Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Jan Hofkens, Sonja Claes, Emmily Talpe, Andries Gryffroy, Robrecht Bothuyne en Miranda Van Eetvelde betreffende sensibilisering, preventie en handhaving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond.
De bespreking is geopend.
De heer Van Malderen, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid besprak op 8 oktober 2015 het voorstel van resolutie van Jan Hofkens, Sonja Claes, Emmily Talpe, Andries Gryffroy, Robrecht Bothuyne en Miranda Van Eetvelde betreffende sensibilisering, preventie en handhaving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond. Diezelfde dag besprak de commissie ook – en dat blijkt minder uit de agenda van vandaag – het voorstel van resolutie van Imade Annouri en Björn Rzoska betreffende de invoering van praktijktesten in het kader van de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt.
Deze voorstellen van resolutie vloeiden op hun beurt voort uit een reeks hoorzittingen en een gedachtewisseling die de commissie in april, mei en juni 2015 organiseerde over discriminatie op de arbeidsmarkt, mede ook naar aanleiding van een voorstel van resolutie van mevrouw Kherbache. Vandaar allicht dat de heer Annouri, bij de toelichting van zijn voorstel van resolutie, het algemeen gekend achtte dat we in België en Vlaanderen slecht scoren op het vlak van de werkzaamheidsgraad van personen met een niet-EU-nationaliteit. De gemiddelde werkgelegenheidsgraad bij autochtone Belgen bedraagt 74 procent, terwijl die voor personen van buiten de EU meer dan 30 procent lager ligt.
In de cijfers die de Nationale Bank in september 2015 publiceerde, valt op dat België het evenmin goed doet in de tewerkstellingsgraad van de tweede generatie allochtonen, de zogenaamde ‘natives’. In de commissie werden verschillende oorzaken besproken: gebrekkige opleiding, onvoldoende kennis van de landstalen, niet-evenwaardige diploma’s, de levensloop, enzovoort.
Daarnaast blijkt echter dat ook bij voor het overige volledig gelijklopende omstandigheden bepaalde werknemerscategorieën systematisch ondervertegenwoordigd zijn. Die groepen lopen grotere risico’s op werkloosheid en op minderwaardige statuten, lonen en arbeidsregeling, wat allemaal wijst op rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie. Nochtans bestaat op papier een brede waaier aan juridische instrumenten om discriminatie tegen te gaan. Toch blijft een groot aantal uitzendkantoren discrimineren en in de sector van de dienstencheques blijkt het probleem nog erger te zijn. De sectorfederatie gaf zelf toe dat er een grens is aan de zelfregulering. Voorbij die grens is er een kloof, die volgens de heer Annouri en zijn fractie door de overheid moet worden dichtgereden.
Ondanks alle rechtsmiddelen en initiatieven in het kader van zelfregulering neemt de discriminatie bij aanwervingen niet af en blijft het aantal klachten en gerechtelijke procedures gering. Ontdekken en bewijzen dat er sprake is van ongelijke behandeling in een precontractuele fase, dus voor het aangaan van een arbeidsbetrekking, is op dit moment immers nagenoeg onmogelijk.
De kandidaat beseft niet dat hij het slachtoffer is van discriminatie. Als discriminatie wordt vastgesteld, heeft de werkgever de informatie in handen die als bewijslast kan dienen. De kandidaat heeft geen toegang tot die informatie. Volgens de heer Annouri kan de strijd tegen discriminatie niet worden gewonnen zonder een krachtdadig handhavingsbeleid. Onvoldoende opsporings- en vervolgingsbeleid inzake discriminatie zorgt ervoor dat de sanctiemogelijkheden van het decreet van 8 mei 2002 ongebruikt blijven. Er werd nog nooit iemand veroordeeld voor de schending van de Vlaamse antidiscriminatiewetgeving.
Boetes en veroordelingen zijn voor de heer Annouri geen doel op zich, maar de discrepantie tussen praktijk en onderzoek enerzijds en de juridische gevolgen anderzijds is op dit ogenblik wel zeer groot. Een doeltreffend handhavingsbeleid is noodzakelijk om de rechtsbescherming van slachtoffers te garanderen. Hij zei ook nog dat de Raad van State geen juridische bezwaren heeft geformuleerd bij de toekenning van deze opsporingsbevoegdheden aan de Economische Inspectie en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten. Die laatste zijn twee sectoren waarvoor vandaag reeds praktijktesten bestaan. Hij roept de Vlaamse Regering bijgevolg op om werk te maken van een proactief én een repressief handhavingsbeleid in het kader van de strijd tegen discriminatie. Dat moet een prioriteit worden voor de Afdeling Toezicht en Handhaving.
Het uitvoeren van praktijktesten zou uitdrukkelijk als instrument moeten worden opgenomen om de naleving van het bestaande decretale kader te controleren. Dat kan door de inspectie bevoegd te maken om alleen of in samenwerking met private partners praktijktests uit te voeren. Daartoe moet in duidelijke voorwaarden voor de organisatie van praktijktests en in een gedragscode voor de sociaal inspecteurs worden voorzien. Er moet volgens hem harder worden opgetreden tegen bedrijven die zich meerdere malen schuldig maken aan discriminatie. De Vlaamse Regering wordt gevraagd om de sociale partners aan te moedigen om een bindende cao af te sluiten. Er wordt gevraagd de registratie van discriminatiemelding te verbeteren en beter te informeren over de meldingsmogelijkheden. De Vlaamse Regering zou volgens de indieners moeten investeren in grootschalige voorlichting en bewustmaking tegen discriminatie en die campagne naar werkgevers en gebruikers richten.
De Vlaamse steden en jongeren zijn superdivers en de uitdagingen zijn dat ook, besluit de heer Annouri. Er is een krachtdadige aanpak nodig om ervoor te zorgen dat iedereen gelijke kansen heeft om toe te treden tot de Vlaamse arbeidsmarkt. Alleen op die manier zal die arbeidsmarkt haar potentieel volledig kunnen benutten. Vervolgens gaf de heer Annouri toelichting bij de amendementen die hij samen met mevrouw Kherbache indiende op het voorstel van resolutie van de meerderheidsfracties. Het gaat om amendementen die ertoe strekken om de Afdeling Toezicht en Handhaving toe te staan de techniek van praktijktesten, waaronder mysterycalls, aan te wenden overeenkomstig het juridisch kader van het door de Vlaamse Regering, op verzoek van het Vlaams Parlement, ingewonnen juridisch advies van Eubelius. In dat advies wordt gesteld dat hiervoor een decretaal kader met voldoende waarborgen moet worden opgesteld. Volgens de heer Annouri volstaat het niet slechts het advies van Eubelius bij de overwegingen te vermelden. Ook het element van het advies dat stelt dat praktijktests op basis van de Vlaamse bevoegdheden mogelijk zijn op voorwaarde dat hiervoor een strikt en duidelijk decretaal kader met voldoende waarborgen voorhanden is, moet in het voorstel van resolutie worden opgenomen.
In de bespreking uitte mevrouw Kherbache haar waardering voor het feit dat de geesten naar elkaar toegroeien. Twee amendementen van de meerderheid hebben dezelfde strekking als de amendementen die ze samen met de heer Annouri indiende. Er moeten lessen worden getrokken uit het jaarrapport van de Afdeling Toezicht en Handhaving dat detectie als grootste probleem signaleert, en uit de toelichting van Federgon waaruit blijkt dat mysterycalls een efficiënt instrument zijn. Vaststellingen van feiten zijn nodig om in te grijpen bij bewuste of onbewuste discriminatie. Praktijktests houden bedrijven een spiegel voor en zetten hen aan om actie te ondernemen. Dit vraagt niet alleen continue interne kwaliteitscontrole, maar ook de handhaving door de overheid. Er is een heel arsenaal aan instrumenten beschikbaar. Blijft echter dat deze stapsgewijze aanpak niet kan starten zonder objectieve vaststellingen door de overheid zelf.
