Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 11/03/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over gameverslaving bij jongeren
- 1023 (2013-2014)
Vraag om uitleg van mevrouw Lies Jans tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over gameverslaving
- 1057 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, geachte leden, smartphones, tablets en spelconsoles: we kennen ze allemaal. De nieuwe media zijn alomtegenwoordig in onze maatschappij. De mogelijkheden zijn ontelbaar en worden alsmaar uitgebreider. Heel veel mensen hebben er ook gemakkelijk toegang toe. We weten natuurlijk zelf ook allemaal hoe we heel snel worden achtervolgd door dergelijke dingen. Dan denk ik aan de oproep van mevrouw Vogels aan alle parlementsleden, bij haar viering. Eigenlijk kwam die erop neer dat we ons ervoor moesten hoeden verslingerd te worden aan die dingen, en ons erdoor te laten achtervolgen.
Dat de opmars van al die mogelijkheden toch ook een meerwaarde biedt en ons leven op vele vlakken gemakkelijker maakt, valt al evenmin te ontkennen. Ook dat heeft twee facetten. Zo is er al veel onderzoek gebeurd naar computerspelletjes. De mogelijkheden die er op dat vlak ook bestaan voor jongeren, zijn hier ook al ter sprake gekomen, in de commissie Jeugd of de commissie Onderwijs. Zo blijkt dat gamen de reactiesnelheid op visuele stimuli doet versnellen, en intellectuele en perceptuele vaardigheden, zoals probleemoplossend denken, strategieontwikkeling, het ontwikkelen van beslissingsprocessen, creativiteit en de mogelijkheid tot visuele en ruimtelijke conceptualisatie, doet toenemen bij jongeren die geregeld videogames spelen. Gamers zouden ook hoger scoren op mechanische vaardigheden. Minister, dat gamen daarom ook een hulpmiddel kan zijn voor ouderen, bijvoorbeeld in het geval van revalidatie of het oefenen van bepaalde vaardigheden, dat bevestigde u ook in uw antwoord op een schriftelijke vraag van mij hierover. Ook dat is zeker in opmars, onder meer door de toepassing in onze woon- en zorgcentra.
Ook in dit geval geldt echter dat te veel niet goed is en zelfs schadelijk kan zijn. Daarom stel ik u deze vraag, naar aanleiding van heel recente berichten over jongeren die te sterk verslingerd zijn aan computerspelletjes. Zo zou 11 procent van de Vlaamse jongeren, waarvan 86 procent jongens, verslaafd zijn aan gamen. Vooral 15-jarigen blijken er vatbaar voor. Op zich is gamen vaak niet echt problematisch, maar het wordt wel een probleem als het overmatige gamegedrag, net zoals drank- en drugsgebruik dat kunnen doen, het leven van de betrokkene beheerst en hem of haar van andere activiteiten weerhoudt.
Zo kan een gameverslaving leiden tot verminderde schoolprestaties, tot wrevel binnen de sociale omgeving en zelfs tot een volledig isolement. Er kan ook sprake zijn van fysieke gevolgen, zoals hoofdpijn, buikpijn, diarree en obesitas. Wanneer het aantal uren gamen oploopt, zoals we lazen, tot 15 en zelfs 18 uur per dag sommige spelletjes zijn gemaakt om de gamer zo lang mogelijk vast te houden lijken deze gevolgen allerminst ondenkbaar. Sinds twee jaar zou het aantal verslaafden gestaag stijgen. Specialisten wijten de stijging van het aantal verslaafden aan het feit dat games overal bereikbaar zijn, niet alleen op consoles thuis, maar ook op smartphones en tablets, die overal mee naartoe kunnen.
