Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 11/03/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over depressie en psychologische problemen bij jonge kinderen
- 1060 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, tijdens de eerste acht maanden van 2013 werden 4105 kinderen tussen 0 en 10 jaar behandeld voor een depressie. Dat blijkt uit cijfers die het RIZIV recent bekendmaakte. Het RIZIV spreekt van een stijgende trend. De werkelijke cijfers liggen wellicht nog hoger, aangezien het RIZIV enkel de terugbetaalde behandelingen telt en niet de kinderen die geholpen worden door zelfstandig werkende klinisch psychologen of psychotherapeuten. Dat kan in de toekomst natuurlijk veranderen.
Psychiaters stellen dat de crisis wellicht de grote schuldige is. Die legt immers een grote druk op gezinnen, in het bijzonder wanneer die, al dan niet door de crisis, geconfronteerd worden met financiële problemen en/of echtscheidingen. De crisis doet zo het aantal depressies bij volwassenen toenemen. Het RIZIV spreekt van ruim 1,3 miljoen, of een op acht Belgen. Maar ook jonge kinderen blijken niet ongevoelig voor deze zware uitdagingen. Integendeel, ze blijken bijzonder gevoelig voor de context waarin ze opgroeien. Vorig jaar in april wees het onderzoeksinitiatief Scheiding in Vlaanderen al op de impact van een scheiding van de ouders op de kinderen. We hebben dit rapport al uitvoerig besproken in de commissie. Beleidsaanbevelingen van deze studie zouden in het najaar van vorig jaar verschenen zijn.
Depressies bij kinderen worden volgens specialisten vaak te laat opgemerkt. Veranderingen in gedrag, moeilijkheden op school, desinteresse in hobbys of zelfs agressie worden niet altijd meteen gelinkt aan depressie of psychische problemen. Nu weet ik ook wel dat er een onderscheid is tussen een depressieve reactie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis en een werkelijke depressie. Bovendien zullen kinderen niet zo gemakkelijk zeggen dat ze geen zin hebben in de toekomst. Dat houdt natuurlijk risicos in, want hoe sneller een depressief kind geholpen wordt, hoe minder het daarmee zal worstelen in zijn latere leven, aldus de specialisten.
Ik heb in het verleden al meermaals vragen gesteld, zowel in deze commissie als in de commissie Onderwijs, bijvoorbeeld over het aanstellen van een vertrouwensleerkracht op school, iemand die een bereikbaar persoon voor leerlingen zou kunnen zijn, iemand waar ze gemakkelijk toenadering toe kunnen zoeken en die ze vertrouwen, een eerste aanspreekpunt dat hen, indien nodig, kan doorverwijzen naar meer gespecialiseerde hulp. Dit idee werd echter steeds wat op afstand gehouden.
Ook de evolutie van het project rond de coaches geestelijke gezondheid in secundaire scholen is hier al meermaals ter sprake gekomen en heb ik vanuit dezelfde bekommernis opgevolgd. Het project kende heel wat bijval in de secundaire scholen. Minister, u bent momenteel aan het onderzoeken hoe die coaches en hun werkwijze van nut kunnen zijn op de werkvloer, zo leerden we uit de laatste beleidsbrief en zo werd ook al gesteld in de commissie. Een uitbreiding van het project naar de basisscholen, die eerst in het vooruitzicht werd gesteld, is echter nooit aan de orde gekomen. Het RIZIV brengt nu echter wel de doelgroep van basisschoolkinderen onder de aandacht. De cijfers tonen aan dat ook zij nood hebben aan hulp.
Minister, ik besef dat er in mijn vragen een overlapping zit in de beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs. Het specifieke van de problematiek is juist dat er een deels gemeenschappelijke aanpak nodig is. Hoe je het draait of keert, de school is nu eenmaal het forum waar kinderen het meest bereikbaar zijn en waar het meeste signalen bij kinderen kunnen worden erkend. In deze commissie zijn we er allemaal van overtuigd welk belang Welzijn heeft binnen de onderwijscontext.
