Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 01/04/2014
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, collegas, G4S wordt op zn Engels uitgesproken als G-Force. Ik wist het zelf ook niet, maar laat het ons daarop houden.
Minister, in de afgelopen weken heb ik al uw collega-ministers schriftelijk ondervraagd over de samenwerking van de Vlaamse Gemeenschap met beveiligingsfirmas in het algemeen, voor de bewaking van haar gebouwen, beveiliging van personeel en evenementen, bepaalde transporten of andere opdrachten. Het zijn de diensten die u als coördinerend minister hebben aangeduid. Laat het duidelijk zijn dat ik mijn vraag om uitleg richt tot de hele Vlaamse Regering en niet tot u alleen.
Het was er mij om te doen na te gaan of en in welke mate er een samenwerking is tussen de Vlaamse Gemeenschap en G4S, s werelds grootste particuliere en militaire beveiligingsbedrijf. Ik had goede redenen om daarnaar te peilen, want die firma is op zijn zachtst gezegd niet onomstreden. Zo werkt één van haar dochterondernemingen in Israël actief mee aan de bezetting van de Palestijnse gebieden. Dat is duidelijk in strijd met het internationaal recht. Daarnaast levert het bedrijf materiaal en diensten aan de Israëlische politie, het ministerie van Defensie, het leger en vooral aan gevangenissen waar Palestijnse kinderen en politieke gevangenen worden opgesloten. Volgens de vierde Conventie van Genève is dat illegaal.
In het Verenigd Koninkrijk loopt er momenteel een groot fraudeonderzoek tegen G4S wegens oplichting van de Britse overheid in één van haar contracten. In Zuid-Afrika loopt er een onderzoek naar de firma omdat ze gevangenen op systematische wijze zou hebben mishandeld in privaat beheerde gevangenissen. Bovendien heeft G4S een slechte reputatie wat de omgang met haar werknemers en het respecteren van arbeidsrechten betreft. Het mooiste bewijs daarvan is een langdurige staking in februari in Nederland, die ondertussen is afgelopen maar wel haar sporen heeft nagelaten.
Minister, uit uw gecoördineerd antwoord op mijn vragen blijkt dat deze firma ook in Vlaanderen zonder veel problemen opdrachten blijft binnenrijven. De aan G4S toegekende beveiligingsopdrachten voor Vlaamse administratieve centra, Boudewijn- en Consciencegebouw gaan zelfs in fors stijgende lijn. Tijdens deze legislatuur haalde G4S bij de Vlaamse overheid als ik het goed heb nageteld, maar wellicht hebt u dat nog beter gedaan dertien contracten binnen voor bijna één miljoen euro. Minstens acht van die contracten, ten belope van 688.000 euro, werden gesloten in december 2013, toch een moment waarop al voldoende ruchtbaarheid was gegeven aan de hierboven beschreven aantijgingen en waarop de regering en uzelf volop bezig waren met het opstellen van ethische criteria. Ik vraag me dan ook af in welke mate de Vlaamse overheid rekening houdt, hield en zal houden met ethische criteria bij het gunnen van zulke contracten die, mijns inziens, toch iets gevoeliger liggen dan om het even welke andere overheidsopdracht.
Ik haal enkele zaken aan uit uw gecoördineerd antwoord: De wetgeving laat toe om ondernemingen uit te sluiten die veroordeeld zijn voor een misdrijf dat hun professionele integriteit aantast. Ook in het kader van de uitvoering van een opdracht kan het bestuur maatregelen treffen indien een onderneming inbreuken begaat. Het is belangrijk om ondernemingen hieromtrent te sensibiliseren en ervoor te zorgen dat zij de non-discriminatieregelgeving naleven, net als aanverwante regelgeving rond pesten, geweld of ongewenst seksueel gedrag op het werk en de regelgeving rond toegankelijk bouwen. Dat slaat vooral op de opdrachten binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Bestekken van overheidsopdrachten bepalen vaak ook uitdrukkelijk dat de inschrijver een uittreksel uit het strafregister moet bijvoegen. Dit laat toe om na te gaan of de inschrijver niet veroordeeld is voor bepaalde misdrijven.
Minister, daarnaast maakt u gewag van de conceptnota voorkomen fraude of misbruiken bij overheidsopdrachten, die werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31 januari 2014. Ik citeer verder: De nota geeft een eerste aanzet tot bepaling van een methode om prestaties uit het verleden door opdrachtnemers bij de Vlaamse overheid in rekening te brengen bij toekomstige opdrachten.
