Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, begin deze week werden we geconfronteerd met uitzonderlijke situaties in Brussel, doordat het dreigingsniveau werd verhoogd naar niveau vier. Dat vereiste een snelle beslissing over het al dan niet open blijven van de kinderopvanginitiatieven. Maandag en dinsdag werd door Kind en Gezin aan de mensen die een groepsopvang inrichten, gevraagd of ze hun opvanginitiatieven zouden willen sluiten. Aan de organisatoren van gezinsopvang werd dat niet gevraagd, aan hen werd de vrije keuze gelaten.
Ik vind dat verschil een beetje verrassend. Ik kan mij ook inbeelden dat het bij de ouders tot een zekere verwarring moet hebben geleid. De organisatoren van de gezinsopvang moeten het ook zeer moeilijk hebben gehad om die beslissing te nemen, aangezien zij niet over alle informatie beschikten over de terreurdreiging. Het zou beter geweest zijn, indien er een eenduidige maatregel was gevraagd. Wat is de reden waarom er verschillende instructies zijn gegeven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het is duidelijk dat de zaken elkaar zondag in sneltempo hebben opgevolgd. Oorspronkelijk was de inschatting dat er ten aanzien van het onderwijs en de kinderopvang geen vraag tot sluiting zou worden gesteld, maar daarna is op basis van de informatie van het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD) en de beslissing van de Nationale Veiligheidsraad duidelijk geworden dat het niveau werd opgetrokken tot niveau vier. Toen heeft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beslist dat de crèches in Brussel niet zouden opengaan. Dat betekende dat een afstemming vanuit Kind en Gezin met Onderwijs en met de Franstalige tegenhanger van Kind en Gezin, het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE), snel moest leiden tot een goede, eenduidige en consequente communicatie, zeker als je keek naar de beslissing en de consequenties voor de scholen, waar toch ook vaak een kinderopvang aan verbonden is. Dat heeft geleid tot de beslissing zoals u ze net in herinnering hebt gebracht.
Waarom heeft men zich gericht op de groepsopvang en niet op de gezinsopvang? De evidente reden daarvoor was dat de risicoanalyse aangaf dat je moest kijken naar die situaties waar een concentratie van mensen was en die bovendien vlot toegankelijk waren. De kinderopvang in Vlaanderen heeft al wat regels en maatregelen met betrekking tot toegangsbeveiliging. Daar kun je dus niet zomaar binnenlopen.
Dat is dus de reden waarom groepsopvang, en grote groepsopvang in het bijzonder, wel in het vizier kwam, en kleinschalige initiatieven niet. Het is op basis van die risico-inschatting, die niet door ons gebeurt, maar op basis van de analyse van experten, dat beslist is om de vraag om niet open te gaan te richten tot de grote groepsopvanginitiatieven in het Brusselse.
Er is dan met die initiatieven contact opgenomen, er is gevraagd dat de ouders verwittigd zouden worden en men heeft hen verzekerd dat ze daar geen financiële schade van zouden ondervinden. Via Kind en Gezin zijn ook een aantal informaties verstrekt om hen ook toe te laten om desnoods contact op te nemen met de politie uit de zone. Uiteraard is aan de politie ook een lijst bezorgd van de betrokken kinderdagverblijven.
We hebben dus getracht om in die beperkte tijd de zaken toch zo goed mogelijk te ondersteunen en om, vanuit het belang van de ouders, ervoor te zorgen dat zij ook voldoende geïnformeerd zouden worden.
Bedankt, minister. Aan de organisatoren van gezinsopvang werd dus de vrije keuze gelaten. Mocht ik organisator van een gezinsopvang zijn, ik zou het heel moeilijk vinden om die keuze te maken, omdat ik uiteindelijk een belangrijke verantwoordelijkheid heb over de kinderen en ten aanzien van de ouders. Het is een rationele beslissing, maar wij moeten ook rekening houden met de psychologische impact ervan. Kinderen zijn uiteraard nog altijd ons belangrijkste goed. Daarom was het belangrijk om een eenduidige maatregel te nemen.
