Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 15/10/2013
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, minister, collegas, onlangs was er nogal wat kritiek van de provincies op de besparingen bij het Provinciefonds. Persoonlijk vind ik dat de Vlaamse Regering hiermee het juiste signaal geeft, door de provincies zo te dwingen om ernstig om te springen met de middelen.
De Vlaamse Regering besliste eind september om 26 miljoen euro te besparen op het Provinciefonds. Die besparing wordt echter niet op gejuich onthaald bij de provincies. De deputatie van de provincie West-Vlaanderen reageert ontgoocheld en meent dat deze besparing de West-Vlaming in zijn ziel zal raken.
Wat mij opvalt, is dat de provincies een afwachtende, zelfs wat revolterende houding aannemen. De gedeputeerde van Financiën voor de provincie West-Vlaanderen stelde dat ze hun tijd gaan nemen en dit in rekening zullen brengen bij de volgende budgetcontrole.
Ik hoop, collegas, dat de provincies zich nu beter zullen focussen op hun kerntaken en dat ze zo betere en juistere keuzes zullen maken. Het kan een interessante oefening zijn om na te gaan welke overlappende initiatieven van andere overheden geschrapt kunnen worden. Het zou ook interessant kunnen zijn om te bekijken of bijvoorbeeld buitenlandse reizen nog goedkoper kunnen.
Volgens mijn berekeningen betekent het bedrag dat nu bespaard wordt, grosso modo maar een besparing van 2 procent per provincie. Ik vraag me dan ook af wat sommige provinciebesturen tot die revolterende houding drijft.
Wat de gedeputeerde ook tegen de borst stuitte, was het gebrek aan communicatie. Er zou niet overlegd zijn met de provincies en ze zouden daardoor ook geen enkele inspraak gekregen hebben.
Minister, hoe zult u optreden wanneer de provincies hun budgetten niet zullen aanpassen? Klopt de kritiek van de gedeputeerden over het gebrek aan inspraak en communicatie? Vindt u de kritiek van de provincies terecht?
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, de Septemberverklaring van de minister-president had heel wat aangename zaken te bieden, maar in de marge ervan hebben wij vernomen dat u aan de collega-ministers middelen van het Provinciefonds ter beschikking hebt gesteld van andere beleidsdomeinen en -doelstellingen. Er werd zon beetje als een dief in de nacht opgetreden. Vijf minuten voordat de begroting werd afgesloten, heeft men nog vlug 26 miljoen euro afgenomen van het Provinciefonds.
Heb ik daar problemen mee? Aan de ene kant moeten we ervoor zorgen dat we een begroting in evenwicht hebben, maar aan de andere kant streeft u altijd het samenwerkingsmodel na, het maken van afspraken met andere beleidsniveaus. Een van de aspecten die ik in dat verband wil aanhalen, is het proces van de interne staatshervorming. In het kader van de uitvoering van het regeerakkoord is duidelijk afgesproken welk niveau waarvoor bevoegd is, om te vermijden dat meerdere niveaus bevoegd zouden zijn voor één domein. Ik verwijs als voorbeeld naar Monumenten en Landschappen, waar je cofinanciering had van Vlaanderen, de provincie en de gemeente. Ook rond een aantal welzijnszaken zijn er duidelijke afspraken gemaakt.
Het Provinciefonds is in die procedure verminderd van 92 miljoen tot 63,3 miljoen euro. Alle provincies hebben in de loop van de maanden mei en juni een bestuursakkoord gemaakt met u. Er is duidelijk afgesproken waar de provincies voor staan, welke bevoegdheden ze nog mogen uitoefenen. Indien ze nog andere zaken wilden doen, moesten ze sectoraal met een aantal ministers stappen zetten om tot concrete afspraken te komen.
Het proces van de interne staatshervorming heeft voor- en tegenstanders. Het staat in het regeerakkoord, en dat is dienaangaande loyaal uitgevoerd. De interne staatshervorming is er gekomen.
Maar dan beslist de Vlaamse Regering plots, door uw toedoen, om het Provinciefonds nogmaals met 26,4 miljoen euro te verminderen. Dat zijn blijkbaar centen die u als bevoegd minister op tafel hebt gelegd. Het is, wat mij betreft, de eerste keer dat een minister in de Vlaamse Regering zelf portefeuillegeld op tafel legt, geld dat hij over heeft en ter beschikking stelt van de andere ministers. Er zijn noden bij Welzijn en bij andere beleidsdomeinen. Natuurlijk werden die 26,4 miljoen euro snel ingepikt.
Het stoort mij dat het Provinciefonds vermindert, vooral als je ziet dat het Waalse provinciefonds 164 miljoen euro bedraagt. Het Provinciefonds in Vlaanderen zal nog 37,2 miljoen euro bedragen. Dat is een peulschil. Eigenlijk had u beter van de gelegenheid gebruikgemaakt om het meteen volledig af te schaffen en tegen de provincies te zeggen: zorg voor je eigen fiscaliteit, en wij zullen ons dan ook niet meer moeien met het beleid dat de provincies voeren.
Het schrappen van die 26,4 miljoen euro is er pas gekomen na het afsluiten van de bestuursakkoorden met de provincies. Dat wil zeggen dat de provincies zich moeten houden aan het afgesproken beleid, en dus zullen zij dit of een van de volgende jaren verplicht worden om hun fiscaliteit te verhogen. Intussen gebruikt Vlaanderen die 26,4 miljoen euro niet om de lasten voor de Vlamingen te verlagen, maar om andere bevoegdheidsdomeinen aan te vullen. Dat betekent dat we op korte termijn een lastenverhoging zullen krijgen, waar u als minister een grote verantwoordelijkheid in draagt.
Wat mij nog het meeste stoort, minister, is dat er geen overleg gepleegd is. Ik dacht dat wij hier een samenwerkingsmodel hadden tussen Vlaamse overheid, provincies en lokale besturen. Ik maak mij zorgen dat over enkele jaren hetzelfde zal gebeuren met het Gemeentefonds, dat bij een begrotingsoverleg plots, zonder enige samenspraak met de lokale besturen, beslist zal worden om zoveel honderden miljoenen euros te schrappen, waarna de gemeenten maar hun plan moeten trekken.