Met andere woorden, de Vlaamse Regering is daar wel mee bezig geweest, maar het blijft verbazingwekkend dat een bedrijf als G4S zo gemakkelijk opdrachten kan binnenhalen. Ik heb bij de voorbereiding van deze vraag een nota op de kop kunnen tikken van mevrouw Lieselot Verdonck, Ph.D. Researcher at the Human Rights Centre van de universiteit van Gent. Dat centrum heeft een onderzoek gedaan naar contracten tussen G4S en de stad Gent. Ik denk dat in dezen de stad Gent mag worden vervangen door de Vlaamse overheid. Het gaat immers om dezelfde soort gunningscriteria.
Een van de conclusies van de onderzoekster is letterlijk: De activiteiten van G4S in Israël schenden het internationaal recht en kwalificeren als een ernstige fout bij de beroepsuitoefening, op basis waarvan de Stad Gent de onderneming kan weren uit haar gunningsprocedures. In dit geval geldt dit dus ook voor de Vlaamse Gemeenschap.
Ik vervolg het citaat: Waar dit slechts een juridische mogelijkheid maar geen verplichting is onder de overheidsopdrachtenwetgeving, kan afgeleid worden uit de huidige stand van het internationaal recht dat de Belgische overheden G4S moeten uitsluiten. De gedragingen van de onderneming zijn immers in strijd met het ius cogens en door met deze onderneming te contracteren dragen overheden onrechtstreeks bij tot deze onrechtmatige gedragingen.
Minister, we zijn op het punt gekomen dat mijn vragen van toepassing kunnen zijn voor de contracten die zijn afgesloten en in de toekomst eventueel zouden kunnen worden afgesloten, dan wel of de Vlaamse Regering G4S vanaf nu en tot nader order zal uitsluiten van de gunningsopdrachten. Hoe motiveert de Vlaamse Regering het gunnen van beveiligingscontracten aan de controversiële firma G4S rekening houdende met de wet op overheidsopdrachten en de leidraad voor de integratie van sociale en ethische criteria in overheidsopdrachten? Klopt de informatie dan niet dat G4S voorwerp is van verschillende procedures wegens inbreuken tegen de vierde conventie van Genève, wegens fraude en wegens gebrek aan respect voor hun werknemers en de voorwaarden waarin zij moeten werken? Vindt de Vlaamse overheid het überhaupt verdedigbaar dat een multinationale beveiligingsfirma met een controversiële staat van dienst en een belabberde reputatie instaat voor de beveiliging van haar gebouwen en personeel? Stelt zich hier geen nieuw veiligheidsprobleem gezien de grote belangen van dit bedrijf in andere landen en de vele andere overheden en instanties waarmee het nauw samenwerkt? Gaat de Vlaamse Regering de firma G4S confronteren met bovenstaande inbreuken en desgevallend de zeven nog lopende contracten met G4S herbekijken of stopzetten?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Voorzitter, minister, collegas, ik vind het een heel interessante vraag die ook de lokale overheden kan en zal interesseren. Ook wij stellen bij het toekennen van openbare aanbestedingen soms vast dat we twijfels hebben over de goede naam van bepaalde mensen die volgens de selectie- en gunningscriteria zouden moeten worden geselecteerd. Het is niet duidelijk of slechte ervaringen met een firma, het feit dat een firma in de miserie zit of het nieuws dat ze onethische zaken hebben gedaan, een voldoende basis kan bieden om een openbare aanbesteding niet toe te wijzen. In een dergelijk geval bestaat de vrees voor schadevergoedingen wegens het niet toekennen. Dergelijke firmas hebben meestal heel goede juristen in huis, wat de kans op schadevergoedingsclaims groter maakt.
Het is daarom goed, minister, om dit nog eens goed te verduidelijken. Misschien kunt u op basis van uw antwoord hier een kleine omzendbrief sturen naar de gemeenten. Zo hebben de gemeenten een leidraad van de zaken waarmee bij een openbare aanbesteding rekening kan worden gehouden.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, dames en heren, eerst een verduidelijking over de opdrachten die gegund zijn door de Vlaamse overheid. Het betreft hier opdrachten die gegund werden door diverse entiteiten, raden van bestuur, leidend ambtenaren. Het betreft dus geen opdrachten op basis van één groot raamcontract van de Vlaamse overheid. De meeste contracten werden uiteraard gegund door het agentschap dat de gebouwen beheert, maar ook door de VDAB en door vzw de Rand. Voor vzw de Rand betrof het weliswaar heel beperkte bewakingsopdrachten van een of twee dagen.