De heer Somers en zijn fractie hadden een stap verder willen gaan, maar ze kunnen leven met de voorliggende tekst van de meerderheid. Het instrumentarium daarin gaat verder dan dat van alle vorige regeringen. Het is een evenwichtig akkoord dat de sectoren de mogelijkheid biedt dankzij zelfregulering stappen vooruit te zetten. De meerderheid verbindt zich bovendien tot een kritische evaluatie na twee jaar. Als blijkt dat de instrumenten tot vooruitgang hebben geleid, zal het lid dat toejuichen. De cijfers van Federgon wettigen die hoop. Daar komt bij dat de minister van Werk en de minister-president zich bij herhaling uitdrukkelijk hebben verbonden tot medewerking aan de mentaliteitsomslag.
In een reactie sprak de heer Annouri zijn waardering uit voor de bereidheid om wat voorligt te evalueren en, indien de gewenste resultaten uitblijven, daarover een stevig debat te voeren binnen twee jaar, alsook voor de opdracht aan de Vlaamse Regering om binnen de zes maanden initiatieven te nemen. De heer Annouri verklaarde echter het voorstel van de meerderheidspartijen niet te zullen goedkeuren, omdat het naar zijn mening niet ver genoeg gaat.
Mevrouw Kherbache gelooft in de goede bedoelingen van de meerderheid, maar de voorliggende teksten gaan al vele jaren mee. Het is inderdaad zo dat de privésector en de sociale partners hun verantwoordelijkheid moeten nemen, maar dat geldt ook voor de overheid. Het lid roept op de daad bij het woord te voegen.
Het vervolg van het verslag zal worden gegeven door mevrouw Van Eetvelde, die ik dank voor de fijne samenwerking.
Mijnheer Van Malderen, dat het voorstel van resolutie van de heren Annouri en Rzoska niet op de agenda staat, heeft te maken met het feit dat het is weggestemd in de commissie.
Mevrouw Van Eetvelde, verslaggever, heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Van Malderen, voor de medeverslaggeving.
Het voorstel van resolutie van Jan Hofkens, Sonja Claes, Emmily Talpe, Andries Gryffroy, Robrecht Bothuyne en mezelf werd in de commissie toegelicht door de heer Hofkens. Het is een antwoord op de studie van het Minderhedenforum van begin 2015, waarin inderdaad onaanvaardbare vaststellingen werden gedaan, met name wat betreft de sector van de dienstenchequebedrijven en de mate waarin die bereid bleek om in te gaan op vragen om discriminatie en uitsluiting. Meest opvallend was nog de hoge bereidheid bij publiek georganiseerde dienstenchequebedrijven, zoals die van de OCMW’s. Er wordt een krachtdadig initiatief gevraagd aan de Vlaamse Regering in de strijd tegen onaanvaardbare vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt ten aanzien van de groep met een migratieachtergrond.
Het voorstel van resolutie is dan ook een consensusresolutie. Belangrijke punten bij dit voorstel van resolutie van de meerderheid zijn de volgende. De meerderheid wil inzetten op zelfregulering, uit de nieuwe cijfers van Federgon blijkt hierover trouwens een positieve tendens. Verder zijn de initiatieven in de uitzendsector hoopgevend. De bedoeling is om hierbij een mentaliteitswijziging te bewerkstelligen. Er wordt gevraagd dat de regering de publieke en private actoren samenbrengt om een actieplan voor de bestrijding van discriminatie op te stellen. Wat betreft opvolging en bestraffing vragen de indieners dat de toezichthoudende diensten een verhoogde prioriteit verlenen aan de controle van inbreuken op de bestaande, uitvoerige wetgeving inzake discriminatie. In dat verband wordt de regering ook gevraagd om gebruik te maken van haar injunctierecht ten aanzien van het federale vervolgingsbeleid inzake inbreuken op de discriminatiewetgeving.
De heer Hofkens besluit dat het voorstel van de meerderheidsfracties evenwichtig is. De meerderheid maakt daarmee duidelijk dat de strijd tegen discriminatie ook voor haar een prioriteit is, maar dat zij gelooft in positieve stimulering van de actoren naar het model van de uitzendsector. Preventie heeft immers het meeste kans op succes. Als stok achter de deur is er het injunctierecht en het verhoogde toezicht door de inspectiediensten.
De heer Hofkens lichtte later in de commissie de amendementen van de meerderheidsfracties toe. Zo werd er expliciet verwezen naar het juridisch advies van Eubelius, omdat het belangrijke informatie bevat en een meerwaarde biedt voor het voorstel van resolutie. Daarnaast wil de meerderheid specifiek onderlijnen dat discriminatie in de publieke dienstenchequesector de nodige aandacht moet krijgen. Ten slotte wil ze zo snel mogelijk uitvoering geven aan dit voorstel van resolutie en daartoe binnen zes maanden te rekenen van de aanneming van dit voorstel van resolutie de nodige initiatieven te nemen.
Volgens de heer Annouri volstaat het niet enkel het advies van Eubelius bij de overwegingen te vermelden. Ook het element van het advies dat stelt dat praktijktests mogelijk zijn binnen de Vlaamse bevoegdheden op voorwaarde dat er hiervoor een strikt en duidelijk decretaal kader voorhanden is met voldoende waarborgen, moet in het voorstel van resolutie worden opgenomen.
Mevrouw Kherbache vindt het positief dat de geesten naar elkaar toegroeien. In het voorstel van resolutie van de meerderheidsfracties zal nu bij de overwegingen naar het advies van Eubelius worden verwezen. Amendement 6 van sp.a en Groen gaat daarin verder. De indieners stellen voor de daad bij het woord te voegen. Er moeten lessen worden getrokken uit het jaarrapport van de Afdeling Toezicht en Handhaving, dat detectie als grootste probleem signaleert, en uit de toelichting van Federgon, waaruit blijkt dat mystery callings een efficiënt instrument zijn.
De heer Depoortere deelde mee dat de Vlaams Belangfractie niet achter de voorstellen van resolutie staat en nog minder achter de amendementen van Groen en sp.a. Zijn fractie heeft de indruk dat er een sfeer wordt gecreëerd waarin ervan wordt uitgegaan dat werkgevers een racistisch of discriminatoir aanwervingsbeleid voeren. Voor Vlaams Belang moet de keuze van de werkgevers vrij blijven bij het aanwerven van kandidaten. De voorstellen van resolutie van de meerderheid en van Groen zijn daarin meer dan een brug te ver.
De heer Hofkens reageerde op het amendement nummer 6 van Groen en sp.a. Het advies van Eubelius bevat verschillende elementen, zoals wel vaker het geval is met juridische adviezen. Het lid verwijst echter naar punt 60 van het advies: “Of een praktijktest nu wordt aangewend ter ondersteuning van een klacht van een slachtoffer of als proactief/preventief instrument, opgemerkt moet worden dat een praktijktest nooit een vaststaand bewijs kan opleveren van discriminatie.”
Mevrouw Kherbache repliceert dat praktijktests geen sancties zijn, maar loutere vaststellingen. Op dat vlak was de toelichting van Federgon leerrijk. Daaruit bleek dat veel werkgevers correct handelen in hun vragen aan uitzendkantoren, maar ook dat andere werkgevers/klanten minder correct zijn en dat de uitzendkantoren daar uiteenlopend op reageren.
De heer Annouri erkent dat in het advies van Eubelius voldoende materiaal zit voor een juridisch steekspel. Hijzelf citeert professor Stefan Sottiaux van de KU Leuven die praktijktests door de overheid het ultieme sluitstuk van antidiscriminatiebeleid noemt. De keuze van Groen is duidelijk. Het lid juicht de meerderheidsamendementen toe, maar ze gaan niet ver genoeg.
De heer Somers vindt het thema een belangrijke maat voor de kwaliteit van de samenleving. Hij is dan ook verheugd dat alle partijen, op één na, het probleem ernstig nemen en zich bereid verklaren te zoeken naar instrumenten om vooruit te gaan. Het lid is ook tevreden dat de amendementen van meerderheid en oppositie elkaar aanvullen en versterken. Verder wordt een jaarlijkse rapportage en een evaluatie na twee jaar gevraagd.
Volgens mevrouw Kherbache is het positief dat het voorstel van resolutie van de meerderheid vooruitgang wil boeken met de instrumenten die vandaag al bestaan en die zelfs wil versterken, maar de grote lacune in de discriminatiebestrijding blijft bestaan.