Het verslag van de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) is trouwens vernietigend voor de beslissing om het Provinciefonds zonder overleg te verminderen. Ik citeer: Dit druist in tegen de basisprincipes van behoorlijk bestuur en van behoorlijke omgang tussen bestuursniveaus. Het stelt bovendien dat het de specifieke gezonde financiële verhoudingen verstoort. VLABEST zegt ook dat deze beslissing op geen enkele manier toegelicht of beargumenteerd is. Ik citeer opnieuw: Tot slot en meest fundamenteel: de memorie van toelichting bevat geen enkele beargumentering voor deze beslissing.
Minister, waarom is deze beslissing genomen? Had men niet beter gewacht tot de begrotingscontrole, en in afwachting concrete afspraken gemaakt met de diverse provincies? Ik weet ook wel dat het eenvoudiger is om 26,4 miljoen euro af te nemen van de provincies, die maar met vijf zijn, dan van de 308 lokale besturen. Dan zouden het verzet en het lawaai veel groter geweest zijn.
Mijn grote probleem is dat de provincies van niets wisten. Was deze beslissing genomen voor het afsluiten van het bestuursakkoord, dan had men nog naar oplossingen kunnen zoeken, maar het is dus na het afsluiten van het bestuursakkoord gebeurd. De provincies zijn intussen financiële engagementen aangegaan en zullen moeten bekijken hoe ze die op een andere manier rond zullen kunnen krijgen.
Minister, weet u nog altijd welke beslissing er toen genomen is? Welke oplossingen ziet u op korte termijn voor de lacune die is ontstaan door deze plotse beslissing?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Welkom in West-Vlaanderen was de titel van de speech van de gouverneur van West-Vlaanderen, vorige week, bij de opening van het zittingsjaar. Het was een speech met een ondertoon, want zo goed oogt de toekomst van de provincies niet.
De feiten zijn intussen al uit de doeken gedaan. Ik wil daar nog één punt aan toevoegen. Mocht er in de loop van de voorbije jaren en legislaturen niet verschillende keren zijn ingegrepen in het Provinciefonds, dan zouden we vandaag, zoals in Wallonië, ongeveer aan een bedrag van 142 miljoen euro zitten. De werkelijkheid is dat we nu nog zon 35 of 37 miljoen euro, al naargelang de bron, in het Provinciefonds hebben. Dat is gemiddeld vijf à zes euro per Vlaming.
Ik wil niet zo ver gaan om dat te omschrijven als de doodsteek voor onze provincies, en ook niet als een roofmoord, zoals een Limburgse gedeputeerde het omschreef. We weten allemaal heel goed dat de provincies onlangs hun eigen financiële situatie op orde hebben moeten stellen, en niet alleen door de verevening. Zij zijn net als andere overheden getroffen door de crisis en de mindere inkomsten die ze hebben. Ongeveer elke provincie heeft een begroting in opmaak die voorlag, zonder dat men weet had van die besparing door de Vlaamse Regering.
Je kunt zeggen dat het maar 2 procent van de provinciale inkomsten is die wegvalt. Maar dat zegt dan vooral iets over de zeer moeizame verhouding tussen de verschillende beleidsniveaus die we in de toekomst mogen verwachten, vooral tussen Vlaamse overheid en provincies. Als er morgen geen financiële band meer is, wat blijft er dan nog over van dit soort samenwerkingsfederalisme op Vlaams niveau?
Ik wil hier even een West-Vlaamse gedeputeerde citeren: ( ) dan zal de West-Vlaming dit toch gaan voelen in de portemonnee. Culturele, sport- en jeugdverenigingen zullen in de toekomst minder subsidies krijgen, of misschien wel niéts meer. Dat is natuurlijk een dreigement, ik besef dat ook, maar tegelijkertijd is het ook bittere waarheid. We kunnen niet eeuwig blijven saneren zonder dat iemand dat zal voelen in de portemonnee of in de subsidie.
Minister, het ergste van heel de zaak het is al gezegd door de collegas is dat het zonder enige vorm van overleg is gebeurd. Voor de provincies komt het als een donderslag bij heldere hemel. Collegas, u moet het maar bevestigen of ontkennen, maar ik denk dat het ook voor jullie parlementsleden van de meerderheid waarschijnlijk een even grote donderslag bij heldere hemel was.
Ik citeer een andere West-Vlaamse gedeputeerde: Is dit het behoorlijk bestuur waar de Vlaamse Regering voortdurend de mond over vol heeft? Het is tekenend voor de toegenomen slechte verstandhouding tussen de minister en de provincies. We weten, minister, dat het een bestuursniveau is dat u liever kwijt dan rijk bent, maar u laat het dan toch maar een beetje bestaan in een afgeslankte vorm. U verkiest een langzame wurging boven een duidelijke beleidskeuze. Ik zal eerlijk zijn: ook wij zijn geen grote provincieminnaars. Ook wij staan voor een andere indeling van bestuurlijk Vlaanderen, maar we moeten wel eerlijk zijn met elkaar. Als de structuur blijft bestaan en als na de oefening van de interne staatshervorming, met name een betere bevoegdheidsverdeling, de provincies nog overblijven, dan moet je hen wel binnen hun bevoegdheidspakket respecteren. Dat is nu wat ernstig wordt geschonden. Dat is eigenlijk onaanvaardbaar.
De heer Verfaillie heeft al geciteerd uit het advies van VLABEST bij het programmadecreet, want daar wordt de besparing in concreto decretaal gegrondvest, maar ik wil nog even citeren uit uw eigen beleidsnota Binnenlands Bestuur: De middelen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds blijven evenwel krachtige instrumenten om de lokale bestuurskracht en de lokale autonomie te ondersteunen. De groei van het Gemeentefonds en het Provinciefonds bestendigen staat zelfs uitdrukkelijk beschreven als strategische doelstelling onder de noemer Gezonde financiën als pijler voor efficiënte en bestuurskrachtige lokale en provinciale overheden.
