Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 15/01/2014
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, minister-president, collegas, in het verleden hebben we in deze commissie al enkele keren gedebatteerd over aquacultuur in Vlaanderen en de mogelijke initiatieven die we konden nemen.
Het is duidelijk dat het een moeilijke opdracht is om de aquacultuur in Vlaanderen van de grond te krijgen. Een duurzame aquacultuur zou een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de overbevissing bij een stijgende bevolking. Het zou ook een oplossing kunnen bieden voor een meer duurzame visserij.
Op verzoek van de Vlaamse overheid onderzocht het Rekenhof wat de oorzaak is van deze tegenvallende ontwikkeling van de sector. De Vlaamse aquacultuur is eigenlijk heel klein. Er zijn nauwelijks Vlaamse bedrijven die vis of schaaldieren produceren voor menselijke consumptie. De meest recente cijfers dateren van 2011 en spreken van een Belgische productie van 49 ton. Het was nochtans de bedoeling om tegen 2010 3000 ton te produceren. Volgens het Rekenhof zouden er een aantal belangrijke nadelen zijn, namelijk het gebrek aan ruimte en water, de complexiteit van de regelgeving, de kennislacunes ik moet toevoegen dat er heel wat inspanningen op het vlak van onderzoek worden gedaan en het financiële risico. Op basis van de bevindingen heeft het Rekenhof een aantal aanbevelingen geformuleerd voor de Vlaamse Regering die de ontwikkeling van aquacultuur kunnen faciliteren. Het Rekenhof pleit voor een specifiek Vlaams beleidsplan voor aquacultuur waarin doelstellingen en indicatoren moeten worden geformuleerd. De Vlaamse Regering zou lokale overheden moeten stimuleren om bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen de inplanting van aquacultuurbedrijven niet uit te sluiten. Vlaanderen moet steun blijven verlenen aan de verbetering van de kennis door wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek te ondersteunen. Vooral onderzoek naar waterzuinige productiesystemen verdient aandacht. Starters moeten op technisch, juridisch en financieel vlak begeleid worden en om het financiële risico te beperken, moet Vlaanderen subsidies of waarborgen blijven verlenen. Tot slot adviseert het Rekenhof ook om de netwerking in de aquacultuursector te blijven ondersteunen.
Minister-president, graag kreeg ik uw reactie op het rapport van het Rekenhof, een analyse van de aanbevelingen van het Rekenhof en eventueel een aankondiging van mogelijke initiatieven of een toekomstplan ter bevordering van de aquacultuur. Maar misschien moet ik even kritisch zijn en me afvragen of het allemaal wel de moeite waard is.
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Voorzitter, minister-president, collegas, een zevental maanden geleden heb ik reeds een vraag gesteld over de toekomstige rol van aquacultuur.
In een uitgebreid auditrapport lichtte het Rekenhof de ontwikkeling van aquacultuur in Vlaanderen door met als uitgangspunt het vinden van verklaringen voor de zwakke ontwikkeling van de sector. In zijn conclusies duidt het Rekenhof vooral op de minder gunstige milieuomstandigheden voor aquacultuur in Vlaanderen en de hoge investeringsrisicos voor potentiële producenten die bovendien nog gepaard gaan met complexe regelgeving.
Om de ontwikkeling van aquacultuur te bevorderen doet het Rekenhof daarom enkele aanbevelingen aan de Vlaamse Regering die kandidaat-ondernemers zouden kunnen stimuleren in een productiestart. Toch kunnen we niet ontkennen dat er op korte termijn heel wat gerealiseerd werd op het vlak van aquacultuur in Vlaanderen binnen het Vlaams Aquacultuur Platform onder impuls van de strategische stuurgroep waarbij reeds een deel antwoorden werden geformuleerd op de aanbevelingen van het Rekenhof. Ondanks de kleinschaligheid van de sector vandaag beschikt Vlaanderen nochtans over de aanwezige kennis en ligt het wetenschappelijk aquacultuurgericht onderzoek op een hoog niveau. Toch formuleert het Rekenhof ook enkele pertinente aanbevelingen aangaande concreet geformuleerde en meetbare doelstellingen en blijvende begeleiding van starters op technisch, financieel en juridisch vlak die vandaag nog ontbreken in het beleid.
Minister-president, kunt u meer duiding geven bij de doelstellingen van de Vlaamse Regering en de begeleidende monitoring met betrekking tot het Vlaamse luik aquacultuur binnen het Nationaal Strategisch Plan (NSP)? Welke instrumenten worden hiervoor ter beschikking gesteld? Is er al meer duidelijkheid over de onderzoeken voor de verlening van een eventuele overheidswaarborg? Welke specifieke afspraken zijn al met het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) gemaakt om de wettelijke knelpunten inzake de vergunningenprocedures voor en de ruimtelijke inplanting van aquacultuur weg te werken?
