Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het recente schietincident bij een politieoptreden in een jeugdinstelling en het optreden van de politie bij risicosituaties in de jeugdzorg in het algemeen
Actuele vraag over het omgaan met agressie binnen welzijnsvoorzieningen
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Eergisteren lazen we in de pers dat zich een schietincident had voorgedaan in Antwerpen in een jeugdinstelling. Een jong meisje van 14 werd door het speciale interventieteam neergeschoten met een kunststofkogel. Het meisje vormde mogelijk een bedreiging voor anderen en dreigde ermee zichzelf te verwonden.
Ondertussen is er een hele discussie vanuit verschillende hoeken ontstaan daarover. Ik heb begrepen dat er een onderzoek komt. Ik denk dat we het hier beter kunnen hebben over de problematiek in het algemeen.
In onze voorzieningen verblijven heel wat jongeren om diverse redenen. Vaak hebben zij al heel wat meegemaakt, hebben ze al trauma’s opgelopen. Redenen genoeg om er zeer omzichtig mee om te gaan. De voorzieningen hebben daar allemaal zeer veel expertise in, minister, ze hebben een eigen agressiebeleid, en soms is het toch nodig om de lokale politie erbij te halen. Dat geldt trouwens niet alleen voor jeugdinstellingen maar ook voor psychiatrische instellingen bijvoorbeeld. Dat is hier dus ook gebeurd.
Maar het ene politieoptreden is niet het andere, dat weten we allemaal. Er is heel veel verschil. In juli hebben we na de evaluatie van één jaar integrale jeugdhulp hier een resolutie goedgekeurd. Daarin is voorzien in een goede afstemming tussen de jeugdhulpverlening en de politie, zeker in het kader van incidenten.
Hoe kan er ter zake gekomen worden tot een nog beter afsprakenkader tussen de jeugdhulp en de politie betreffende interventies als die noodzakelijk zijn?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de kinderrechtencommissaris was heel duidelijk: het gebruik van dergelijk wapenarsenaal tegen kinderen die in de war zijn en in een crisis gaan, is niet gepast. Ik hoop dat u dat zelf ook even duidelijk zult veroordelen als de kinderrechtencommissaris want ik maak me ernstig zorgen over de inzet van zulke wapens in onze jeugdinstellingen.
Mijn bezorgdheid gaat verder dan dit ene incident. De vraag is natuurlijk wat u daar structureel uit kunt leren. De essentie van het probleem is vaak dat er te weinig hulpverleners zijn om een kind in crisis op te vangen. Ze hebben zeer zeker de expertise om met de situatie om te gaan, maar zijn met onvoldoende en moeten een beroep doen op een extern team, op extra bijstand. Wie moet zo’n bijstand verlenen? Wat moeten zij kunnen en kennen?
In Groot-Brittannië heeft men teams die gespecialiseerd zijn in geweldloze interventie in zulke situaties. Ze zijn opgeleid om zware crisissen tot bedaren te brengen en om kinderen te helpen om weer uit de crisis te geraken. Minister, wilt u investeren in zulke teams?
Dat kan wat mij betreft op twee manieren. Of u overtuigt federaal minister van Binnenlandse Zaken Jambon om binnen zijn korps van lokale politie mensen te laten opleiden tot geweldloze interventie in jeugdinstellingen. Of u gaat dat zelf doen, binnen uw bevoegdheid: u kunt een interventieteam op poten zetten dat versterking kan bieden waar en wanneer nodig.
Ik hoop vooral dat u het met mij eens bent en met de kinderrechtencommissaris dat het niet wenselijk is dat dit soort agressie in jeugdinstellingen wordt herhaald. Wat gaat u concreet doen om gespecialiseerde interventiehulp te organiseren voor die jongeren?
De heer Parys heeft het woord.
Sommige collega’s van mij hebben in de pers gesproken over een drama. Ik onthoud vooral dat er een zeer moeilijke situatie is afgelopen zonder een drama. Ik vind het belangrijk om dat te onderlijnen.
Mevrouw Schryvers heeft er al naar verwezen dat er inzake het optreden van de politie een doorlichting komt van het Comité P. Laat ons kijken wat het overleg met u met het Comité P oplevert om te zien of er al dan niet iets moet worden veranderd.
