Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 05/11/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, en tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over MO* en IPS
- 254 (2013-2014)
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister-president Peeters.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Voorzitter, minister-president, mijn vraag is deels achterhaald door de feiten. De urgente vraag met betrekking tot het al dan niet verlengen van het subsidiedossier is ondertussen immers opgelost, in die zin dat de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen. Toch vond ik het de moeite waard om de vraag alsnog te stellen, om een aantal redenen.
Ik vraag me om te beginnen af hoe het mogelijk is dat medio oktober 2013 nog moest worden beslist over een subsidiedossier dat drie jaar bestrijkt en waarvan het eerste jaar 2013 is, dat dus met andere woorden al voor bijna een derde door de feiten was achterhaald. Uit de informatie die ik van het tijdschrift zelf heb gekregen, bleek dat het oorspronkelijk een vraag moest indienen voor een jaarverlenging en dat daarna is gevraagd een dossier voor drie jaar in te dienen, maar eigenlijk zat u op het moment van uw beslissing al voor ongeveer een derde vast, omdat de uitgaven al waren gebeurd en 2013 al voorbij was. Ik vind dat het parlement een antwoord mag verwachten wat dat aspect betreft.
Een ander aspect overschrijdt enigszins het concrete subsidiedossier van MO*. Ik was verbaasd door de capita selecta die we onder ogen hebben gekregen van het advies van de Inspectie van Financiën. Het advies zelf heb ik niet. Goed, we gaan die discussie niet heropenen. Wel heb ik de reactie van de academicus uit wiens rapport de Inspectie van Financiën heeft geciteerd om een negatief advies te geven over dat subsidiedossier. Ik heb daar toch vragen bij.
Ik ga ervan uit dat wie zijn eigen mening wil realiseren in de maatschappij, in het publieke leven, aan politiek moet doen. Ik ga er ook van uit dat de Inspectie van Financiën een andere taak heeft, een taak die in grote mate betrekking heeft op de wettigheid en de regelmatigheid van overheidsuitgaven en die in veel geringere mate een opportuniteitscontrole is. Als men zich dan toch op dat terrein begeeft, dan lijkt het me niet onbelangrijk dat men daarbij ook een zekere mate van deontologie respecteert.
Mij is een brief onder ogen gekomen van professor Stijn Joye, die zich ten zeerste verzet tegen het gebruik dat de Inspectie van Financiën van zijn studie heeft gemaakt: niet alleen worden een aantal zaken uit hun context gerukt, maar er wordt ook ronduit het omgekeerde gezegd van wat in de studie staat. Minister-president, dat vind ik toch een probleem. Het is waarschijnlijk moeilijk, als men zolang bezig is, om zich altijd te houden aan zijn nauw omschreven taak. Ik begrijp ook de drang die soms ontstaat om te denken dat men het beter kan, maar ik meen dat een zekere intellectuele eerlijkheid en deontologie ook in die instanties aan te raden zijn.
Nu, ik ben blij dat de Vlaamse Regering die beslissing heeft genomen. In 2011 is er een resolutie gekomen van een aantal leden, niet alleen over MO*, maar over de bredere problematiek van informatiegaring en informatieverspreiding over de problematiek van het Zuiden.