De heer Somers repliceert dat in het voorstel van resolutie wel degelijk gevraagd wordt om van discriminatie een prioriteit te maken in het vervolgingsbeleid. De heer Bothuyne treedt bij dat het thema van de bestrijding van discriminatie voor alle fracties fundamenteel is. De verantwoordelijkheid van de overheid is groot en daarom wordt van de regering actie binnen de zes maanden gevraagd, een jaarlijkse rapportering en een evaluatie na twee jaar. Het debat blijft op die manier hoog op de agenda van de commissie staan. Ook de voorbeeldfunctie van de publieke sector is opgenomen in het voorstel van resolutie.
Voor het ruimere beleid inzake evenredige arbeidsdeelname spelen nog andere elementen een rol, zoals het taalverwervingsbeleid. Het lid herinnert aan het regeerakkoord dat spreekt van een integratiepact, waaraan zou worden gewerkt met lokale besturen en andere actoren uit alle delen van de samenleving. Zijn fractie hoopt dat de uitvoering van het voorstel van resolutie van de meerderheid het verdwijnen van discriminatie dichterbij brengt.
Tot slot geef ik nog de stemmingen mee. Het voorstel van resolutie van de heren Annouri en Rzoska betreffende de invoering van praktijktesten in het kader van de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt, werd verworpen met twaalf stemmen tegen drie. Het voorstel van resolutie van de heer Hofkens, mevrouw Claes, mevrouw Talpe, de heer Gryffroy, de heer Bothuyne en mevrouw Van Eetvelde betreffende de sensibilisering, preventie en handhaving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond werd aangenomen met twaalf stemmen voor en twee stemmen tegen.
De heer Hofkens heeft het woord.
Collega’s, er is inderdaad al heel veel gezegd, met dank aan de twee collega’s voor de omstandige en correcte weergave van de bespreking in de commissie. Ik wil wel nog even het standpunt van mijn fractie verduidelijken.
De voorbije maanden is gebleken dat de problematiek van de achterstand van personen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt leeft en de gemoederen beroert. Net als velen onder u heb ik de voorbije weken honderden, zelfs meer dan duizend e-mails ontvangen van geëngageerde burgers onder de noemer van #praktijktestennu. Wij hebben al die mails individueel behandeld en beantwoord met de vraag om indien er vragen zijn over ons standpunt, contact op te nemen. Daar heb ik al een klein beetje spijt van, want de wachtlijst is intussen behoorlijk lang geworden. We zullen die mensen ons standpunt echter toelichten.
Ik deel de bezorgdheid van al die mensen om effectief iets te doen aan de achterstand op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond. De cijfers tonen aan dat er een ondervertegenwoordiging is op die arbeidsmarkt. De oorzaken zijn divers en complex. Daarom betreur ik dat dit debat over de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt gereduceerd wordt tot een steekspel voor of tegen praktijktesten. Ik begrijp dat dit symbolisch beter scoort dan een genuanceerd debat, maar eigenlijk doet deze simplificatie afbreuk aan het belang van dit thema en de ernst van het debat.
Waar de ondervertegenwoordiging van allochtonen op de arbeidsmarkt het gevolg is van discriminatie, moet dit ook duidelijk worden bestreden, daar kan geen twijfel over bestaan. Over het gemeenschappelijke doel zijn we het eens: die positie op de arbeidsmarkt moet verbeterd worden. Over de wijze waarop dat moet gebeuren, lijkt een fundamenteel verschil te bestaan. De collega’s van de linkerzijde verwachten alle heil van de praktijktesten als een onlosmakelijk sluitstuk van dit verhaal. Wij wensen eerder in te zetten op zelfregulering. Uiteindelijk zullen het de actoren op de arbeidsmarkt en zeker ook de werkgevers moeten zijn die in vertrouwen moeten meewerken om kansen te geven aan die allochtone kandidaten en sollicitanten. Eerder dan te polariseren, te stigmatiseren of vooroordelen te hanteren, leidt het tot betere resultaten wanneer die actoren worden betrokken en in vertrouwen worden meegenomen.
Het voorbeeld bij uitstek in dit verhaal is de uitzendsector Federgon. Ik ben tevreden dat de resultaten van de derde golf van steekproeven die zijn gedaan in de sector en die op 8 oktober zijn voorgesteld in de commissie, spectaculair zijn. Ten aanzien van vorige bevragingen is het aantal gecontacteerde personen die bereid waren om op een discriminatievraag in te gaan, met maar liefst een derde gedaald. Op die manier krijgt men op termijn een duurzame en werkbare mentaliteitswijziging op de arbeidsmarkt en draagt men bij aan de positie van de allochtonen op de arbeidsmarkt.
Wij pleiten in ons voorstel van resolutie in essentie voor het verder uitrollen van deze best practice, deze zelfregulering, ook naar andere risicosectoren waar er vandaag mogelijks nog een probleem zou kunnen zijn. Ik denk in de eerste plaats aan de dienstenchequebedrijven. We roepen de Vlaamse Regering in het voorstel van resolutie op om ook daar – geïnspireerd door wat Federgon voor de uitzendsector gedaan heeft en hopelijk met dezelfde resultaten tot gevolg – over te gaan tot een zelfreguleringsprogramma.
We blijven er echter van overtuigd dat praktijktesten door een inspectiedienst van de overheid uiteindelijk geen duurzame en zinvolle bijdrage leveren aan de gewenste mentaliteitswijziging en beoogde verhoogde werkzaamheidsgraad bij allochtonen. Wij geloven niet dat dergelijke praktijktesten de arbeidskansen van allochtonen effectief zullen verhogen. Integendeel, ze leiden tot verdere polarisering en institutionaliseren in feite het wantrouwen op de arbeidsmarkt. Niemand kan ernstig geloven dat criminalisering van werkgevers bijdraagt aan hun bereidheid om allochtonen meer kansen te geven.
Ik betwijfel uw goede intenties niet, mijnheer Annouri, in uw voorstel van resolutie. U zegt dat die testen een onlosmakelijk sluitstuk zijn om dit beleid volledig rond te krijgen en werkelijk toepasbaar te maken in de praktijk. Wel, ik ben ervan overtuigd dat dergelijk sluitstuk de rest van dat beleid ondergraaft. Het vertrouwen, de bereidheid en de inspanningen van de werkgever worden dan vanuit een negatieve invalshoek bekeken. Daarmee riskeert men dat er uiteindelijk geen resultaten worden geboekt, en daar gaat het toch over.
Er is verwezen naar het advies van Eubelius. Juridische adviezen hebben wel eens de neiging om onduidelijk te zijn en voor velerlei interpretaties vatbaar te zijn. Welnu, dit advies is dat niet. Mevrouw Van Eetvelde heeft de zinsnede voorgelezen, maar gezien het belang ervan in antwoord op die actie van praktijktesten lees ik hem toch nog even voor: “Opgemerkt moet worden dat een praktijktest nooit een vaststaand bewijs kan opleveren van discriminatie.” Dat staat er letterlijk, dus laat ons nu stoppen met te zeggen dat het advies enkel een formele decreetgeving vereist om de praktijktesten zonder problemen te kunnen invoeren. Het advies is minstens genuanceerder. De intellectuele eerlijkheid gebiedt te zeggen dat men het tegendeel wil beweren van bepaalde passages in het advies.
Ik besluit met de oproep om onze energie te steken in een zinvolle weg naar verhoogde werkzaamheid van allochtonen, namelijk zelfregulering, en het symbool van de praktijktesten op te bergen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, heel veel is al gezegd. Ik wil de verslaggevers bedanken voor het zeer uitgebreide verslag. Ik wil even de kernpunten van de CD&V-fractie meegeven.
Discriminatie op de werkvloer kan niet, is verwerpelijk. Wij wensen dit niet. Wij willen de sectoren via de zelfregulering de kans geven om dit binnen hun organisaties aan te pakken. We menen dat Federgon, de sector van de interimarbeid, dat op een positieve manier gedaan heeft. Deze manier van werken vormde ook de inspiratie voor dit voorstel van resolutie. Wij zijn ervan overtuigd dat als dit voorstel van resolutie wordt uitgevoerd, de sectoren stappen in de goede richting kunnen zetten. Wij hebben ons voorgenomen dat er actie moet zijn binnen de zes maanden door de sectoren, dat er een jaarlijkse rapportage zal zijn, dat er een evaluatie is na twee jaar en dat we dan zullen zien of de zelfregulering effectief gewerkt heeft. Bijsturing kan dan nodig zijn.