Minister, zijn er gegevens over of is er onderzoek naar de omvang van de problematiek van deze verslaving? Wat zijn de conclusies? Welke maatregelen neemt u ter zake? Zijn er maatregelen die ook op de beleidsdomeinen Jeugd en eventueel Onderwijs kunnen worden genomen? Hoe en waar is in gespecialiseerde begeleiding voorzien voor jongeren die kampen met een gameverslaving, en hoe kan ter zake een preventief beleid worden gevoerd?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Voorzitter, minister, geachte leden, begin vorig jaar heb ik al een mondelinge vraag gesteld over internetverslaving in het algemeen en gameverslaving in het bijzonder. De aanleiding was een uitzending van Telefacts waarin een beeld werd geschetst van mensen die zwaar verslingerd waren aan gamen. De symptomen van een dergelijke verslaving zijn trouwens gelijkaardig aan die van traditionele verslavingen, zoals die aan drank, drugs of tabak. Daarnaast heb ik de afgelopen jaren echter ook al heel wat schriftelijke vragen gesteld over het onderwerp. Daarbij viel toch steeds op dat er een gebrek is aan cijfermateriaal in Vlaanderen over deze problematiek.
Ondertussen is er het onderzoek met de titel CompuLsIve Computer use and Knowledge needs in Belgium, a multimethod approach, oftewel CLICK, geweest. Dat is een studie van BELSPO (Belgian Science Policy) die werd uitgevoerd door onder andere de KU Leuven, maar ook de universiteit van Namur en enkele anderen. Uit dat onderzoek bleek onder meer dat problematisch internetgedrag geen exclusief probleem is van jongeren, maar dat ook volwassenen ermee kampen. Die cijfers van het CLICK-onderzoek zijn toch wel opvallend. Een duizendtal volwassenen, zowel Nederlandstaligen als Franstaligen, werd ondervraagd, net als 1002 scholieren tussen 12 en 17 jaar. Daaruit blijkt dat het probleemgebruik van internet en gamen het grootst is bij de jongeren, namelijk 9,5 procent, terwijl het zich bij de volwassenen rond 5,5 procent bevindt. Bij jongeren is niet zozeer het internetgedrag in het algemeen, maar vooral het gamegedrag problematisch.
Qua cijfermateriaal en onderzoek hinken we toch nog achterop in vergelijking met onze buurlanden, vooral als we naar Nederland kijken. Onlangs was er ook nog een NOS-reportage die deze problematiek opnieuw onder de aandacht heeft gebracht. Daaruit bleek dat steeds meer jongeren zich melden bij een verslavingskliniek. In Nederland zijn er 8 verslavingsklinieken. Samen behandelden die 8 klinieken toch wel 426 jonge gamers. In ons eigen Vlaanderen blijkt enkel het Psychiatrisch Centrum Broeders Alexianen in Tienen een gespecialiseerde behandeling voor computerverslaafden aan te bieden. Volgens het Nederlandse onderzoek zouden zon 12.000 kinderen tussen 13 en 16 jaar verslaafd zijn aan gamen. Velen van hen worden natuurlijk niet behandeld. Dat is toch wel een zeer groot aantal.
Minister, bij mijn vorige vraag om uitleg had u ook al aangegeven dat de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) met betrekking tot deze problematiek werkt. Toen zei u ook dat u het CLICK-onderzoek zou afwachten om te bekijken welke stappen kunnen worden gezet om die problematiek op een doordachte manier aan te pakken. Welke beleidsconclusies hebt u ondertussen getrokken uit dit CLICK-onderzoek? Welke acties zult u ondernemen met betrekking tot de problematiek van gameverslaving in het bijzonder en internetverslaving in het algemeen? Hoe reageert u op de resultaten van het Nederlandse onderzoek? Heeft de problematiek volgens u gelijkaardige proporties in Vlaanderen?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister, geachte leden, ik deel de zeer terechte bekommernissen zoals die werden geformuleerd door mevrouw Schryvers en mevrouw Jans. Mevrouw Schryvers heeft een zeer duidelijk overzicht gegeven van de verschillende gevolgen van gameverslaving op het vlak van schoolprestaties, isolement en fysische gevolgen. Eén zaak is nog niet aan bod gekomen, en dat is iets dat in deze commissie, vooral in de vorige legislatuur, werd beschreven, en dat zijn de ernstige gevolgen van games, die te maken hebben met zwaar en overdreven geweld elke vorm van geweld is overdreven. Alle jongetjes worden opgevoed met een geweertje en een pief-poef-pafspelletje, maar vandaag zijn heel veel van die games werkelijk heel zwaar overdreven inzake geweld. Er zijn meer dan voldoende studies die aantonen dat, als jongeren geregeld kijken naar die games, dat een weerslag kan hebben op het dagelijkse leven en op de visie van jongeren op geweld.