Naar ons recht, de wet op de overheidsopdrachten, moet bij de beoordeling van de criteria in aanmerking worden genomen of de kandidaat die zich inschrijft en deelneemt, beantwoordt aan de criteria. Dit is zo behalve wanneer die kandidaat zich beroept op de draagkracht van een andere entiteit, bijvoorbeeld op de draagkracht van een zusterbedrijf in het buitenland. Als men om die opdracht binnen te halen, zegt een beroep te zullen doen op een ander bedrijf, dan kan dat zusterbedrijf uiteraard ook onder ogen worden genomen. In dit geval is dit niet gebeurd. G4S heeft zelfstandig meegedaan aan de diverse aanbestedingen.
Een tweede casus die kan voorkomen onder het geldend recht, is dat een onderaannemer wordt ingeschakeld. Dan kunnen discussies ontstaan als dit wordt verboden door de opdracht. De opdrachtgever kan stellen dat het bedrijf de opdracht zelf moet uitvoeren en op zijn beurt geen beroep kan doen op een opdrachtgever. In dat geval kan er schending zijn van de opdracht. Het andere geval is dat waarin er wel een beroep mag worden gedaan op een onderaannemer, en die onder een van de gevallen van uitsluiting valt. In dit geval heeft G4S niet meegedongen met een beroep op een onderaannemer.
Bij ons zijn er geldende criteria die een uitsluiting mogelijk maken, zoals sociale en ethische criteria. De regelgeving met betrekking tot de overheidsopdrachten laat toe een onderneming uit te sluiten die is veroordeeld voor een misdrijf dat haar professionele integriteit aantast, of die bij haar beroepsuitoefening een ernstige fout heeft gemaakt. Die uitsluitingsgronden zijn dienstig om een onderneming uit te sluiten die bijvoorbeeld inbreuken heeft begaan op het vlak van het milieu of de sociale wetgeving, of met betrekking tot ethische criteria. Dit gaat telkens over de concrete inschrijver, dus over de rechtspersoon zelf die meedingt naar de overheidsopdracht, niet over een zuster-, dochter- of moederbedrijf.
Er wordt dus vermoed, maar dat moet verder worden onderzocht, dat de dochter van de groep die actief is in Israël, handelingen stelt die strijdig zijn met het internationaal recht, met de VN-resoluties, met de Conventie van Genève. Daarover bestaat dus discussie. Dat doet een vraag rijzen. Ik ken ook het artikel van de academica Lieselot Verdonck waarnaar u verwijst. Anderzijds heb ik het advies van mijn afdeling Overheidsopdrachten, dat daarmee in strijd is. Ik heb ook contact opgenomen, niet per brief, maar mondeling, met de stad Gent. Daar zegt men dat men erop is aangesproken, maar dat de interne dienst van de stad ook zegt dat men geen been heeft om op te staan. Er zijn geen stappen gezet om de overeenkomsten te verbreken. Iets anders is of men in de toekomst, bij andere, nieuwe aanbestedingen, kan beslissen om daar een uitsluitingscriterium van te maken, of dat in te roepen bij het gunnen van de opdracht. Er is dus discussie over of dit kan.
Ik weet dat mevrouw Verdonck naar aanleiding van de samenwerking tussen G4S en de stad Gent tot de redenering komt dat die Belgische rechtspersoonlijkheid kan worden doorbroken. Ze verwijst daarvoor naar rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, rechtspraak die wij in het korte bestek hiervan nog niet hebben kunnen controleren. Wel is het interessant te weten dat de OESO bezig is met een onderzoek ter zake, om te bekijken of G4S in Israël concreet het internationaal recht overtreedt, en of dit kan worden opgenomen als een criterium voor de verbreking en/of uitsluiting bij overheidsopdrachten. Dat onderzoek is bij mijn weten niet afgerond. Ik heb mijn administratie gevraagd om contact op te nemen met de OESO, om de stand van zaken te vragen en op de hoogte te worden gehouden van het resultaat ervan. Dat is een onderzoek dat vanuit het Verenigd Koninkrijk wordt gevoerd.
