Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, de OESO doet interessant studiewerk over de staat van het onderwijs in ons land en in 34 OESO-landen. Het is altijd interessant om te kijken wat de meest recente bevindingen zijn. Uit de ‘Education at a Glance 2015’ komt heel duidelijk naar voren dat in ons land 18 procent, of bijna een vijfde, van de 25- tot 34-jarigen geen diploma heeft en dus een vogel voor de kat is op de arbeidsmarkt.
Komt daarbij dat 20 procent, of een vijfde, van de 20- tot 24-jarigen jongeren zijn die noch in een opleiding zitten, noch een job hebben, en dus ook een vogel voor de kat dreigen te worden voor de rest van hun loopbaan.
De cijfers zijn Belgisch, Vlaanderen doet het met 14 procent iets beter. Maar in Brussel, waar we toch ook een belangrijke onderwijsbevoegdheid hebben, zien we dat 25 procent van de jongeren zonder diploma de arbeidsmarkt betreedt. Vlaanderen doet het beter, maar als we ons willen vergelijken met de top, dan doen we het eigenlijk niet zo goed. Landen als Duitsland, Zwitserland, Finland en Oostenrijk hebben maar een schooluitval van 10 procent. Dat is de kop van het peloton. Daar moeten we wat sp.a betreft, op mikken.
Wat de zwakke prestaties en de hoge schoolse uitval betekent voor het welbevinden van jongeren, en in het bijzonder van de allochtone jongeren, daarin zijn we eigenlijk de tweede slechtste leerling uit de Europese klas, na, o ironie, Frankrijk. Daar hoef ik geen tekening bij te maken. Hier schuilt ook een fundamenteel gevaar voor onze samenleving. Daar moet dus aan geremedieerd worden.
Minister, hoe gaat u die schooluitval zonder diploma terugdringen? Hoe plaatst u dat in de hervorming van het secundair onderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik stel vast dat u bijzonder veel kritiek hebt op het verleden. Dank u wel voor uw vraag, hoor, maar ik vind het wel spijtig dat u een dergelijk interessant rapport herleidt tot één vaststelling. Ik heb gisteren van een van de onderzoekers een heel lange beschouwing gekregen over wat er aan positieve en minder goede dingen in staat. Maar dat neemt niet weg dat ik de zorg om de ongekwalificeerde uitval met u deel.
Ik ben het alleen niet helemaal eens met uw cijferanalyse. Ik verwijs naar wat Pedro De Bruyckere vanmiddag op de sociale media heeft gepost, namelijk dat de schooluitval in Vlaanderen 7 procent bedraagt. We komen van 14 procent enkele jaren geleden. 10 procent is ons streefdoel, zegt u zelf, maar we zitten nu op 7 procent.
Betekent dit dat we geen inspanningen moeten doen? Neen. Het betekent wel dat ik eerst wat lof wil geven aan de inspanningen die in de voorbije jaren zijn geleverd om de strijd tegen het ongekwalificeerd schoolverlaten op te voeren. Het blijkt dat het beleid ook resultaten heeft geboekt. We moeten uiteraard nog een tandje bij steken, dat is juist. De modernisering van het secundair onderwijs kan inderdaad helpen. We moeten niet moderniseren om te moderniseren, maar wel zodat de groep jongeren voor wie voltijds onderwijs nu geen optie is, via een beter stelsel van leren en werken en duaal leren aan de slag kan gaan.
We hebben de conceptnota, we hebben de pilootrichtingen geselecteerd, dus we maken daar volop werk van. Voor de groep jongeren die nu uitvalt en zonder enige kwalificatie op de arbeidsmarkt terecht dreigt te komen, heb ik met minister Muyters afgesproken om de databank onderwijs te koppelen aan die van de VDAB, zodat die jongeren verder kunnen worden gevolgd en gestimuleerd om toch een opleiding te volgen.
De doelgroep 25- tot 34-jarigen mogen we niet vergeten. Ook in de hervorming van het volwassenenonderwijs moeten we prioritair focussen op het aanbieden van secundair onderwijs zodat ook die groep in staat zou zijn dat diploma te halen. Ze zijn, zoals u terecht onderstreept, een vogel voor de kat als ze ongekwalificeerd in de maatschappij blijven functioneren.
