Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 29/01/2014
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Voorzitter, ik ben erg blij dat ik vandaag deze vraag om uitleg kan stellen. Ik ben immers bijzonder benieuwd naar de reactie van de minister op het voorstel dat het Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité (RESOC) Halle-Vilvoorde enkele dagen heeft gelanceerd. Het RESOC heeft de Vlaamse Regering gevraagd werk te maken van een erkenning van Halle-Vilvoorde als veertiende centrumstad. Ik denk althans dat het op die wijze is verwoord.
Het RESOC, een belangengroep van werkgeversorganisaties, vakbonden, het provinciebestuur, lokale besturen en andere belangrijke sociaal-economische actoren als de VDAB, de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Vlaams-Brabant, Haviland en dergelijke, heeft die eis tijdens de voorstelling van het streekpact op 10 januari 2014 nog eens kracht bijgezet.
Alle in het RESOC vertegenwoordigde instanties zitten duidelijk op een lijn. Ze willen dat de Vlaamse Regering meer middelen vrijmaakt om de problemen in de regio Halle-Vilvoorde en in de Vlaamse Rand aan te pakken. Die problemen zijn in deze commissie bijzonder goed gekend. Ik vind het dan ook jammer dat niet alle commissieleden aanwezig zijn. Blijkbaar zijn er belangrijke audiënties aan de gang. De problemen situeren zich op het vlak van de verkeerscongestie, de druk op de mobiliteit in de regio, de druk op de woningmarkt, de inwijking van anderstalige inwoners, de toenemende werkloosheid en dergelijke.
De minister heeft die uitdagingen afgelopen maandag, tijdens de voorstelling van de nieuwe inburgerings- en integratiecijfers, nog eens netjes onderstreept. De faciliteitengemeenten en de gemeenten die in de Vlaamse Rand rond Brussel zijn gelegen of die een grote werkgelegenheid in de ruime regio Halle-Vilvoorde kennen, tellen aanzienlijk meer inwoners van vreemde herkomst. In de regio Halle-Vilvoorde wonen bijna 140.000 mensen van vreemde herkomst. Dat is ruim een op vijf. In Vlaanderen is het gemiddeld een op zes.
Die cijfers verrassen ons niet, maar duwen ons wel nog maar eens met de neus op de feiten. Heel wat inwijkelingen in de randgemeenten en in de regio Halle-Vilvoorde kampen met een taalproblematiek. Dit vertaalt zich vaak in een taalachterstand. Hierdoor kunnen die mensen moeilijker werk vinden. Hun kinderen hebben het moeilijker om op school te volgen en om geen leerachterstand op te lopen. Ze vinden het tevens moeilijker een plek in het sociaal-culturele leven van de lokale gemeenschap te vinden.
Ik hoef allicht niet uit te leggen dat dit een bijkomende druk op de gemeenten legt. De gemeenten moeten met betrekking tot verschillende beleidsdomeinen integratie- en taalinspanningen leveren. De gemeenten in de regio Halle-Vilvoorde zijn uiteraard geen centrumsteden. Ze beschikken vaak niet over de schaal, de middelen of de mensen om deze problematiek op een daadkrachtige wijze te kunnen aanpakken. Bovendien zien de gemeentebesturen zich ten gevolge van de financiële crisis genoopt tot heel wat besparingen over te gaan. Ik heb het dan nog niet eens over de beleids- en beheerscyclus (BBC). De financiële ruimte is in elk geval beperkter dan ooit.
Halle-Vilvoorde dreigt het kind van de rekening te worden. Nochtans zijn de uitdagingen zodanig groot dat er nood is aan bijkomende middelen. Het is dan ook geen tijdelijk fenomeen dat wel voorbij zal gaan, want de diversiteit zal enkel toenemen als we de cijfers bekijken in de leeftijdscategorie 0 tot 5 jaar. Zo hebben in Vilvoorde nu al twee op drie kinderen van die leeftijd ouders van vreemde herkomst. In Vlaanderen gaat het om een derde.
Het is niet alleen op het vlak van integratie dat er werk aan de winkel is. Ook op het vlak van mobiliteit, huisvesting, tewerkstelling en onderwijs is dat zo. In het journaal van Ring TV heb ik vernomen dat naast het RESOC ook de provinciale integratiedienst streeft naar de erkenning van Halle-Vilvoorde als centrumregio en dat ze ook die noodzaak zien. Dat is trouwens in overeenstemming met wat ik hoor van de lokale besturen in het platform Vlaamse Rand dat wordt georganiseerd door de provincie Vlaams-Brabant en van de gedeputeerde die daarvoor verantwoordelijk is.