Minister, neemt u naar aanleiding van de recente cijfers bijkomende maatregelen met betrekking tot kinderen en jongeren met psychische problemen? Hoe staat u tegenover het idee om kinderen een heel toegankelijk aanspreekpunt aan te bieden binnen de school? Ik denk dan aan vertrouwenspersonen, bijvoorbeeld vanuit het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) of een specifieke vertrouwensleerkracht, die snel signalen kan oppikken en indien nodig kan doorverwijzen naar gerichte hulp. Nu wordt in geval van depressie of andere psychische problemen bij kinderen vaak te laat hulp gezocht. Dan is er nog het risico om te belanden op een wachtlijst.
Overweegt u over het concept van de vertrouwensleerkracht in overleg te gaan met uw collega bevoegd voor het onderwijs? Deze leerkracht zou dan, wanneer de school weet heeft van een ingrijpende gebeurtenis in de thuissituatie van een leerling, met de leerling proactief in gesprek kunnen gaan en indien nodig hem of haar in contact brengen met bijvoorbeeld een CAW, een cgg of andere hulpverlening.
In het masterplan secundair onderwijs is er voorzien in een specifieke link naar Welzijn, namelijk de audit van de CLBs. In deze audit wordt ook de samenwerking met en de enting op het welzijnsaanbod en de preventieve gezondheidszorg voor kinderen en jongeren in kaart gebracht en geëvalueerd naar efficiëntie en effectiviteit. Concreet gaat het over de preventieve gezinsondersteuning in de Huizen van het Kind, de strijd tegen kinderarmoede, de integrale jeugdhulp, het actieplan suïcidepreventie en de organisatie van de preventieve gezondheidszorg op de eerste lijn. Is deze audit al gestart? Zijn er eventueel al resultaten? Wat is de verdere planning hiervan?
Neemt u initiatief om mensen die vaak in contact komen met kinderen, zoals ouders, begeleiders in verenigingen en scholen, signalen te leren erkennen? Ik ben voorzichtig met deze vraag, want ik weet dat we al heel veel vragen aan verenigingen, maar het blijft toch mijn bekommernis om tijdig signalen te herkennen. De bespreekbaarheid van de problematiek is heel belangrijk. Hoe kan ter zake een sterk sensibiliserend beleid worden gevoerd?
Overweegt u om naar aanleiding van de recente cijfers te onderzoeken of een training van de coaches geestelijke gezondheidszorg binnen het lager onderwijs niet aangewezen is?
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Voorzitter, minister, ik sluit me heel graag aan bij deze vraag. Deze problematiek is heel ernstig te nemen en is steeds groeiend. Het snel detecteren van een depressie door leerkrachten is geen evidentie. Er moeten heel veel signalen worden opgepikt en maatregelen genomen. Dat lijkt me niet gemakkelijk. Minister, ik vraag me af hoe u deze mensen kunt leren deze signalen op te pikken. Dat is geen evidentie. Er is ook het verhaal van de ouders die het dichtst bij de kinderen staan. Zij zouden de signalen moeten zien, maar ook dat is geen evidentie. Hoe kunnen we ouders alert maken voor die signalen? We zullen dan een grote groep ouders mislopen die zelf al problemen hebben. Zij zullen die signalen niet zien. Minister, hebt u daar een beter zicht op?
Het verhaal van preventie is zeer belangrijk, zoals mevrouw Schryvers zonet heeft gezegd. Een kinderpsychiater vertelde me ooit dat preventie bij heel jonge kinderen mogelijk is en dat bepaalde eenvoudige testen mogelijk zijn, niet specifiek voor depressie, maar in het kader van het mogelijk vatbaar zijn voor problemen van geestelijke gezondheid. Er bestaan testen voor zeer jonge kinderen voor. Hij sprak over de controles bij Kind en Gezin. Zijn er mogelijkheden op het gebied van preventie waaraan wordt gedacht?