De overheid heeft een voorbeeldfunctie. Uit de resultaten merken we dat in de publieke sector de overheid die voorbeeldfunctie niet altijd ter harte neemt. En dat is nog positief geformuleerd. We wensen dat de publieke sector de hand aan de ploeg slaat en ervoor zorgt dat discriminatie in de publieke sector niet kan. Dat hebben we ook opgenomen in het voorstel van resolutie.
We hebben de link gelegd naar de evenredige arbeidsdeelname en het integratiepact, dat in de komende weken in het parlement wordt besproken. Het uitvoeren van dit voorstel van resolutie is maar een element van discriminatie op de arbeidsmarkt. Dat kun je ook aanpakken door evenredige arbeidsdeelname, door een goed integratiepact uit te werken. We rekenen erop dat die drie elementen voor een mindset zorgen en dat we daarmee onze samenleving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt in beweging kunnen zetten.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Beste collega’s, discriminatie is een maatschappelijk probleem met schadelijke gevolgen voor iedereen. De overheid heeft de plicht om toe te zien op de naleving van de antidiscriminatieregelgeving. Het was dan ook een moment van collectieve schaamte toen het rapport van het Minderhedenforum verscheen over dramatische gebeurtenissen in de sector van de dienstencheques, maar het heeft tegelijkertijd een alarmbel laten afgaan. Er was niet alleen maatschappelijke verontwaardiging, er was ook het besef dat het hoog tijd is voor een mentaliteitsverandering op de arbeidsmarkt en gerichte actie.
Er is lang en veel gediscussieerd over de aanpak. Niet verrassend spitste het debat zich toe op het politieke symbool van de praktijktesten opgelegd door de overheid. Iedereen beseft echter dat er nood is aan een alomvattend pakket van maatregelen van preventie tot repressie, maar ook aan het creëren van een draagvlak waardoor ondernemingen de ernst van de situatie inzien en bereid zijn eraan te verhelpen.
Nu, het belangrijkste dat we kunnen onthouden van al die parlementaire zittingen, vergaderingen, hoorzittingen, overlegmomenten en de vele briefschrijfacties, is dat er gemeend naar een gepaste oplossing is gezocht om echt te verhelpen aan de problematiek van onterechte discriminatie. En met resultaat, want nooit eerder ging een regering zo ver in de aanpak van discriminatie. Finaal gaat dit debat niet over de vraag of er praktijktesten komen of niet. Finaal gaat het om de vraag hoe we kunnen voorkomen dat werknemers in Vlaanderen worden gediscrimineerd.
Daarom heeft Open Vld zich met overtuiging geschaard achter het voorstel van resolutie dat ter stemming voorligt. Het was ook positief om vast te stellen dat de ingediende amendementen van meerderheid en oppositie elkaar aanvulden en versterkten. Antidiscriminatie is één strijd, maar met een verschillend arsenaal aan mogelijke wapens. Sommigen kiezen voor grof geschut, en ook Open Vld was bereid nog een stap verder te gaan, maar na intensief overleg zijn we beland bij een aangepast instrumentarium op maat van de sectoren.
We geloven in dit voorstel van resolutie en vragen om deze aanpak een faire kans te geven. We zetten in op een autoregulerend beleid dat de sectoren met de grootste kennis van zaken op het werkveld de mogelijkheid geeft om op maat van elke sector stappen vooruit te zetten.
Die autoregulering is niet vrijblijvend. We verbinden ons tot een jaarlijkse rapportage en een evaluatie na twee jaar. De verbetering na de mysterycalls door Federgon, boezemen ons alvast groot vertrouwen in wat het resultaat betreft.
Er zal niet alleen worden vastgesteld, er is ook aandacht voor gerechtelijke vervolging. In het voorstel van resolutie wordt uitdrukkelijk gevraagd om van discriminatie een prioriteit te maken in het vervolgingsbeleid.
In het licht van de pijnlijke vaststelling dat publieke dienstenchequeondernemingen meer discrimineren dan private, vragen we aan de publieke sector om een voorbeeldfunctie te vervullen.
Hebben we hiermee het laatste hoofdstuk in de antidiscriminatiehandleiding geschreven? Hoogstwaarschijnlijk niet. Maar we hebben de opening gecreëerd om, indien toekomstige evaluaties dat zouden aantonen, ons instrumentarium verder aan te passen.
De tijd zal moeten uitwijzen of we nu een wezenlijke verbetering hebben ingezet. We hebben geen glazen bol, maar het is tijd om voor de spiegel te gaan staan en onszelf in de ogen te kijken. Wij nemen alvast de handschoen op met dit voorstel van resolutie en kijken vol vertrouwen uit naar de evaluatie. Afspraak over twee jaar.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, het mag duidelijk zijn: als commissie en als parlement hebben we deze uitdaging serieus genomen. De verslaggevers hebben een heel nauwkeurig verslag gegeven van wat er allemaal gezegd is in de commissie. En ook nu zie je dat elke partij haar verantwoordelijkheid wil opnemen om duidelijk een standpunt te formuleren.
We hebben een heel traject doorlopen: tijdens een actuadebat in januari, tijdens de commissievergaderingen en ook vandaag. Dat traject is eigenlijk gestart na een onderzoek van het Minderhedenforum. Dat onderzoek heeft eigenlijk niets nieuws verteld. Het heeft ons verteld dat er in Vlaanderen een probleem is op de arbeidsmarkt in verband met discriminatie. Dat is niets nieuws. Ik heb dat altijd al geweten, opgegroeid zijnde in een superdiverse stad in het superdiverse Vlaanderen. Ik wist en weet nog altijd dat we in Vlaanderen een onschatbaar potentieel hebben van superdiversiteit, maar dat er ook heel wat grote uitdagingen zijn. Het is ook niets nieuws voor mij, omdat ik het altijd al heb gelezen in allerlei verschillende onderzoeken. Het werd daar nog maar eens bevestigd.
In het traject dat de afgelopen maanden is doorlopen, mijnheer Hofkens, zaten ook heel wat positieve elementen. De meerderheid heeft van bij het begin duidelijk gemaakt dat ze heel hard wil inzetten op zelfregulering en sensibilisering, twee zaken die wij vanuit de Groenfractie toejuichen, mijnheer Hofkens. Het is belangrijk om sectoren de tools te geven om zelf te kunnen reguleren. Het is belangrijk om te sensibiliseren en duidelijk het signaal te geven, zoals collega Talpe net heeft gezegd en zoals ook de collega’s van de CD&V hebben aangehaald, dat discriminatie in dit Vlaanderen niet kan.
Het is trouwens ook positief dat in wat nu vanwege de meerderheid voorligt, er heel duidelijk een timing is aangegeven. Het is de bedoeling om vooruitgang te boeken en om nog tijdens deze legislatuur te evalueren. Dat vind ik goede zaken. Maar daarmee zijn we er niet. Daarmee komen we er niet. En dat is van bij het begin altijd mijn grootste bedenking geweest. Ik hoor eigenlijk niets nieuws. Zelfregulering en sensibilisering zijn belangrijke zaken, die we altijd al hebben gehoord en die altijd al een belangrijk punt waren. Maar we hebben daar onvoldoende vooruitgang mee geboekt.
Het is een probleem dat u zelf hebt aangehaald in uw inleiding, zonder het zelf te beseffen. U zei dat u honderden, duizenden mails hebt gekregen. Hoeveel veroordelingen zijn er in Vlaanderen geweest wegens discriminatie? Geen duizenden, geen honderden. Het leeft bij heel wat Vlamingen, maar er is een ongelooflijk grote kloof tussen wat er hier op papier staat en de realiteit in het superdiverse Vlaanderen van vandaag.
Daarom hebben wij altijd gepleit voor die praktijktesten. We hebben dit voorstel van resolutie, waarin we heel duidelijk vragen om nu werk te maken van praktijktesten, niet ingediend om dan als een soort trofee aan onze achterban te kunnen tonen. Ik heb al gezegd dat zelfregulering en sensibilisering een goede zaak zijn, maar er is nood aan een volgende stap.
