Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 05/11/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de ondersteuning van bedrijven die uitvoeren naar Angola
- 319 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister-president, van 20 tot en met 22 oktober trok u naar Angola, vergezeld door enkele andere Belgische excellenties en vertegenwoordigers van 67 Vlaamse bedrijven. Ook Flanders Investment and Trade (F.I.T.) was aanwezig op de missie, om Vlaamse ondernemingen die naar Afrika exporteren te ondersteunen, want steeds meer Vlaamse ondernemers vinden de weg naar Afrika.
Angola is de tweede grootste olie-uitvoerder van het Afrikaanse continent en een van de belangrijkste diamantproducenten ter wereld. Focussectoren voor de zending naar Angola waren dan ook olie, gas en diamant.
Minister-president, als steeds meer Vlaamse ondernemers de weg vinden naar Afrika, en daarvoor ondersteund worden door de Vlaamse overheid, moeten we daar toch even bij stilstaan. Wat brengt die buitenlandse handel van onze Vlaamse bedrijven teweeg in het Zuiden? Wat is het effect van die handel wereldwijd?
Zo had u onder andere een ontmoeting met het management van Sonangol, het staatsbedrijf voor de olie- en gasindustrie, maar ook zelf olie- en gasproducent. Sonangol zou verantwoordelijk zijn voor heel wat vervuiling door eigen olie- en gasexploitatie of door de multinationals die het moet controleren. Vooral de noodzaak om steeds dieper in zee te boren en onder meer de toepassing van hydraulic fracturing met giftige chemicaliën, zorgen voor voortdurende olie- en gaslekken, seismische storingen, veel milieuschade, met ook de bedreiging van de visvoorraden voor de kust waar de plaatselijke vissersbevolking afhankelijk van is. Vissers, burgers, maar ook arbeiders in de olie- en gasindustrie staan bloot aan vervuiling door polycyclische aromatische koolwaterstof (PAKs), zware metalen enzovoort.
Sonangol staat ook bekend om zijn corruptie. Het gevolg is dat veel van de inkomsten van dit staatsbedrijf nauwelijks doorstromen naar de bevolking. Als Vlaanderen in Angola en zeker met een bedrijf als Sonangol zaken wil doen, mogen we geen abstractie van dergelijke praktijken maken. Dit mag zeker niet gebeuren indien het de bedoeling is intens met deze mensen samen te werken en zich in hun werkwijze in te schakelen.
Naar aanleiding van het bezoek van een delegatie van het Vlaams Parlement aan een betonbedrijf in Cambodia heb ik enkele weken geleden een vraag om uitleg gesteld over de opvolging van de ethische en duurzaamheidscriteria voor de ondersteuning door F.I.T. Dat betonbedrijf lijkt met die criteria weinig rekening te houden. Het bedrijf heeft de kritiek weerlegd. Wat de gehanteerde ethische en duurzaamheidscriteria betreft, heeft dit ons echter niet kunnen overtuigen.
Minister-president, u hebt toen erkend dat er een probleem met dat bedrijf is. De Vlaamse overheid heeft er moeite mee de criteria en de opvolging hiervan aan de door F.I.T. ondersteunde Vlaamse bedrijven op te leggen. Met betrekking tot de 67 bedrijven die aan de zending naar Angola hebben deelgenomen, kunnen we ons dezelfde vragen stellen.
Welke steun hebben de 67 aanwezige bedrijven ooit van F.I.T. ontvangen? Welke steun zullen zij ontvangen?
Hoeveel heeft de trip naar Angola de Vlaamse overheid gekost? Ontvangen de bedrijven financiële steun voor deze missie?
Is tijdens de missie gesproken over de ethische en duurzaamheidscriteria die een voorwaarde vormen om steun van F.I.T. te ontvangen?
Wie legt het programma van dergelijke zendingen vast? Op basis waarvan gebeurt dit? Hoe worden de bedrijven geselecteerd die aan een missie deelnemen? Wordt ook naar de duurzaamheid en de ethiek in het beleid van deze bedrijven gekeken?
Op welke wijze komt de stimulering van de buitenlandse handel in olie tegemoet aan de Vlaamse doelstellingen in verband met hernieuwbare energie, beperking van de CO2-uitstoot en duurzame investeringen? Zijn er afdoende garanties dat alle akkoorden in verband met de handel in diamanten volledig conform de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant zullen verlopen?
Hebt u de in talloze rapporten van milieu- en mensenrechtenorganisaties vermelde problemen bij de Angolese overheid of bij Sonangol aangekaart? Zo ja, hebt u een afdoend antwoord gekregen? Zo neen, zult u zich alsnog nader laten informeren over de mogelijke wantoestanden in dit land en de mogelijke wanpraktijken in dit bedrijf?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, F.I.T. ondersteunt door middel van subsidies vooral initiatieven buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Die werkwijze heeft betrekking op het internationaal ondernemen. De meeste initiatieven staan enkel open voor kmos. De grootte van de bedragen schommelt tussen 500 euro en 55.000 euro. Slechts een aantal specifieke initiatieven kunnen steun ontvangen.