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Ik wil me ook graag aansluiten. Ik draag de voorstellen van mevrouw Schryvers een warm hart toe, namelijk het belang van de vertrouwensleerkrachten op school en de coaches geestelijke gezondheidszorg om leerkrachten die het niet altijd gemakkelijk hebben, zowel in de lagere als in de middelbare school, een klein beetje te ondersteunen in het omgaan met jongeren en kinderen met een depressie.
Wat betreft preventie, heeft de heer Gysbrechts gelijk: beter voorkomen dan genezen. Ik wil verwijzen naar het feit dat in dezelfde artikels er een duidelijke relatie werd gelegd met armoede. Depressie bij kinderen en de armoedige omstandigheden waarin ze opgroeien, zijn gerelateerd. Dat is ook logisch. We leven in een consumptiemaatschappij. Erbij horen betekent de laatste nieuwe boekentas hebben. Ik heb de indruk dat we onze kinderen wijsmaken dat de ultieme vorm van ontspanning op een woensdagnamiddag shoppen is. Als je geen geld hebt, is dat redelijk problematisch. De link met armoede vind ik enorm belangrijk, ook omdat het de tweede keer is dat er een verband wordt gelegd tussen de ontwikkelingskansen bij kinderen, de geestelijke gezondheid van kinderen en armoede. Naar aanleiding van het wat mij betreft verfoeilijke Armoedefonds, dat minister Lieten heeft opgericht en waar professor Adriaenssens peter van wilde zijn, berichtte deze professor over het feit dat armoede bij jonge kinderen leidt tot een geringere ontwikkeling van de hersenen.
Als we deze problematiek aankaarten, dan is er een link met onderwijs, maar ik denk ook dat er een link moet zijn met kinderarmoede. We moeten trachten andere belangrijke waarden in onze samenleving voorop te zetten. Er is meer dan shoppen, meer dan consumeren. Er is ook zoiets als onthaasten. Ik besef dat dit ons te ver zou leiden in het kader van deze vraag, maar voor mij is dat echt wel de essentie.
Wat betreft de preventie in de geestelijke gezondheidszorg, herinner ik me dat er in de eerste gezondheidsconferentie geestelijke gezondheidszorg en suïcidepreventie inderdaad voorstellen waren van bepaalde professoren om reeds bij heel jonge kinderen testen te doen voor manisch-depressieve aandoeningen enzovoort. Tegelijkertijd waren er veel anderen die daar erg voor waarschuwden, omdat je veel vals-positieve resultaten kunt krijgen en ook omdat je kinderen heel vroeg dreigt te labelen. Ik denk dat we daar toch heel erg mee moeten oppassen. Ik vind het toenemend aantal depressies bij kinderen en jongeren wel een heel belangrijk maatschappelijk signaal.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik wil wijzen op een aantal acties die deze legislatuur zijn genomen ten behoeve van kinderen met psychologische problemen. Eind 2011 is het ambulante aanbod van de cggs voor minderjarigen recurrent uitgebreid met 1.054.000 euro of 15,5 voltijds equivalenten. Mevrouw Schryvers stelt terecht dat jonge kinderen bijzonder gevoelig blijken voor de context waarin ze opgroeien. In de voorbije jaren hebben we dan ook een aantal acties ondernomen om gezinnen te ondersteunen en problematische gezinssituaties adequate hulp aan te reiken. Zonder volledig te willen zijn, denk ik aan de oprichting van de Huizen van het Kind, het versterken van het rechtstreeks toegankelijke aanbod bij Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de nieuwe structuren in de integrale jeugdhulp en de daardoor versterkte intersectorale samenwerking, de uitbouw van de crisismeldpunten in de provincies, het meldpunt geweld, misbruik en kindermishandeling en het Pleegzorgdecreet, dat er op initiatief van dit parlement is gekomen.
