. Dat is het moment waarop men van kleuter- naar lager onderwijs overgaat en van lager naar secundair onderwijs. In het huidige systeem zijn dat precies de momenten waarop de nieuwe wachttijd van vier tot zes jaar begint te lopen. Er is meer nodig dan louter te kijken naar het luik niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Ik steun een aantal van de hervormingen die u daar doet, maar u moet ook meer aandacht hebben voor de rechtstreeks toegankelijke hulp.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ook voor onze fractie is thuisbegeleiding een cruciaal element om de vermaatschappelijking van de zorg te doen slagen. U verwijst in uw antwoord naar een studie die u in Leuven hebt besteld om te komen tot een plan voor een autismevriendelijk Vlaanderen. Is er in die studie ook aandacht gevraagd voor thuisbegeleiding? Wanneer verwacht u die studie?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Hoe jonger kinderen met bepaalde noden worden begeleid, hoe beter. Een van de knelpunten in de jeugdhulp is dat we heel vaak wachten tot er een crisis is, dat de wachtlijsten blijven duren totdat iemand zo prioritair is dat die binnen geraakt. Thuisbegeleidingsdiensten zetten bij uitstek in op dat vroege werk, zij kunnen bij uitstek een preventieve rol spelen. Met wachttijden van vier tot zes jaar wordt dat helemaal uitgehold. De wachttijden moeten dus absoluut omlaag.
Er is een compromis met de sector. Een aspect daarin is dat de capaciteit minimaal wordt bewaard. Dat is absoluut onvoldoende. We moeten zorgen voor meer capaciteit zodat veel meer jongeren kunnen worden geholpen. Hoe zult u ervoor zorgen dat de capaciteit sterk toeneemt in de komende jaren en niet ter plaatse blijft trappelen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Over de thuisbegeleidingsdiensten is er in de commissie al heel wat gediscussieerd de voorbije maanden. Ik heb daarover een eerste vraag gesteld op 3 december 2015. Ik ben blij te horen dat de minister de thuisbegeleidingsdiensten heeft gehoord. Op 3 december ging het alleen nog maar over geruchten en had hij zelf nog niet veel gehoord. Dat is een positieve evolutie.
Het is belangrijk dat ze hun werk kunnen voortzetten en op zijn minst minimaal, want de wachtlijsten mogen niet aangroeien. Kunt u meer duidelijkheid geven over wat er vanaf 2017 zal gebeuren met de thuisbegeleidingsdiensten? Krijgen ze daarna nog de nodige financiële ondersteuning?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag ligt in het verlengde van die van een aantal collega’s voor mij. Ik ben ook blij dat de minister heeft aangehaald dat de autismespectrumstoornis enorm verscheiden is. Autisme manifesteert zich op uiterst diverse gebieden en manieren en dat maakt het beleid niet eenvoudig.
Thuisbegeleiding is inderdaad mogelijk binnen trap 1 zoals we dat noemen, met een basisondersteuningsbudget (BOB). De eerste budgetten daarvan zullen dit jaar worden uitgereikt. Maar dat kan ook in trap 2 met de rechtstreekse handicapspecifieke hulp.
Mevrouw Van den Bossche, u verwees naar een percentage – 6 procent – dat maar naar het rechtstreeks toegankelijke zou gaan. Het was mijn overtuiging, maar ik wil dat graag vragen, dat de thuisbegeleidingsdiensten zelf kunnen beslissen hoeveel van hun capaciteit ze kunnen inzetten in het rechtstreeks toegankelijke en het niet-rechtstreeks toegankelijke. Ze kunnen beslissen om bijvoorbeeld 80 procent van de capaciteit voor het rechtstreeks toegankelijke in te zetten. Dat zou betekenen dat men daar een extra opening kan maken naar de doelgroep die er inderdaad nood aan heeft.
Collega’s, het is belangrijk te beseffen dat een aantal dingen nu naar boven komen omdat men volop bezig is met het inkantelen van alles wat er bestaat in wat in de toekomst het nieuwe systeem zal zijn en waarbij er gekozen is voor een breed pakket aan rechtstreeks toegankelijke mogelijkheden. Wij denken dat ongeveer 40 procent van die thuisbegeleiding in dat soort systeem zit of zich daar zal situeren. Die beweging heeft een aantal vragen opgeroepen en heeft het terechte thema van de heel lange wachtlijsten, ook voor de minderjarigen, opnieuw in de actualiteit gebracht.