Het Europees Parlement heeft ook een vraag gekregen om G4S niet langer als dienstenleverancier te gebruiken. De publieke informatie die ik heb, laat toe te besluiten dat het Europees Parlement heeft geoordeeld dat het niet mogelijk was om de lopende contracten met G4S te verbreken. Bij een nieuwe aanbesteding heeft het Europees Parlement G4S opnieuw laten meedingen. Het heeft dit weliswaar niet aan GS4 gegund, maar dat was op basis van het criterium van de prijs. Je kunt daar dus ook geen precedent in vinden, want er was een concurrent die een betere prijs bood. G4S was dus niet de best biedende partij. Het Europees Parlement heeft zich bij de gunning dus ook niet uitgesproken over dit punt. Wel heeft het parlement beslist, volgens de publieke informatie die ik heb, om niet over te gaan tot de verbreking.
Alles wordt dus op dit ogenblik onderzocht. Het lijkt me belangrijk genoeg dat er wordt gekomen tot een advies dat toelaat om eenduidige conclusies te hebben, en dat ik momenteel niet heb.
U verwijst naar procedures of conflicten of problemen wegens fraude, wegens inbreuken op de Vierde Conventie van Genève, wegens een gebrek aan respect voor de werknemers en de werkvoorwaarden. Ik heb daarover informatie uit de media. Uit the Guardian heb ik een artikel gehaald waaruit blijkt dat er in het Verenigd Koninkrijk sprake was van het overfactureren voor enkelbandbewaking. Dit is geëindigd met een schikking. Nog uit the Guardian heb ik een artikel over het mishandelen van een gevangene in Zuid-Afrika, waarin de minister bevoegd voor de gevangenissen een onderzoek aankondigde. Bij mijn weten is daar nog geen resultaat van bekend. Er is ook sprake van een mislukte opleiding van het veiligheidspersoneel bij het Olympische Spelen van 2012 in Londen. Ook wat dat betreft, werd een schikking getroffen: G4S heeft 70 miljoen pond betaald. Tot slot is er het ondersteuning bieden door G4S aan de bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël. Zoals ik zei, is de OESO bezig met een onderzoek ter zake. Ik lees ook in de pers, maar ik heb daar ook geen verdere gegevens van, dat G4S heeft aangekondigd zijn activiteiten daar af te bouwen.
Wegens de beperkte tijdspanne heb ik dus echt nog niet de mogelijkheid gehad om alle elementen op een rijtje te zetten en daar ook eenduidige conclusies uit te trekken. Ik meen dat die elementen er allemaal nog niet zijn. G4S maakt wel werk van een intern beleid met betrekking tot het naleven van de mensenrechten, de sociale wetgeving en dergelijke. Het heeft een human rights policy gelanceerd, om de werking van het bedrijf in overeenstemming te brengen met de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights, en rapporteert in het Corporate Social Responsibility Report.
Dat is niet onbelangrijk. Als zou blijken dat er een overtreding, een schending van het internationaal recht gebeurt, die imputeerbaar is aan de Belgische tak van G4S, dan kan het zijn dat, conform de wet op de overheidsopdrachten, bij een oordelen over elementen die niet verplicht leiden tot een uitsluiting, maar daartoe kunnen leiden, rekening wordt gehouden met door het bedrijf geleverde inspanningen. Stel dat zij zeggen dat zij hebben beslist om te stoppen in Israël en dat zij een code of conduct hebben voor zichzelf, dat zij een policy hebben die ervoor zorgt dat ze strikt ethische criteria naleven in verband met mensenrechten en dergelijke meer, dan moet je daar als aanbestedende overheid rekening mee houden want je moet een proportionaliteitstoets doen. Dan kun je niet anders dan dit in ogenschouw te nemen. Net zoals je, als een bedrijf veroordeeld is geweest, er rekening mee moet houden dat een bedrijf sinds de datum van veroordeling eventueel maatregelen heeft genomen om daar een einde aan te maken. Ook dit moet je in overweging nemen. Maar ik zei het al: ik heb op dit ogenblik onvoldoende zicht op de concrete situaties en de procedures die lopen.