Wat mij ervan heeft overtuigd om deze vraag te stellen, is het volgende. Ik ben het lang niet altijd eens met wat in MO* Magazine geschreven staat, maar dat lijkt me geen reden om, als wordt beslist dat er diversiteit moet zijn in de berichtgeving, daar anders tegenover te staan. Een wetenschapper heeft onlangs een heel opmerkelijke uitspraak gedaan. Hij zei dat, als tien wetenschappers a zeggen, de elfde eigenlijk de verdomde plicht heeft om b te zeggen. Anders begeeft men zich op het pad van het eenheidsdenken, van een tunnelvisie. Wat hij zei, lijkt me heel juist. Kritische stemmen zijn nodig, ook al omdat dit magazine wordt gebruikt door andere journalistieke bronnen, die niet altijd zeggen waar ze hun informatie hebben gehaald. Ik juich dus toe dat u die beslissing ten gronde hebt genomen, maar waarom is dat zo laat gebeurd, en wat doen we eigenlijk met die adviezen? Ter zake was er toch wel iets niet in de haak, leek me.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, ik wil me daarbij aansluiten. Zoals mevrouw Moerman zegt, is de vraag op zich enigszins zonder voorwerp geworden, maar we hebben hier inderdaad een voorstel van resolutie geschreven en goedgekeurd gekregen waarin we hebben benadrukt dat het belangrijk is te stimuleren dat er voldoende kritische en kwaliteitsvolle buitenlandberichtgeving is, ook bij ons. Daarbij moet er ook oog zijn voor het niet-klassieke buitenland, voor het Zuiden of de minder bekende Westerse staten. De wereld is immers ons dorp geworden, en het is heel belangrijk dat de mensen een breder beeld hebben van wat er leeft. De druk op de media is echter zo groot dat het allemaal heel kort en heel populair moet zijn. Die buitenlandberichtgeving valt er soms tussenuit, zeker kwalitatief. Dat was enigszins de aanleiding van de resolutie toen. We hebben MO* en IPS (Inter Press Service) expliciet daarin vernoemd, omdat ze echt wel een sleutelrol spelen ten aanzien van de andere media. MO* speelt die rol ook rechtstreeks, als tijdschrift. Ik volg de media niet, maar ik lees ook de kranten en ik zie ook wat er gebeurt met de nieuwe media: de printmedia hebben het heel moeilijk. Dat zal sowieso evolueren in de loop van de tijd.
Minister-president, wat is er nu precies beslist? Waarschijnlijk geldt dit ook voor het volgende jaar. Er was de kritiek dat het bereik onvoldoende was. Moeten zij daar iets aan doen? Kan dat ook op andere manieren dan alleen via het klassieke tijdschrift? Wat zijn de opdrachten voor MO* voor de toekomst?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, de beslissing is ondertussen genomen, wat mij betreft in positieve zin. Toch wil ik me principieel aansluiten. Ik deel de bezorgdheid van mevrouw Moerman. Ook mevrouw Poleyn heeft het belang van MO* en IPS onderstreept. Naar aanleiding van de beslissing die moest worden genomen, heb ik toch wel wat bezorgde reacties gekregen met betrekking tot de interpretatie die de Inspectie van Financiën heeft gegeven aan het werk van professor Joye. We moeten er toch eens over nadenken of en in welke mate dergelijke interpretaties kunnen leiden tot bepaalde beslissingen die eigenlijk niet werden beoogd met wat in oorsprong in een bepaald stuk was geschreven.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Iedereen is tevreden met de beslissing. Mevrouw Poleyn, de beslissing werd genomen op 18 oktober 2013. De regering heeft op mijn initiatief het dossier tot toekenning van subsidies aan de vzw IPS Vlaanderen en aan de vzw Wereldmediahuis goedgekeurd. Ze ontvangen een subsidie van respectievelijk 450.000 en 630.000 euro als bijdrage voor hun werking in de periode 2013-2015. De beslissing werd genomen binnen een scherp budgettair kader.
Op 29 april 2013 kreeg ik een negatief advies van de Inspectie van Financiën. We hebben het teruggestuurd en gevraagd om het te herbekijken. Op 20 juni kreeg ik opnieuw een negatief advies van de inspectie. Ik heb het dossier dan volgens de gebruikelijke gang van zaken overgemaakt aan de minister van Begroting om een begrotingsadvies te krijgen. Ik heb dat niet gekregen. Ik heb het dan op de ministerraad gebracht en we hebben samen onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben de subsidies alsnog goedgekeurd. Het is historisch dat deze commissie daar volledig achter staat.