Mijn bijkomende vraag is of u vandaag bepaalde maatregelen voor beveiliging hebt verstuurd naar de kinderopvanginitiatieven.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Sinds zaterdagochtend zijn Brussel en het leven in Brussel een beetje bevroren. Nu wordt er langzaam ontdooid. De crèches, de scholen en de metro zijn opnieuw geopend. Het leven is langzaam weer op gang aan het komen. Veel ouders van kinderen in crèches en scholen zitten met de grote vraag wat nu het verschil is tussen dinsdag en woensdag. Die vraag houdt veel mensen de afgelopen 24 uur bezig. Er is een antwoord op die vraag: crèches en scholen zijn op zich geen doelwit geweest. Het paste in de algemene veiligheidsmaatregelen. Maar dat belet niet dat heel veel ouders met veel emoties en twijfels zitten.
Over de scholen was er inderdaad snel een duidelijke communicatie. Met betrekking tot de crèches was er niet alleen de keuze. Er waren ook verschillende mensen die spraken in de Franse Gemeenschap, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, en die hadden verschillende boodschappen. Dat veroorzaakte heel wat verwarring.
Minister, u hebt uitgelegd hoe dat komt en welke veiligheidsmaatregelen u hebt getroffen. Maar op welke manier hebt u de crèches begeleid om om te gaan met de vele vragen en twijfels van ouders, en ook met hun angst om hun kinderen naar de crèche te brengen? Hoe hebt u er op dat punt voor gezorgd dat het ontdooien van Brussel vorm kan krijgen?
Kind en Gezin heeft natuurlijk alles gedaan wat mogelijk was om de kinderopvanginitiatieven daarin te begeleiden en te ondersteunen. Kind en Gezin heeft ook getracht om de vragen van ouders te kanaliseren en waar mogelijk te beantwoorden. Wanneer de initiatieven zelf met die vragen contact opnamen met Kind en Gezin, dan heeft Kind en Gezin getracht om handvatten aan te reiken om antwoorden te geven aan ouders die daarover terechte zorgen hadden.
Wij proberen vanuit Kind en Gezin ten aanzien van de kinderdagverblijven de lijn te volgen die ook voor de scholen geldt. Uiteraard proberen wij ook datgene wat vanuit de risico-inschatting en vanuit de Nationale Veiligheidsraad komt, als advies om te zetten binnen onze bevoegdheid. Mevrouw Van den Brandt, u hebt gelijk: in Brussel betekent dat afstemming tussen een aantal actoren die met betrekking tot kinderdagverblijven vanuit het veiligheidsperspectief of vanuit de subsidiërende bevoegdheid een vorm van bevoegdheid hebben.
Vandaag is er inderdaad, voor de initiatieven die opnieuw open zijn, voor politiepatrouilles en voor bereikbaarheid van de politionele diensten gezorgd. Aan de initiatieven die specifieke zorgen of vragen hebben, is de mogelijkheid geboden om contact op te nemen met de zonale politie. Wij zitten nu in de positie dat wij samen met Onderwijs proberen een aantal maatregelen en daaraan verbonden boodschappen te brengen. Ik ben er inderdaad van overtuigd, mevrouw Van den Brandt, dat wij beter zo eenduidig mogelijk zijn op zo’n moment. Het is voor de mensen al confronterend genoeg. De overheid moet dan voor zo duidelijk mogelijke boodschappen zorgen. Kind en Gezin heeft gezorgd voor goede communicatie naar de initiatieven, per mail en op andere manieren.
Minister, ik begrijp dat dit een uitzonderlijke situatie was, waarin er snel moest beslist worden. Toch denk ik dat het echt wel beter ware geweest om een eenduidige richtlijn mee te geven. Ik hoop dat dit in de toekomst niet meer zal voorvallen. Ik vraag die verwarring bij ouders en die verontrusting bij organisatoren weg te nemen.
De actuele vraag is afgehandeld.