Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de werkloosheidscijfers voor 2015
Actuele vraag over de stijging van de werkloosheid bij 60-plussers ondanks de algemene daling van de werkloosheidscijfers
Verslag
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, vooreerst mijn beste wensen.
Bij het begin van dit nieuwe jaar is er ook positief nieuws van het arbeidsmarktfront. De jongste cijfers over de evolutie van de werkloosheid die u hebt gedeeld, tonen aan dat er een positieve evolutie is. Voor de vijfde maand op rij is er een daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden. Bij de jeugdwerkloosheid is die daling spectaculair, met meer dan 4 procent. Bij de 25- tot 50-jarigen gaat het om een kleine 3 procent. Dat zijn zeer mooie cijfers die aantonen dat het beleid werkt en dat de lichtjes oppikkende conjunctuur zich dankzij dit beleid ook vertaalt in nieuwe tewerkstelling en nieuwe kansen. Dat is zeer positief. De indicatoren staan op groen. Ook het aantal uitzendkrachten, dat toch een voorafname is van de evolutie van die arbeidsmarkt en dat vooruitloopt, is positief.
Maar met goed nieuws gaat ook vaak wat minder goed nieuws of een aandachtspunt samen. Daarover wilde ik u een vraag stellen. Uit de cijfers blijkt ook dat met name langdurig werklozen enerzijds en de groep van 55-plussers – dus ruimer dan de 60-plussers – anderzijds in de statistiek die u verspreidde, achterop hinkte. Minister, hoe duidt u deze cijfers? Wat zult u de komende periode doen om ook die groepen mee te trekken op onze arbeidsmarkt?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, de cijfers zijn een kantelpunt na vier jaar economische malaise. Dat is een heel voorzichtig lichtpunt, het wijst op het herstel van het vertrouwen.
Die cijfers tonen aan dat de werkgevers vertrouwen hebben in het beleid dat is gevoerd door deze regering, ook al moeten bepaalde maatregelen, zoals het Vlaamse doelgroepenbeleid, nog in werking treden of zijn bepaalde maatregelen, zoals de taxshift, nog maar pas in werking getreden. Er was wel de indexsprong. Het is vooral een blijk van vertrouwen, ook in de Europese economie. Er is een heropleving in heel Europa, vooral de laatste vier à vijf maanden. Ik vind het hoopgevend dat, ondanks de terreurdreiging, de vluchtelingencrisis en de problemen in China, de werkgevers in Europa denken dat de toekomst er beter uitziet dan de afgelopen jaren.
Een belangrijk minpunt werd net genoemd, namelijk de 55-plussers. Er is een statistisch effect, dat zult u ongetwijfeld aanhalen, maar we weten allemaal dat de economische realiteit is dat iemand die op 55 jaar werkloos wordt, amper tot bijna geen kans heeft om een nieuwe job te vinden.
Minister, hoe bekijkt u de algemene cijfers? En meer in het bijzonder, wat zult u doen voor de 50-plussers?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, voor het eerst sinds 2011 is het aantal werkzoekenden in Vlaanderen afgenomen in vergelijking met voorgaande jaren. Ook 50-plussers vinden gemakkelijker werk, zo bleek uit een artikel dat ik las.
Dit duidt op een herstel van de arbeidsmarkt. Uiteraard is niet alles goud wat blinkt, want in de cijfers van de 60-plussers zagen we toch een opmerkelijke stijging met 155,4 procent. Uiteraard heeft deze uitgesproken stijging een reden. Die werkloze 60-plussers bleven uit de officiële werkloosheidsstatistieken wegens de brugpensionering en het feit dat ze niet verplicht waren zich in te schrijven. Met de verstrengde regelingen rond vervroegde uittreding moeten ze nu beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt betekent uiteraard ook dat we hen aan een job moeten helpen. Hier is dus een cruciale rol weggelegd voor de VDAB en het activeringsbeleid, maar werkgevers moeten ook bereid zijn een job te geven aan hen. Die 60-plussers hebben heel waardevolle competenties, ze hebben ook heel wat ervaring. Uit de realiteit blijkt echter dat heel wat bedrijven om verschillende redenen niet staan te springen om hun een job aan te bieden. De doelgroepkorting voor 55-plussers zal zeker een belangrijke motivator zijn, maar er zal ook een verhoogde inzet nodig zijn in het activeringsbeleid an sich.