Ik zeg u in alle eerlijkheid het volgende. Een aantal mensen is op het kabinet ontvangen. Het is ook heel normaal dat we daar een dialoog mee hebben. Dat was trouwens ook tijdens de vorige vergadering van de commissie Welzijn het geval. Het is wel belangrijk dat we ons met zijn allen realiseren dat men in volle beweging is met de sector, gebruikers, voorzieningen, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en verwijzers, om alles in te kantelen in die nieuwe organisatorische formaten en logica’s. Ik hoop dat de terechte bekommernissen daar ook worden uitgesproken en ook leiden tot voorstellen en afspraken, die dan uiteraard ook een reglementaire basis moeten krijgen. Het is belangrijk om dat nog eens duidelijk te situeren.
Het is uiteraard de bedoeling dat er meer middelen naar het rechtstreeks toegankelijke gaan. Dat staat ook in de meerjarenraming. Daar is ook gezegd dat we meer gaan investeren, niet alleen in wat zich na de poort bevindt, maar uiteraard ook in het rechtstreeks toegankelijke. Dat zal ongetwijfeld moeten gebeuren. Dat we al in 2016 in een bepaald budgettair kader zitten, is ons allemaal voldoende bekend, neem ik aan. Maar het is heel duidelijk dat van het groeipad waarin voorzien is en dat 330 miljoen in deze legislatuur behelst, zich een stuk moet en zal bevinden in het rechtstreeks toegankelijke deel. Dat is belangrijk.
Mevrouw Taelman, ik had de studie al graag ontvangen, maar het is echt wel buiten onze wil dat dat nog niet gebeurd is. Dat verwacht ik in het voorjaar. Dus binnen dit en enkele weken of maanden moeten we toch over die studie kunnen beschikken. Ik hoop dat die studie op een aantal vragen een antwoord zal geven, ook vragen rond het diagnosticeren van autisme en de manier waarop je dat moet situeren in de sector van de personen met een handicap, de sector van de geestelijke gezondheidszorg enzovoort. Er zijn nogal wat vragen, ook over hoe er aandacht voor kan zijn in andere beleidsdomeinen en beleidsniveaus. Het is immers mijn overtuiging dat als je in de samenleving niet meer gevoeligheid kunt creëren om ook deze, vaak jonge mensen een plaats te geven in alle variëteiten en soorten van mensen die je in autisme kan hebben, dan is het niet gemakkelijk om dat op een goede manier te benaderen. Ik hoop dus dat we daar relatief snel over kunnen beschikken. Uiteraard kunnen we daar ook een gesprek en een debat over voeren.
De capaciteit is een onlosmakelijk deel van de hervorming van het gehandicaptenbeleid. Als je dat niet kunt doen, kun je die hervorming niet succesvol doorvoeren. De logica van het systeem is dat we, door het invoeren van het basisondersteuningsforfait, mensen in de mantelzorg en informele zorg wat ruimte kunnen geven en ondersteunen. Uiteraard zullen we er ook voor moeten zorgen dat de hulp- en dienstverlening daar voldoende is uitgebouwd.
Nogmaals, het positieve van de verduidelijkingen in het gesprek met de betrokkenen is dat iedereen beseft dat je niet alle thuisbegeleidingen over dezelfde kam kunt scheren en dat je zult moeten differentiëren, ook in de financiering door de overheid van het type thuisbegeleiding. Sommige diensten zullen dan ook in een wat grotere actieradius actief zijn, omdat sommige zaken als problematiek specifieker zijn en expertise veronderstellen die je het best niet ‘verwaterd’ over vele diensten, maar probeert te concentreren in die diensten die daarvoor de juiste bestaffing en expertise kunnen opbouwen.
Minister, om de wachttijd voor kinderen en jongeren te doen dalen tot één jaar – wat ook al vrij lang is – hebt u eigenlijk 62 procent meer begeleidingen nodig. Dat is een pak. Om die reden denk ik dat het echt fair zou zijn als u het totaal aantal begeleidingen dat nu gebeurt, zou inschalen onder rechtstreeks toegankelijk, dat u die capaciteit als rechtstreeks toegankelijk behoudt, en dat u daarnaast, daarbovenop, het stuk capaciteit organiseert waarvan mensen op een niet-rechtstreeks toegankelijke manier gebruik kunnen maken. Op die manier zult u werkelijk wachttijden kunnen doen dalen.
Maar als u zegt dat u een deel als rechtstreeks zult labelen en een ander deel als niet-rechtstreeks, bijvoorbeeld op basis van hoe frequent en intensief de begeleidingen in het verleden zijn gebeurd, zult u de komende jaren helemaal niet meer begeleidingen hebben, maar in het beste geval een status quo. Ik geloof niet dat dat uw bedoeling is. Daarom vraag ik u: schaal de volledige capaciteit in onder rechtstreeks toegankelijk en voeg daaraan de anderen toe. Dan zult u veel meer kinderen op tijd kunnen helpen. (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.