Minister, het wordt dan ook tijd dat u de problemen in Halle-Vilvoorde echt blootlegt voor Vlaanderen en de Vlaamse Regering en dat u vertelt wat de realiteit is in onze regio. U hebt dat ongetwijfeld al gedaan, maar dan is het des te belangrijker dat u aangeeft wat u nog zult doen als minister, niet alleen bevoegd voor de Vlaamse Rand, maar ook voor integratie en de lokale besturen, om ervoor te zorgen dat de middelen op een rechtvaardiger en correcter manier worden verdeeld, en volgens de noden die er zijn.
Het antwoord van minister Van den Bossche hebben we al gehoord. Ze vindt de tijd niet rijp om de lijst en de financiële verdeling van het Stedenfonds aan te passen. Dat is pas mogelijk als daarvoor het budget voorhanden is. Waarmee ze nog niet eens heeft gezegd of ze er wel of niet achter staat. Ik refereer aan de bespreking van de beleidsbrief Steden 2013-2014.
Minister, u gaf tijdens de bespreking van de beleidsbrief Binnenlands Bestuur 2013-2014 aan dat een aanpassing van de criteria van het Gemeentefonds niet kan zonder extra budget, en aangezien dat er vandaag niet is, dat er ook geen plannen meer zijn om dat tijdens deze legislatuur aan te passen.
Een ander voorbeeld is dat u eerder aangaf dat u geen voorstander bent van een uitbreiding van het werkingsgebied vzw de Rand. Dat is een vraag die we al in het begin van deze legislatuur hebben aangekaart met een voorstel van resolutie onder leiding van Gwenny De Vroe. Deze vraag lijkt met de dag legitiemer te worden aangezien alle sociale partners, alle middenveldorganisaties ervoor pleiten dat we de regio in zijn geheel benaderen, en niet als een deelregio binnen die grotere regio.
Minister, welke conclusies trekt u uit het streekpact van RESOC Halle-Vilvoorde? Bent u voorstander van de erkenning van Halle-Vilvoorde als centrumstad of centrumregio want ik wil het debat zeker niet verengen tot dat van de erkenning van een centrumstad? U bent geen voorstander van een uitbreiding van de werking van vzw de Rand. Een nieuwe centrumstad wordt gekoppeld aan extra middelen vanuit het Steden- en Gemeentefonds, maar die zijn niet voorhanden. Waaruit moet volgens u een duurzame regeling om de samenlevingsproblemen in de rand Rond Brussel aan te pakken, bestaan? Wat acht u op korte termijn mogelijk om de noodlijdende lokale besturen in Halle-Vilvoorde te ondersteunen? Stelt u hier nieuwe beleidsmaatregelen tegenover? Hebt u deze specifieke problematiek in de regio Halle-Vilvoorde, vanuit uw horizontale bevoegdheid voor de Vlaamse Rand, reeds besproken met de andere ministers binnen de Vlaamse Regering? Welke oplossingen of methodiek stelt de regering voor?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Mijn vraag om uitleg is een soortgelijke vraag. Ik heb het vooral over de erkenning van de centrumregio, en niet zozeer over de toekomst van vzw de Rand. Ik sluit me aan bij de conclusies en voorstellen van RESOC in het streekpact. De uitdagingen zijn gekend: verkeerscongestie, de druk op de woningmarkt, scholencapaciteit, de inwijking van anderstalige inwoners, de toenemende jeugdwerkloosheid en de nood aan meer welzijnsvoorzieningen. En dan gaat het ook over de toekomst van de regio: in staat zijn om tegen 2020 voldoende jobs te creëren voor de opvang van alle inwijkelingen. Met andere woorden, we zullen moeten nagaan hoe we dit in de toekomst verder aanpakken.
In diezelfde context zijn enkele maanden geleden naar aanleiding van debatten over Brussel, de Vlaamse Rand en de verhouding daartussen, bepaalde ideeën gelanceerd die blijkbaar toch opgang maken. Vandaar de vraag om niet één gemeente of stad uit de regio als centrumstad te erkennen. Een van de parameters is het bevolkingsaantal, en dan moet je wachten tot een van die gemeenten of steden aan 50.000 inwoners geraakt. Je zou de hele regio als regio kunnen erkennen, en dan krijgen we een ander verhaal. Misschien moet die piste toch eens worden overwogen, want steeds meer mensen zijn die overwegingen genegen.