Ik wil ook even verwijzen naar het regeerakkoord, want daarin staat letterlijk: Een sterk partnerschap tussen Vlaanderen en de provincies en de lokale besturen op basis van gelijkwaardigheid. Ik wil nog even citeren uit uw eigen beleidsnota Binnenlands Bestuur 2009-2014, punt 4.10: De groei van het Gemeentefonds en het Provinciefonds bestendigen, de invoering van een vaste jaarlijkse groeivoet van 3,5 procent voor het Provinciefonds.
Ik weet dat regeerakkoorden en beleidsnotas zoiets als de Bijbel van de Vlaamse Regering zijn of van het eigen beleid, dus kan ik niet anders dan zwaar tillen aan de beslissing die hier nu wordt genomen door de Vlaamse Regering. Waarde collegas, ik kan me niet van de indruk ontdoen, en dat moet me van het hart, dat er in de Vlaamse Regering weinig ministers zijn met enige gevoeligheid voor het lokale en zeker voor het provinciale bestuursniveau. Er is blijkbaar zeer weinig empathie ten aanzien van de situatie van de provincies als men zelfs de eigen mensen uit de deputaties in het parlement niet betrekt en als de mensen uit de meerderheidspartijen die mee hebben onderhandeld over het regeerakkoord, het blijkbaar ook niet kunnen afdwingen dat het ook in de praktijk wordt gezet. Wat nu gebeurt, staat er overigens haaks op. Minister, hoe loyaal te loyaal vind ik sommige meerderheidspartijen de interne staatshervorming hebben gesteund, zo deloyaal bent u ten aanzien van een aantal andere afspraken uit hetzelfde regeerakkoord en de beleidsnota Binnenlands Bestuur.
Minister, daar komen nog een aantal incidenten bovenop. Ik verwijs naar de discussie van vorige week rond de verevening, waarbij rond sport, jeugd en personen met een handicap nog altijd onmin bestaat tussen de provincies en de bevoegde ministers van die beleidsterreinen, waarbij die verevening volgens de provincies evenmin correct is verlopen. Vlaanderen haalt binnen, ten koste van een lager bestuursniveau. Het is zoals collega Verfaillie zegt. Je mag er niet aan denken in deze context en na de gebeurtenissen van de voorbije maanden dat het ook met de gemeenten in de toekomst zo zal lopen.
Ten slotte, voor ik mijn vragen stel, nog dit. Ik vind het ernstig dat de financiële band tussen de provincies en Vlaanderen wordt doorgeknipt. Op basis van welke reden zou die band kunnen worden versterkt? De Vlaamse financiële middelen in de totale provinciale omzetten zijn verwaarloosbaar. Wat belet hun om die draad helemaal door te knippen? Dan kun je maar proberen regelgeving te maken om provincies binnen hun keurslijf te houden. Ofwel maak je akkoorden met financiële engagementen maar ook met bevoegdheidsafspraken, ofwel laat je alles los. Het is het ene of het andere. Je kunt niet van twee walletjes eten. Dit is in ieder geval niet correct.
Minister, ziet u het Provinciefonds nog steeds als een krachtig instrument ter ondersteuning van de lokale bestuurskracht en autonomie? Het is een vraag met een ondertoontje, ik geef het toe. Hoe past de beslissing om het Provinciefonds drastisch te verlagen, in deze context? Waarom werd over deze beslissing geen overleg gepleegd met de provincies? Daar til ik echt zwaar aan. Dat staat absoluut haaks op de samenwerking over de bestuursniveaus heen, die u promoot. Rijmt dit op behoorlijk bestuur? Kon deze besparingsmaatregel niet beter ingecalculeerd zijn bij de herschikking en herbudgettering in het kader van de interne staatshervorming? Dat zou een nette regeling zijn geweest waar alle partijen vooraf hadden van geweten en konden berekenen. Houden de provincies volgens u nu nog enige budgettair haalbare beleidsruimte over? Of is dat een retorische vraag? Hoe ziet u het Provinciefonds en bij uitbreiding de provincies verder evolueren? Stuurt deze beslissing niet reeds aan op een nieuwe, nog verdergaande interne staatshervorming waarbij het provinciale niveau volledig verdwijnt?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, ik zit een beetje met gemengde gevoelens. Ik zou niet willen ingaan op de vragen van mevrouw De Waele, want daar gaat het effectief over. Kunnen we niet kijken wat het provinciaal niveau moet doen?
Minister, ik heb de indruk, politiek gesproken, dat u alsnog uw gram hebt willen halen. U was inderdaad een koele minnaar van de provincies, dat weten we. Wij zijn dat trouwens ook. Wat er uit de bus gekomen is via de interne staatshervorming, daarvan hebben we herhaaldelijk gezegd dat dat ons niet aanstaat. Er zijn inderdaad een paar bevoegdheden weg, maar via bestuursakkoorden zijn er toch provincies die voor een en ander bevoegd blijven, waarvan wij zeggen dat de provincies niet bevoegd moesten blijven. Maar blijkbaar hebt u toch uw gram gehaald op het financiële vlak en hebt u op een diefje zoals de heer Verfaillie zegt, het Provinciefonds nog vlugger naar beneden gehaald en blijkbaar op de regeringstafel bij de onderhandelingen over de begroting gezegd: kijk, ik heb hier nog een paar miljoen euro in petto.