Waarom zijn die praktijktesten nodig voor ons? Niet om zomaar te sanctioneren, maar om op een objectieve manier aan cijfers te komen, om het probleem in kaart te brengen. Nu komen er allerlei onderzoeken vanuit allerlei verschillende sectoren, maar weten we nog altijd niet goed waarover we het juist hebben. We hebben nood aan objectieve cijfers. En aan wie anders dan de Vlaamse overheid is het om die verantwoordelijkheid op te nemen en over objectieve cijfers te beschikken? Dat is de overheid toch aan haar burgers verschuldigd?
Met die praktijktesten kun je vervolgens, op basis van die cijfers, een traject opzetten met de sectoren, om oplossingen te vinden. Dus niet sanctioneren, maar wel: hoe kunnen we vooruitgang boeken? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we het probleem minimaliseren en oplossen?
In een derde fase moet je inderdaad gaan sanctioneren, mijnheer Hofkens, daar waar men hardnekkig de wet blijft overtreden. Want discrimineren op de arbeidsmarkt, is de wet overtreden. Het is inderdaad nodig om een mentaliteitswijziging te realiseren, en om er zeker niet van beschuldigd te worden niet genuanceerd te zijn, herhaal ik nog eens dat zelfregulering en sensibilisering daar een heel goede zaak voor zijn en dat wij daar uw partner in zijn, maar als men de wet blijft overtreden, zul je er met een mentaliteitswijziging alleen niet komen.
Dat is wat we verschuldigd zijn aan het superdiverse Vlaanderen van vandaag. Dat is wat we verschuldigd zijn aan de jongeren die vandaag op de schoolbanken zitten in een stad zoals de mijne, Antwerpen, waar 51 procent van de negenjarigen roots heeft in een ander land dan België. Het zijn geboren en getogen Vlamingen, maar ze hebben roots in een ander land. Dat is onze arbeidsmarkt van morgen. Aan hen zijn we verschuldigd dat we morgen niet dezelfde debatten zullen voeren als vandaag. We moeten vooruitgang boeken.
We hebben nu de mogelijkheid om dat te doen. Vandaar ons amendement op het voorstel van resolutie van de meerderheid dat nu voorligt. Ons voorstel van resolutie, waarin we heel duidelijk vroegen om praktijktesten in te voeren, werd door deze meerderheid weggestemd. In een constructieve geest van oppositie vragen we om een amendement goed te keuren op jullie voorstel van resolutie, dat ertoe strekt expliciet te verwijzen naar het rapport van Eubelius. Daarin staat dat praktijktesten mogelijk zijn als je daar het nodige kader rond creëert. Dat hebben we vanaf dag één al gezegd. Praktijktesten zijn mogelijk als je ze juridisch onderbouwt. Het is met andere woorden een kwestie van willen, niet van kunnen.
Praktijktesten zijn vandaag niet mogelijk en dat hebben we ook nooit beweerd. We hebben wel beweerd dat je ze juridisch kunt onderbouwen. De meerderheid heeft nu de mogelijkheid om dat mee goed te keuren via het amendement dat Yasmine Kherbache en ik hebben ingediend. Dat is kleur bekennen: tonen of u het wilt of niet. Dat bent u verschuldigd aan die toekomstige generaties.
De cijfers die ik heb gelezen in het rapport van het minderhedenforum zijn niets nieuws. Waar ik wel bang voor ben, is dat we over een aantal jaren nog steeds exact dezelfde conclusie zouden trekken en dat we daar weinig of geen vooruitgang in zouden hebben gemaakt. Er zijn twee positieve zaken. Ten eerste zal ik hier dan zijn om u daaraan te herinneren en hopelijk wordt er dan wel vooruitgang geboekt. Ten tweede hebt u nu al de mogelijkheid om het amendement van mijn collega Kherbache en mijzelf mee goed te keuren en te zeggen dat u verwijst naar die praktijktesten. Want als we over twee jaar tot de conclusie komen dat de genomen maatregelen niet voldoende waren, hoeven we dan niet opnieuw het debat voeren over de vraag of die praktijktesten al dan niet mogelijk zijn en of we er al dan niet bevoegd voor zijn. We hoeven dan geen tijd meer te verliezen en geen rapporten meer op te stellen. We kunnen er dan meteen wel voor kiezen, niet omdat het een zaligmakende oplossing is, maar wel omdat het een aanvulling is voor zelfregulering en sensibilisering. Het is immers geen of-ofverhaal, maar een en-enverhaal. Collega’s van de meerderheid, daarmee bekent u echt kleur.
Voorzitter, als afsluiter wil ik nog mijn respect betuigen voor wat Federgon doet. Ik heb hen dat ook al persoonlijk laten weten. Het is sterk dat zij vanuit een sector die heel vaak de zwartepiet toegeschoven kreeg op het vlak van discriminatie, daarvoor verantwoordelijkheid hebben opgenomen door te erkennen dat er een probleem was en door daar zelf de teugels voor in handen te nemen. Ze hebben ook duidelijk gezegd in de commissie dat ze nooit het model dat ze hanteren kunnen delen met de overheid of met de politiek, uit vrees om het vertrouwen van hun achterban te beschamen. Ik begrijp dat ze een vertrouwensrelatie hebben met hun achterban.
Wat ook duidelijk uit de cijfers blijkt, is dat ze discriminatie nooit volledig weggewerkt zullen krijgen. Dat is de kloof die je als overheid moet dichtrijden. Daar ging de discussie al vanaf dag één over tot vandaag. Daar zijn de praktijktesten wat ons betreft een nodig instrument in. Ik maak me geen illusies over de goedkeuring van ons amendement. Weet dat we over twee jaar graag op een constructieve manier zullen meewerken om discriminatie op een kordate manier aan te pakken. We zullen de resultaten mee blijven opvolgen, maar ik vrees dat dit weinig zoden aan de dijk zal brengen.
De heer Hofkens heeft het woord.
Mijnheer Annouri, uw constructieve houding wordt niet in twijfel getrokken, laat dat duidelijk zijn. In de commissie hebben we heel zinvolle en goede gedachtewisselingen gehad.
Wat ik in uw betoog toch wat ontwaar, is een grote vorm van wantrouwen, en ik zou zelfs durven zeggen van negativisme. U zou hier eigenlijk victorie moeten kraaien omdat Federgon het resultaat heeft behaald dat het heeft behaald, namelijk aantonen dat de discriminatie – als ik dat zo mag zeggen – in die sector met één derde is gedaald. Het resultaat telt toch? Gelooft u nu werkelijk dat het invoeren van een praktijktest dit resultaat zal opleveren? Totaal niet.
Mijnheer Hofkens, u twijfelt niet aan mijn constructieve houding, maar u verwijt me wel negativiteit. Dat klopt natuurlijk niet. Degenen die mij kennen – misschien zullen wij elkaar ook nog beter leren kennen – twijfelen er niet aan dat ik één brok positiviteit ben, ondanks mijn anderhalf jaar ondertussen in dit Vlaams Parlement. (Gelach)
Maar, mijnheer Hofkens, gelooft u nu echt dat u met sensibilisering en zelfregulering de grote mentaliteitswijziging erdoor zult krijgen? Waarom is dat tot nu dan nog niet het geval geweest? Waarom zijn de cijfers al jaar na jaar na jaar dezelfde? En dat is niet alleen zo voor laagopgeleiden, maar ook voor hoogopgeleiden. Dat is niet alleen zo in de dienstensector, maar ook in heel veel andere sectoren. Dit zijn geen nieuwe cijfers.
Zelfregulering en sensibilisering zijn goede zaken, maar beeldt u zich eens in, collega’s, dat we de lijn doortrekken naar bijvoorbeeld sms’en achter het stuur of dronken rijden. Dat zijn zaken waar niemand voor is. Beeldt u zich eens in dat we beslissen om voor zelfregulering en sensibilisering te gaan, omdat we een mentaliteitswijziging nodig hebben. We gaan dan grote affiches ophangen met: ‘Niet sms’en achter het stuur.’ En we zeggen tegen de chauffeurs dat ze ervoor moeten zorgen om elkaar in allerhande zelfhulpgroepen ervan te overtuigen dat ze het niet mogen doen. Maar we sanctioneren niet. En we hopen met zijn allen dat het wel in orde komt.