Minister, er is geen sprake van om daar binnen het bestek van dit Vlaams regeerakkoord nog aan te morrelen. Het is dus iets dat we in de toekomst moeten bekijken. Toch heb ik enkele vragen. Hoe staat u tegenover de bevindingen van het streekpact 2013-2018 van RESOC Halle-Vilvoorde?
Ziet u andere oplossingen dan de erkenning van de regio als centrumregio om de groeiende problemen aan te pakken?
Welke bijkomende maatregelen nemen uw bevoegde collegas in de Vlaamse Regering voor deze specifieke problemen van de Vlaamse Rand? Hebt u daar als coördinerend minister ter zake recent nog overleg over gehad?
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Peter Van Rompuy : Het sociaal-economisch overlegplatform legt opnieuw de vinger op de wonde, namelijk dat de regio een aantal grootstedelijke problemen kent net zoals in steden als Gent en Antwerpen maar daarvoor niet op dezelfde manier middelen krijgt, bijvoorbeeld uit het Stedenfonds of het Gemeentefonds. Hun oproep om daar iets aan te doen verdient zo breed mogelijke politieke steun. Wij willen graag mee aan de kar trekken om dat te doen zoals een aantal CD&V-burgemeesters uit de regio in het verleden al hebben gezegd. De Vlaamse Regering heeft al een aantal inspanningen geleverd, in het bijzonder wat scholenbouw betreft. Het aanbod kan de vraag echter moeilijk volgen in de Vlaamse Rand. We moeten daar dus wel degelijk een tandje bijsteken.
De mogelijkheid is geopperd om dat te doen via de erkenning van een centrumstad. Deze discussie moet echter worden bekeken in het kader van wat er met het Gemeentefonds en Stedenfonds gebeurt in een volgende legislatuur. Het is te laat om dat debat nog in deze legislatuur aan te trekken. In elk geval is het een problematiek die deze commissie overstijgt. Het gaat over mobiliteit, welzijn, arbeidsmarkt enzovoort. Die problematiek moet dan ook niet alleen in deze commissie Vlaamse Rand, maar ook in andere commissies worden aangekaart wanneer we dat op een echt efficiënte manier willen doen.
Wij willen mee aan de kar trekken inzake de voorstellen die zijn opgenomen in het plan van het RESOC. We moeten daar in een volgende legislatuur zeker werk van maken, op een meer structurele manier dan we nu doen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik ben blij dat die studie is gemaakt. Het is goed dat er aan de basis studiewerk wordt verricht en dat er wordt nagedacht over de problemen die zich voordoen en over de oplossing van die problemen.
De dubbele discussie op zich is niet nieuw. We hebben die al veelvuldig gevoerd, daarom niet in deze commissie maar in andere commissies zoals de commissie Binnenlands Bestuur, wanneer het gaat over het Gemeentefonds.
Ik stel vast dat de vraag ook al is gesteld aan minister Van den Bossche, die in essentie heeft gezegd dat er momenteel geen middelen zijn om minder dan vier maanden voor de verkiezingen een ingrijpende wijziging van het Gemeentefonds door te voeren. Ik wil erop wijzen dan het Stedenfonds en het Gemeentefonds destijds centrumfuncties hebben erkend. Er zijn dertien centrumsteden erkend, dat gebeurde niet lukraak maar onder meer op basis van de Dexiastudie en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Daarin zijn bepaalde criteria opgenomen die ertoe hebben geleid dat er dertien centrumsteden zijn erkend. Het is niet zo dat alleen Vilvoorde vraagt om als centrumstad te worden erkend omdat het ook die functie vervult en grootstedelijke problemen heeft: andere steden stellen evenzeer die vraag en maken daar ook aanspraak op. Ik denk dan aan Halle en Ieper. Er zijn nog een aantal steden in Vlaanderen die vinden dat die criteria moeten worden herbekeken.
In deze Vlaamse Regering waren er behalve de fenomenale stijging van de middelen van het Gemeentefonds waarin we cumulatief hebben voorzien, namelijk cumulatief elk jaar 3,5 procent, geen bijkomende middelen.