Maar, mijnheer Verfaillie, het is niet één dief in de nacht, het zijn wel negen dieven in de nacht die opgetreden zijn. Het is ook mijn vraag: hoe is de besluitvorming politiek gesproken verlopen? Ondanks het feit dat we niets tegen uw maatregel hebben, kan ik me ook wel vinden in de kritiek dat men dat tenminste aan de provincies had kunnen laten weten zodat ze bij de opmaak van hun budget daar tenminste rekening mee konden houden. Hoe is die besluitvorming genomen? Is er veel weerstand geweest binnen de regering? Hebt u dat op het laatste moment op tafel gelegd? Of is daar eerst een interkabinettenwerkgroep over gegaan? Kunt u mij eens zeggen binnen de politieke context van de besluitvorming, hoe dat besluit is genomen, met een initiatief van u uitgaande natuurlijk? Hoe hebben de coalitiepartners daarop gereageerd? Hebt u daar veel weerstand bij ondervonden?
Ik vind het een beetje minnetjes dat wanneer u op politiek vlak uw slag niet thuishaalt wat het provinciaal beleidsniveau betreft, u het dan maar op een andere manier doet om toch maar te tonen dat u inderdaad, net zoals wij, het provinciaal beleidsniveau zoals het vandaag bestaat en zoals het vandaag is hervormd, niet genegen bent. Maar mij interesseert de politieke vraag hoe die besluitvorming binnen de Vlaamse Regering tot stand is gekomen.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, ik hoor termen als hold-up, huurmoordenaar, roofmoord, dief in de nacht, negen dieven in de nacht. Ik voel me een beetje ongemakkelijk dat ik mijn burgerplicht nog niet heb vervuld om de betrokkenen hier ter plaatse te laten arresteren. Collegas, ik denk dat er wat overdreven wordt gereageerd, niet enkel in de pers maar ook hier door een aantal vraagstellers. Het gaat over een beperkt percentage van de werking, daarin volg ik mevrouw De Waele. Het is toch wel een zeer overroepen reactie, hoewel een aantal detailvragen misschien wel kunnen worden gesteld. Ik neem aan dat de minister daar ook op zal antwoorden.
De problematiek van de interne staatshervorming versus besparingsoperatie wordt hier door elkaar gehaald. Ik hoor het hier vandaag en lees het in een aantal artikelen. Het is misschien wel zinvol om die beiden uit elkaar te halen en eens goed te kijken wat er aan de hand is. In die context heb ik voor de minister een bijkomende vraag. Minister, hebt u er al een zicht op of onder meer door de bestuursakkoorden die gesloten zijn, er al provincies zijn die zich meer in de richting stellen van de specifieke taak die voor hen was voorbehouden, namelijk de grondgebonden bevoegdheden? Zijn er al provincies die daarop inpikken of merkt u dat dat nog niet aan de orde is? Misschien kunnen daar de nodige elementen in zitten om na deze maatregel die is genomen, eens te gaan nadenken over welke taken de provincies in de toekomst kunnen verschuiven, niet meer doen en doorgeven naar het Vlaamse niveau of wat dan ook. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Voorzitter, minister, ik wil me graag aansluiten bij de vragen die gesteld worden. Mevrouw De Waele, ik denk inderdaad dat ieder bestuur ernstig moet omspringen met zijn middelen en dat er op ieder bestuursniveau de afgelopen jaren al heel wat efficiëntieoefeningen zijn gemaakt. Ook op het niveau van de provincies is dat gebeurd. Minister, die efficiëntieoefening is de interne staatshervorming, waarover de afgelopen jaren ernstig is gedebatteerd, zowel hier in het parlement als met de verschillende belangenorganisaties zoals de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) enzovoort. Ik dacht dat de toekomstige bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende niveaus was vastgelegd. Dat is op een ernstige manier gebeurd in overleg met de provincies. Ik zeg niet dat ze het er altijd mee eens waren, maar ik denk wel dat de provincies zich in de nieuwe taakstelling hadden gevonden en dat ze bezig waren met de opmaak van hun begroting gericht op die nieuwe taakstelling.
Minister, dan komt er die bijkomende besparing, zonder overleg. Voor alle duidelijkheid, dat is een besparing op middelen die nog over waren gebleven voor de kerntaken zoals die waren vastgelegd in de interne staatshervorming. Mevrouw De Waele, u zegt dat de provincie zich moet beperken tot de kerntaken. Wel, die kerntaken waren volgens mij vastgelegd in de interne staatshervorming. Dat betekent logischerwijze dat er een aantal middelen uit het Provinciefonds waren weggenomen. Nu komt er een bijkomende besparing op de middelen waarin was voorzien voor de kerntaken van de provincies. Ik vind het toch essentieel om dat even te benadrukken.
Minister, uiteraard kan ik begrijpen dat er vanuit de provincies verbolgen reacties komen, op een ogenblik dat hun begroting is opgemaakt, rekening houdend met de afgesproken nieuwe taakstelling. Die bijkomende besparing is uiteraard niet zonder gevolg. Alleen al in mijn provincie Limburg zullen boven op de eerdere beslissingen, namelijk dat er een op twee pensioengerechtigden niet wordt vervangen, er nu al in ieder geval vijftig bijkomende naakte ontslagen volgen, terwijl we vanuit de provincie in extra middelen voorzien voor bijkomende tewerkstelling in het kader van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK). Dat is toch een cynische vaststelling. Alleszins wil ik aangeven dat de bijkomende besparing niet zonder gevolg is. We moeten ernstig omgaan met de middelen, maar ik wil ook benadrukken dat de doelstelling nog altijd is dat binnen de afgesproken nieuwe taakstelling de provincies hun dienstverlening en taken op een behoorlijk niveau moeten kunnen vervullen en daarvoor voldoende middelen moeten hebben. De doelstelling is toch niet de systematische afbouw van de overheid door ze gewoon droog te leggen of uit te hongeren, mag ik hopen?
