Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de nota van de Vlaamse Regering ingediend door minister Joke Schauvliege. Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening.
De bespreking is geopend.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het voorliggende plan bevat belangrijke elementen. Ik noem er enkele. Men zet in op handhaving, waarbij handhaving natuurlijk geen doel op zich is, maar een middel om de goede ruimtelijke ordening te bewaken. Er wordt ook veel aandacht besteed aan preventie en aan het voorkomen van misdrijven en aan bestuurlijke handhaving. Het aanwenden van zachte instrumenten vinden wij een goede zaak. In het plan is rekening gehouden met de geplande samenvoeging van de inspectiedienst voor Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) en de inspectiedienst voor Leefmilieu. Het is ook de bedoeling dat Vlaanderen en de gemeenten inzake handhaving hun eigen prioriteiten bepalen en hun eigen verantwoordelijkheden opnemen. De gewestelijke administraties zullen daarbij een sturende rol spelen, en dat lijkt ons een goede zaak. Er wordt ook ruime aandacht geschonken aan het historisch passief, waarbij de Inspectie RWO de dossiers zal screenen. Belangrijk lijkt ons ook hoe lokale besturen ondersteund kunnen worden bij het voeren van een adequaat handhavingsbeleid, al dan niet in intergemeentelijk verband.
Ten slotte is het zo dat de provincies geen enkele rol zullen opnemen met betrekking tot handhaving op het vlak van ruimtelijke ordening. In dat verband wil ik opmerken dat het gedrag van sommige deputaties inzake sommige dossiers over ruimtelijke ordening mij steeds meer ergert. Provincies hebben grondgebonden taken behouden en kunnen zeker nuttig werk leveren, vooral ter ondersteuning van kleinere, landelijke gemeenten.
Maar uitgerekend op het gebied van de ruimtelijke ordening, wat een kerntaak zou moeten zijn en blijven, spelen sommige deputaties de laatste tijd blijkbaar een vreemde rol. Ik merk dat sommige deputaties in beroepsprocedures nochtans zeer gefundeerde beslissingen van gemeenten onderuithalen. Ik merk dat andere provincies nog een stapje verder gaan. Kijk maar naar een advertentie van een deputatie in De Zondag van deze week. Die slaat echt alles. Die deputatie zegt daar: “Als de gemeente niet akkoord gaat, als je daar geen vergunning krijgt, moet je maar bij ons komen en in beroep gaan.” Dat staat natuurlijk haaks op de klemtoon die deze Vlaamse Regering wil leggen, namelijk vertrouwen geven aan de gemeenten, verantwoordelijkheid geven aan de gemeenten. Ik ben zelf nooit een vijand geweest van de provincies. Sommigen weten dat. Maar vandaag ben ik wel blij dat de provincies in het handhavingsplan dat vandaag voorligt geen rol toebedeeld krijgen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Die laatste opmerking heeft met de conceptnota die vandaag wordt gepresenteerd nul of niets van doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij op twee vlakken aan bij de heer Vandaele. Er is ten eerste zijn algemene commentaar op deze nota. Handhaving is inderdaad een middel en geen doel op zich. Zo moet ruimtelijke ordening in vele gevallen, het vergunningenbeleid en al zijn aspecten, een middel zijn om te komen tot een correcte vorm van samenleven waarbij iedereen zeker is dat regels en normen worden nageleefd, niet alleen door hem- of haarzelf maar ook door iedereen die rechtstreeks enige impact op hem of haar kan hebben. Daar gaat handhaving uiteraard wel over. Ik heb in de commissie ook al opgemerkt dat ik een heel groot voorstander ben van de term ‘klantvriendelijkheid’. Ik wil keer op keer vermelden – zoals het ook in deze nota het geval is – dat die klantvriendelijkheid niet alleen geldt ten aanzien van een vergunningaanvrager of van iemand die een bouwovertreding heeft begaan. Zij zijn niet de enige klanten van de overheid als het over ruimtelijke ordening gaat. De eerste klant van de overheid als het over ruimtelijke ordening gaat, zijn evengoed de mogelijke getroffenen van bouwovertredingen. Dat zijn de getroffenen van misbruiken, van mensen die de wetgeving, de normering, de regelgeving aan hun laars willen lappen. Als de overheid regels oplegt, moet zij in ieder geval de boodschap geven dat ze correct zullen worden toegepast en nageleefd. Dat is in mijn ogen klantvriendelijkheid, want iedere burger is in wezen, als het over het gebruik van de ruimte gaat, klant van de overheid.