Ik ben nagegaan of van deze bijkomende groei van het Gemeentefonds gebruik kon worden gemaakt om binnen het Gemeentefonds tot een andere verdeling over te gaan. Daarbij wijs ik erop dat ook de plattelandsgemeenten aanspraken formuleren en dat een aantal steden in Vlaanderen eveneens menen een centrumfunctie te vervullen. Ook dat spoor is niet aanvaard. De conclusie was dan ook duidelijk dat er binnen deze regeerperiode geen mogelijkheid was om fundamentele wijzigingen aan te brengen aan de verdelingscriteria van het Gemeentefonds. Ik voeg eraan toe dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) van mening is dat het Gemeentefonds nog niet zo slecht in elkaar zit. Het erkent de centrumfunctie die objectief is vastgelegd en zorgt voor een herverdeling. Het is dan ook niet zo dat het destijds allemaal nattevingerwerk is geweest.
Het begrip centrumregio is niet gekend. Men zou duidelijk moeten maken wat men wilt. Wil men naar een grote stad gaan, de omvang krijgen van steden als Gent of Antwerpen en een grote fusie maken? Of pleit men veeleer voor een nieuwe tussenstructuur? Ik heb er ooit voor gepleit om na te denken over het begrip dat nog altijd in de Grondwet staat, namelijk een federatie van gemeenten. De centrumregio bestaat echter niet en is op geen enkele manier erkend, noch bij het Gemeentefonds, noch bij het Stedenfonds. Een centrumregio zou vergen dat er een totaal nieuwe regelgeving moet worden ontworpen of dat men grijpt naar de samenvoeging van gemeenten. Dat hoor of lees ik echter niet in dat pleidooi.
Wat de erkenning als centrumstad betreft, werpt Vilvoorde terecht een aantal problemen op en geeft ze een aantal terechte argumenten. Maar zoals de heer Van Rompuy zei, wordt vier maanden voor de verkiezingen geen nieuwe regeling meer getroffen, vooral wanneer die regeling niet is gedekt door middelen. Het is gemakkelijk te zeggen dat een aantal steden als centrumstad worden erkend wanneer dit niet is ingedekt. Dat zou slecht beleid zijn.
Je hebt maar twee mogelijkheden: je laat het Gemeentefonds en het Stedenfonds nog eens aangroeien, boven op de 3,5 procent die we nu gehandhaafd hebben, of je gaat binnen dat fonds al dan niet de groeivoet zelf herverdelen, maar zoals collega Van den Bossche gezegd heeft, is daar absoluut geen politieke wil voor. Op het moment dat je herverdeelt, neem je immers altijd af van anderen. Dat is de realiteit, en daar zal rekening mee moeten worden gehouden.
Ik wil nog eens beklemtonen dat de typologie die nu gehanteerd wordt, geen nattevingerwerk was. Als je steden toevoegt, moet je vertrekken van de criteria die nu gelden en de drie typologieën die gehanteerd zijn, ofwel voeg je nieuwe criteria toe. Daarbij is het inwonersaantal op zich overigens niet bepalend. Het is niet omdat je net boven of onder de 50.000 zit, dat je al dan niet kunt stellen dat je een stad met een centrumfunctie bent. Er moeten daar objectieve criteria gehanteerd worden, die tot nu toe ook gehanteerd zijn.
Dat ligt uitdrukkelijk op tafel bij de volgende regeringsvorming, collegas. In die zin ben ik ook blij dat de lokale verantwoordelijken, de sociaal-economische en politieke verantwoordelijken, een studie gemaakt hebben. Ik wil u er overigens op wijzen dat dat ook op andere plaatsen gebeurd is. Ook in mijn provincie zie ik dat Midwest en anderen zeer serieus studiewerk leveren en met documenten komen die op tafel zullen liggen op het moment dat er een volgende regering gevormd is.
Maak u echter geen illusies, collegas: het zal alleen gaan met meer centen. Dat is de realiteit. Afpakken van anderen, kan in theorie, maar ik wens u veel succes bij de poging daartoe, ongeacht wie er bestuurt. Of het nu Stefaan De Clerck of Vincent Van Quickenborne is, Moenaert of Landuyt, Janssens of De Wever, dat doet er niet toe. Je hebt een aantal criteria die vastliggen, je hebt verworvenheden, je hebt engagementen die genomen zijn, je hebt meerjarenplannen die gemaakt zijn. Al die steden hebben een meerjarenplanning gemaakt. Daarin inbreken, is dus verre van een evidentie.