In het Vlaams actieplan suïcidepreventie werd een actie opgenomen die specifiek gericht is op de ontwikkeling van een serious game voor depressieve jongeren. De middelen hiervoor moeten we nog zoeken, maar het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) onderzoekt de toepasbaarheid en de mogelijkheden voor een publiek-private samenwerking om de ontwikkeling van een Vlaamse versie van een dergelijk behandelingsspel te kunnen bespoedigen. We hebben daarover met het VLESP gesproken.
In 2011 werd het Familieplatform Geestelijke Gezondheid opgericht, met financiële steun van de Vlaamse overheid. Het platform is een belangenorganisatie voor gezinnen met een gezinslid met geestelijke gezondheidsproblemen. Ze werken onder andere rond preventie en vroegdetectie van psychische problemen bij zogenaamde KOPP-kinderen (kinderen van ouders met psychische problemen).
Het Familieplatform staat in voor de implementatie van een werkmodel dat werd uitgewerkt door KOPP Vlaanderen. Een recente verwezenlijking is een instructie-dvd over het KOPP-preventiegesprek. Dat is een werkmiddel voor hulpverleners die met volwassenen werken, om op gestructureerde wijze een gesprek aan te gaan over het psychisch welbevinden en de draagkracht van de kinderen van de volwassen cliënten.
Tot slot mogen we de mogelijke impact niet vergeten van het federale wetsvoorstel dat in januari 2014 werd goedgekeurd betreffende de erkenning van klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen in het KB 78. Dat is een eerste stap die in de komende jaren hopelijk kan leiden tot een terugbetaling van de prestaties van deze gezondheidszorgberoepen waardoor de toegankelijkheid en betaalbaarheid van die ondersteuning kan worden verhoogd.
Daarnaast is het echter duidelijk dat er ook in de volgende legislatuur zal moet worden gewerkt aan de verdere versterking van het geestelijke gezondheidszorgaanbod voor kinderen en jongeren. Daarom hebben we, samen met de andere bevoegde gemeenschappen en de federale overheid, een akkoord gesloten en werken we aan een gids die toekomstige netwerken van geestelijke gezondheidszorg voor deze leeftijdsgroep kinderen en jongeren zal beschrijven, naar analogie met het lopende project Artikel 107 voor volwassenen. Op de laatste interministeriële conferentie hebben we daarover de nodige akkoorden gesloten.
Wat de vraag naar vertrouwenspersonen betreft, is het zeker zo dat scholen op dat vlak ruime mogelijkheden of bevoegdheden hebben om daarover zelf een beleid te voeren. Ik heb zelf een aantal scholen bezocht in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs. Ik heb gezien dat men tracht een aantal mensen in de organisatie te hebben die de nodige competenties beschikken inzake deze problematiek. Het is natuurlijk ook een deel van de opdracht van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs), die, zoals u wel weet, ook zijn benoemd als een brede instap in de integrale jeugdhulp.
Ik kan u nog signaleren dat er voor het voorveld van de integrale jeugdhulp binnenkort nog een oproep zal vertrekken om in het rechtstreeks toegankelijke bijkomende mogelijkheden te creëren.
Vanuit de cgg-suïcidepreventiewerking worden vormingen gegeven die speciaal bedoeld zijn voor iedereen die met jongeren in aanraking komt. Het gaat dan bijvoorbeeld om psychologen en psychiaters uit de tweede en derde lijn, maar evengoed om CLB- en CAW-medewerkers (centrum algemeen welzijnswerk) of leerkrachten en ander onderwijspersoneel met een speciale opdracht als leerlingbegeleider. Die vormingen duren drie dagen en zijn multidisciplinair opgezet. Er is ruimte voor het bespreken van ervaringen en knelpunten. Aan het einde van de vorming kunnen de deelnemers een risicoschatting maken van de ernst van de problematiek en suïcidale gedachten bespreekbaar maken. De vormingen worden elk jaar in elke provincie gegeven en kennen inderdaad een groot succes.