Ik sluit mij aan bij de heer Vandaele. Ik heb gisteren de fameuze advertentie meegebracht naar de commissie. Ik merkte dat zij bij heel veel collega’s heel veel aandacht heeft gekregen en blijkbaar toch een en ander heeft losgeweekt. Het is inderdaad zo – en dat dreigt in de handhaving ook zo te zijn, maar gelukkig heeft de provincie daar geen grote taak – dat de verleiding van sommige overheden om elkaar tegen te werken als het gaat over ruimtelijke ordening bij momenten zeer groot is. Bewust of onbewust tegenwerken, maar in ieder geval tegenwerken door te maken dat de burger zelf ofwel kan gokken op waar hij of zij terechtkan, ofwel gewoon helemaal niet meer weet wie nog waarvoor verantwoordelijk is.
Ik ben heel blij dat het in deze plenaire vergadering aan bod komt. Provinciebesturen, wie er ook, zoals u gisteren terecht opmerkte, in de coalitie zit, provinciebesturen die advertenties publiceren waarin ze aan de burgers laten weten dat wanneer de gemeente de vergunning weigert, zij gerust bij de provincie terecht kunnen voor een tweede kans omdat de regels dan gerust eens anders kunnen worden bekeken: als parlementsleden dat vroeger deden, heette dat dienstbetoon. Bovendien, wanneer het nog alleen maar gebeurt met de insinuatie van een verwijzing – want dat was de enige verwijzing in de fameuze advertentie – naar de geweigerde vergunningen, terwijl men evengoed tegen de vergunning in beroep kan gaan bij de beroepsinstantie, dan is dat ongelooflijk tendentieus en op een onvoorstelbare manier een boodschap door een overheid die in principe boven hen moet staan en die hun partner zou moeten zijn, die gemeentebesturen die hun werk doen en op wie u ook in deze handhavingsnota rekent op deze manier letterlijk te kakken zet.
Ik reken erop dat u als bevoegd minister, ook voor de samenwerking binnen uw beleidsdomein van al die overheden, daartegen zult optreden en dat u de boodschap naar alle overheden stuurt dat het niet de bedoeling is dat de ene de andere systematisch in de wind zet, laat staan er ook nog eens reclame voor maakt dat ze bereid is om de andere besturen in de wind te zetten. Dat is een pure schande. Minister, ik wens u heel veel succes met uw handhavingsbeleid, maar dat begint bij een correct vergunningenbeleid, en daar is op zijn zachtst gezegd het een en ander mee aan de hand in verschillende Vlaamse provincies.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik zal me tot het onderwerp beperken. Ik heb een bezorgdheid, minister. Ik verwijs naar pagina 34 van de nota van de Vlaamse Regering Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening. Daar gaat het over de sanctionerende fase, de gerechtelijke sancties en de bestuurlijke beboeting.
Een goede ruimtelijke ordening begint natuurlijk bij een goede vergunning en een goede handhaving, maar we mogen niet teruggaan naar het Steve Stevaerttijdperk, waarin de ambtenaren alle macht hadden. Ik houd toch een beetje mijn hart vast bij wat voorligt. Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd aan alle overtreders en bedraagt maximaal 250.000 euro, staat in de voetnoot.