Ik vind het belangrijk om in dit parlement de juiste vragen te stellen. Agressie is niet nieuw in jeugdvoorzieningen. In oktober 2001 werd in Veldwezelt in Limburg in een opvangtehuis een begeleidster door een 15-jarige vermoord met een hamer. Vlaanderen heeft daar lessen uit getrokken. ICOBA, Iedereen COmpetent in het Beheersen van Agressie, werd opgericht. Er zijn heel wat trainingsprogramma’s, er is het Kwaliteitsdecreet en het vormingsbeleid dat instellingen zelf hebben. Moeten we in Vlaanderen nog meer doen dan wat we vandaag al doen? Zijn de begeleiders voldoende opgeleid? Is er preventief contact tussen een voorziening en de politie? Wordt er een korte schets gemaakt van de situatie wanneer de politie in een voorziening arriveert? Vertellen we wat de inschatting is van de reactie van de betrokken minderjarige of van andere bewoners in een instelling? Wat gebeurt er voordat een voorziening in Vlaanderen in de bijzondere jeugdhulp de politie belt? Is iedereen voldoende opgeleid? Kunnen we de ondersteuning geven aan mensen op het terrein om zo preventief mogelijk op te treden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Een incident waarbij de fysieke integriteit van een minderjarige wordt geschaad, is natuurlijk altijd een ernstig incident. In die zin is het goed dat het wordt geproblematiseerd en dat we met het vergrootglas kijken naar wat er is gebeurd.
Zoals ik het nu zie en op basis van de informatie waarover de administratie beschikt, heeft de instelling dit, op basis van wat we aan regelgevend kader hebben geïnstalleerd – recent in 2014 is de regelgeving aangepast inzake grensoverschrijdend gedrag waartoe dit soort agressie-incidenten hoort –, correct aangepakt. Ik ga daarvoor voort op de informatie waarover we nu beschikken. De regelgeving stelt dat de instelling een beleid moet hebben voor dit soort grensoverschrijdend gedrag. Er moet vorming en training worden gegeven. Er zijn methodieken ontwikkeld. We hebben een expertisecentrum in Vlaanderen dat beschikbaar is om daarover advies en vorming te geven.
In dit concrete geval heeft men ook getracht om de escalatie te vermijden. Dat wil zeggen dat men probeert te kalmeren. Als dat niet mogelijk is, worden mensen afgezonderd en probeert men andere dingen om ervoor te zorgen dat de zaak niet uit de hand loopt. Op een bepaald moment is dan beslist om een beroep te doen op de politie.
In het algemeen zegt men mij dat de jeugdhulp tevreden is over de samenwerking met de politie. Het gebeurt nogal eens dat de politie erbij wordt geroepen. Dat is zeer uitzonderlijk, maar het is zeker niet zo dat het nooit gebeurt. Als ik de verslaggeving goed interpreteer, is men er in een instelling in de periode 2014 tot en met nu een twintigtal keer niet in geslaagd om het te beheersen en is er een beroep gedaan op politionele bijstand. Er moeten dan kaders zijn en concrete afspraken worden gemaakt. Er moet bijstand worden gevraagd op het moment dat het nog niet heel erg is. Men moet inschatten wanneer men die escalatie nog kan voorkomen door een interventie. Men moet ook een briefing geven waarover het gaat. Men moet ervan uit kunnen gaan dat de politie alles doet wat ze kan om de fysieke en psychische integriteit van de minderjarige te respecteren. Wat dat laatste betreft, is nu de vraag wat er is gebeurd en wie welke inschatting heeft gemaakt.
Ik vind uiteraard dat dit moet worden uitgeklaard. Dit is geen evidente situatie, integendeel. Ons agentschap heeft zeer juist gereageerd door te zeggen dat ze onmiddellijk een gesprek willen met de korpschef om te weten hoe de zaken zijn verlopen en om na te gaan of daaruit algemene conclusies moeten worden getrokken. Blijkbaar is ook het Comité P gevat. We zullen kunnen zien of de proportionaliteit en de noodzaak van het optreden van de politie aanwezig was.
Het is belangrijk om daar naar te kijken.