Minister, welke bijkomende maatregelen bent u van plan te nemen om die werkloze zestigers intensiever te activeren?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben het eens met de analyse die jullie maken. Ik denk dat we een kantelmoment hebben genomen: voor het eerst sinds 2011 zien we de cijfers verbeteren voor nagenoeg alle groepen. Voor de 60-plussers en de langdurig werklozen is het wat moeilijker.
Ik wil nog even ingaan op de groep van de 55-plussers. Het aantal mensen dat op die leeftijd actief is, is echter nog nooit zo hoog geweest, dat mogen we ook niet vergeten. Er zijn inderdaad meer werklozen, maar de wetgeving heeft er inderdaad voor gezorgd dat ze meer zichtbaar zijn dan in het verleden. Waar in het verleden langdurig werklozen op een bepaald ogenblik vrijstelling kregen, blijven ze nu wel in de statistieken en blijven ze werkzoekend. Dat geeft een groot verschil voor de statistieken die vandaag bestaan. We moeten daar natuurlijk aan werken, dat doen we nu ook al sterk, en we hebben er de nodige acties voor gepland.
Enerzijds blijven we inzetten op de loonkost van die mensen. Het doelgroepenbeleid voor 55-plussers blijft bestaan. Ik ben er ook zeker van dat dankzij de federale taxshift slechts minimale RSZ-bijdragen moeten worden betaald voor mensen met lage lonen, een groep waar langdurig werklozen vaak toe behoren, wat dus een verlaging van de loonkost betekent. We willen er vooral voor zorgen dat de werkervaring van die mensen vergroot, dat ze meer kansen krijgen om attitudes en competenties op te doen via een werkervaring. We hadden al de WIJ!-projecten, we hebben al de CIBO, we hebben al de tender rond het activeringsbeleid, we hebben sinds vandaag of gisteren de tender rond intensief werkplekleren.
Jullie weten dat ik een aantal van de bestaande instrumenten aan het hervormen ben om ze opnieuw tot een activerend instrument naar een tijdelijke werkervaring te maken, dat ik samen met de sociale partners wil nagaan hoe we die tijdelijke werkervaring kunnen versterken om de talenten en competenties voor die mensen bij te schaven. Ik denk dat we zeker wat de 60-plussers en de langdurig werklozen betreft – groepen die elkaar voor een groot deel overlappen –, effectief iets kunnen doen dat de werkgevers vragen. Als we werkgevers vragen of ze die mensen kansen willen geven, dan zeggen ze vooral dat ze meer kansen hebben als ze al werkervaring hebben.
Daarnaast hebben we nog één belangrijk punt: de VDAB. In het verleden hebben we heel vaak gewacht om te zien of die mensen niet zelf aan een job zouden kunnen geraken, waardoor de termijn verliep, zodat we pas na x maanden of na twee jaar begonnen te activeren. Als vandaag iemand opgegeven wordt als werkloze, screenen we onmiddellijk om na te gaan of die persoon hulp nodig heeft om een job te vinden en wachten we niet langer om de stap te zetten. Dat is een belangrijk verschil op het vlak van de arbeidsmarkt.
Voor 55-plussers hebben we tijdens de vorige legislatuur de grens verlegd van 52 jaar naar 60 jaar. We willen de stap naar 65 jaar ook nog zetten als de arbeidsmarkt dat toelaat en als het werk voor de VDAB haalbaar is. Dit is een work in progress. We zijn nu bezig met na te gaan hoe we de 55 pluswerking nog kunnen verbeteren. In december is er door de Federale Regering een nieuw ministerieel besluit goedgekeurd over het normatief kader. We zetten vandaag sterk in op werkervaring en kostenvermindering voor werkgevers. We proberen vooral om nog nieuwe instrumenten in te zetten en de tendens te verbeteren.