Ik baseer me uiteraard op de cijfers van het OESO-rapport zelf, niet op Pedro De Bruyckere of anderen die interpreteren. Het gaat over concrete cijfers die Dirk Van Damme, OESO-specialist, uitgebreid heeft toegelicht.
Minister, ik kan me niet voorstellen dat u die cijfers betwist. Uiteindelijk hebt u zelf op 2 oktober 2014 in dit parlement aangekondigd dat u concrete initiatieven zou ontwikkelen, net om specifieke inspanningen te doen voor die NEET-jongeren (Not in Employment, Education or Training) zonder opleiding en zonder werk. Wat blijkt? In 2015 hebben we nog geen specifieke initiatieven gezien en is het aantal ook gestegen.
Op 3 december 2014 kondigde u hier ook aan dat de structuur van het secundair onderwijs nood heeft aan vereenvoudiging en hervorming. U zei letterlijk dat dat tegen dit schooljaar al in embryonale vorm zichtbaar zou zijn. Dit schooljaar is ondertussen bijna drie maanden ver en we hebben nog altijd niets gezien van die structuurhervorming. Ik wil graag de inspanningen uit het verleden honoreren, maar komt die hervorming van het secundair onderwijs er nog? Wat gaat u doen om het bso en het tso, waar heel veel kinderen zitten die moeite hebben om een diploma te halen, op te waarderen in een volwaardige hervorming van het secundair onderwijs? (Applaus bij sp.a)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw Gennez, met cijfers kun je alles aantonen, maar er wordt hier een proces van het verleden gemaakt. Voor mij zijn de Eurostatcijfers toch ook belangrijk. Is het nu 7 of 10 of 11 procent, ik zie in elk geval een positieve evolutie. Achter elk procent zitten absolute cijfers. Voor mij is elke jongere die geen diploma heeft en te vroeg uitstroomt uit het onderwijs, er een te veel.
We zijn inderdaad bezig met het masterplan om maatregelen te nemen. Voor die specifieke doelgroep is het stelsel leren en werken in het leven geroepen. Dat zit nog in een pilootfase, maar misschien kunt u daarover klaarheid scheppen. Wat is de stand van zaken? Dit zijn cruciale hefbomen voor de doelgroep die we voor ogen hebben.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, de hoge schooluitval is reeds jaren onze grote bekommernis. Vanuit het beleid moeten we zeer goed kijken op welke manier we kunnen remediëren. In uw planning hebt u daarvoor reeds goede initiatieven genomen en in het vooruitzicht gesteld. Het is zeer belangrijk dat we de modernisering van het secundair onderwijs doorvoeren. Ook de OESO benadrukt dat het belangrijk is dat we daaraan werken en juiste keuzes maken. De hervorming van het volwassenenonderwijs is eveneens zeer belangrijk. U stelt daarnaast ook de hervorming van de lerarenopleiding en de professionalisering van onze leerkrachten voorop als aandachtspunt, samen met het actieplan ‘Samen tegen Schooluitval’.
U geeft zelf aan dat er een gunstige evolutie is. Het is belangrijk dat we er een goed zicht op hebben waaraan het nu precies ligt dat we goede stappen vooruit zetten, zodat we de juiste conclusies kunnen trekken in verband met de maatregelen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, het gemiddelde – of het nu zeven, tien of veertien is – is beter dan een aantal jaren geleden. Dat zegt u terecht. Als je wat meer inzoomt op de cijfers, merk je dat er in bepaalde steden en bepaalde groepen veel hogere cijfers zijn. Dat verontrust onze partij. We mogen terecht spreken over vogels voor de kat.
Ik heb zelf de cijfers van eergisteren, gisteren en vandaag naast elkaar gelegd. Enkel Frankrijk scoort nog slechter in het aantal leerlingen dat zich thuis voelt in het onderwijs – en in het bijzonder van een aantal doelgroepen. We moeten niet alles tegelijk aanpakken, maar ons focussen op het stuk van het secundair onderwijs waar het niet goed zit.