Het is ook belangrijk om, in opvolging van de resolutie van dit parlement, te zien wat je kunt doen op het terrein om in die samenwerking te kijken naar de goede praktijken. Onze Zorginspectie is nu bezig met een inspectie op het terrein van de toepassing van onze regelgeving van 2014. Hebben onze voorzieningen dit soort beleid? Hebben ze regels? Hebben ze procedures? Doen ze inspanningen om de expertisebevordering ten aanzien van hun medewerkers te realiseren? We gaan in het voorjaar daar de eerste conclusies van krijgen. Daar kunnen we zeker op voortbouwen als we de volgende stappen moeten zetten.
Het cruciale in dergelijke verhalen is het moment waarop de politie beslist heeft om het speciale team daarbij te betrekken. De hele vraag voor mij is nu, aan de hand van de analyse van de casus, of wij daarover geen betere afspraken moeten maken. De voorziening heeft een beroep gedaan op de politie, maar het is dan allemaal bijzonder snel gegaan. Collega’s, tussen de oproep en het beëindigen van de situatie heeft er zich ongeveer twintig minuten afgespeeld. Ik ben het eens met de heer Parys dat we nu moeten analyseren en kijken of daar lessen uit moeten worden getrokken, maar dat we ook moeten concluderen dat de zaken niet op een dramatische manier geëscaleerd zijn en men ze toch nog heeft kunnen beheersen.
Het is tijd om te objectiveren en te analyseren. Dit incident veronderstelt een ernstige analyse. Het zal aan de hand zijn van die twee momenten, het overleg met de chef en ik neem aan het verslag van het Comité P, dat we kijken of verdere afspraken op een hoger niveau met de politie moeten worden gemaakt.
Een volgende punt is traumabegeleiding. Daar wordt terecht naar verwezen. In het kader van de Vlaamse aanpak van het vluchtelingenvraagstuk, weet u dat de regering extra geld heeft uitgetrokken om bijkomende ondersteuningscapaciteit te realiseren, specifiek voor kinderen met trauma’s opgelopen door wat ze meegemaakt hebben. Op 2 oktober hebben we daaromtrent een oproep gedaan aan de sector. We hebben gevraagd wie deze extra traumabegeleiding voor kinderen mee wil opnemen in Vlaanderen. De kandidaturen hiervoor zijn binnen. We gaan binnenkort beslissen over uitbreiding van onze mogelijkheden binnen de technieken en concepten van de integrale jeugdhulp.
Een laatste punt is: kun je op een dergelijk moment niet beter zorgen dat ook andere expertise aanwezig is dan de politionele? Daar is zeker iets voor te zeggen. We zullen de kans krijgen, ook in Antwerpen, om daarover te spreken. Het is u bekend dat federaal minister De Block budget heeft uitgetrokken voor crisishulpverlening vanuit de psychiatrie in netwerken. Dat wordt nu uitgerold. Ook in Antwerpen zullen ze daar blijkbaar in 2016 mee kunnen starten. Ik vind het perfect mogelijk om eens na te gaan of er op een dergelijk moment, als men echt in een heel moeilijke situatie zit, men niet de nodige bypasses moet maken met politioneel optreden en hoe vandaaruit eventueel bijstand kan worden verleend.
Ik wil nog eens benadrukken dat het gemakkelijk is om daar nu over te spreken en analyses te maken, maar je moet er maar voor staan, iemand voor je hebben die zichzelf serieus kan verwonden. Je moet afwegingen maken in minuten. Als je de chronologie ziet, dan heeft heel dat verhaal zich in twintig tot dertig minuten afgewikkeld. U moet mij niet kwalijk namen dat ik langs de ene kant zeer beducht ben voor een voor ons heilig principe, namelijk de integriteit van minderjarigen, die we hoog in het vaandel willen houden, en anderzijds meen dat de nodige discipline aan de dag moet worden gelegd om niet te concluderen voor we de analyse ten gronde hebben gemaakt van wat er zich op het terrein heeft voorgedaan. Als daaruit conclusies moeten worden getrokken, dan zal ik de eerste zijn om dat ook te doen, maar ik houd er persoonlijk niet van om nu al hele grote uitspraken te doen over een concrete situatie.