Minister, hoe ziet u de dienstverlening van de provincies binnen de nieuwe contouren van de interne staatshervorming? Komt die volgens u niet in het gedrang door deze bijkomende besparing? Hoe komt het dat die beslissing zonder enig overleg met de provincies tot stand is gekomen? Ik vind nog altijd dat een van de belangrijke taken van de minister van Binnenlands Bestuur overleg met de onderliggende bestuursniveaus is. Minister, mijn belangrijkste vraag is: welke toekomst ziet u nog weggelegd voor de provincies?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Minister, voorzitter, ik sluit me grotendeels aan bij de collegas. De manier waarop de dotatie aan het Provinciefonds is verminderd, is vrij uniek in de geschiedenis van de relaties tussen de provincies en hun voogdijoverheid in Vlaanderen. Met uniek bedoel ik dan: choquerend, in strijd met elk principe van behoorlijk bestuur en vernietigend voor een goede verstandhouding tussen overheden uit verschillende bestuurslagen. Voor die conclusie volstaat het om het advies van VLABEST over het programmadecreet over de begrotingsopmaak 2014 te lezen, de strategische adviesraad die binnen afzienbare tijd wordt afgeschaft. De heer Verfaillie heeft al vernietigende passages uit het advies van VLABEST aangehaald.
Ik vat het nog even samen. VLABEST stelt dat de manier waarop deze beslissing is genomen, indruist tegen de basisprincipes van behoorlijk bestuur en van behoorlijke omgang tussen bestuursniveaus; de werkwijze schendt pacten die werden afgesloten, afsprakennotas en bestuursakkoorden en gaat in tegen de eigen regelgeving en beloftes. Ten tweede verstoort de manier van werken de gezonde financiële verhoudingen. Het is immers van cruciaal belang dat overheden voor hun financiële planning een zicht hebben op de geldstromen waarop ze kunnen rekenen. En ten slotte, VLABEST noemt dit nog het meest fundamenteel, de memorie van toelichting bevat geen enkele beargumentering voor de beslissing.
Minister, dit is ongehoorde kritiek. Of men nu voor of tegen de provincies is, zulke praktijken zijn zeer erg. En beste collegas, ook van de meerderheid, met dit verwijt richt ik mijn pijlen niet enkel naar de verantwoordelijke minister van Binnenlands Bestuur. Dat wil ik benadrukken. Dit verwijt treft heel de Vlaamse coalitie van CD&V, sp.a en de N-VA, onder leiding van minister-president Peeters. Het gaat immers om een botte besparingsbeslissing in de begroting 2014, die de goedkeuring wegdraagt van heel de Vlaamse meerderheid. En die straks dus ook door alle parlementsleden van de meerderheid zal worden goedgekeurd.
De voorzitter : De heer Durnez heeft het woord.
De heer Jan Durnez : Minister-president, we zouden kunnen stellen, beschaafd uitgedrukt, dat dit een gemakkelijkheidsoplossing was en in het passeren werd het parlement eventjes buitenspel gezet. Ik wijs op het decreet van 1991 dat de criteria van het Provinciefonds vastlegde. Dat is nog steeds van kracht. De toepassing van die criteria is niet meer zichtbaar. Er is een aanzienlijke sluipende verschuiving gebeurd. Wat is de redenering achter die hertoewijzing? Hier werd vroeger meermaals gezegd dat het Provinciefonds geen herverdelende functie had. De tabel in het programmadecreet leidt tot een verhouding van 1 bij de laagste en meer dan 1,5 bij de hoogste, terwijl dat in het verleden 1,2 was. Is dat technisch recht te zetten? Of is dit een bewuste herverdeling? Dan moeten we daar even over spreken.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Collegas, ik ben een beetje verwonderd over dit debat hier. Naar mijn aanvoelen hadden we dat debat moeten voeren bij de Septemberverklaring toen de maatregel bekend werd. Ik heb op geen enkel moment van geen enkele partij iemand daarover gehoord. We kunnen het debat ook voeren bij de begrotingsbespreking, bij het programmadecreet. Dit is de eerste keer dat ik geïnterpelleerd word over iets dat net voorbij is en voorwerp heeft uitgemaakt van het publieke debat in de plenaire vergadering.
Mijnheer Verfaillie, u bent onjuist geïnformeerd. Dit is geen regeringsbeslissing van vijf voor twaalf. Het is niet mijn beslissing, het is een collegiale beslissing. Het is tegen mijn deontologie om te zeggen van wie het idee komt. Ik ga daar geen uitleg bij geven. (Opmerkingen)
Net zoals andere besparingsmaatregelen werden deze niet op voorhand meegedeeld aan de betrokkenen. De lineaire besparingsmaatregelen in Cultuur van de voorbije jaren werden niet vooraf voorgelegd aan de sector, net zomin als de herhaalde besparingen op het ambtenarenapparaat. Ook de niet-indexering van de werkingsmiddelen werd niet aan het College van Ambtenaren-Generaal (CAG) voorgelegd.
De uitgangspunten van de collegiale beslissingen van de regering zijn: een begroting in evenwicht, bepaalde klemtonen en investeringen. Dat vergt besparingen. De maatregel is een beslissing van de voltallige Vlaamse Regering, unisono, zoals dat hoort, zoals altijd het geval is.
Mijnheer Segers, ik volg u: dit is een besparing, ik steek dat niet weg. Dat het een wurgende maatregel zou zijn, met enorm zware effecten zoals werd gezegd door de vragenstellers, klopt echt niet. Het gaat om een kleine besparing op het totale budget van de provincies. Het gaat om een orde van grootte van een dikke 2 procent. De maatregel moet kunnen worden opgevangen binnen een normaal beleid. De provinciale personeels- en werkingskosten bedragen 62 procent van de totale uitgaven. Daarnaast zijn er overdrachtsuitgaven voor meer dan 25 procent. U zegt dat de burger en de vereniging dit zullen voelen. Dat is een keuze van de provincie. Ik zeg dat die 2 procent op een andere manier kan worden opgevangen. Elke provincie zal haar verantwoordelijkheid moeten nemen en deze niet afwentelen op een andere overheid.