Ik som ze even op. Het gaat om prospectie of zakenreizen buiten de EER, om reizen naar de zetels van multinationale of multilaterale instellingen, om de deelname aan een buitenlandse beurs of een niche-evenement, om de oprichting van een prospectiekantoor buiten de EER, om de aanmaak van productdocumentatie, commerciële vertalingen en de inlassing van vakmedia, om de registratie, homologatie en certificatie, om de uitnodiging van aankopers en beslissingsmakers van buiten de EER en om de intrek in een dienstencentrum.
Wat de zending naar Angola betreft, konden kmos enkel subsidies voor een prospectiereis buiten de EER aanvragen. Hiervoor hebben zestien bedrijven een steunaanvraag ingediend. Tot nu toe zijn een twaalftal aanvragen verwerkt. De uitbetaling van de subsidies gebeurt pas nadat de nodige bewijsstukken zijn geleverd.
Specifieke informatie over welk bedrijf welke steun heeft ontvangen of over welke bedragen zijn uitgekeerd, kan ik niet vrijgeven. Dit valt onder het vertrouwelijk en bedrijfsgevoelig karakter van deze informatie. Ik heb die informatie zelf trouwens ook niet.
De gedetailleerde totale kostprijs van de handelsmissie naar Angola kan nog niet worden berekend. Nog niet alle facturen zijn ontvangen. De geschatte uitgaven voor de organisatie van de missie worden op 49.000 euro geraamd. Er volgen echter ook inkomsten, zoals inschrijvingsgelden en dergelijke. Hoewel deze inkomsten niet volledig los van de handelsmissie naar Zuid-Afrika kunnen worden bekeken, worden ze op 42.600 euro geschat. Het gaat hier om de subsidiekosten en niet om het geheel. Indien de totale missie niet meer zou kosten, zou dat wel heel goedkoop zijn.
Mevrouw Meuleman, u hebt een aantal vragen gesteld die vorige keer, naar aanleiding van het werkbezoek aan Vietnam en Cambodia, ook al aan bod zijn gekomen. Ik kan in herhaling vallen. Volgens mij levert FIT inspanningen om ethiek en duurzaamheid in verband met het internationaal ondernemen te benadrukken. Dit past binnen de context die ik vorige keer heb geschetst.
In dit geval gaat het om een zending van het hier zeer geliefde Agentschap voor Buitenlandse Handel. Iedereen weet dat deze missies volgens de regels van de kunst worden georganiseerd. Ik kan of moet hier geen verdere uitleg over geven.
De vraag hoe we dit in bepaalde landen moeten aanpakken, leidt natuurlijk tot een interessant debat. U hebt zelf naar het Kimberleycertificeringsproces verwezen. Dit is mede door de Angolese overheid tot stand gebracht. Toen ik daarnaar verwees, heb ik zelfs applaus gekregen. Hieruit blijkt dat we dit genuanceerd moeten benaderen. De Antwerpse diamantsector heeft zijn verdere diensten aangeboden. Dit zal tot verdere samenwerking leiden. Dergelijke samenwerkingen introduceren ethische en duurzaamheidselementen.
Hetzelfde geldt voor waterzuiveringen en dergelijke. Die investeringen komen heel wat mensen ten goede. Die mensen beschikken nu niet over gezuiverd water of leven in slechte omstandigheden. Indien die overheden dergelijke infrastructuurwerken toelaten, is de vraag of we niet beter bepaalde stappen zetten. Het gaat dan niet enkel om de economie, maar ook om de ethiek en de duurzaamheid. We kunnen een soms vrij beperkte bijdrage leveren om die samenlevingen tot een hoger niveau te tillen. Dit is een afweging die we telkens opnieuw moeten maken. De bedrijven zien daar kansen. Volgens mij is dit een goede werkwijze.
Ik weet niet hoe Groen dit zou willen benaderen. Een bedrijf zou ginds met het vingertje kunnen zwaaien en bepaalde zaken onaanvaardbaar kunnen vinden. Ik pas daarvoor. Dit is een delicaat en belangrijk proces. De overheid, in dit geval de aanwezige ministers en de prinses die daar ook was, moeten trachten aan de opbouw van dat land te helpen. We moeten trachten daar een aantal Westerse, Europese democratische waarden te introduceren.
Mevrouw Meuleman, ik heb een vrij algemeen antwoord gegeven. Ik zou dieper op het Kimberleycertificeringsproces kunnen ingaan. De bottom line is de vraag of we dat al dan niet op een pragmatische wijze wensen aan te pakken. Daar waar het echt moet, moeten we op onze strepen staan en politiek duidelijke taal spreken. Ten aanzien van de bedrijven lijkt de aanpak van F.I.T. die we hier vorige keer hebben besproken me de juiste aanpak.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister-president, u hebt inderdaad vrij vaag geantwoord. Op een aantal van mijn deelvragen hebt u ook niet geantwoord.