Minister, ik vraag om uw bijzondere aandacht hiervoor. Op welke wijze wilt u hiervoor een preventiebeleid uitstippelen?
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter : Ook ik heb hierover geregeld vragen om uitleg gesteld in het verleden. Het is belangrijk dat we dit op geregelde tijdstippen onder de aandacht kunnen brengen en u naar een stand van zaken vragen. Minister, welke maatregelen kunt u nog nemen in het kader van onderzoeken die dit probleem hebben bekeken?
Dergelijke vormen van verslaving zijn wel maatschappelijk aanvaard. Voor ons moet dat een extra stimulans zijn om hier aandacht aan te besteden. Minister, wat zult u ondernemen? In het kader van sensibilisering en preventieve acties kunnen we erop wijzen dat we aandacht moeten hebben voor het fenomeen van de maatschappelijke aanvaarding dat hierin cruciaal is. We moeten nagaan hoe we dit het beste kunnen aanpakken. Dit fenomeen bestaat niet alleen bij kinderen: het is zeer uitgebreid, zonder dat we het beseffen.
Vorige week was het schoolvakantie. Als ervaringsdeskundige heb ik kunnen vaststellen hoe ingeburgerd al die zaken zijn, zelfs voor de kleinste kinderen. Als je voorstelt om met dit goede weer buiten te spelen, moet daar zelfs over worden nagedacht. We moeten hier alert voor zijn, minister, ook uw collega die bevoegd is voor vrijetijdsbesteding. Ook voor die bevoegdheid is een heel belangrijke rol weggelegd.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Ook ik wil me aansluiten bij deze vragen om uitleg en wil graag een bijkomende vraag stellen. Het gaat vooral over jongeren die verslaafd zijn aan gamen, maar hoe vinden de ouders de weg naar de hulpverlening?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : In 2013 werd het Belgische CLICK-onderzoek voorgesteld. Het onderzoek heeft aangetoond dat 89 procent van de gamende jongeren tussen 12 en 17 jaar geen problemen ervaart met gamen. Bij de Belgische volwassen bevolking is dit 97 procent. De meeste gamers doen dus aan recreatief gamen, dit wil zeggen dat het blijft bij gamen als hobby of ontspanning. Voor een kleine groep is er wel sprake van problematisch gamen. Het CLICK-onderzoek is te raadplegen op een website. Ik zal de precieze gegevens daarvan doorgeven aan het commissiesecretariaat.
De DrugLijn werd in 2013 43 keer gecontacteerd per telefoon, mail, skype en chat voor vragen in verband met internet en/of gamen. In 2012 was dit 25 keer. De online zelftest gamen werd door plus-18-jarigen 1067 keer afgelegd en door min-18-jarigen 527 keer. De test voor jongeren is online sinds 23 oktober 2013. De zelftest internetgebruik werd door plus-18-jarigen 1327 keer afgelegd in 2013. Er werden in 2013 43 vragen gesteld over internet- en/of gameverslaving, wat voor de DrugLijn betekent dat in 0,8 procent van alle vragen waarin een product werd vermeld, internet/gaming ter sprake kwam.