De geldende richtsnoeren betreffende de mogelijkheid van Israëlische entiteiten en hun activiteiten in de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden sluiten duidelijk alle financiële steun uit in de vorm van subsidies, prijzen en financieringsinstrumenten aan Israëlische instellingen en bedrijven die in die bezette gebieden gevestigd zijn of daar hun activiteiten ontplooien. Die richtsnoeren zijn enkel van toepassing op dergelijke Israëlische entiteiten. De Israëlische tak van G4S valt zonder twijfel onder het toepassingsgebied van die richtsnoeren. Volgens de wetgeving, zoals die wordt uitgelegd door onze juristen en blijkbaar ook door de interne dienst van de wet op de overheidsopdrachten bij de stad Gent, valt de Belgische tak van G4S daar niet onder.
Mijnheer Roegiers, u vraagt naar de actie die uiteindelijk zal worden ondernomen. Om lopende contracten te verbreken, hebben wij, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, geen poot om op te staan. Iets anders is of je bij het aflopen van de huidige contracten het gaat om aflopende offerteaanvragen, om mensen die zich richten tot de markt om de volledige concurrentie te laten spelen uitsluitingsmogelijkheden zou kunnen vinden, gebaseerd op het doorbreken van de rechtspersoonlijkheid en het doortrekken van de internationale context en van de moeder-dochterrelatie (de moeder G4S en de dochters in België en Israël). Dit moet serieus worden onderzocht. Ik hoop dat ik zo snel mogelijk hierover het antwoord van de OESO krijg. Mijn dienst Overheidsopdrachten is niet overtuigd van de mogelijkheid om te doorbreken, maar het vergt nader onderzoek.
De nota van mevrouw Verdonck moet verder worden onderzocht, temeer omdat zij verwijst naar de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. Het is toch belangrijk om dat helemaal grondig uit te pluizen. Zo nodig zullen wij extern juridisch advies moeten vragen, want het is nu een zeer specialistische aangelegenheid, die niet zomaar op een drafje te beantwoorden valt.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, dank u. Als parlementslid hoop je natuurlijk altijd op een nog verregaander antwoord. Toch moet ik zeggen dat ik zeer opgetogen en tevreden ben over het antwoord dat u, gegeven de omstandigheden, nu hebt kunnen geven.
Ik vind het belangrijk dat er verder onderzoek wordt verricht. U neemt contact met de OESO. Ik heb ook begrepen dat u met de diensten van het Europees Parlement contact zult opnemen. Ik vind dat stappen voorwaarts om te onderzoeken of en in welke mate G4S zo controversieel is als ik het in mijn vraag naar voren heb geschoven. Ik blijf daarvan overtuigd. Maar ik heb ook begrip voor het juridische spel, tussen aanhalingstekens, dat nu bezig is. Ik ben zelf geen jurist, ik wil mij daar dus zeer voorzichtig in opstellen.
Ik heb mij voornamelijk gebaseerd op de nota van mevrouw Verdonck. U hebt die nota ook. Voor de collegas is het wel belangrijk dat zij al in haar inleiding heel duidelijk stelt dat G4S België en G4S Israël afzonderlijke juridische entiteiten zijn, namelijk dochterondernemingen van het moederbedrijf G4S. En: Toch kan onder het Belgische recht de rechtspersoonlijkheid van een specifieke rechtspersoon worden doorbroken, zodat alle ondernemingen binnen eenzelfde economische groep in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de wet. En verder stelt Verdonck: Een dergelijke juridische benadering ten opzichte van de identificatie van G4S is tevens toegelaten onder het Europees recht. En dan gaat ze verder over het Hof van Justitie, met wat u ook in uw antwoord naar voren hebt geschoven.
We hebben hier een begin kunnen maken van een principiële discussie. Onderzoek zal nu verder moeten uitmaken of het inderdaad zo is of G4S effectief mensenrechten schendt. Ik heb begrepen dat huidige juridische contracten doorbreken zo goed als onmogelijk is. Ik kan daar begrip voor opbrengen. In afwachting van verder onderzoek bij de OESO en bij het Europees Parlement moeten wij bekijken of het in de toekomst nodig zal zijn om G4S al dan niet uit te sluiten.
Minister, ik wil op dit ogenblik, zolang we geen duidelijkheid hebben, pleiten voor het voorzichtigheidsprincipe. Als we in de nabije toekomst nog contracten moeten sluiten, stel ik mij de vraag of het, op basis van dat voorzichtigheidsprincipe en in afwachting van de resultaten van verder onderzoek, niet goed zou zijn om nu al een aantal maatregelen te nemen.