Ik eindig met een positieve noot: ik ben heel blij dat we na al die jaren, als gevolg van de economische toestand maar ook door het gevoerde beleid, eindelijk de ommekeer te pakken hebben.
Minister, ik ben zeer positief gestemd, ook voor de twee groepen die momenteel nog wat achterop hinken. U voert niet alleen een ambitieus programma via de VDAB, maar volgens het Planbureau zal de taxshift ons meer dan 100.000 jobs opleveren. Ik ben ervan overtuigd dat we op niet al te lange termijn ook zullen vaststellen dat er voor de oudere werkzoekenden meer opportuniteiten zijn. Alle mechanismes waaraan u werkt, zullen resulteren in meer tewerkstelling, ook voor die groep. Het zal dan zaak zijn om die mensen op een werkbare en goede manier in te schakelen. Ik verwijs nog even naar het advies van de SERV waarbij een evaluatie is gemaakt van de sectorinspanningen van de voorbije jaren. Dat was zeer positief. Men roept op om daar in de komende jaren met de sociale partners op voort te borduren. Deelt u die analyse en zult u daar uw schouders onder zetten?
De jongerenwerkloosheid is licht verbeterd: als ik het goed voorheb met nog geen 1 procent. We mogen ook niet doen alsof daar geen probleem meer is. Voor die groep gebeurt er een bijzonder grote inspanning met een verhoging van de budgetten voor een doelgroepkorting.
Vlaanderen scoort met betrekking tot de ouderen in verschillende leeftijdscategorieën nog altijd onder het Europese gemiddelde. Er is daar veeleer een behoud van het budget, misschien een lichte stijging maar meer geconcentreerd. Er zal dus wel een verbetering komen. Mijn oproep is toch om de middelen die vrij zullen komen dankzij de taxshift, prioritair te investeren in de ouderenwerkloosheid. Als we mensen vragen om langer te werken, moeten we ervoor zorgen dat er ook op latere leeftijd voor hen een jobaanbod is.
Minister, ik dank u voor uw aandacht voor deze groep en het kort-op-de-bal, proactief maatwerk. De eerste stappen zijn gezet. We isoleren deze doelgroep niet langer en willen de werkgevers ook motiveren om met de doelgroepkorting oudere werklozen aan de slag te helpen. Het is inderdaad een work in progress. De Federale Regering heeft vorig jaar beslist dat mensen op brugpensioen aangepast beschikbaar moeten blijven. Dat normatief kader is af. Hoe zal de VDAB omgaan met de aangepaste beschikbaarheid? Hoe zult u voorkomen dat 60-plussers zich laten uitschrijven?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Dat de globale werkloosheid daalt, is positief. Zoals de VDAB aangeeft, vertaalt de prille economische heropleving zich ook op de arbeidsmarkt. Achter het globaal cijfer schuilt echter een structureel onrustwekkend cijfer, namelijk de toename van de langdurige werkloosheid. In tegenstelling tot wat de collega’s aangeven, gaat het niet over de ouderen alleen, maar over de verschillende leeftijdsgroepen. Daarin stijgt de langdurige werkloosheid. Meer zelfs, bij geen enkele groep neemt de werkloosheid zo sterk toe als bij de zeer langdurig werklozen.
Van bij haar aantreden raden we de regering aan werk te maken van de langdurige werkloosheid, maar voor die groep is er de voorbije maanden niets specifieks gebeurd op het vlak van versterkend beleid.
De doelgroep werd geschrapt, wat betekent dat de aanwerving van iemand van die groep fors duurder wordt gemaakt. Op hun werkervaring wordt eveneens bespaard, want men zal het met een derde minder middelen moeten doen en de extra middelen die beschikbaar waren voor bijkomende loonlastenverlaging werden in 2015 en 2016 geschrapt.