Er is voldoende reden om achterdochtig of minstens gealarmeerd te zijn en overleg te vragen. We moeten lessen trekken en zien wat er is gebeurd. Is er correct opgetreden? Is de ketenaanpak correct gebeurd? Dat moeten we echt kunnen beoordelen aan de hand van een concrete analyse van de feiten. Er zullen heel binnenkort momenten zijn waarop het mogelijk zal zijn om die conclusies te trekken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U onderstreept terecht dat er een grondige analyse van de feiten moet gebeuren. Laten we hier inderdaad ook niet de indruk wekken dat we het zelf allemaal beter weten, wij die niet met onze neus op zulke feiten worden gedrukt.
Wat voor mij ontzettend belangrijk is, is dat er een goede afstemming komt tussen die jeugdhulp en die lokale politieteams, en het best ook met de diensten van Jeugd en Gezin, dus zo laag mogelijk en zo veel mogelijk ook afgestemd op de jeugd, en ook gevormd in dat kader. Ik denk dat er heel goede concrete voorbeelden zijn van voorzieningen met lokale teams, en dat er ook wel goede voorbeelden kunnen worden geanalyseerd, om die aan te reiken aan de hele sector, zodat iedereen dat niet voor zichzelf moeten beginnen uit te zoeken, zowel de jeugdhulp zelf als het lokale politieteam.
Ik wil het verder nog kort over de traumabegeleiding hebben. Het gaat hier immers natuurlijk over een zeer specifieke situatie. Dat maakt het nog erger. Ik denk dat die vorming van belang is voor de jeugdhulp. Inderdaad. Het Kinderrechtencommissariaat heeft daar ook op gewezen en u neemt initiatieven ter zake. Dat moet dan echter ook worden doorgetrokken in de samenwerking met de politie.
Minister, ik ben het met u eens als u het hebt over de analyse. Ik heb daar trouwens ook een hoorzitting over gevraagd in de commissie. Ik hoop dat daar voldoende steun voor te vinden is volgende week. Wat me echter ongelooflijk schokt, is dat u blijkt te vinden dat potentieel de inzet van het Snelle Respons Team misschien wel juist was, dat potentieel het gebruik van dat wapen misschien wel proportioneel was. De burgemeester van Antwerpen zei enkele maanden geleden zelf het volgende: “Dat team is bedoeld tegen gekken met kalasjnikovs.” Zo zei hij dat. Hij zei daarover ook: “Niemand anders zal ze ooit te zien krijgen.” En nu zegt u dat het misschien proportioneel is dat ze aankomen in een jeugdinstelling, dat ze dat geweer pakken, maar misschien hadden ze proportioneel iets anders moeten gebruiken. Weet u wat ze daar zelf over zeggen? Dat dat klopt, dat ze de keuze hebben tussen pepperspray, een wapenstok en een pistool, en dat ze hebben gekozen voor het pistool. U lijkt te denken dat de wapenstok misschien geschikter was. Excuseer, zo’n team dat moet worden ingezet tegen gekken met kalasjnikovs, stuur je niet af op kinderen in crisis. (Applaus bij sp.a. Rumoer)
Voorzitter, minister, collega’s, ik pas toch echt wel voor dit soort theater. (Applaus bij de N-VA)
Op basis van een dramatische situatie, die relatief goed is afgelopen, begint men vanuit zijn parlementszetel hier oordelen te vellen over een politieoptreden dat erger heeft voorkomen. (Applaus bij de N-VA)
Wij waren er niet bij. Dat stuit me echt wel tegen de borst, want het is hier tenslotte ook niet de Antwerpse gemeenteraad. Minister, daarnet is gezegd dat het Comité P, uw agentschap en de politie samen zouden zitten om hierover te overleggen. Laat ons die sereniteit gebruiken om er ook hier de nodige acties aan te verbinden, en niet in een soort opbod te belanden daarover.
Ik heb een bijkomende vraag, die ik op zijn minst even belangrijk vind, als dit klopt. Ik heb gelezen dat het meisje niet langer welkom zou zijn geweest in de instelling waar dit is gebeurd, en dat ze nu in een centrum voor volwassenenpsychiatrie is terechtgekomen. Dat lijkt me een vraag die Vlaanderen, die het Vlaams Parlement ter harte moeten nemen. We moeten ons afvragen hoe het komt dat zij nu alleen maar terechtkan in zo’n centrum, en niet in een aangepast centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. (Applaus bij de N-VA)
De heer Somers heeft het woord.