Ik heb aan de deputaties laten weten dat de maatregel bij een budgetwijziging mag worden genomen: Mag ik u verzoeken hiermee rekening te houden bij de opmaak van het budget 2014 en meerjarenplanning 2014-2019. Indien het budget voor 2014 reeds opgemaakt of vastgesteld zou zijn door uw provinciebestuur, moeten deze bedragen in rekening worden gebracht ter gelegenheid van een eerstvolgende budgetwijziging.
Ze hebben dus de tijd om de nodige maatregelen te treffen. De maatregel is achteraf zoals het hoort wel meegedeeld aan de Vereniging van de Vlaamse Provincies en aan de gouverneurs, inclusief de precieze financiële gevolgen van de beslissing. Een aantal provincies waren inderdaad al een eind opgeschoten met hun begroting, maar de maatregel mag ook worden geïmplementeerd bij de begrotingscontrole.
Mijnheer Caron, u brengt een fout citaat en u beroept zich erop. Met de beste wil van de wereld, dat zult u niet lezen in mijn beleidsnota. Het staat er niet in.
Ik heb ook nooit gezegd dat dit een krachtig instrument is ter ondersteuning van de bestuurskracht van de provincies. Dat staat niet in de beleidsnota. Ik heb integendeel altijd gezegd dat het Provinciefonds, dat dateert van 1991, in zijn vorm nooit die functie heeft vervuld. Het is een veel bescheidener fonds dan het Gemeentefonds. Het stond in voor maximum 10 procent van de inkomsten van de provincies. Het werkt ook niet herverdelend. U mag de beleidsnota gerust nog eens gaan nalezen.
Wat wel in de nota staat: Niettegenstaande de te leveren begrotingsinspanningen op Vlaams niveau zal gedurende deze regeerperiode de dotatie aan het Gemeentefonds jaarlijks blijven duren.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele: Ik dank u voor uw antwoord, minister. Een aantal collegas beamen wat ik zeg: het gaat over een vrij bescheiden besparing. Ik heb me vooral gebaseerd op de begroting van de provincie Oost-Vlaanderen. Ik wou, zoals mevrouw Robeyns zegt, nagaan of er enige rek zou zitten op het beperken tot de kerntaken en het maken van de juiste keuzes. Ik meen te mogen vaststellen dat op de begroting van Oost-Vlaanderen nog enige rek zit. Ik heb dat aangegeven. Er kan nog worden bespaard op dure buitenlandse reizen en op dure recepties.
We kunnen bij andere overheden gaan kijken wat zij al ondernemen. Jeugd-, sport- en culturele verenigingen zullen wellicht minder subsidies krijgen. Wel, de lokale overheden en de Vlaamse overheid geven daar ook subsidies. Volgens LDD zit er rek genoeg op.
De crisis is er voor iedereen. De crisis maakt dat alle overheden de broeksriem moeten aanhalen. De tijd om massas geld uit te geven, is voorbij. Het is tijd om beter na te denken over de besteding van onze middelen.
Collegas, in beperktheden en in de omgang met wisselende omstandigheden kan men de professionals herkennen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de provinciale bestuurders deze capaciteiten zullen hebben om de uitdaging aan te gaan om met wisselende omstandigheden de beste beslissingen te nemen.
Minister, ik ben een beetje verrast door uw antwoord in verband met de inspraak en de communicatie. U zegt dat het onlogisch zou zijn om overleg te plegen vóór de beslissing genomen wordt. Misschien is dat juist, maar om de kritiek van bepaalde collegas toch een beetje te smoren, zeg ik het volgende. Veronderstel dat er in de Vlaamse Regering van CD&V, de N-VA en sp.a voldoende tentakels aanwezig zijn om aan de provinciale bestuursniveaus mee te delen wat er op de regeringstafel ligt. Als de provincies achteraf de kritiek geven dat het overleg en de communicatie ontbreekt, dan ga ik kritiek uiten op de regeringspartijen. Ze hebben hun provincies onvoldoende op voorhand ingelicht.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, uw antwoord was zeer kort. U hebt nochtans de gewoonte om zeer uitgebreid en punctueel te antwoorden. Het siert u dat u nu zeer kort bent.
Ik weet ook wel dat dit een collectieve beslissing is van de Vlaamse Regering, maar er is uiteindelijk wel een minister die de centen op tafel heeft gelegd en afstand heeft gedaan van 26,4 miljoen euro uit zn portefeuille.
U vergelijkt appelen met citroenen als u verwijst naar besparingen op Cultuur of besparingen in het ambtenarenkorps. Er is één groot verschil: hier gaat het om beleidsniveaus en niet om beleidsdomeinen.
Ik heb akte genomen van uw antwoord, maar ik blijf het jammer vinden dat dit gebeurd is zonder overleg, inspraak of enige communicatie. Sommige collegas zeggen dat men dat kan compenseren door te besparen op recepties en zo meer. Ik vind dat larie en apekool. We moeten eerlijk blijven ten opzichte van elkaar.
Ik vind dit een zeer ongelukkige beleidsbeslissing, minister. Aangezien het bestuursakkoord rond is, zullen de provincies die middelen op een andere manier moeten kunnen vinden, om het beleid dat ze met Vlaanderen afgesproken hebben, te kunnen invullen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, de lengte van uw antwoord was in elk geval zeer atypisch voor u. En dat bewijst alles. U wilt eigenlijk niet ingaan op de grond van de materie. U maakt zich ervan af met een simpele besparingsmaatregel. Goed, u bent eerlijk. Dat is dan zo.
Ik wil u even wijzen op de titel van punt 3.4.10 van uw beleidsnota Binnenlands Bestuur: De groei van het Gemeentefonds en het Provinciefonds bestendigen. Dat staat letterlijk in uw beleidsnota. Of heb ik misschien een zware vorm van dyslexie? Juist is juist.
Minister, ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het hier om een samenspel gaat van ministers die de provincies niet lusten met ministers die de provincies niet kennen. Die samenloop van omstandigheden leidt tot dit soort brute besparingsoperaties, die inderdaad, als je het louter rekenkundig bekijkt, maar op 2 procent van de provinciale omzet betrekking heeft, maar die wel op 60 procent van het vertrouwen tussen bestuursniveaus betrekking heeft.