De vraagstellers hebben al gezegd wat de Vlaamse Regering doet. Ik hoef dat dus niet te herhalen. In Vilvoorde is er voor onderwijsgebouwen 5 miljoen euro bijgekomen, wat de capaciteit betreft. Bij mijn weten heeft Vilvoorde geen nieuwe aanvraag ingediend. Je moet daar een taskforce voor oprichten en voorstellen indienen. Diverse steden en gemeenten hebben dat gedaan voor het jaar 2014. Bij mijn weten is dat niet gebeurd voor Vilvoorde. Je moet natuurlijk in de eerste plaats je vragen formuleren.
Er is in totaliteit zeer sterk ingezet op Onderwijs, met meer dan 1 miljoen euro voor bijkomende omkadering en ondersteuning van het onderwijs, niet alleen in de Vlaamse Rand, maar in heel Vlaams-Brabant. Ook voor Welzijn zijn er initiatieven genomen: 39 bijkomende opvangplaatsen en bijkomende middelen voor onder andere de CAWs in Vilvoorde. Wat Inburgering en Integratie betreft, stijgt Vilvoorde onder mijn beleid, terwijl er in mindering komt in Limburg, van 100.000 euro naar 180.000 euro om een integratiebeleid te kunnen voeren. Dat laat toe om meer middelen in te zetten in een stad als Vilvoorde.
Ik verwijs ook naar het commentaar van Guy Tegenbos gisteren, die zich aansluit bij het beleid dat ik voer. Het is zaak dat je echt een lokaal beleid voert inzake integratie, dat je met de monitor die ik ter beschikking stel, een beleid voert, dat je de pijnpunten detecteert en in dialoog gaat met onderwijsinrichtingen in je gemeenten, dat je kijkt hoeveel schooluitvallers er zijn, hoeveel schoolvertraging er is, dat je daaromtrent initiatieven neemt op gemeentelijk niveau.
Hetzelfde geldt voor de andere indicatoren, zoals huisvestingssituatie, armoedegrens, tewerkstellingsgraad en dergelijke meer. De VDAB voert daar een zeer actief beleid in, en leidt niet alleen mensen op tot een beroep, maar geeft ook een opleiding Nederlands op de werkvloer. Elk van onze beleidsdomeinen voert daar een sterk beleid in.
Ik heb destijds samen gezeten met de verschillende collegas. De studiedienst van de Diensten Algemeen Regeringsbeleid (DAR), met de minister-president als bevoegde minister, bekijkt de demografische evolutie. De burgemeester van Vilvoorde betwist de cijfers van de DAR. Er is afgesproken dat met betrekking tot de kwetsbare jongeren de studiedienst de cijfers zou herbekijken, alsook de bevolkingsprojecties op gemeentelijk niveau, aan de hand van de instroom, die inderdaad zeer groot is in Vilvoorde. De studiedienst heeft beloofd om tegen de zomer van dit jaar klaar te zijn met de projecties van de bevolking. Dat past dan ook precies bij het begin van de nieuwe regeerperiode.
Op de vragen over Onderwijs heb ik al geantwoord: er is 5 miljoen euro aan bijkomende middelen toegekend in 2012. In 2014 zijn er geen extra middelen, en bij mijn weten is er ook geen extra vraag gesteld. Collega Smet werkt aan een oplossing, heeft hij toegezegd bij het onderhoud dat we toen gehad hebben, om de kwetsbare jongeren in Vilvoorde mee te kunnen ondersteunen. Collega Vandeurzen heeft toen toegezegd om op korte termijn rond de tafel te gaan zitten met de provincie Vlaams-Brabant en het stadsbestuur van Vilvoorde, en eventueel ook andere gemeentebesturen uit de regio. Hij wou dat doen op basis van kwantitatieve gegevens en van een kwalitatieve analyse van de situatie. Er is toen afgesproken dat op basis van concrete dossiers zou worden onderzocht hoe het aanbod van de dienstverlening ondersteund door het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, kan worden verbeterd en vooral hoe kan worden ingezet op een betere samenwerking. Minister Vandeurzen heeft de dialoog gevoerd met de betrokken partners, dat heb ik al meegedeeld. Hij is nu bezig met de oplijsting van de problemen op basis van effectieve realistische gegevens. Hij zal dus ook in staat zijn om de nodige antwoorden te geven.
Ik wil erop wijzen dat we met deze regering belangrijke beslissingen hebben genomen inzake onderwijs. Een van de grote problemen van de instroom in het Vlaamse Gewest, het achterstandsprobleem, heeft te maken met het feit dat kinderen uit anderstalige gezinnen het veel moeilijker hebben in het onderwijs, dat er een veel grotere schooluitval is en dat er schoolse achterstand ontstaat die veel te groot is. Met alle gevolgen van dien: men heeft moeilijkheden om aan een job te geraken, want ongeschoolde mensen hebben het veel moeilijker op onze arbeidsmarkt om aan werk te geraken dan geschoolde mensen.