Minister, ik hoop dat u dat nog kunt verfijnen. Bepaalde overtredingen moeten voor mij zeker niet voor de strafrechtelijke rechtbank komen en kunnen worden bestraft met bestuurlijke boetes. Daar heb ik geen problemen mee. Men doet een kleine melding niet of men vergeet een architect in te schakelen, bijvoorbeeld om een veranda te bouwen. Dat kan problemen geven. In de krant staat dat alles wordt vereenvoudigd en dat mensen geen vergunning meer moeten aanvragen. Mensen denken dat het om een melding of vrijstelling gaat, maar ze moesten toch een vergunning aanvragen. Dat zijn kleine zondes voor mij, zeker als je het zou kunnen regulariseren.
Maar de ambtenaar kan hier een bestuurlijke boete opleggen en er is geen enkele vorm van nuance. Dat gaat mijn petje te boven. Als je door een rood licht rijdt, kun je bijvoorbeeld een boete krijgen van minimum 25 euro tot maximum 250 euro, met coëfficiënten. Vluchtmisdrijf heeft een andere minimum- en maximumboete. Hetzelfde geldt voor een accident met gekwetsten. Hier is er geen vork en geen nuance. Het kan niet zijn dat men ineens stelt dat iemand een overtreding heeft begaan, een boete krijgt van 300 procent en 250.000 euro moet betalen. Men kan ambtshalve ook meteen een hypotheek nemen op het huis en het openbaar verkopen. Daar ben ik niet voor. De mensen, ook al begaan ze een fout, moeten rechtszekerheid hebben. Het kan niet zijn dat de ambtenaar alles bepaalt. De straffen moeten proportioneel zijn.
Ik weet dat het wordt toegepast in het kader van de milieuhandhaving, maar ik vind milieudelicten van een heel andere orde. Dan kun je een hele bevolking als het ware vergiftigen, iets dat de normen volledig overschrijdt. Ik wil een bouwovertreding niet minimaliseren, want we moeten gaan voor een goede ruimtelijke ordening en wat niet kan, moet kunnen worden bestraft. Het mag ook niet straffeloos zijn, zoals nu. Maar het moet proportioneel zijn.
De bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd bij misdrijven maar ook bij inbreuken, zelfs die op de informatieplicht. Het gaat dan bijvoorbeeld over het uitvoeren van werken zonder controle van een architect. Ik denk aan een balk. Het kan ook bij inbreuken op de meldingsplicht. Het is vandaag helemaal nog niet duidelijk wanneer iets gemeld moet worden en wanneer niet. Het is een heel kluwen in de wetgeving, ook door de aanwezigheid van bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) en verkavelingen.
Het kan niet dat een ambtenaar iemand die een foutje begaat tegen de meldingsplicht of bij het niet inschakelen van een architect, een boete oplegt van 250.000 euro. U zult misschien zeggen dat die ambtenaar dat niet zal doen, dat het allemaal redelijke mensen zijn. Dat kan, en negen op tien ambtenaren zijn waarschijnlijk ook redelijk, maar we moeten toch ook toegeven dat de ambtenarij niet altijd redelijk is. Dat weet eenieder die de ruimtelijke ordening een klein beetje kent. Vroeger was het zelfs zo dat bepaalde hoge ambtenaren in beroep gingen tegen de wetgeving van het parlement of tegen beleidsbeslissingen van de minister! Ze stelden zelfs prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, louter omdat ze hun macht wilden behouden, omdat ze niet wilden dat de politici en de decreetgevers beslisten.
Minister, ik heb een colloquium gevolgd hier in Brussel, dat heb ik u al meegedeeld, en daar hebben drie sprekers dit probleem aangekaart. Eerlijk gezegd had ik ook niet op de kleine lettertjes gelet. Ik zou u willen vragen dat u mijn bezorgdheid meeneemt en verfijnt opdat de ambtenaar niet alle macht krijgt en zeker geen dergelijke boetes kan opleggen. Ik wil u vragen dat u een vork hanteert en dat u zorgt voor rechtszekerheid voor u en voor de aanvrager.