Tegen de besparingen in de cultuursector is keihard protest gekomen. Er is intussen ook al een deel van teruggenomen. Het is ook niet zo ver gegaan, doordat de civiele samenleving ertegen heeft geprotesteerd. En dat is ook de rol van de politiek. Maar dit gaat om overheden onder elkaar. U zegt zelf dat er samenwerking moet zijn en duidelijke bevoegdheidsafspraken moeten worden gerespecteerd. Wel, dan worden ook financiële stromen gerespecteerd. Dit is van een totaal andere orde dan subsidies aan derden.
Ik kan niet anders dan concluderen dat dit een woordbreuk is, ten opzichte van zowel het regeerakkoord als uw eigen beleidsnota Binnenlands Bestuur.
Eigenlijk is dit ook een blamage voor ons allemaal, collegas, zowel van meerderheid als van oppositie. Wat zitten wij hier te doen? Uren en dagen discussiëren over provinciale bevoegdheden, over verevening, over 20.000 euro voor gehandicaptenverenigingen, terwijl achter onze rug met een potje Tipp-Ex 26 miljoen euro wordt weggeschilderd. Dat is de realiteit. En dat is ook niet correct ten aanzien van ons. Ik ben dan nog een oppositielid, minister, maar voor uw collegas van de meerderheid vind ik dat een platte blamage.
Minister Geert Bourgeois : U wist dat al bij de Septemberverklaring, mijnheer Caron.
De heer Bart Caron : Ik heb die Septemberverklaring net nog eens nagekeken, minister, en het woord provincies staat daar niet in. (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
Het staat inderdaad in de bijlage, maar die hebben wij pas s avonds laat gekregen op de maandag van de Septemberverklaring. Je moest het al met een loep gaan zoeken. En dan moesten we dat op woensdag maar aanhalen in het debat, zegt u dan.
Minister Geert Bourgeois : Het stond ook al in de media. U hoefde de bijlage niet eens te lezen.
De heer Bart Caron : Het stond inderdaad sneller in de media dan dat wij het begrotingsboekje gekregen hebben. Dat is nog zoiets.
Minister, wij worden ook geacht om in te gaan op wat de minister-president in zijn Septemberverklaring zegt. Of moeten wij gaan shoppen in de teksten? Drie jaar geleden heb ik het eens gehad over de besparingen bij Cultuur, omdat die tijdens de Septemberverklaring niet aangekaart waren. Ik kreeg toen op mijn donder dat ik dat punt maar in de commissie Cultuur moest aanbrengen en niet in de plenaire vergadering.
Misschien was het voor u handiger geweest, indien de discussie daar in dertig seconden was afgehandeld. Dat begrijp ik ook wel.
Ik vrees, minister, dat dit in Vlaanderen zal uitdraaien op een belastingverhoging. De provincies zullen hun aanslagen waarschijnlijk verhogen. Bravo, dat is handig: de belastingen in Vlaanderen gaan niet omhoog, maar we verschuiven de lasten naar een ander.
Als de provincies de implementatie van de besparing ook met een begrotingscontrole mogen doen, zoals u zegt, dan heeft de Vlaamse Regering nog eens zes maanden de tijd om een heroverweging van deze maatregel te doen. Ik roep de meerderheidspartijen op om daar nog eens goed over na te denken. Meer nog, ik roep alle partijen op om die artikelen van het programmadecreet niet goed te keuren. Wees eens moedig, collegas.
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Minister, bedankt voor uw antwoord. Het was inderdaad bijzonder kort. Mijn repliek zal ook zeer kort zijn. Het is uiteraard een beperkte besparing, in die zin dat de provincies inderdaad nog andere inkomsten hebben dan het Provinciefonds. Ik ga er dan ook van uit dat er volgens u voldoende middelen resten om de kerntaken, zoals vastgelegd in het witboek Interne Staatshervorming, uit te oefenen, en dat u daar ook over zult waken.
Voor de rest kan ik enkel vaststellen dat u geen enkele uitspraak doet over de toekomst van de provincies.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, uw antwoord was flauw. U verwees naar de Septemberverklaring, waarin de minister-president, zoals de heer Caron opmerkte, niet verwezen heeft naar de provincies. U stelt dat we dat maar in de bijlage moesten lezen en dergelijke meer. Dat is flauw. Tenzij u zegt dat het Vlaams Parlement bij de September-verklaring een heel begrotingsdebat moet houden. Dat is wat u dan eventueel suggereert.
U zei dat het deontologisch niet aan u is om te zeggen wie binnen de meerderheid het voorstel op tafel heeft gelegd, omdat het een collegiale beslissing is. Dat is ook flauw, temeer daar u twee minuten daarna verwees naar een brief die u aan uw collegas schreef om te zeggen dat het ook binnen een budgetwijziging kon. Het komt dus van u. Laten we daar maar van uitgaan. Maar zelfs dat zegt u niet expliciet.
Ik heb de indruk dat u hier een puur politiek spelletje speelt. U hebt uw slag politiek niet thuis gehaald, wat de rol van de provincies betreft. En nu gaat u daar budgettair wat aan knabbelen, om toch uw punt te maken, namelijk: moet dat beleidsniveau nog wel blijven bestaan in de huidige situatie? U weet dat we het daarmee eens zijn, maar op deze manier uw meerderheid te grazen nemen, lijkt mij niet bepaald een vorm van deugdelijk bestuur.
Ik verwacht in elk geval morgen een actuele vraag van de heer Verfaillie aan de minister-president, om te vragen hoe het komt dat hij dat zomaar heeft doorgelaten. (Opmerkingen. Gelach)
De voorzitter : De heer Durnez heeft het woord.
De heer Jan Durnez : De minister laat mij op mijn honger wat mijn vraag betreft, maar ik kan daartegen, en ik heb begrepen dat hij dit wil doorschuiven naar de bespreking van het programmadecreet.