Dat is geen negativiteit, mijnheer Hofkens, het is de realiteit. We moeten ervoor zorgen dat we echt vooruitgang boeken in deze dossiers. (Applaus bij Groen)
Mijnheer Annouri, uw premisse is compleet onjuist. U zegt dat u al die jaren dezelfde cijfers ziet en dat er is geen vooruitgang is. Er is wel vooruitgang. De sector die doet wat wij promoten dat hij moet doen, en boekt vooruitgang. Dat gebeurt via gedragscodes, sensibilisering, opleiding, bewustwording enzovoort. Waar het om gaat, is dat we een resultaat bereiken, een resultaat dat duurzaam is.
De eerste flitspaal in Vlaanderen werd, als ik me niet vergis, geïnstalleerd in 1994. En nog altijd wordt er te snel gereden. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Annouri, ik wil toch even meegeven dat u dit niet kunt vergelijken met het ophangen van een affiche. Dan zouden wij nu een affiche ophangen met: ‘Discriminatie is verboden.’ Dat is toch niet wat zelfregulering is?
Dat is sensibilisering.
En zelfregulering is veel ruimer dan sensibilisering. Zelfregulering en sensibilisering betekenen dat we een sector mee betrekken, van onderuit. Daar gaan we van uit, en dat in de verschillende sectoren.
De voorbije jaren werd dit toegepast in de interimsector. Als we dan nu dezelfde manier van werken kunnen introduceren in verschillende sectoren, dan zullen we volgens ons wel vooruitgang boeken. Dat is ons uitgangspunt.
Het is een vooruitgang die we zeker niet kunnen garanderen, dat klopt, maar dat kunt u zeker ook niet met de praktijktesten, want daarover moet het eerste woord nog geschreven worden. De praktijktesten die nu in de zelfregulering zitten, hebben wel het bewijs al geleverd. Laat het ons toch een kans geven, als we het ruimer en in verschillende sectoren waar er problemen zijn, kunnen introduceren.
Laten we de zaken niet omdraaien. Ik had het over sensibilisering toen ik het had over de affiche.
Ik heb het over een en-enverhaal. U kiest voor een of-ofverhaal. Ik kies en pleit hier heel duidelijk voor zelfregulering en sensibilisering en praktijktesten. Ik wil een kordate aanpak. Ik heb immers al jarenlang gezien dat die problemen er zijn en ik wil vooruitgang boeken. Ik kies dus voor een en-enverhaal. Het is de meerderheid die pleit voor een of-ofverhaal. Waarom? Dat weet ik niet. U kiest ervoor om zich te beperken tot zelfregulering en sensibilisering. ‘Truth is in the eye of the beholder’, de toekomst zal het uitwijzen. We zullen dit mee opvolgen. Afspraak over twee jaar, als de evaluatie zal voorliggen. Als u echt verregaande resultaten hebt geboekt met de huidige praktijktesten, en als we dus zien dat er vooruitgang wordt geboekt, dan zal ik de eerste zijn om u lof toe te zwaaien.
Mijnheer Annouri, eerst en vooral vind ik het bijzonder jammer dat u zo neerbuigend doet over sensibilisatie en dergelijke meer, want ik vind dat we ter zake in Vlaanderen en België een heel goede traditie hebben, bijvoorbeeld met de BOB-campagnes en dergelijke meer, met te snel rijden. We gaan daadwerkelijk uitleggen aan de mensen waarom dat slecht is. Dat we daar sterk op inzetten, vind ik heel goed en heel sterk. We behalen daar ook resultaten mee. Dat is een goede zaak.
Wat discriminatie op de arbeidsmarkt of waar dan ook betreft, als daar een klacht tegen wordt ingediend, kan er een gerechtelijk onderzoek komen en kan dat wel degelijk worden bestraft. Het is dus niet zo dat dat niet kan. Wat we echter niet gaan doen, en daar loopt uw vergelijking natuurlijk mank, is uitlokking. We gaan niet uitdagen, en dat doen we ook niet als het gaat over te snel rijden of alcoholverbruik of sms’en achter het stuur. Die uitlokking, wat vergelijkbaar zou zijn met die praktijktests, kan enkel en alleen binnen een zeer strikt kader van een gerechtelijk onderzoek. Daar kan dan wel, en daar hebben wij ook geen probleem mee, maar daarbuiten mag dat niet, gaat dat niet. Daar loopt uw vergelijking volledig mank.
Collega Diependaele, ik heb hier al ongeveer vier keer gezegd, denk ik, dat ik sensibilisatie en zelfregulering heel nuttige instrumenten vind, die ik toejuich. Ik snap dus niet waar u het vandaan haalt dat ik er neerbuigend over doe. Ik zal de volgende keer misschien wat emoticons meenemen, en telkens als ik het over iets heb een smiley laten zien, zodat u weet dat ik het zeker goed bedoel met zelfregulering en sensibilisatie.
Discriminatie kan worden bestraft. Leg mij dan uit waarom er tot nu toe bijna geen veroordelingen zijn geweest, waarom mensen tot nu toe niet de stap hebben kunnen zetten om dat aan te kaarten. Ofwel is dat omdat het niet bestaat, ofwel is dat omdat ze het niet kunnen, of omdat het niet duidelijk is, of omdat er daar op dit moment nog een gat is dat moet worden dichtgereden, zodat burgers daadwerkelijk zelf die stap kunnen zetten.
Natuurlijk willen wij niet diaboliseren en uitlokken. Dat staat ook heel duidelijk in het amendement. Het blijkt ook heel duidelijk uit het rapport van Eubelius dat je daar een duidelijk juridisch kader voor moet scheppen, dat ervoor zorgt dat er geen uitlokking is. Dat zijn trouwens ook de woorden van hoogleraar Stefan Sottiaux van de KU Leuven. Hij stelt dat praktijktests een nodig sluitstuk zijn, en dat er een gevaar is voor onder andere uitlokking als men die niet goed onderbouwt. Je kunt er echter voor zorgen dat dit juridisch goed ingekapseld zit, dat er geen uitlokking is.
Dat is een antwoord op al uw punten, die heel gemakkelijk te weerleggen waren.
Collega’s, laten we bij de beeldspraak van de verkeersveiligheid blijven. Collega Hofkens, u hebt gewezen op het installeren van de eerste flitspalen in Vlaanderen midden jaren 90. U zegt dat er nog altijd te hard wordt gereden. Om uw geschiedenisles volledig te maken: u moet eens bekijken hoe de verkeersstatistieken, de statistieken van ongevallen en verkeersovertredingen zijn geëvolueerd nadat die flitspalen werden geïnstalleerd. Die zijn spectaculair gedaald, precies omdat er zonder onderscheid des persoons, zonder marge, onweerlegbaar verkeersovertredingen werden vastgesteld. Dat is ook wat minister Weyts nu nog meer gaat doen op de weg, omdat hardrijden nog altijd een probleem is.
Wat mijn fractie voorstelt, is het installeren van trajectcontroles op de arbeidsmarkt, net zoals je je een verkeersveiligheidsbeleid niet kunt voorstellen zonder trajectcontroles en flitspalen. Waarom zou het dan wel zo zijn op de arbeidsmarkt? Dat is wat we vragen. Dat is hét sluitstuk om onweerlegbaar vast te stellen of er wordt gediscrimineerd of niet. Dat gebeurt nu niet.