Collega’s, ik wil een aantal zaken oplijsten, aangezien mevrouw Gennez vindt dat er nog niets is gebeurd.
In de Vlaamse Regering hebben we de conceptnota Samen tegen Schooluitval goedgekeurd. Meer nog: één of twee weken geleden hebben we een specifieke maatregel goedgekeurd die vroeger niet mogelijk was. Mijnheer De Ro, vroeger was het zo dat jongeren die zich om allerhande redenen minder goed voelden op school wel een time-out konden volgen. Dat was echter heel strak en niet flexibel geregeld. De Vlaamse Regering heeft nu beslist om flexibele trajecten toe te laten. Op maat van de jongeren die zich niet zo goed voelen, kunnen de scholen kiezen tussen time-out en time-in. Time-in betekent dat jongeren in de school een tijdje apart schoollopen. Het gebeurt zo in Mechelen. We zullen daarvoor extra middelen uittrekken of misschien gebeurt dat al. Zo kunnen we ervoor zorgen dat jongeren zich beter voelen. Dat is zeer relevant als flankerende maatregel naast de modernisering van het secundair onderwijs om ervoor te zorgen dat de jongeren mee blijven.
Verder is ook de conceptnota Duaal leren goedgekeurd. Het was grappig dat sommige collega’s deze ochtend vroegen wat dat ‘duaal leren’ precies is. Het concept ‘leren en werken’ is beter ingeburgerd. Jongeren voor wie het voltijds secundair onderwijs geen optie is, krijgen de kans om via de werkvloer hun kwalificatie te halen. Dat bestaat vandaag natuurlijk al. Maar de jongeren die in dat deeltijds leren en werken terechtkomen, zijn vaak jongeren die al veel te lang in een cascade van maatregelen hebben gezeten en daar helemaal uitgeblust aankomen. We willen daar een positieve keuze van maken. We starten volgend schooljaar met zeven studierichtingen die werden geselecteerd om na te gaan of het lukt om aan een diploma te geraken wanneer 60 procent van de tijd op de werkvloer wordt doorgebracht.
Collega’s, de audits over de leerlingenbegeleiding zijn beschikbaar. We kunnen nu werk maken van het versterken van die leerlingenbegeleiding. De Vlaamse Scholierenkoepel heeft al gezegd dat veel leerlingen die leerlingenbegeleiding maar half kennen en dat we die dus dichter bij de leerlingen moeten brengen. Die audit is klaar. Nu kunnen we dus actie ondernemen.
De heer Van Dijck vraagt naar de modernisering van het secundair onderwijs. Het feit dat hij ernaar vraagt, is een teken dat alle fracties van de meerderheid het noodzakelijk vinden dat ons secundair onderwijs wordt gemoderniseerd. De screening van de richtingen zijn klaar. Ook het schema is klaar om werk te maken van de modernisering. Mevrouw Gennez, volgens het masterplan Secundair Onderwijs moet het klaar zijn tegen april of mei volgend jaar. We zullen die timing zeker halen. Het is mijn bedoeling om daarin zelfs een stukje sneller te gaan.
Hoe sneller, hoe beter. Ons onderwijs heeft dringend nood aan die hervorming.
Collega’s in de meerderheid, jullie zijn intussen 488 dagen, of 16 maanden, bevoegd voor het onderwijs. Wat in december 2014 werd aangekondigd, namelijk inzicht in de vereenvoudiging van het secundair onderwijs, is er op dit moment nog niet. Maar kom, we leven op hoop, en ook wij pleiten er namens sp.a heel erg voor om de lat in ons onderwijs hoger te leggen, maar ook om in te zetten op het dichten van de kloof. Dat kan, naar ons inzicht, met een brede eerste graad, met een goed georiënteerde studiekeuze op 14 jaar en vooral met een bijzondere aandacht voor dat systeem van duaal leren, dat je leert op school en op de werkplek. Zo kan je als een sterke burger en als een goed talent voor de economie aan je volwassen loopbaan beginnen. Minister, daarvoor hopen we dat u een tandje bij zult steken. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.