Ik heb ook die brief van professor Joye gekregen. Hij heeft daarop gereageerd en gezegd dat de output van beide vzws van hoogstaande kwaliteit is. De journalisten moeten expliciet als relevante secundaire bronnen van nieuws worden beschouwd. Hij heeft elementen toegevoegd die niet in het advies van de Inspectie van Financiën stonden.
Mevrouw Moerman, gezien uw verleden weet u zeer goed dat zon advies met een zekere autonomie wordt afgeleverd aan de betrokken minister of aan de regering. Die autonomie is een goede zaak. De lectuur van zon advies is vaak interessant. Men kan soms bedenkingen hebben bij de motivatie van een advies. Ik vind, en dat is mijn persoonlijke mening, dat een advies van de Inspectie van Financiën aan de regering, de uitvoerende macht, goed moet worden geplaatst. De bevoegde minister of de ministerraad kan op een bepaald moment een beslissing nemen die ingaat tegen het advies. Dat is hier gebeurd. Meerderheid en oppositie zijn het erover eens dat dit een goede beslissing is. Het tijdverlies komt dus door die negatieve adviezen.
Professor Joye heeft gelijk, denk ik. Uit de brief kunnen we concluderen dat hij niet helemaal goed begrepen is.
Ondanks de twee negatieve adviezen hebben we onze verantwoordelijkheid genomen. Dat was zinvol en nodig. De berichtgeving over het Zuiden is niet onbelangrijk. Het jaar was al ver gevorderd, we hadden enkel voor 2013 een beslissing kunnen nemen, maar ik vond een langetermijnsubsidie een betere beslissing. U hebt me daarin gesteund.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman: Ik dank u voor uw antwoord, minister-president. U hebt de chronologie gegeven. Een subsidiedossier dat aanvangt in 2013 zou eigenlijk vóór het begin van 2013 getrancheerd moeten zijn. Maar goed, dat gebeurt nog.
Ik heb de brief van professor Joye hier bij me. Ten tweede verwijst het verslag van de Inspectie van Financiën voornamelijk naar één paragraaf op pagina 15. van zijn rapport dus Los van het feit dat deze paragraaf niet opweegt tegen de positieve eindbeoordeling van beide vzws, en nu komt het botst het gebruik ervan met principes van wetenschappelijke eerlijkheid en integriteit.
Minister-president, ik neem aan dat de inspectie in alle vrijheid en onafhankelijkheid adviezen moet kunnen geven. Het zou leuk zijn, mocht het parlement daar telkens kennis van krijgen. Dat zou fantastische lectuur zijn. Het zou tevens bijdragen tot transparantie.
Maar als een academicus zegt dat het advies van de inspectie botst met de principes van wetenschappelijke eerlijkheid en integriteit, zie ik een fundamenteel probleem. Gelukkig heeft iedereen dat door, maar misschien lukt dat niet altijd. Misschien is het op andere momenten minder uitgesproken of springt het minder in het oog en valt er niemand over. Het zou niet slecht zijn dat de twee partijen eens gaan samenzitten en de contouren van zon advies vastleggen. Dit vind ik echt niet kunnen.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Minister-president, ik wil u nog eens expliciet feliciteren met het nemen van uw verantwoordelijkheid als minister van Buitenlands Beleid. Het alternatief was het stopzetten van de subsidies. Dan zouden de media over enkele jaren onder druk komen te staan om weer iets gelijkaardigs op te richten. U hebt een verstandige beslissing genomen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw Moerman, de krijtlijnen voor een advies van de Inspectie van Financiën liggen vast. Er is natuurlijk enige ruimte en onafhankelijkheid. Mocht het nog niet gebeurd zijn, dan zal ik aan de betrokkenen de brief van professor Joye bezorgen. Ik zal benadrukken dat het onderwerp hier aan bod is gekomen en verwijzen naar pagina 15 van het rapport.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.