De audit moet nog worden opgestart. De bevoegde administratie is bezig met de voorbereiding ervan. Het is de bedoeling dat die audit nog opstart in de loop van deze legislatuur.
Het informeren en sensibiliseren is een belangrijke component binnen een geïntegreerde visie op een geestelijk gezondheidsbeleid. Dat maakt deel uit van de matrix waarbinnen de preventiecoaches een geestelijk gezondheidsbeleid helpen uitwerken. Er moet tegelijkertijd aandacht zijn voor vroege detectie, interventie en gerichte doorverwijzing.
Overkoepelend blijft het belangrijk dat de school de verwachtingen en afspraken met een CLB expliciet formuleert. Daarnaast subsidiëren we sinds eind 2011 de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid Vlaanderen. Die wil mensen informeren, inspireren en engageren om samen te werken om de discriminatie die de geestelijke gezondheid omringt, te beëindigen. Het project probeert psychische problemen bespreekbaar te maken en ijvert voor een positieve en correcte kijk op mensen met geestelijke gezondheidsproblemen.
Men heeft onder andere eind december 2012 de website www.geestelijkgezondvlaanderen.begelanceerd, als laagdrempelig communicatiemiddel om vooroordelen en taboes over psychische problemen te doorbreken en om geestelijke gezondheid een plaats te geven in het alledaagse leven. Daarop zijn ook specifieke tips te vinden voor jongeren of voor ouders, met bijvoorbeeld vragen rond opvoedingsondersteuning.
Voor het uitwerken of verfijnen van hun geestelijk gezondheidsbeleid kunnen secundaire scholen sinds het schooljaar 2009-2010 een beroep doen op de preventiecoach geestelijk gezondheidsbeleid van hun provincie. In de periode van 2009 tot en met 2012 ondersteunden die coaches een 270-tal secundaire scholen. De preventiecoach werkte daarvoor samen met het schoolteam, het CLB, de pedagogische begeleidingsdienst en ouder-, leerkracht- en leerlingenvertegenwoordigers.
De ministers van Onderwijs en Welzijn hebben samen beslist dat ze de werking van de preventiecoaches duurzaam willen verankeren in het schoollandschap en dat ze het concept van het geestelijk gezondheidsbeleid in nog meer scholen geïmplementeerd willen zien. Daarom werd het project verlengd en ondersteunen de preventiecoaches sinds 1 september 2012 in eerste instantie de CLBs, met de bedoeling dat zij op hun beurt scholen kunnen begeleiden in het ontwikkelen en toepassen van een geestelijk gezondheidsbeleid.
Parallel wordt ingezet op deskundigheidsbevordering bij pedagogische begeleiders door middel van een vormingstraject.
Het past binnen de rol van de CLBs om scholen te coachen in het opzetten van een geïntegreerd geestelijk gezondheidsbeleid. Ik heb besloten dit aanbod aan de CLBs voorlopig te laten voortduren na 2013. De CLBs geven immers aan dat ze nood hebben aan verdere vorming, coaching en intervisie door de coaches. Uit de cijfers blijkt dat momenteel 46 van de 72 CLBs hebben deelgenomen aan de vormingstrajecten. In totaal gaat het om meer dan 200 CLB-medewerkers die bijkomend geschoold zijn in het opzetten van een geestelijk gezondheidsbeleid. Uit de evaluatie blijkt dat de vormingen positief worden geëvalueerd. De vraag naar ondersteuning in het lager onderwijs is tot nog toe niet gesteld, niet door de onderwijspartners en ook niet door de CLBs. Ik zal dit in het kader van het project preventiecoaches bespreken met de onderwijskoepels en de CLBs.