Een van de grote beslissingen die we genomen hebben met het Onderwijsdecreet XXIII, is dat er een taalscreening zal gebeuren. Kinderen die naar het eerste leerjaar gaan, zullen worden gescreend op hun taalkennis en wie onvoldoende Nederlands kent, zal bijlessen kunnen krijgen, een taalbad, gedurende één jaar. Hetzelfde geldt voor kinderen die overgaan naar het eerste jaar secundair onderwijs. Dit zal heel zeker in alle gebieden met kinderen van een vreemde herkomst een grote hefboom zijn om werk te maken van het wegwerken van de bestaande achterstand.
Ik wil erop wijzen dat de discussie over de uitbreiding van het gebied Vlaamse Rand een symbolische discussie is die voorbijgaat aan de realiteit. Degenen die zeggen dat we van heel Vlaams-Brabant Vlaamse Rand zullen maken, moeten weten dat ze daarmee een grote psychologische stap zetten, want daarmee wordt heel het gebied Vlaams-Brabant uitgeroepen tot de Rand van Brussel. Ik heb altijd gezegd: laten we dit niet doen, maar laten we beleid voeren waar dat moet. En dat doen we ook. We doen dat in heel Vlaams-Brabant. De flankerende onderwijsmaatregelen die we hebben genomen, slaan op heel Vlaams-Brabant. De maatregelen die ik heb genomen inzake integratiebeleid, waarbij er een verschuiving is van middelen naar de gemeenten en steden in Vlaams-Brabant met een grote instroom, slaan op heel Vlaams-Brabant, ze zijn niet beperkt tot de negentien. Hetzelfde geldt voor het Onderwijsdecreet XXIII, want alle maatregelen die we nemen, slaan daarop. Laten we dus geen symbooldiscussie voeren, laten we kijken naar het beleid dat we voeren, want we hebben dat effectief uitgebreid tot die gebieden in Vlaanderen, inzonderheid in Vlaams-Brabant, waar dat ook nodig is.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, ik zal onthouden wat u op het einde hebt gezegd: Laten we geen symbooldiscussie voeren. Welja, dat is dan ook de eerste keer dan ik van N-VA moet horen dat symbolen niet belangrijk zijn.
Minister, uw antwoord heeft me werkelijk teleurgesteld. U tracht de bal terug te kaatsen naar degenen die de voorstellen formuleren, door te zeggen dat een centrumregio niet bestaat, dat we daar decretaal geen pasklare oplossing voor hebben. Als dat allemaal zo zou zijn, zouden we ook geen maatschappelijke uitdagingen meer hebben en zouden adviezen zoals RESOC die vandaag geeft, niet nodig zijn. Er zijn soms inderdaad nieuwe oplossingen nodig voor problemen en uitdagingen die zich in de maatschappij voordoen. Het is precies de taak van het politieke niveau om oplossingen uit te werken op maat van de realiteit. Het is niet de realiteit die zich moet aanpassen aan het politieke kader dat reeds bestaat.
U verengt de discussie enorm tot de pleidooien en de uiteraard terechte vragen van de burgemeester van Vilvoorde om een erkenning te krijgen als centrumstad. Als dit het resultaat zou zijn van de politieke tocht die we ondernemen, dan zou ik teleurgesteld zijn, niet omdat Vilvoorde geen gelijk zou hebben of er geen argumenten voor zou hebben, maar wel omdat de volledige regio dezelfde problemen kent, ook de gemeenten rond Vilvoorde, ook de gemeenten aan de andere kant van de ring, zoals Dilbeek en Halle, en de gemeenten die er in een tweede gordel achter liggen.
Moet men werkelijk wachten tot bij wijze van spreken de gehele instroom van nieuwe inwoners anderstaligen betreft om het probleem aan te pakken? Dat is wat u vandaag onder meer met uw Integratiedecreet doet: u moet eerst aantoonbare gegevens hebben om aanspraak te kunnen maken op middelen terwijl er geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met de prognoses en de tendensen. Er is een duidelijke prognose, die hebt u al onderschreven in andere vergaderingen hier in de commissie Vlaamse Rand, dat de volledige regio Halle-Vilvoorde aan het internationaliseren is, dat er een grote switch komt in de samenstelling van de bevolking en dat die bepaalde uitdagingen met zich meebrengt. We verwachten daarom van de Vlaamse overheid dat ze die uitdagingen aangaat.