De heer Jos De Meyer : Ik wil hier nog aan toevoegen dat de minister-president op pagina 46 van het rapport van het Rekenhof al een eerste reactie heeft gegeven. Ik veronderstel dat hij die reactie nu zal aanvullen met antwoorden op de concrete vragen van de vraagstellers. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
Het was geen kritiek op de vragen om uitleg. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, we werken dag en nacht. Het is soms dan ook moeilijk nog een vraag te stellen waar ik nog nooit op heb geantwoord. Ik hoop dat het iedereen in 2014 zal lukken om nog vragen om uitleg op te stellen. Ik ga in elk geval altijd op alle mij gestelde vragen in. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
Mijnheer Sintobin, u moet me maar bellen met de vraag even te wachten.
In het najaar van 2013 hebben we van het Rekenhof het ontwerpverslag betreffende het onderzoek over aquacultuur in Vlaanderen ontvangen. Op 23 november 2013 heb ik op de conclusies en de aanbevelingen geantwoord. Zoals de voorzitter al heeft vermeld, staat mijn antwoord in het gepubliceerd document te lezen. Ik zal uiteraard ook ingaan op alle vragen die me daarnet zijn gesteld.
De eerste vraag is wat mijn reactie op het rapport van het Rekenhof is. Algemeen genomen, kan ik instemmen met de analyse en aanbevelingen uit het rapport. Het rapport ligt nagenoeg helemaal in de lijn van de visie op aquacultuur die ik heb ontwikkeld. Ik heb de opdracht gegeven de concrete mogelijkheden te onderzoeken en potentiële initiatiefnemers te begeleiden, te stimuleren en te ondersteunen. In 2012 hebben we trouwens het Vlaams Aquacultuur Platform opgericht. Dit rapport lijkt me in elk geval zeer waardevol.
Mijnheer Sintobin, de vraag waarom we dit allemaal doen, is natuurlijk vrij filosofisch. We denken dat we toch een kleine bijdrage kunnen leveren. De aquacultuursector moet hier natuurlijk op ingaan. Ik kan er moeilijk zelf aan beginnen, of toch niet voor 25 mei 2014.
De tweede vraag betreft mijn analyse van de aanbevelingen van het Rekenhof. Ik zal de zes aanbevelingen overlopen.
De eerste aanbeveling luidt als volgt: een specifiek Vlaams beleidsplan ontwikkelen voor aquacultuur in overleg met de sector, waarin ook doelstellingen en indicatoren worden geformuleerd.
De eerste opdracht die de strategische stuurgroep op basis van de hier ontwikkelde visietekst moet uitvoeren, gaat in feite in die richting. Dit is in overleg met de sector gebeurd. In de strategische stuurgroep zijn alle schakels binnen de keten, productie, voeder, retail en dergelijke, vertegenwoordigd.
Vervolgens zal de Vlaamse overheid, samen met de Waalse overheid, een nationaal strategisch plan voor aquacultuur en een operationeel programma opstellen. Dit operationeel programma moet aan het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij zijn aangepast. In het operationeel programma zijn resultaats- en outputindicatoren opgenomen.
De tweede aanbeveling luidt als volgt: lokale overheden stimuleren om bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen de mogelijkheid voor de inplanting van aquacultuurbedrijven niet uit te sluiten of zelfs sites daarvoor te plannen.
De werkgroep wetgeving van de strategische stuurgroep heeft hierover reeds overleg gepleegd met het Departement Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed (RWO). Er is een draft van een visietekst over de integratie van aquacultuur in de glastuinbouwzones opgesteld.
Momenteel wordt een enquête opgesteld die aan alle belanghebbenden wordt doorgestuurd. De enquête peilt naar de juridische knelpunten. Zodra de knelpunten in kaart zijn gebracht, zal met de bevoegde overheden over een aanpak worden overlegd. Naar aanleiding van de resultaten van de enquête zal zeker overleg met het Departement RWO worden gepleegd om de visie in de toekomst in het beleid op te nemen. Die aanbeveling wordt, onder meer door middel van deze enquête, volop uitgevoerd.
De derde aanbeveling luidt als volgt: steun te blijven verlenen aan het verbeteren van de kennis door wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen en in het bijzonder onderzoek naar waterzuinige productiesystemen.