Dit waren mijn bekommernissen. Achteraf kan niet worden gezegd dat dit probleem niet werd opgemerkt, ik heb het duidelijk voorgelezen. Ik hoop dat de rede terugkeert. (Applaus bij Open Vld)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, een van de allereerste vragen die ik hier ooit in het parlement heb gesteld, was een actuele vraag over het stellen van prejudiciële vragen door de stedenbouwkundige inspectie naar aanleiding van beslissingen die dit parlement had genomen. Ik moet zeggen dat ik er toen als jong parlementslid vrij verwonderd over was. Ik vroeg me af hoe het kon dat op een democratische beslissing van ons hier, een heel establishment volgde om alles in vraag te stellen.
Dat staat ook haaks op wat de principes van handhaving moeten zijn. Handhaving moet een preventief instrument zijn en handhaving moet snel en kordaat zijn. Men mag geen achterhoedegevechten blijven voeren over democratisch genomen beslissingen. Men moet zich niet blijven wentelen in dossiers die ondertussen vele jaren oud zijn. Er moet vooral voor worden gezorgd dat er geen bijkomende bouwmisdrijven gepleegd worden.
En daarom, minister, denk ik dat dit handhavingsprogramma een flinke stap vooruit is. Ik wil er één zaak uitlichten. Ik vind dit heel belangrijk. Ik heb er in 2010 al vragen over gesteld. Ik heb het over de ambtshalve hypotheek. Dat is een hypotheek die dikwijls werd gelegd omdat men zogezegd ambtshalve zou afbreken, iets wat al jaren niet meer gebeurt, maar dat veeleer als een instrument gebruikt werd om mensen onder druk te zetten. Heel vaak was er het neveneffect dat families die in onverdeeldheid zaten, broers en zussen van mensen die veroordeeld waren voor een bouwmisdrijf, mee in bad werden getrokken. Dat heeft voor schrijnende situaties gezorgd. Dit plan maakt daar komaf mee en stelt duidelijk dat het leggen van een ambtshalve hypotheek duidelijk onderbouwd moet zijn. Er moet een reden zijn om ze nog te kunnen leggen en naar normen moet ze dezelfde zijn als het bedrag waar ze tegenover staat.
Ik vind het heel belangrijk dat in dit handhavingsplan nog drie opdrachten zitten om verder te onderzoeken. Dat is zeker en vast het reduceren van het historisch passief en de vergunkwesties. Ook moeten we ons handhavingsbeleid eens heel duidelijk monitoren: welke instrumenten uit het handhavingsbeleid die hier worden aangereikt, worden gebruikt? En uiteraard is er de financiering van de handhaving door de lokale besturen, want ook daar hangt een kostenplaatje aan.
Wij denken alleszins, minister, dat in dit handhavingsprogramma forse stappen vooruit gezet zijn. (Applaus bij CD&V)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor de vele positieve opmerkingen op deze nota.
Voorzitter, het is niet zo gebruikelijk dat een nota wordt voorgelegd aan het parlement. Dit is redelijk uniek: de handhaving op het vlak van ruimtelijke ordening, maar ook in het kader van de omgevingsvergunning, willen we meer structureel en planmatig aanpakken. We willen daarbij zoveel mogelijk inspraak. Als we die omslag maken van een aparte milieuvergunning en bouwvergunning naar één omgevingsvergunning moeten we ook de instrumenten voor handhaving op elkaar afstemmen. Dat houdt in dat de bestuurlijke geldboete, die al bestond inzake leefmilieu, ook mogelijk wordt gemaakt inzake ruimtelijke ordening. Collega Ceyssens heeft dat mooi verwoord: handhaving moet kordaat en goed verlopen, maar heeft vooral ook een preventief karakter. De bedoeling is niet om zoveel mogelijk mensen te kunnen strikken, maar wel om af te schrikken en ervoor te zorgen dat mensen dat misdrijf niet begaan. Dat is de bedoeling.