U zult hier van mij zeker geen ongenuanceerde uitspraken horen. Een zekere vorm van pragmatiek is noodzakelijk. We moeten kleine stappen vooruit zetten en kunnen dus niet verwachten dat we vanuit Vlaanderen de wereld van vandaag op morgen zullen veranderen. Ik ben het daar helemaal mee eens.
Ik weet niet of u de rapporten hebt gelezen van die organisaties. Ik heb ook de links meegegeven. Het gaat over humanrightsorganisaties en milieuorganisaties die de toestand en de corruptie in het land beschrijven, alsook de resultaten van een aantal van die operaties en de gevolgen voor de bevolking. Wanneer men met de grote trom en met zon grote missie naar zon land trekt, zoals u dat hebt gedaan, dan lijkt het me logisch dat men zich daar een aantal vragen bij stelt. Men verwacht dan toch dat de eindbalans positief is en dat er toch een aantal positieve gevolgen zijn, niet alleen voor de winst van de Vlaamse bedrijven maar ook voor het Zuiden. Het is dus de bedoeling een win-winsituatie na te streven en niet blind te zijn voor wat men teweegbrengt in het land waar men investeringen doet, zeker wanneer dat gebeurt met Vlaamse subsidies. Telkens als zon zending plaatsvindt, moeten we daarbij stilstaan.
U zegt dat er zestien aanvragen zijn geweest waarvan er twaalf zijn verwerkt en dat u niets meer kunt zeggen over die aanvragen en over waarvoor die subsidies zijn toegekend en uitbetaald en wat daar precies mee is gebeurd. Het gaat toch om geld vanuit Vlaanderen waar we geen zicht op hebben. Is dat de normale gang van zaken? Moeten we ons daar geen vragen bij stellen?
Wie legt het programma vast van zon zending en op basis waarvan gebeurt dat? Is er geen manier waarbij het parlement inzage en inspraak kan krijgen in dat programma? Kan dat niet worden voorgelegd, bijvoorbeeld aan een commissie Buitenlands Beleid zodat het parlement daar zeggenschap in krijgt? Het lijkt me een goed voorstel om dat eens te bekijken.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Wat dat laatste punt betreft, ben ik het eens met mevrouw Meuleman. In het verleden hebben we naar aanleiding van de voorstelling van de beleidsbrieven het overzicht gekregen van de buitenlandse missies van de minister-president. Ik heb al meer dan eens de minister-president op voorhand ondervraagd in het kader van de eventuele bezoeken die hij aflegt. Ik vind wel dat er moet worden gezocht naar een mogelijkheid waarbij zon programma met de commissie gedeeltelijk kan worden doorgenomen. Ik vind het belangrijk dat het parlement daar ook inspraak in heeft.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Dit land heeft gedurende vijf jaar een burgeroorlog gekend. Van hieruit is het gemakkelijk om al of niet terechte kritiek te leveren. Dat land is in volle opbouw en beseft zelf dat er nog veel werk aan de winkel is. Die mensen proberen wel om hun land op te bouwen en de economie een dynamiek te geven. Zij zijn in die zin goed bezig. Zo zullen ze de inkomsten uit gas en olie in een fonds stoppen. Dat fonds investeert minstens 50 procent in het land zelf. Daar kan heel wat kritiek op gegeven worden. Maar een land dat zijn eigen toekomst in handen wil nemen, moeten we met respect behandelen. Er zijn nog andere voorbeelden zoals Aqua para Todos, een programma voor waterzuivering dat wordt gesteund vanuit de Angolese staatskas.
We hebben het al gehad over de reis van deze commissie naar Vietnam en Cambodja. De heer Kennes zou daar een voorzichtige vraag hebben gesteld over de mensenrechten enzovoort. Zelfs de commissie stelt dus vast dat het in een bepaald kader niet zo evident is om een land met de vinger te wijzen. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
Het gaat hier over een praktische benadering, mevrouw Meuleman. Wanneer u op dat niveau met andere landen in contact komt, dan moet dat op een goede manier gebeuren. Dat u daar zelf niet slaagt wanneer u daartoe de kans hebt, is alleen maar te betreuren. Ik wil daar echter niet op terugkomen, want ik was daar zelf niet bij.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik was er wel bij zoals de meeste leden van deze commissie. Wij zijn inderdaad naar het parlement van Cambodja geweest en daar zijn inderdaad vragen gesteld, ook tijdens de ontmoetingen met een van de topmensen van de communistische partij. Het ging toen niet over bedrijven, maar wel over mensenrechten en over de rechten van de oppositie. De antwoorden waren even veelzeggend door wat wel als door wat niet werd gezegd.
Minister-president Kris Peeters : Bij deze is die informatie dan vervolledigd. De informatie die ik had gekregen, was dus onvolledig.
Zeker in het kader van de beleidsbrief ben ik graag bereid om meer toelichting te geven over de buitenlandse reizen als daar vragen over zijn.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.