Ik stel de vraag aan u. Ik ben daar zelf ook heel voorzichtig in.
Er wordt bijkomend onderzoek verricht. Hebt u enig zicht op de timing? Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat we met zon belangrijk dossier talmen. Kunt u daar een timing voor vooropstellen?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik had een korte vraag gesteld, minister, maar die is u waarschijnlijk ontsnapt.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Collega, de vraag is mij gesteld als minister van Bestuurszaken, maar mijn antwoord als minister van Binnenlands Bestuur was dat ik geen omzendbrief ga versturen, tenzij het nodig is om de huidige wetgeving, zoals die door onze diensten geïnterpreteerd wordt, te verduidelijken.
De interpretatie van onze diensten is tegenstrijdig aan die van mevrouw Verdonck. Ook op basis van de nieuwe wet overheidsopdrachten van 1 juli 2013 zeggen zij: de doorbreking van de rechtspersoonlijkheid wordt in de nota onder meer gesteund op de overheidsopdrachtenregelgeving, namelijk de mogelijkheid voor een combinatie om in te schrijven en de mogelijkheid voor een kandidaat of inschrijver om zich te beroepen op de draagkracht van een andere entiteit, maar die regelgeving wordt verkeerd geïnterpreteerd. Onze diensten zeggen dat je alleen een uitsluitingscriterium kunt vinden op basis van criteria die je toepast op een andere, gerelateerde entiteit, als je in de offerte die je indient, een beroep doet op de draagkracht van die andere entiteit, of als je overgaat tot onderaanneming.
Onze diensten zijn het in principe eens met de stelling-Verdonck dat je die rechtspersoonlijkheid kunt verbreken, maar dat is in die twee welbepaalde gevallen, zeggen ze, en niet algemeen als er geen enkele contractueel-juridische relatie is voor het uitvoeren van die welbepaalde opdracht. Ik ga daar nu geen uitspraak over doen.
Het Europees Parlement kan in dezen absoluut niet van vooringenomenheid worden beschuldigd. Het heeft integendeel altijd grote aandacht voor de toepassing van het internationaal recht en van ethische principes, ook ten aanzien van de bezette gebieden. Ik stel vast dat het Europees Parlement tot de conclusie is gekomen dat ze de bestaande opdrachten konden verbreken. Bovendien hebben ze bij hun nieuwe opdracht G4S opnieuw laten meedingen. G4S heeft het weliswaar niet gehaald, maar niet op basis van de materie die ons hier aanbelangt.
U spreekt over het voorzichtigheidsprincipe, mijnheer Roegiers. Ik moet ook voorzichtig zijn. Ik kan moeilijk aan mijn leidend ambtenaar of aan de raden van bestuur van de verzelfstandigde entiteiten zeggen dat ze bij een algemene offerteaanvraag moeten overgaan tot de uitsluiting van iemand die meedingt. In zulke contracten kunnen we moeilijk onderhands gaan spreken met een van die enkele grote spelers.
Ik wil hier uitsluitsel over. Zowel wat de schending van de Conventie als de internationaalrechtelijke regels betreft, is het belangrijk dat we kennis hebben van het resultaat van de OESO en van de implementeerbaarheid van dergelijke overtredingen. Het zal minstens een grote morele autoriteit uitstralen als de OESO tot een conclusie komt. Dat moet desgevallend misschien op Europees vlak leiden tot de wijziging van de regelgeving met betrekking tot de overheidsopdrachten, en in dit geval ook de Belgische regelgeving.
Ik vraag ook extern juridisch advies. Ik ben wel jurist, maar als je twee tegenovergestelde adviezen krijgt, en het is niet iets dat je op een drafje met ja of neen beantwoordt, is het beter dat je advies krijgt van een gespecialiseerde externe jurist. Dat is gevraagd. Ik vermoed dat we het over enkele weken zullen hebben. Ik kan er nu geen termijn op plakken. Je kunt ook niet zeggen dat het bij hoogdringendheid moet gebeuren, want dan betaal je altijd meer. Zo ver gaan we het niet drijven, maar ik neem aan dat we over enkele weken antwoord zullen krijgen van een extern bureau, dat moet worden aangesteld door de cel Overheidsopdrachten.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Bedankt voor de bijkomende inlichtingen, minister. Ik kijk uit naar het vervolg, maar dat zal misschien moeilijk zijn. We zullen zien of en in welke mate we dat verder kunnen opvolgen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.