We hebben bijzonder goede ervaringen met die bestuurlijke geldboete op het vlak van leefmilieu. We voeren die nu ook in wat betreft de stedenbouw. Uiteraard is dat een maximaal bedrag en er zijn ook vorken. Binnen de diensten worden interne richtlijnen opgemaakt: als er een geldboete wordt opgelegd, moet die in verhouding staan tot het gepleegde misdrijf. Dat spreekt voor zich en dat verloopt steeds op die manier. Er is dan ook nog een mogelijkheid van beroep. Nogmaals, de ervaring hiermee is bijzonder goed op het vlak van leefmilieu. Ik ontken niet dat dit voor bouwvergunningen een nieuw instrument is en dat er wat koudwatervrees is. Ik ben ervan overtuigd dat dit voor de omgevingsvergunning een bijzonder nuttig instrument kan zijn, dat op een verantwoorde manier zal worden gebruikt, zoals dat ook inzake leefmilieu gebeurt.
Voorzitter, er werden ook twee opmerkingen gemaakt over het administratief beroep bij de provincies. Dat heeft niets te maken met de nota handhaving. Dat is gisteren uitvoerig besproken in de commissie Leefmilieu en kwam vorige week uitgebreid aan bod in de commissie Bestuurszaken. Bij de invoering van de omgevingsvergunning is de keuze binnen de meerderheid en ook hier in het parlement gemaakt voor een administratief beroep bij de provincies. Die provincies moeten op voorhand een advies krijgen van de provinciale vergunningscommissie. Nieuw is dat de gemeenten ook in die provinciale vergunningscommissie zitten en dus mee het advies voorbereiden op basis waarvan de bestendige deputatie uiteindelijk in beroep een uitspraak zal moeten doen.
Ik heb al meermaals gezegd dat het in strijd is met het verdrag van Aarhus om dit af te schaffen. Dit kun je niet zomaar terugschroeven. Zodra die keuze is gemaakt, is het de bedoeling dat er een goede samenwerking is met de lokale besturen, de gemeenten en de provincies, maar dat er ook een tweede kans gegeven wordt om te oordelen over een vergunning. Dat is een traditie die we hebben en dat is ook de keuze waarvoor werd geopteerd in dit parlement, bij de stemming over de omgevingsvergunning. Nogmaals, dit heeft eigenlijk niets te maken met de voorliggende nota handhaving. De bedoeling van die nota is vooral de handhaving goed, efficiënt, klantvriendelijk te laten verlopen, in het voordeel van iedereen, niet enkel van de vergunningaanvrager, maar ook van wie rechten wil doen gelden. Dat staat dus in deze nota: we moeten kordaat, goed en vooral preventief handhaven om ervoor te zorgen dat mensen weten dat er inzake ruimtelijke ordening rechten, maar ook plichten zijn.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik heb uw antwoord goed gehoord. Ik blijf me zorgen maken over het feit dat een ambtenaar de keuze zal hebben om een boete op te leggen tussen 0 en 250.000 euro. U zegt dat er interne vorken gehanteerd worden, maar hoe zit het met de rechtszekerheid van de burger? Wie een overtreding heeft begaan, kent die regels niet en de advocaten evenmin. Er is dus sprake van enige discretionaire bevoegdheid van de ambtenaar. Vanuit de bekommernis om rechtszekerheid te scheppen betreur ik dat. Ik vind dat er openlijk moet worden verfijnd en dat er minimum- en maximumboetes voor bepaalde soorten overtredingen moeten worden vastgelegd en bekendgemaakt. Ik vind het niet evenredig als mensen boetes tot 250.000 euro kunnen oplopen door een beslissing van een ambtenaar.