U zegt dat er geen politieke wil is om te herverdelen in de steden of in het Gemeentefonds. Ik weet dat nog zo niet. Ik hoor achter de schermen heel wat notabele politici zeggen dat ze duidelijk beseffen dat de steden een mooi en groot stuk van de taart hebben gekregen, de voorbije jaren. Ik begrijp niet waarom het onmogelijk zou zijn om de taart eens op een andere, een meer rechtvaardige manier te verdelen in de toekomst. En dat doet geen afbreuk aan het feit dat onze steden een mooie inhaalbeweging hebben kunnen maken.
U zegt dat er geen politieke wil voor is, maar ik reken een beetje op u.
Zeker de minister die bevoegd is voor de Vlaamse Rand én voor de lokale besturen heeft de taak om die politieke wil te helpen creëren. U moet de analyse objectiveren en uw collegas ervan overtuigen dat wij in de Vlaamse Rand worden geconfronteerd met een uniek probleem waarvoor een oplossing nodig is. Als u samen met uw administratie een dossier met objectieve elementen zou kunnen samenstellen, dan zouden wij sterk staan bij de uitwerking van een regeerakkoord van een nieuwe regering.
U somde op wat de Vlaamse Regering onderneemt om de uitdagingen inzake de stedelijkheid aan te pakken. U bevestigt zo eigenlijk de complete verkokering van het beleid op het Vlaamse niveau. Elke minister werkt volgens zijn eigen beleidsverantwoordelijkheden. De lokale besturen staan er uiteindelijk alleen voor om volgens de opdeling in die beleidsdomeinen alle problemen bij elkaar te brengen en pasklare oplossingen te bedenken. De heer Segers treedt mijn stelling bij dat de omvang van de gemeenten dat niet altijd mogelijk maken. Bovendien leidt een aanpak waarbij elk gemeentebestuur zelf aan de slag gaat tot een versnippering van middelen en kennis. De Vlaamse overheid moet een kader creëren om die expertise te bundelen.
De heer Willy Segers : Ik dank u voor het antwoord. In tegenstelling tot mevrouw De Knop vind ik in dat antwoord wel degelijke positieve elementen voor de toekomst. Uiteraard verschilt de beoordeling naargelang men tot de oppositie of de meerderheid behoort. Ik wil toch even de voorgeschiedenis van deze discussie schetsen. Al van bij de aanvang van deze legislatuur zijn vragen zoals deze gesteld, onder meer over de uitbreiding van het werkingsgebied van vzw de Rand. In de commissie Binnenlands Bestuur zijn vragen gesteld over de herijking van het Gemeentefonds en dergelijke. Het moet duidelijk zijn dat binnen de limieten die daarover zijn geschetst, en ook rekening houdend met wat daarover in het huidig regeerakkoord is opgenomen, daarvan geen sprake was en is. Mijn vragen doelen daar dus niet op.
Ik sluit mij aan bij de vragen van een aantal collegas en burgemeesters uit de streek omdat ik de redenering ook al enkele maanden geleden heb gemaakt. Uitspraken van onder meer de gouverneur en van de directeur van vzw de Rand op de nieuwjaarsreceptie van de vzw, tonen aan dat dit thema leeft en in de toekomst moet worden aangepakt. De discussie moet worden gevoerd, en daarom ben ik verheugd dat u de bezorgdheden van mevrouw De Knop erkent. U, als minister bevoegd voor de Rand, bent goed geplaatst om bij uw collegas aandacht voor het probleem te vragen. Hier gaat het over de manier waarop wij ervoor kunnen zorgen dat dit, liefst over partijgrenzen heen, kan worden ondersteund. Ik ontwaar heel duidelijk mogelijkheden.
Ik weet niet in welke context de concrete vraag aan minister Van den Bossche, waarnaar u verwees, is gesteld. Ik kan die dus niet beoordelen. Ik kan me wel voorstellen dat dit gebeurde in het kader van een discussie over het huidige Gemeentefonds en de huidige parameters en afspraken ter zake. Op dat punt volgt ik u wel, minister: wijzigingen zouden andere steden en gemeenten in de problemen kunnen brengen. Het komt er dus op aan om dat globaal te bekijken. In elk geval vereisen de belangen van de regio zon aanpak.