De centra voor geestelijke gezondheidszorg (cggs) registreren hun aanmeldingen binnen het elektronisch patiëntendossier. Hieruit bleek dat er in 2012 31 aanmeldingen waren met internetverslaving als primaire klacht. De registratie van internetverslaving binnen het elektronisch patiëntendossier heeft echter zijn beperkingen, waardoor de uniformiteit in gebruik niet gewaarborgd is. In Nederland is minder dan 1 procent van de patiënten in de verslavingssector geregistreerd met gameproblemen. De omvang van de problematiek dient dus wat te worden gerelativeerd.
In de VAD-leerlingenenquête is een herwerkte vragenreeks opgenomen over gamen. In het syntheserapport van het lopende schooljaar 2013-2014 zullen deze resultaten voor het eerst kunnen worden gegeven.
Er worden op dit ogenblik geen specifieke maatregelen getroffen in het beleidsdomein Welzijn. Ook het beleidsdomein Jeugd heeft, voor zover we daarover zijn geïnformeerd, op dit vlak geen initiatieven genomen, noch projecten gefinancierd. Over de maatregelen op het vlak van preventie en behandeling zal ik dadelijk terugkomen.
Een eerste conclusie uit het CLICK-onderzoek is dat er nood is aan een diagnose-instrument. In de nieuwe Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders is verslaving aan internet en/of gamen immers niet opgenomen als stoornis, wel als te onderzoeken thema, waardoor het niet mogelijk is om op een uniforme manier te spreken over een internet- of gameverslaving. Daarover zal wetenschappelijk onderzoek meer duidelijkheid moeten verschaffen.
Ten tweede: als we eenmaal het diagnostisch kader operationeel kunnen krijgen, moet de omvang van het probleem kunnen worden gemeten aan de hand van een uniforme definitie. Op basis hiervan kunnen we aan vroeginterventie doen en kan de nodige capaciteit van het bestaande behandelaanbod daarop worden afgestemd. Uiteraard blijft het belangrijk om aan preventie en deskundigheidsbevordering van professionelen te werken, en dat is nu al aan de orde.
Mensen met een game- of internetverslaving kunnen terecht bij de cggs. Daarnaast biedt de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen Tienen een ambulant hulpverleningsprogramma aan voor jongeren met een gameproblematiek. Momenteel krijgen ze echter heel weinig vragen. Meer over de hulpverleningsmogelijkheden is te vinden op de website van de DrugLijn. Daarvan kan ik de gegevens bezorgen.
Er wordt door de VAD gewerkt naar zowel intermediairen als naar burgers. Zo is er inzake gamen in 2013 een infofiche voor intermediairen gemaakt en in 2014 werd een dossier opgesteld met de meestgestelde vragen door ouders. Dit is te raadplegen op de website van de VAD. De VAD heeft in het vormingsaanbod naar preventiewerkers en hulpverleners de afgelopen jaren extra aandacht besteed aan vorming rond gamen. De cgg-preventiewerkers krijgen vrij veel vragen naar vormingssessies voor ouders en leerkrachten, waarop ze een aangepast antwoord geven. Op de website www.druglijn.be is informatie te vinden over gamen en internet voor zowel jongeren als ouders. Zowel jongeren als volwassenen kunnen op de website van de DrugLijn een zelftest afleggen om na te gaan of hun gamegedrag al dan niet riskant is. Afhankelijk van de score worden verschillende adviezen gegeven. Die tests zijn te vinden onder Aan de slag van de DrugLijn.
Binnen het onderwijs werd door de VAD in samenwerking met het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGEZ) de leerlijn opgesteld, waarbij er ook aandacht is voor de preventie van gameproblemen bij jongeren. De leerlijn is een praktisch instrument dat schoolteams van het lager- en secundair onderwijs ondersteunt bij het preventief werken rond alcohol, tabak, gamen, cannabis en andere illegale drugs. Meer informatie hierover is eveneens te vinden op de website van de VAD.