Wat de screening betreft, deel ik de mening van mevrouw Vogels, zonder dat ik het inhoudelijk echt kan beoordelen. We moeten een beetje opletten met een soort bevolkingsonderzoek waarbij we iedereen etiketteren en in allerlei systemen onderbrengen. We moeten daar voorzichtig mee zijn. Ik ondersteun de initiële vraag van mevrouw Schryvers en de reactie die een aantal van u daarop geven: we moeten naar een situatie waarbij de aandacht voor geestelijk gezondheidsbeleid in de school deel uitmaakt van het goede schoolbeleid, zonder dat onmiddellijk te vertalen in een zeer medisch geïnspireerd model van screening enzovoort. Er moet gewoon een soort competentie en gevoeligheid voor de materie zijn en een goed inzicht in de manier waarop men de hulpverlening adequaat kan inschakelen.
Dat we nu een akkoord hebben met de federale overheid over het feit dat we de gids zullen maken zoals voor de Artikel 107-projecten om ook in de kinder- en jeugdpsychiatrie naar zorgcircuits te gaan, zal daar een belangrijk element in zijn. Het zal u niet verbazen dat er vanuit Vlaanderen zeer sterk is ingezet op het feit dat die ontwikkelingen moeten aansluiten bij de integrale jeugdhulp. We proberen dat echt wel geïntegreerd te laten verlopen. Aan de andere kant hebben we voor de erkenning van de psycholoog een belangrijke stap vooruit gezet. Ook dat is volgens mij belangrijk om tot een groter adequaat betaalbaar en toegankelijk aanbod te evolueren.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Deze legislatuur is er inderdaad heel wat gebeurd. Dat zult u mij helemaal niet horen ontkennen. Zo is er de uitbreiding van de kinder- en jongerenteams binnen de cggs, maar ook heel wat andere ondersteuning, zoals de Huizen van het Kind. U hebt al naar een heel aantal verwezen.
Er blijft inderdaad heel wat werk aan de winkel met betrekking tot die problematiek. De druk op kinderen en jongeren is zeer groot. Op het einde van uw antwoord hebt u gesteld dat we moeten gaan naar een systeem waarbij de problematiek van de geestelijke gezondheidszorg gewoon wordt meegenomen binnen de scholen en bespreekbaar is. We moeten het normaal vinden en er binnen de scholen voldoende aandacht aan schenken.
Ik ben blij dat het in een aantal scholen al zo is. U zegt dat zelf ook. Met betrekking tot die vertrouwensleerkrachten zegt u dat scholen relatief vrij zijn om een aantal zaken te implementeren. We stellen vast dat een aantal scholen dat ook doen. Hoera!, zou ik zeggen.
Het is ook spijtig dat een aantal scholen het niet doen door misschien niet voldoende aandacht, en dan is een duwtje in de rug mooi meegenomen. De preventiecoaches geestelijke gezondheid in de secundaire scholen hebben toch heel wat resultaat opgeleverd. Ik ben blij dat u dat voortzet. We vonden het allemaal goed dat ze zijn overgeheveld van het loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie (Logo) naar de CLBs. Iedereen stond daar achter.
Ik hoop dat de audit op korte termijn start. We kijken uit naar de resultaten.
Het aanbod voor de lagere scholen heeft ook veel te maken met aandacht. Uit de cijfers blijkt dat het gaat om steeds jongere kinderen. Ik zou willen voorstellen om voor hen een aanbod uit te werken. Een CLB is werkzaam in de lagere en de secundaire scholen. Er is dus een mogelijkheid om het ook in het basisonderwijs te implementeren. Ik zou op een soort van aanklampend beleid vanuit Onderwijs en Welzijn voor de basisscholen willen aandringen, om aandacht te vragen voor geestelijke gezondheid bij hun kinderen. Minister, u verwijst naar KOPP, een organisatie die schitterende dingen doet. KOPP maakt bijvoorbeeld leerkrachten attent op de gevolgen voor een kind wanneer een van de ouders psychische of psychiatrische problemen heeft of alcoholproblemen. Een kind dat zelf problemen heeft, is natuurlijk nog iets anders.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.