We steunen het praktijkgericht onderzoek met middelen van het Europees Visserijfonds, en van het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en aquacultuursector (FIVA) steunen we het praktijkgericht onderzoek. De proefprojecten die binnen de algemene visie passen, zullen van die steun kunnen blijven genieten. Dat zal allicht ook met het nieuw fonds het geval zijn. Ook de andere Vlaamse en Europese fondsen, zoals het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT), het communautair initiatief van de Europese Commissie (Interreg) en Horizon 2020, maken onderzoek naar aquacultuur mogelijk. Wat de steun betreft, zijn alle instrumenten aanwezig.
De vierde aanbeveling luidt als volgt: steun te blijven verlenen aan de begeleiding van potentiële starters op technisch, productie-, financieel en juridisch vlak.
Dit gebeurt nu al. De vzw Inagro heeft een proefproject opgezet. Om potentiële starters te begeleiden, zal in 2014 een aanspreekpunt met een consulent worden opgericht. Bovendien zal de website van het Vlaams Aquacultuur Platform worden uitgebreid. Het betreft hier een breed overkoepelend samenwerkingsverband tussen onze administratie, de wetenschappelijke instellingen, de praktijkcentra en het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). In overeenstemming met het terechte standpunt van het Rekenhof zal ook verder op het bedrijfseconomische aspect worden ingezet. Dit zal mogelijk in samenwerking met het Agentschap Ondernemen gebeuren.
De vijfde aanbeveling luidt als volgt: financiële risicos voor de kandidaat-overnemer, in het bijzonder in de opstartperiode, beperken.
In het nieuw operationeel programma wordt in subsidies voor diverse projecten in de aquacultuursector voorzien. Ook in de overheidswaarborg zal in de FIVA-reglementering voorzien blijven.
Binnen het Vlaams aquacultuurplatform worden een tweejaarlijkse netwerkactiviteit en een jaarlijks eindejaarssymposium georganiseerd. Ook de website aquacultuurvlaanderen.be wordt begin 2014 geüpdatet en uitgebreid.
Voorzitter, collegas, wij zitten in grote mate op dezelfde lijn als het Rekenhof. Het zal u zijn opgevallen hoe vaak het Rekenhof het woord blijven gebruikt. Dat wijst er volgens mij op dat de gekozen aanpak het best wordt voortgezet. Wij hebben daar al een tijdje de koe bij de horens gevat en wij hebben daar toch al heel wat werk verricht.
U hebt goed geluisterd en weet dus welke stappen er moeten worden gezet in 2014. Het Belgisch Nationaal Strategisch Plan (NSP) en Operationeel Programma (OP) worden in het kader van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) bij de Europese Commissie ingediend. In het NSP worden de beleidsprioriteiten opgenomen. Het OP bevat de maatregelen die uitvoering aan deze prioriteiten geven en de indicatoren die de effecten hiervan zullen meten. Het aanspreekpunt zal actief worden met eerstelijnsadvies en een consulent. De website aquacultuurvlaanderen.be wordt geüpdatet en uitgebreid met onder andere een startersmodule. Een enquête die naar de knelpunten in de wetgeving peilt, wordt naar alle belanghebbenden gestuurd. De opgesomde juridische knelpunten worden bij de bevoegde overheden aangekaart.
Dat zijn allemaal activiteiten die in 2014 nog zullen worden uitgerold, voor en na 25 mei.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister-president, dank u voor het herhalen van uw antwoord. Het stond erin, op pagina 23.
U vraagt zich af waarvoor we het eigenlijk allemaal doen. Dat is een filosofische benadering. Maar het is niet alleen een filosofische benadering. Mijn vraag was niet kritisch bedoeld. Ik heb de maatregelen ter ondersteuning van de aquacultuur altijd bijgetreden. Maar als je ziet welke inspanningen worden geleverd, en in het verleden al werden geleverd, en je stelt vast dat de aquacultuurproductie in plaats van iets te stijgen nog verder afzwakt in Europa en zeker ook bij ons, kun je je toch terecht afvragen waarom we het eigenlijk allemaal doen. Het is opmerkelijk dat het er ondanks alle inspanningen niet echt beter op wordt, terwijl ondertussen wereldwijd de aquacultuurproductie wel degelijk stijgt.
Voorzitter, wij hebben dat kunnen vaststellen tijdens onze dienstreis naar Canada. Alle kreeften die vanuit Canada bij ons in de warenhuizen liggen, zijn het resultaat van aquacultuurproductie. Wij doen enorm veel voor een kleine sector, maar er komt niet meteen iets uit. We moeten ons daar dus ernstige vragen bij stellen.
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Minister-president, dank u voor uw antwoord. Ik wil u vragen om blijvend aandacht te schenken aan de opmerkingen van het Rekenhof. We zien ook dat er nieuwe impulsen worden gegeven op dit domein. Hopelijk stelt dit ons in staat om een nieuwe dynamiek te geven aan de visserij.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.