Ten slotte wordt dit jaar gewerkt aan een educatief programma voor 10- tot 12-jarigen en een verzameling van methodieken voor de behandeling van gameproblemen, ten behoeve van hulpverleners. Die zullen in de zomer van 2014 klaar zijn.
In het Nederlandse onderzoek wordt gesteld dat 12.000 kinderen verslaafd zouden zijn. In de nieuwe, vijfde editie van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders is verslaving aan het internet of games niet opgenomen. Wél wordt de zaak aangehouden als een te onderzoeken problematiek. Op dit ogenblik is er dus onvoldoende wetenschappelijke consensus om aan te geven aan hoeveel criteria het gamen moet beantwoorden alvorens er sprake moet zijn van een milde, matige of ernstige stoornis, laat staan om over een verslaving te spreken. Er is dus nood aan een internationaal aanvaard wetenschappelijk raamwerk.
Dat alles staat toe te veronderstellen dat internet- en gameverslaving in Vlaanderen zich eerder in beperkte mate voordoet. Uit het CLICK-onderzoek blijkt evenwel dat we de problematiek niet zomaar mogen negeren. We denken dat het goed zou zijn dat ten behoeve van de opmaak van het nieuwe actieplan middelengebruik, dat in de loop van 2014-2015 moet worden opgesteld, aan de VAD te vragen om na te gaan of een eerder exhaustief hoofdstuk over de problematiek moet worden opgenomen. Als we het erover eens zijn dat dit in het actieplan ter realisatie van onze gezondheidsdoelstellingen moet worden opgenomen, dan zullen we dat uiteraard doen.
We zullen daarover ook moeten overleggen met collegas. Onder meer mevrouw Dillen had het over de distributie van bepaalde games. Er is ook het probleem van de labeling. Dat zijn allemaal elementen waarover we met de ministers bevoegd voor de jeugd, het onderwijs en andere domeinen zullen moeten overleggen tenminste, als we beslissen om hiervan een speerpunt van onze gezondheidsdoelstellingen te maken. Vandaag stel ik dus voor aan de VAD te vragen na te gaan of het probleem voldoende groot is om het als aandachtspunt in ons gezondheidspromotiebeleid, via de gezondheidsdoelstellingen en het actieplan, op te nemen. Het onderzoek suggereert dat er gegevens zijn om te stellen dat we dit moeten doen.
Mevrouw Katrien Schryvers : Ik dank u voor het antwoord. Ik ben erg tevreden dat u stelt dat het probleem nog eerder beperkt is, en gelukkig maar, maar toch trekt u niet de conclusie dat er geen actie nodig is. Integendeel: u stelt dat het een probleem is dat we erg goed moeten opvolgen. Uw voorstel om de problematiek in de gezondheidsdoelstellingen over middelengebruik te integreren, is erg zinvol, gezien de evolutie. U somde ook andere maatregelen op die in de tussentijd kunnen worden genomen. Ik hoop dat u daar de komende maanden werk van zult maken of laten maken. Het gaat dan over een diagnose-instrument, de deskundigheidsbevordering en een aangepast vormingsaanbod. We zullen dat onderwerp hier in de commissie blijven opvolgen.
Mevrouw Lies Jans : Ik dank u voor het antwoord. U stelt dat er nood is aan een uniform diagnose-instrument. Ik heb hier in de commissie de afgelopen drie jaar al een aantal keer gevraagd om daar werk van te maken. Het moet om een internationaal instrument gaan. U zegt al enkele jaren dat het er zou moeten komen. De zaak sleept maar aan. Weet u of zon diagnose-instrument er ook echt zal komen? Is die verwachting realistisch?