Minister, ik kan me ten zeerste vinden in de toon die u hebt gehanteerd in uw antwoord op de vragen. Het is een incident dat ons als samenleving confronteert met soms heel complexe thema’s, die ons bezorgd maken, waarbij we ook moeten blijven stilstaan, die we niet zomaar mogen laten voorbijgaan. Ik vind dus dat het een opdracht is van ons allen, en ook van u, als minister, om ter zake een ernstige evaluatie te maken. Het schietincident zelf wordt geanalyseerd door het Comité P, een onafhankelijke instelling die we daarvoor in het leven hebben geroepen. Ik vertrouw erop dat ze dat op een ernstige manier zullen doen. Ik vind het nu dus absoluut voorbarig om welke uitspraak dan ook te doen, in afwachting van wat het Comité P ons zal vertellen. Wat onze eigen instelling betreft, vind ik echter dat we wel heel grondig de analyse moeten maken. Is de expertise die we hebben, die aanwezig is, sterk genoeg? U gaat dat doen, en ik juich dat toe.
Maar ten tweede zou ik u ook willen uitnodigen om contact op te nemen en samen te zitten met minister Jambon, om de afspraken die de welzijnssector met de politiediensten maakt te structureren, evalueren en te bekijken hoe we daar in de diepte die samenwerking nog meer kunnen verbeteren. Zo kunnen we een escalatieladder maken die we allemaal samen kunnen hanteren. Op die manier weet de politie wat van haar wordt verwacht en wat ze wel en niet kan doen wanneer ze geroepen wordt in die moeilijke, complexe situaties.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, u zegt dat we zullen objectiveren en analyseren wat er gebeurd is om te bekijken of er al dan niet fouten zijn gemaakt.
U weet dat ondertussen de lokale politie en de burgemeester van Antwerpen al een analyse en een rapport hebben gemaakt. Ze zeggen dat er geen enkele fout is gebeurd en dat alles volgens het boekje is gebeurd. Daar komt men dus wel al tot die conclusie.
Ik wil u gerust de tijd gunnen om het te objectiveren, analyseren en tot algemene afspraken te komen. Ik vraag me wel af wat u ondertussen zult doen. We zitten dan namelijk met een vacuüm tot u die nieuwe algemeen geldende afspraken zult maken. Is het vanuit uw bevoegdheid en de bezorgdheid voor onze instellingen niet logisch dat u alvast in tussentijd ertoe oproept dat het Snelle Respons Team en deze schiettechnieken in de nabije toekomst niet meer zullen worden toegepast in de instellingen? (Applaus bij Groen en sp.a)
Collega’s, dat gesprek zal in de volgende weken plaatsvinden. Het is evident dat we snel rond de tafel moeten zitten om na te gaan wat er gebeurd is en of er zich geen duidelijkere afspraken opdringen.
Ik heb geen aanduidingen dat er in de instelling iets niet zou zijn gebeurd zoals we dat verwachten van een bijzondere jeugdinstelling. Zoals gezegd, is het mijn aanvoelen – maar ik houd een slag onder de arm omdat ik de feiten wil kennen in hun detail – dat men vanuit de instelling op een bepaald moment heeft geoordeeld dat ze de politie erbij moesten roepen. Dan is er beslist om het speciale team daarbij te betrekken. Dat was een kwestie van minuten.
Uiteraard neemt de instelling de bezorgdheden van de collega’s in verband met het respect voor de fysieke en psychische integriteit erg ter harte. Men roept er de politie bij omdat men een escalatie wil vermijden. Er is echter een bijkomende beslissing genomen: het convoceren van een bijkomend team. Uit de conclusies zal volgens mij wellicht blijken dat er vragen zijn bij die opeenvolging van beslissingen. Moeten we dat duidelijker maken? Kan dat beter worden afgesproken? Vanuit mijn beperkt inzicht lijkt mij dat een van de dingen die ze zullen aanhalen.
Als zou blijken dat dat het issue is en dat de instelling de zekerheid wil, dat, als ze de politie erbij roept, niet geconfronteerd wordt met een interventie op een niveau dat voor hen niet nodig is, moeten we waarschijnlijk op het niveau van Binnenlandse Zaken, van de zones een aantal zaken uitklaren en afspreken.