Je kunt dat niet vergelijken met milieudelicten. Een milieudelict kan inderdaad schade van 250.000 euro teweegbrengen, bijvoorbeeld omdat naar aanleiding van zaken die werden vervuild, bepaalde initiatieven moeten worden genomen. Maar hier gaat het om zomaar iemand, een particulier, een bedrijf, of eender wie die iets fout heeft gedaan. Laten we zeggen dat de inspecteurs of ambtenaren zeer gedreven zijn. Al jaren procedeert men ook over de vraag ‘wat is een misdrijf?’ Is het een aflopend misdrijf of is het een voortdurend misdrijf? Is het verjaard of niet? Tot op vandaag blijven de stedenbouwkundige inspecteurs interpreteren. Het is niet zo dat zij altijd redelijkheid aan de dag leggen. Ook mijn collega Lode Ceyssens heeft dat naar voren gebracht, dat men zelfs prejudiciële vragen stelt. Ik vind het toch wel zeer riskant. Ik wil er toch wel voor behoeden dat u straks in de pers komt, dat mensen op straat komen, dat ze in het nieuws komen en zeggen dat een ambtenaar hen lastigvalt en ze een brief krijgen met een boete van 200.000 euro. Dat is om een shock op te lopen, ik denk zelfs voor veel mensen die 2500 euro of 3000 euro moeten betalen. Dat is geen redelijke manier van werken. Ik blijf het herhalen. Ik verzoek u met de grootste aandrang: er moet handhaving zijn, maar er moeten ook rechten zijn voor onze inwoners. We kunnen niet alles in handen geven van de ambtenaren. Ik dring ten sterkste aan op een verfijning en op transparantie.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik wou even ingaan op de suggesties van de minister. Minister, u zegt dat de gemeenten vertegenwoordigd zijn in de adviescommissie en dat de deputatie wordt geadviseerd. Ik wil dat allemaal gerust geloven. Ik stel alleen maar vast dat in de praktijk in nogal wat gevallen, in nogal wat provincies, bij heel veel gemeenten, een geweldige frustratie heerst over het feit dat er met dat advies nul en generlei rekening wordt gehouden. Dat met andere woorden, in een aantal gevallen, provinciale gedeputeerden gewoon los van de ruimtelijke visie die u aan de gemeenten vraagt om op te stellen, los van het correcte vergunningsbeleid dat u als minister en wij als parlement aan de gemeenten vragen om uit te oefenen, compleet los daarvan, en in vele gevallen ‘à la tête du client’, gewoon hun zin doen, en niet alleen hun zin doen, maar er ook nog eens advertenties over publiceren dat ze er hun zin mee zullen doen. Met andere woorden een inwoner, een aanvrager van een vergunning moet zich geen bal aantrekken van wat de gemeente zal beslissen. Het komt toch in orde. Daar komt het in veel gevallen op neer.
U verschuilen achter een aantal formele procedurevoorwaarden is onvoorstelbaar. Ik vroeg u gisteren of vorige week al in de commissie naar cijfers over het aantal gevallen waarin gemeenten in beroep gaan tegen beslissingen van de bestendige deputatie. Ik vraag dat niet zomaar. Wanneer ze dat doen betekent dat, voor zowel de aanvrager als voor de omwonenden, dat de gemeente naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gaat en dat we nog een jaar verder zijn. Noch op het vlak van rechtszekerheid, noch op het vlak van kwaliteit van bestuur heeft iemand er iets bij te winnen dat u gemeentebesturen daartoe aanzet. Dat is wat er nu gebeurt. Ik ken er die systematisch hebben beslist om dat te doen. Dit is gewoon slecht bestuur.