De heer Peter Van Rompuy : Het Gemeentefonds en het Stedenfonds, die de meeste middelen beheren, zorgen voor de financiering van de lokale besturen in Vlaanderen. Op dit ogenblik is er een grote transfer naar de steden Gent en Antwerpen gaande. Zij hebben vooral in het Stedenfonds een sterke vertegenwoordiging. Het is evenwel niet zo dat een discussie die zich als moeilijk aankondigt op voorhand uit de weg moet worden gegaan. Het belangrijkste is wel dat zo veel mogelijk politieke partijen van het dossier werk willen maken. Ik hoor bij sommige collegas daarover enige scepsis. Opdat het zou lukken, is het belangrijk dat diegenen die hier hun partij vertegenwoordigen hun partij ertoe aanzetten om samen aan de kar te trekken. Dan moet het mogelijk zijn om een betere financiering voor de Vlaamse Rand te bekomen. Er zijn daarvoor technieken te bedenken. Men zou kunnen nadenken over wat er met de extra groei kan gebeuren, in plaats van te morrelen aan wat al is toegewezen. Het belangrijkste is de politieke wil om vooruitgang te boeken. Ik hoop dat de scepsis wegebt, zo niet zullen we hopeloos te laat komen.
Minister Geert Bourgeois : Kort toch dit. Ik zie dat mevrouw De Knop terugdraait wat ze heeft gezegd. Wat wilt u eigenlijk? Wilt u dat er centrumregios ontstaan? Werk een voorstel van decreet uit, en dan zien we wel. Wilt u een bovengemeentelijke realiteit een structurele vorm geven? Ik heb al gezegd dat ik de denkpiste van federaties van gemeenten niet ongenegen ben. Ik zeg wel dat in de huidige regelgeving centrumregios niet bestaan: er zijn gemeenten, steden en provincies. Als u een nieuw niveau wilt creëren, zorg dan voor een politieke basis. Ga ervoor. Spreek erover. Is dat wel gedragen door al die steden? Willen ze zich verenigen of fuseren? Willen ze samengaan in een nieuw verband?
Belangrijk is dat het beleid die problemen aanpakt. Ik zeg u: dat heb ik gedaan. Het is niet omdat Vilvoorde geen centrumstad is, mevrouw De Knop, dat ze van mij niet aanzienlijk meer middelen krijgt om een integratiebeleid te voeren. Ik trek de middelen op van 100.000 naar 180.000 euro.
De realiteit is daar. Ik sta niet in voor de instroom in dit land. Er komen elk jaar in het Vlaamse Gewest ik spreek nog niet over Brussel evenveel mensen bij als de inwoners van een stad als Halle, 35.000 mensen. Het grootste deel daarvan, dat weet u zeer goed, is ongekwalificeerd. 15 procent is arbeids- of studiemigrant, 85 procent is laaggeschoold of analfabeet. Wij moeten daarmee omgaan. Vlaanderen, onze steden, onze gemeenten moeten daarmee omgaan. We moeten proberen om de eerste en tweede generatie zo snel mogelijk te integreren. We zetten daar sterk op in. Ik heb u de middelen en maatregelen al gegeven, ook de bijkomende middelen die we aan de gemeenten geven, onder andere aan Vilvoorde.
Mijnheer Van Rompuy, het Gemeentefonds herverdelen, het spoor van het herverdelen van de groeivoet, is bewandeld. Daar is geen politieke meerderheid voor. Dat stond ook niet in het regeerakkoord. Dat bevatte één afspraak: de groei van 3,5 procent blijft behouden. Persoonlijk vond ik dat men creatief kan omspringen met die groeivoet en dat we eens kunnen kijken naar herverdelingen. Daar was geen politieke meerderheid voor.
Zoals ik al zei en ik zeg dit in alle ernst en zonder de problemen in Vilvoorde of andere steden die aanspraak maken op die kwalificatie te miskennen : dit moet op tafel liggen in 2014. Dan zijn er twee keuzes: ofwel zijn er meer middelen, waar ik momenteel vragen bij heb aangezien de volgende regering door het Vlinderakkoord toch 1,7 miljard euro moet wegwerken, ofwel gaat men inzetten op de herverdeling van de groeivoet. Daar moet een politiek akkoord voor worden gesloten. Zo simpel is het. Veel meer mogelijkheden zullen er niet zijn. Ik verwijs naar het antwoord van minister Van den Bossche. Dat was veel bondiger. Het stelt heel duidelijk: momenteel zijn die mogelijkheden er niet.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.