Minister, wilt u, zoals ook de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid vraagt, de langdurige werklozen als een prioritaire doelgroep opnemen in uw beleid en wil u in dat verband een samenhangend beleid voeren, zowel op het vlak van loonlasten als inzake begeleiding en werkervaring?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, een daling van de werkloosheid is goed nieuws. Het siert u dat u dit een positief teken noemt, maar dat we toch niet op onze lauweren mogen gaan rusten.
Desalniettemin moeten we voor bepaalde aspecten extra aandacht hebben als we de cijfers bekijken.
Ten eerste, we moeten ervoor waken dat dit geen loutere daling is op papier. De inschakelingsuitkering is weggevallen en het aantal leefloners is gestegen. Een daling van het cijfer betekent dus niet automatisch dat meer jongeren aan de slag zijn gegaan. Hierover bestaat trouwens nog heel wat onduidelijkheid in Vlaanderen.
Ten tweede, een cijfer dat meer duidelijkheid zal brengen, maar momenteel nog ontbreekt, heeft betrekking op de algemene tewerkstellingsgraad. Dat cijfer zal ons meer leren over de voorbije vijf maanden en of in die periode een verbetering is opgetreden.
Ten laatste, de langdurig werklozen. Zij blijven de achilleshiel van onze arbeidsmarkt. Daarop moet meer worden ingezet. Onze fractie heeft in dit verband al enkele voorstellen geformuleerd om die doelgroep meer te ondersteunen. Als we willen dat deze positieve trend iedereen meeneemt, dan moeten we ervoor zorgen dat wij ook hiermee rekening houden.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, drie parlementsleden van drie meerderheidspartijen stellen u vragen over de werkloosheidscijfers. Dat alleen al geeft aan dat een daling is opgetekend. (Gelach)
Elke werkloze minder in Vlaanderen is een positief teken, maar ik deel de euforie van de leden van de meerderheid niet. Het gaat in vergelijking met vorig jaar immers over een vermindering met 0,2 procent in totaal. Dat is een bescheiden daling, terwijl we daarnaast geconfronteerd blijven met een reeks pijnpunten. Denken we maar aan de 55- en 60-plussers, de langdurig werklozen en de torenhoge jongerenwerkloosheid, vooral in de steden en in de Limburgse mijngemeenten.
Bovendien staan we voor de asielcrisis, die heel wat roet in het eten gooit met betrekking tot de begeleiding van de bestaande groep werkzoekenden. Ik wil echter geen dubbel werk doen en zal het daar later in een aparte vraag over hebben.
De reacties van de leden stemmen me tevreden. Ik heb ook nooit beweerd dat mijn werk voltooid is en op mijn lauweren ga rusten. Bedankt, mijnheer Annouri, dat u dit nadrukkelijk hebt aangehaald.
Mevrouw Kherbache, we verschillen van mening, maar beweren dat ik niets heb gedaan voor de groep van de langdurig werklozen, is er wel ver over. Denk maar aan de tender Intensief Werkplekleren die onlangs van start is gegaan. Dan heb ik het nog niet over de andere tenders die daaromtrent specifiek zijn uitgeschreven.
Als u blijft zeggen dat ze duurder worden maar expliciet niet wilt kijken naar wat de taxshift en de RSZ doen voor lage lonen, dan moet u dat weten, maar ik vind dat niet meer intellectueel eerlijk. De heer Hofkens heeft dat in het verleden al een paar keer naar voren gebracht. We verschillen daar van mening: niet over het feit dat we daar iets voor moeten doen, maar over de weg ernaartoe. Ik wil u er ook op wijzen dat die premie vandaag nog altijd bestaat. Als dat de oplossing was, dan hadden we vandaag niet die verdere stijging gehad. U doet alsof die statistieken geen enkel verschil maken. Als je vroeger langdurig werkloos was, en je werd 60, viel je uit het systeem en de statistieken. Vandaag blijft dat stijgen. Alsof die statistische verandering geen effect heeft.
Ik ben het met iedereen hier helemaal eens dat het werk niet af is. We moeten er verder op inzetten. Zeggen dat er niets is gebeurd en dat we alles verduren en verzwaren, en dat we het nu net voor die doelgroep nog slechter maken, vind ik zwaar bij het haar getrokken.