Ik sluit dat dus helemaal niet uit. Integendeel, intuïtief zou je denken dat we dat beter moeten uitklaren.
Collega’s, ik denk dat iedereen die in dergelijke instellingen actief is, als hulpverlener of directielid, ervan uitgaat dat het respect voor de fysieke integriteit van onze kwetsbare minderjarigen het hoogste goed is. Dat is evident. We hebben dergelijke escalatie nog nooit meegemaakt. We moeten dat, naar aanleiding van dit eerste incident, duidelijk problematiseren, rond de tafel zitten, uitklaren en concluderen. We moeten dat doen op basis van gesprek en overleg vanuit de casus en dan ook beleidsmatig op Vlaams niveau en wellicht ook op federaal niveau met de minister van Binnenlandse Zaken.
Mijnheer Parys, ik kan moeilijk iets zeggen over wat er uiteindelijk is gebeurd. Ik heb inderdaad begrepen dat de betrokkene nu in de psychiatrie verblijft. U moet het mij niet kwalijk nemen dat ik niet zeg wat er wel of niet mogelijk was. Ik kan daar om tal van redenen, ook privacyredenen, in de concrete casus moeilijk op ingaan.
Maar het is een bekend thema in dit parlement dat de geestelijke gezondheidszorg voor minderjarigen een issue is. Dat was ook de reden waarom we daarover met de federale collega’s een akkoord hebben gemaakt. Nogmaals, het is een pluim op de hoed van minister De Block dat zij daarvoor vorig jaar middelen heeft uitgetrokken die nu worden uitgerold en ook in Antwerpen in de loop van volgend jaar aanleiding zullen geven tot crisishulpverlening en meer assertieve hulpverlening vanuit de psychiatrie naar minderjarigen. Ik denk dat er op dat vlak alleszins een aantal initiatieven zijn waarvan het effect ook in Antwerpen zichtbaar zal worden.
Dank u wel, minister. Het incident is ernstig. Dat onderschrijven we allemaal. Het vraagt een grondige analyse, waar we nadien beleidsmatig conclusies uit moeten trekken. Dat is onze absolute plicht, om daaruit zaken af te leiden, om betere afspraken te kunnen maken op het terrein, met altijd één ding voor ogen: onze minderjarigen verdienen die bescherming.
Bij die laatste overweging sluit ik me aan. Het is onze taak om die kinderen te beschermen en te beveiligen. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Het ligt niet aan de mensen die zorgen voor die kinderen, zij hebben veel kennis en kunde, maar soms lukt het hun niet om een crisis de baas te kunnen. Het is uw verantwoordelijkheid, minister, om ervoor te zorgen dat u kunt garanderen dat de fysieke en psychische integriteit van die kinderen gewaarborgd blijft, ook in crisissituaties.
Ik begrijp dat het beangstigend is als een kind zichzelf of anderen dreigt te verwonden. Maar u weet ook hoe vaak zulke situaties zich voordoen in de jeugdzorg. U weet ook dat het niet gebruikelijk is dat er dan een Snelle Respons Team op wordt afgestuurd. Mijn vraag aan u was dat u vandaag dergelijke interventies zou veroordelen en zou garanderen dat er op een meer gepaste wijze zou worden omgegaan met dat soort crisissituaties, wat overigens vaak lukt, zowel via de begeleiders in een instelling als via de lokale politie. Blijkbaar is het niet standaard, als men ook kan overgaan tot dit soort verregaande maatregelen. Nog los van het individuele geval zou u daarover duidelijke afspraken moeten kunnen maken.
Ik sta achter het antwoord van de minister, waarin hij een gedegen analyse vooropstelt en daarop niet vooruit wilt lopen. We kennen de feiten niet, we waren niet aanwezig. Daarom vind ik het jammer dat de opmerkingen van Groen niet werden gegeven door mevrouw Van den Brandt, ten slotte de specialiste als het over jeugdvoorzieningen gaat, maar door de fractieleider van Groen in Antwerpen. (Opmerkingen van Wouter Vanbesien)
Ik pleit ervoor om het debat sereen te houden en het te laten gaan over hetgene waarover het moet gaan, namelijk: hoe kunnen we deze situaties preventief aanpakken en vermijden in de toekomst? Minister, ik dank u voor uw antwoord. (Applaus)
De actuele vragen zijn afgehandeld.