Uw antwoord op mijn vraag daarover was dat u die cijfers niet hebt, dat ze niet bestaan. Ik ga ze u hier nog eens vragen en ik ga ze blijven vragen. Ook administratief is dat gewoon quatsch. Het kan niet dat ze niet bestaan. Als uw gewestelijke en provinciale ambtenaren ruimtelijke ordening, die verondersteld worden daar toezicht op te houden, geen cijfers hebben, dan is het hoog tijd dat die worden gemaakt. Ik zou graag van u weten of u van plan bent om die te maken. Hebt u enig zicht op de evolutie van het aantal vergunningen en beroepsprocedures? Wat gebeurt er concreet per provincie? Dit gaat over klantvriendelijkheid, dat u dat kan weten.
Hebt u zicht op het aantal gevallen waarbij de provincie voorbij is gegaan aan het advies van de vergunningscommissie? Ook die vraag stel ik u. Ik zal ze schriftelijk stellen, maar ik wil hier laten weten dat ze komt. Het kan toch niet zijn dat u antwoordt met een paar algemeenheden zoals het verdrag van Aarhus, dat niet zegt dat de provincies een opportuniteitsoordeel kunnen vellen dat boven de beslissing van de gemeente gaat. Daar gaat dat verdrag niet over, ik ken het goed genoeg. Maar dat u er zelfs geen cijfers over hebt! Ik zou heel graag al die cijfers hebben. Ik zal ze heel meticuleus opvragen, want mijn gevoel is dat een aantal deputaties een loopje nemen met de gemeentelijke besturen en dat ze gemeentebesturen zelfs rechtstreeks in hun gezicht uitlachen. Als dat het soort Vlaanderen is dat men wil, dan zou me dat van u en zelfs van deze meerderheid verwonderen. In elk geval is het niet het soort Vlaanderen dat ik graag zou zien.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, men is nooit te oud om te leren. Uit nieuwsgierigheid richt ik me tot u. Als we punt 6 van onze dagorde goedkeuren, wat is het juridisch karakter daarvan?
Mijnheer De Croo, dat is een zeer interessante vraag. Ik zal even overleggen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, we zullen de discussie van gisteren en de week ervoor in de commissie niet overdoen in de plenaire vergadering. Mijnheer Tobback, we weten dat we van mening verschillen over de vraag of iemand die al dan niet een vergunning krijgt in de gemeente, nog eens in beroep kan gaan bij de bestendige deputatie. Nogmaals, dat is ook een keuze die decretaal is gemaakt. De betrokkenheid van de gemeente wordt versterkt, voor alle duidelijkheid. De omgevingsvergunning is er vandaag de dag nog niet. We hebben die net ingevoerd om dat te versterken. U verwijst naar huidige situaties. In de toekomst zal dat veranderen. Dat is iets waarover dit parlement ook heeft gestemd.
Mevrouw Van Volcem, ook die bestuurlijke geldboete is hier in het parlement decretaal vastgelegd. U hebt een aantal vragen over de toepassing, maar er staat heel uitdrukkelijk in het decreet dat die bestuurlijke geldboete natuurlijk ook in verhouding moet staan tot de inbreuk of het misdrijf. U weet dat wellicht, want u hebt daar ook mee over gestemd. Er is dus ook een decretale kapstok om ervoor te zorgen dat er uiteraard geen bestuurlijke geldboetes worden opgelegd wanneer dat niet verantwoord is. Als er geldboetes worden opgelegd, dan zijn die natuurlijk ook gebaseerd op de ernst van de inbreuk of het misdrijf dat zich heeft voorgedaan.
Ik denk dat we ons in de hele discussie moeten beperken tot het handhavingsprogramma. Het is de bedoeling om dat planmatig aan te pakken, om daar ook het parlement bij te betrekken. Er is beslist dat dit op die manier wordt voorgelegd aan het parlement. Zoals ik daarnet zei, is dat vrij uniek. Dat is eigenlijk een soort kennisgeving van een handhavingsprogramma, waarover dan inderdaad in het Vlaams Parlement wordt gestemd.
Mijnheer De Croo, ik zal straks een verklaring afleggen voor de stemming. U krijgt uiteraard een antwoord op uw vraag.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het handhavingsprogramma houden.