Mijnheer Annouri, de Nationale Bank heeft in december nog gezegd over de werkzaamheidsgraad dat we nog nooit zoveel mensen aan het werk hebben gehad, in absolute aantallen, als nu. Dat is een vaststelling. Dat is ook logisch, aangezien de bevolking groeit. Als de economie groeit, is dat een goede zaak. We hebben nog altijd meer mensen aan het werk, dat blijft een belangrijk aspect.
Mijnheer Hofkens, u vroeg of ik met de sociale partners wil voortwerken aan die werkbaarheid. Absoluut! Als we wensen dat mensen van 66 en 67 jaar blijven werken – en de voorzitter is daar een goed voorbeeld van – dan moeten we zorgen voor werkbaar werk. Blijkbaar is voorzitter zijn van het parlement heel werkbaar. Maar we moeten dat voor alle jobs doen. Ik wil dat graag met alle sociale partners verder uitwerken: met de vakbonden en de werkgevers.
Mijnheer Van Rompuy, u vroeg of we de extra middelen die we door federale maatregelen zoals de indexsprong en de taxshift zullen hebben, in Vlaanderen zullen gebruiken. De afspraak is in Vlaanderen dat we voor diegenen die in mijn domein daar aan minder uitgaven of besparingen kunnen zijn, dat die terug kunnen geïnvesteerd worden. Ik zal die in elk geval verder inzetten op het doelgroepenbeleid, de RSZ-korting en kwalitatieve maatregelen. Of dat alleen naar de 55-plussers zal gaan, betwijfel ik. We moeten de nodige aandacht blijven besteden aan de langdurig werklozen.
Mevrouw Talpe, sinds december weten we wat de aangepaste beschikbaarheid inhoudt. We zullen dat samen met de werking van de 55-plussers doen. Dat wordt vandaag binnen de raad van bestuur van de VDAB bekeken, dus ook met de sociale partners. We zullen bekijken op welke manier we daar vanuit de VDAB verder op zullen inspelen, op welke manier we ervoor zullen zorgen dat we leren van wat we in die werking al doen voor 55-plussers, en hoe dat kan worden vertaald naar wat moet gebeuren volgens het systeem van het normatief kader zoals het op het federale niveau is voorgesteld.
Minister, de cijfers bewijzen dat uw beleid op het juiste spoor zit, ook ten aanzien van de langdurig werklozen. Deze cijfers dateren van een periode tot enkele dagen geleden, toen de activakorting en de oude RSZ-korting nog bestonden. En toch stijgt het aantal langdurig werklozen. Dan moet je de vraag durven te stellen of we dat beleid niet wat anders moeten oriënteren. Dat is precies wat u het voorbije jaar tot in het oneindige hebt proberen duidelijk te maken in de commissie en in het parlement: uw beleid is erop gericht om niet zozeer of niet alleen in te zetten op de loonkostvermindering, maar ook op het prioritair stellen van de werkervaring. Wij steunen u daarin uiteraard.
Minister, een maand geleden hebben wij samen gevoetbald. Ik speelde op de flank, u in de spits. Ik heb u een aantal passes gegeven die u niet kon missen. U hebt ze er allemaal naast getrapt. Wel, ik geef u vandaag in het parlement een gemeten voorzet en ik hoop dat u deze eindelijk, voor de verandering, wél binnenshot. (Gelach. Applaus)
Dank u wel, minister. Het wordt een ware uitdaging. We hebben het hier allemaal gezegd. De mentaliteit is aan het wijzigen. Het besef groeit dat we allemaal langer moeten werken. Die mentaliteitswijziging is er.
Ik zou graag eindigen met een citaat van uzelf. Het slaat op 50-plussers maar het is ook toepasselijk op 60-plussers: “We geven werkzoekende 50-plussers het signaal dat we hen niet in de kou laten staan, dat zij kwaliteiten hebben die ze nog kunnen en moeten inzetten. We kunnen in Vlaanderen elk talent gebruiken.”
De actuele vragen zijn afgehandeld.