U wilt de problematiek opvolgen en suggereert om dat in het actieplan inzake middelengebruik op te nemen. Ik steun dat. Het lijkt me goed om de VAD te vragen de mogelijkheden te onderzoeken. Het lijkt me dan wel noodzakelijk om het CLICK-onderzoek geregeld te herhalen, zodat we een evolutie kunnen meten. Wetenschappelijke, goed onderbouwde vaststellingen zijn nodig om te kunnen besluiten of er beleidsdoelstellingen moeten worden uitgewerkt.
Mevrouw Marijke Dillen : Ik heb met bijzondere aandacht naar uw antwoord geluisterd. Zonder het probleem te willen minimaliseren, ben ik blij met uw vaststelling dat de game- en internetverslaving in Vlaanderen vrij beperkt is. We hebben hier de taak om een en ander af te wegen. Ik heb vier kinderen, en zie wat ik zie. Ze hebben een heel andere aanpak en omgang met hun iPhone, iPad en pc, en met die games. Dat heeft wel het voordeel dat ze echt met de ontwikkelingen mee zijn. In deze commissie hebben we allemaal min of meer dezelfde leeftijd. Wel, ik moet dikwijls een beroep doen op mijn kinderen om uitleg te krijgen over de werking van die toestellen.
Gelukkig is het probleem beperkt van omvang. Wel heb ik een bijkomende vraag. U vermeldde een test op het internet waarmee jongeren zelf kunnen nagaan of hun gamegedrag en internetgebruik risicovol is. Ik heb erg veel respect voor uw antwoord, maar dit onderdeel lijkt me vrij naïef. Ik zou daar graag meer uitleg over krijgen. Ik denk niet dat jongeren hun eigen gedrag als problematisch zullen beschouwen en dan nog eens naar een website zullen surfen om die test te ondergaan. Om kort door de bocht een vergelijking te maken: een alcoholicus zal ook niet toegeven dat hij een alcoholicus is tenzij hij op weg naar genezing is. Kunt u daarover iets meer zeggen? Ik zie geen enkele 15- of 16-jarige naar die website surfen.
Minister Jo Vandeurzen : Wat dat laatste betreft, is het zo dat men qua hulpverlening online veel kan aanbieden: informatie, zelftest, chatsessies, face-to-facecontacten. Op dat vlak is een grote evolutie gaande. Tools van selftesting kennen succes. Nog niet lang geleden zag ik de resultaten van de zelftest over het alcoholgebruik die het centrum voor alcohol- en andere drugproblemen (CAD) en het centrum voor geestelijke gezondheidszorg CGG Kempen op het internet hebben aangeboden. Men staat verbaasd over het aantal bezoekers en het aantal mensen die de test ondergaan. Ik zal niet beweren dat zon zelftest hét hulpverleningsinstrument is. Wel is het zo dat dat die zelftests steeds meer ingang vinden. Zo is er een test over mentale fitheid voor jongeren. We zijn met de hogeschool uit Gent een heel onderzoek bezig om te kijken op welke manier we kaders kunnen creëren, deontologische afspraken kunnen maken enzovoort, rond het gebruik van online hulpverlening.
Nog eens, dat moet je plaatsen, dat moet je niet overroepen, maar daar staan een aantal ongelooflijke voordelen tegenover. Een van de voordelen is dat het zeer laagdrempelig is: het is anoniem. Het heeft voor een aantal mensen, zeker in Vlaanderen, een veel grotere aantrekkingskracht dan naar een hulpverlener te stappen wanneer men zich niet goed voelt. Ik heb bij de alcoholtest gezien dat de cijfers van mensen die de site bezoeken en zichzelf testen, indrukwekkend zijn. Er zijn ook begeleidende schemas achteraf om afspraken te maken met jezelf om je alcoholgebruik aan te passen en dergelijke. We mogen dat niet onderschatten. We zullen daar in de Vlaamse hulpverleningssector de volgende jaren goede kaders voor moeten ontwikkelen, want er dreigt een wildgroei en iedereen gaat alles opnieuw uitvinden. Ik zou die component in het geheel niet zomaar negeren.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.