Heel eenvoudig, de arbeidsmarkt is geen snelweg. Een binaire vaststelling van 1 kilometer te snel of 1 kilometer te traag, daar kan ik met een flitspaal wel iets mee doen. Dat is heel correct. Een complex gegeven als discriminatie kun je echter op die manier niet vaststellen. Dat blijkt heel duidelijk uit het advies van Eubelius. Ik blijf erbij: het sluitstuk van het en-en-enverhaal, uw derde blokje in dat verhaal, zal ertoe leiden dat de eerste twee blokken worden ondergraven, omdat dat vertrouwen en die bereidheid op die arbeidsmarkt er niet zullen zijn. Die stigmatisering zal zodanig werken ten aanzien van die noodzakelijke actoren dat het uiteindelijke resultaat niet wordt bereikt. Laten we nu toch doen wat Federgon heeft gedaan. Laten we geloven in die autoregulering en resultaten boeken, in plaats van over een onwerkbaar principe en symbool te blijven discussiëren. (Applaus bij de N-VA)
Collega’s, ik blijf erbij en ik sluit er ook mee af: deze meerderheid kiest voor een of-ofverhaal en ik kies voor een en-enverhaal omdat ik resultaten wil zien. Collega Hofkens, mij verbaast het dat een overheid die ervoor zal zorgen dat een wet nageleefd wordt, mensen zou stigmatiseren en het vertrouwen zou kwijtspelen van de burgers. De Vlaamse politiek is al heel wat vertrouwen kwijtgespeeld bij heel wat Vlamingen door dit probleem al heel lang niet te willen tackelen. Daar gaat het over. Daar moet vooruitgang in worden geboekt. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president Bourgeois is misschien niet zo bevlogen of retorisch sterk als Martin Luther King, maar hij heeft wel minstens dezelfde ambitie op het vlak van discriminatiebestrijding. In zijn wensdroom schrijft hij dat hij tegen 2050 discriminatie in Vlaanderen uit de wereld wil helpen. Hij rekent daarvoor op de inspanningen van iedereen, van allochtonen en autochtonen, van werkgevers en werknemers, van gelovigen en niet-gelovigen. Allen moeten ze hun vooroordelen overwinnen en een einde maken aan bewuste en onbewuste discriminatie. Prima.
Maar ook de overheid moet zijn rol spelen. Uiteraard door te sensibiliseren, dat is evident, en ook door zelf in haar eigen werking te zorgen voor meer diversiteit. Ook daar is nog een hele lange weg te gaan, kijk maar naar de samenstelling van dit plenum, kijk maar naar de samenstelling van onze administraties.
Naast sensibilisering en zorgen voor meer diversiteit op de werkvloer, ook binnen de overheid, moet een overheid er ook over waken dat het wettelijke discriminatieverbod wordt nageleefd. Het is toch de evidentie zelf dat een overheid zelf haar eigen wetten probeert te handhaven. Dat is effectief een fundamenteel sluitstuk van een waarachtig discriminatiebeleid. Je kunt sensibiliseren zo veel je wilt, je kunt zo veel campagnes lanceren als je wilt, als het wettelijke discriminatieverbod dode letter blijft, dan klinken al die woorden van gelijke kansen en van sensibilisering, bijzonder hol. Daarom is handhaving belangrijk, namelijk om alle andere inspanningen extra te versterken.
Waar knelt nu het schoentje? Dat zeggen eigenlijk alle experten, dat zegt ook de sociale inspectie. In haar jaarrapport bijvoorbeeld zegt die: “Het is moeilijk om discriminatie vast te stellen want we hebben de instrumenten niet om die feiten vast te stellen.” De enige manier om die realiteit in beeld te brengen, die realiteit van discriminatie of niet-discriminatie, is nu net met praktijktesten. Daarom zijn praktijktesten absoluut noodzakelijk om van een effectief discriminatiebeleid te kunnen spreken. Dat gaat over een objectieve vaststelling, waarbij de werkgever effectief nog een wederwoord heeft.
Als ik collega Hofkens heb gehoord, blijkt eens te meer dat er over praktijktesten gigantisch veel vooroordelen, misverstanden en miskenning bestaan. Een praktijktest is geen sanctie-instrument, maar het is ook geen gelanceerde heksenjacht. Absoluut niet, want het gaat net vaststellen welke werkgevers de wet respecteren en welke niet. Het brengt de realiteit in kaart. Het overstijgt de welles-nietesdiscussie. Dat is het essentiële aan de praktijktesten. Het is evenmin een schandpaal. Federgon heeft nu net aangetoond dat door de praktijktesten die zij hebben georganiseerd, je kon vaststellen dat heel wat werkgevers het discriminatieverbod respecteren, maar dat er ook een groot deel van de werkgevers dat niet doen. Dan kan je daarmee aan de slag gaan. Dan kan je met die werkgevers afspraken maken en zorgen voor verbetering. Nu kan je dat niet doen, want je hebt gewoon geen beeld van die realiteit. Daarom zijn de praktijktesten van fundamenteel belang.
Dat Federgon zelf praktijktesten organiseert, is prima. Dat is een vorm van zelfregulering. We hebben daar geen probleem mee. Dat is een vorm van interne kwaliteitscontrole. Maar laat ons wel wezen, dat ontslaat de overheid niet van haar verantwoordelijkheid om de naleving van wetten te controleren. Mijnheer Hofkens, u kunt toch niet ernstig beweren dat op dat vlak zelfregulering voldoende is. Een discriminatieverbod is een wet van openbare orde. We doen dat inderdaad als het gaat over verkeersregels. Laat er ons ook voor zorgen dat wanneer het gaat om menselijk verkeer, we er alles aan doen om de naleving van de wetten te controleren en te handhaven. Dat is een taak van de overheid.
Er wordt vaak gezegd dat er geen sanctionering is, maar er bestaat al een sanctioneringsmechanisme. De uitzendsector is zichzelf gaan organiseren na de veroordeling van een van de grote uitzendkantoren die er is gekomen zonder de praktijktesten die u bepleit, maar met het bestaande instrumentarium. Niet langer dan drie weken geleden is er een boekje gepubliceerd van een collega die over discriminatie op de arbeidsmarkt het juridisch veld in kaart brengt. Hij citeert daarin 93 vonnissen en arresten. Waar gaan die over? Over discriminatie. Er is wel degelijk rechtspraak en sanctionering mogelijk binnen het bestaande instrumentarium. Dat misverstand stuurt u bewust de wereld in door te zeggen dat er vandaag straffeloosheid heerst en dat de praktijktesten dat zullen oplossen. U verkoopt het als een sanctioneringsmechanisme dat dan nog eens geacht wordt te zullen werken. Dat zal het helemaal niet doen.
Mijnheer Hofkens, ik had het over de vooroordelen ten aanzien van de praktijktesten die u systematisch verder uitdraagt. Ik gaf aan dat de praktijktest een bewijsinstrument is en geen sanctie-instrument.
Als er al eens een veroordeling is inzake discriminatie, bijvoorbeeld in de uitzendsector, dan gaat dat over onderschepte mails die dan via een organisatie terechtkomen op een bureau. Dit dossier ken ik heel goed, want ze kwamen terecht op mijn bureau. Daaruit bleek dat gebruikers en uitzendkantoren ingingen op discriminatoire wensen. Daarmee zijn we naar de inspectie gegaan waardoor men heeft kunnen optreden. Hetzelfde geldt voor Feryn die voor de camera zei dat de klanten geen buitenlanders willen en zij dus geen buitenlanders als werknemer. Dat gaat over onderschepte mails of over een werkgever die voor de camera erkent te discrimineren. Voor de rest kan discriminatie niet worden vastgesteld, want het gaat om communicatie tussen twee privépersonen waar niemand zicht op heeft.
Daarom heeft men in de wetenschap de procedure van de praktijktesten ingevoerd. Zo geeft men op een objectieve manier de realiteit weer waarbij zowel de werknemers als de werkgever recht hebben op wederwoord. U overdrijft als u zegt dat ze een vorm van uitlokking zijn. Neen, het advies van Eubelius geeft duidelijk aan dat, zeker in burgerrechtelijke zaken, feiten kunnen worden vastgesteld. Als uit de feiten blijkt dat het discriminatieverbod wordt overtreden, dan wordt die werkgever voor zijn verantwoordelijkheid geplaatst. Dat is wat de praktijktesten doen.
Maar beperk u dus niet tot dossiers van werkgevers die uitdrukkelijk zeggen dat ze discrimineren, want dat is schuldig verzuim vanwege de overheid. In het jaarrapport van de sociale inspectie staat dat de dienst niet over de nodige instrumenten beschikt om discriminatie te detecteren.
Ik wil proberen om uw redenering over de mysterycalls te volgen. U zegt dat de werkgever moet bestraft worden. Ook u zag de reportage met een werkgever die in het kader van zelfregulering een duidelijk beleid voert om niet in te gaan op vragen om te discrimineren. De mysterycaller belt. We zagen in de reportage de consulente op haar stoel heen en weer schuiven nadat ze de vraag kreeg om geen allochtoon te sturen. Uiteindelijk gaat ze op de vraag in. Wat wordt zo aangetoond? Dat bewijst niet dat de werkgever discrimineert, want het intern beleid van de werkgever stelt uitdrukkelijk dat er niet mag worden gediscrimineerd. Dat bewijst uitsluitend dat die consulente aan de telefoon wenst in te gaan op de vraag om te discrimineren. Ik kan daar op sommige momenten nog begrip voor opbrengen. Wat moet die werkgever in dat geval doen? Haar ontslaan om dringende redenen?
Mijnheer Hofkens, het is jammer, maar kennelijk hebt u de uitgebreide memorie van toelichting bij mijn voorstel niet of niet grondig gelezen. Praktijktesten zorgen ervoor dat de feiten naar boven komen, zodat het beleid kan ingrijpen. Als zo blijkt dat uitzendconsulenten ingaan op discriminerende vragen, dan kan men in de eerste plaats die consulenten erop wijzen dat dit niet mag. Men kan het diversiteitsbeleid daarop dan focussen. Praktijktesten staan toe om de samenleving duidelijk te maken in welke sectoren nog een groot probleem bestaat. Dat zou het beste instrument zijn om te sensibiliseren, veel meer dan alle campagnes, want die worden gezien als vehikels van holle slogans. Want de overheid onderneemt in de praktijk niets om het discriminatieverbod af te dwingen. Als een consulent over de schreef gaat, kan men een verbetertraject uitwerken. Zo werk je aan verbeteringen, stap voor stap, in elke sector.
Zelfregulering is prima, maar het ontslaat de overheid niet om haar kerntaak – de naleving van wetten – te controleren en af te dwingen. Ik pleit er dus voor dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt, zoals ook Federgon met een interne kwaliteitscontrole doet. De overheid moet zelf praktijktesten organiseren om de naleving van het antidiscriminatieverbod af te dwingen. Praktijktesten moeten een eerlijke kans krijgen. De afgelopen maanden heeft men zich uitgeput in het bedenken van argumenten om die van tafel te schuiven. Eerst kwam men met juridische argumenten, tot het advies van Eubelius duidelijk maakte dat een juridische omkadering nodig is om ze mogelijk te maken. Uit de hoorzitting blijkt dat praktijktesten een efficiënt sluitstuk zijn van een echt antidiscriminatiebeleid. Ze zorgen ervoor dat eenieder een eerlijke kans krijgt.
Ik begon met te verwijzen naar Martin Luther King, want hij was een gedreven voorvechter van een gelijke behandeling. Na jaren van constructief prediken werd hij erg ongeduldig, en terecht. Ik citeer hem: “We moeten en zullen vrij zijn, en we willen die vrijheid nu. We willen die niet de komende 150 jaar met een theelepeltje ingelepeld krijgen.”
Ik kan het niet beter illustreren. Beste collega’s, het vertrouwen in de politiek zit op een dieptepunt. Het geduld van al degenen die dagelijks op een muur van discriminatie botsen, is op en maakt plaats voor desillusie en soms zelfs voor regelrechte afkeer. Wij kunnen – dat is onze verantwoordelijkheid – die negatieve trend keren. Dat doen we door daadkracht te tonen en te tonen dat we ook in deze moeilijke discussie effectief tot een consensus kunnen komen.
Daarom wil ik ervoor pleiten om het amendement van de heer Annouri en mezelf goed te keuren, om praktijktesten georganiseerd door de overheid een eerlijke kans te geven en effectief in te voeren, om het discriminatieverbod op een deftige manier te kunnen controleren. Ik dank u. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er mag toch één dissidente stem aan bod komen in dit debat. Ik ben blij dat ik daarvan de vertolker mag zijn. De Vlaams Belangfractie zal dit voorstel van resolutie niet goedkeuren, en wij hebben daar redenen voor. In de eerste plaats wordt op zijn minst een sfeertje gecreëerd waarbij sommige werkgevers aan de maatschappelijke schandpaal worden genageld, omdat zij bij hun aanwervingsbeleid voorrang zouden geven aan sollicitanten van het eigen volk.
In de toelichting van het voorstel van resolutie inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond, die door de meerderheidspartijen werd ingediend, staat onder andere letterlijk te lezen dat discriminatie bij aanwerving meespeelt als een van de verklaringen van de lage werkzaamheidsgraad bij vreemdelingen of personen met een migratieachtergrond. Dat zou dus willen zeggen dat werkgevers bij een keuze tussen twee sollicitanten met dezelfde capaciteiten de voorkeur zouden geven aan iemand met een Vlaamse naam en een blanke huidskleur. Sta ons toch toe dit zeer sterk te betwijfelen. Moet er omgekeerd niet veeleer worden gekeken naar de inspanningen die sollicitanten al dan niet willen leveren om een job te krijgen?
Maar zelfs dan nog, laten we gaan naar de essentie en dat is voor ons nog fundamenteler: wij vinden dat werkgevers, zowel kleine middenstander als grote bedrijfsleiders, het recht hebben om te kiezen wie voor hen werkt. Het is een fundamenteel recht dat de burgers een principiële vrijheid genieten en helemaal niet gebonden zijn aan een neutraliteitsplicht. En dat recht moet dus ook gelden op de arbeidsmarkt en bij aanwervingen.
Ik zal niet te veel woorden vuilmaken aan het absurde voorstel van Groen en sp.a om vermeende discriminaties ook nog eens uit te lokken via anonieme sollicitaties. Zelfs de meerderheidspartijen hadden door dat het installeren van een ‘big brother’-samenleving niet in goede aarde zou vallen bij hun kiezers.
Maar het zou de meerderheidspartijen wel sieren, mochten ze niet zo rond de hete brij blijven draaien. Want als ze eerlijk met zichzelf en logisch willen zijn, dan zullen zij noodgedwongen moeten toegeven dat de consequentie van het voorstel van resolutie een vorm van positieve discriminatie is, namelijk het voorrang geven bij aanwerving aan vreemdelingen die vermeend slachtoffer zijn van discriminatie. De weg naar de verplichte quota ligt bij dezen dus open.
En wie, beste collega’s, zal bepalen wie wie discrimineert? Wie zit in de benadeelde positie en wie niet? Moet een Turkse bakker uit de Sleepstraat in Gent worden veroordeeld omdat hij geen Marokkaanse dame in dienst wil nemen? Natuurlijk niet. Moet een Marokkaanse kapper uit Borgerhout worden verplicht om een Vlaamse katholieke kapster aan te werven? Natuurlijk niet. Waarom zou een Vlaamse ondernemer dan wel moeten worden beknot in zijn keuzevrijheid? Waarom zou de Vlaamse werkgever wel moeten meestappen in dit politiek correcte verhaaltje?
Dit voorstel van resolutie raakt, collega’s, aan de fundamenten van de vrijheid in onze samenleving. De kern is juist dat het handelen van de burgers en dus ook van werkgevers niet objectief en redelijk moet worden verantwoord tegenover de overheid.
Ik volg dan ook volledig de terechte pleidooien van professor Matthias Storme – wellicht welbekend bij sommige leden van de N-VA-fractie – die stelt: “De antidiscriminatie is zelf discriminerend: zij geeft niet aan iedereen dezelfde keuzevrijheid bij contacten en contracten, maar ontneemt die vrijheid aan de ene partij en niet aan de andere. Zo is het verbod om bij het sluiten van arbeidsovereenkomsten te discrimineren een verbod dat uitsluitend de werkgever treft; er is nog nooit een werknemer verplicht om te rechtvaardigen waarom hij bepaalde soorten werkgevers wenst en andere niet.”
Voorzitter, collega’s, in het bijzonder de collega’s van Open Vld en N-VA, ik wens jullie tot slot veel succes. Veel succes om de vele ondernemers te overtuigen dat zij geen keuze meer hebben in hun aanwervingsbeleid. Ik wens jullie veel succes om hun uit te leggen dat zij voortaan verplicht voorrang moeten geven aan vreemdelingen, ook als die niet voldoen aan hun kwaliteitseisen. Ik wens jullie veel succes om hun uit te leggen dat er vanaf nu streng op zal worden toegekeken hoe zij hun bedrijfsbeleid voeren.
Het Vlaams Belang stapt als enige partij dus niet mee in deze mallemolen waar vrijheden worden opgeofferd op het altaar van de politieke correctheid. Het Vlaams Belang zal dus wel het recht om te kiezen – ook op de arbeidsmarkt en ook bij aanwervingen – blijven verdedigen, tegen de stroom in. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de stemming over het amendement en de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.