Collegas, ik zou heel lang over de provincies kunnen praten, maar ik wil u toch een aantal zaken meegeven ter overweging en om een aantal zaken juist te plaatsen. Er is verwezen naar het decreet van 1991. Op dat moment was het aandeel van het Provinciefonds in de provinciebegroting 19 procent. Tussen 1991 en vandaag hebben we een stelselmatig aanvreten van dat fonds gezien: eens wat verminderen, vele keren niet indexeren en zo meer.
De decreetgever heeft criteria opgemaakt en bedragen vooropgesteld. Dat fonds had nu, met dezelfde groeivoeten als het Gemeentefonds, zoals het in het decreet stond, 142 miljoen euro moeten bevatten. Dat betekent dat de provincies al die jaren ruim hun bijdrage hebben geleverd in de continue sanering. Doordat er niet geïndexeerd werd, moesten de provincies jaar na jaar zelf oplossingen zoeken om hun personeel de indexen te geven waar het recht op had. Zo kun je doorheen die periode tal van voorbeelden aanhalen van hoe de provincies hun plan hebben moeten trekken, niet te veel sympathie kregen, maar telkens weer gebruikt werden om gaten te dichten. Dat is ook dit keer gebeurd.
De inspanningen zijn wel degelijk gebeurd, mevrouw De Waele. Ik ben zelf gedeputeerde voor Financiën geweest. Ik weet hoeveel inspanningen het gekost heeft, om jaar na jaar een sluitende begroting te maken, om het Pensioenfonds te kunnen spijzen. De provincies hebben dat wél gedaan, grote steden hebben dat niet gedaan. Dat is allemaal onder de tafel geveegd, bij gebrek aan grondige bespreking en discussie.
Ik hoop dat wat de voorbije dertien jaar al een paar keren is aangezet, op een ernstige manier kan gebeuren. Maar daarvoor zal het ook nodig zijn dat Vlaanderen zelf gegevens op tafel brengt. Die gemakkelijke vergelijkingen over reizen en recepties en dergelijke meer kunnen wij bij alle besturen vinden, van boven tot onder, van groot tot klein. Daarover gaat het helemaal niet. Het gaat erover wie welke dingen goed kan doen, op welk niveau dat het best gebeurt, en vooral: hoe de omgangsvormen zijn. Dat stond zo in het akkoord van 2003, dat er tussen de drie bestuursniveaus behoorlijke omgangsvormen gebruikt zouden worden. Op dat vlak hebben we allen samen nog veel werk.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Caron, u stelde in uw vraag dat ik geschreven zou hebben: De middelen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds blijven evenwel krachtige instrumenten om de lokale bestuurskracht en de lokale autonomie te ondersteunen. Ik heb dat nooit geschreven. Ik heb dat nu ook niet gezegd. Ik heb integendeel altijd gezegd dat de invloed van het Provinciefonds op de totale budgetten van de provincies van een totaal andere aard is dan die van het Gemeentefonds, geen herverdelend effect heeft en maar een klein onderdeeltje van die budgetten vormt.
Er staat in de beleidsnota inderdaad een titeltje De groei van het Gemeentefonds en het Provinciefonds bestendigen, maar u zult zien dat die paragraaf uitsluitend over het Gemeentefonds gaat. Die vlag dekt de lading dus niet. Zoveel intellectuele eerlijkheid zou u moeten opbrengen. Dat is een foutje in de titel. Dit is niet de essentie.
Ik vind uw repliek en de tonaliteit ervan bijzonder flauw, mijnheer Van Hauthem. De essentie is dat het hier gaat over een heel kleine besparingsmaatregel en dat de Vlaamse overheid zware besparingsoefeningen doet en erin slaagt om telkens opnieuw een budget in evenwicht te hebben. Deze Vlaamse Regering heeft collegiaal beslist om ook een kleine inspanning te vragen van de provincies die over amper 2 procent van hun budget gaat, wat ze op hun werkingskosten en personeelskosten kunnen recupereren. Ik heb u daarstraks gezegd hoe die verhoudingen zitten binnen de totale uitgaven.
Als de heer Caron op een onverholen manier dreigt met een stijging van de provinciebelastingen, laat ik dat voor zijn rekening. Elk bestuur zal zijn verantwoordelijkheid nemen. Groen bestuurt mee in minstens een van de provincies. Dus moet u daar zelf uw verantwoordelijkheid in nemen, mijnheer Caron.
De provinciale ontvangsten zijn vrij stabiel op het fiscale vlak en zijn niet getroffen door de crisis. In 2008 bedroeg het totale budget van de provincies 845 miljoen euro, in 2013 bedraagt dit 941 miljoen euro. Dat heeft te maken met het feit dat de algemene provinciebelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing, de twee voornaamste bronnen van inkomsten van de provincies, niet hebben geleden onder de crisis, terwijl de inkomsten van andere overheden afhankelijk zijn van de economische crisis en de minderontvangsten in de fiscaliteit. Dat is de waarheid.
Ik heb dus geen flauw antwoord gegeven, ik heb gezegd waar het over gaat. Het gaat over een kleine beperkte besparingsmaatregel. Ik heb geen enkele behoefte om dit weg te stoppen. Het is een beslissing van de regering om ook een kleine inspanning van de provincies te vragen.
Mijnheer Durnez, u hebt een vraag gesteld over de criteria. Ik heb dat niet bij, neem me niet kwalijk. Ik ga daar niet over improviseren. U kent het antwoord in wezen vooraf. Ik zeg het ook in essentie. Het is een kleine besparingsmaatregel die de provincies treft. Als u daar meer gedetailleerd op wilt ingaan, wil ik de criteria ook wel eens bekijken tegen een volgende keer zodat we daarover kunnen dialogeren. Ik kan dat nu helaas niet doen, ook al zou ik het willen.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, ik heb daarjuist al mijn conclusie meegedeeld. De kritiek was tweeërlei. Er is ten eerste kritiek op de extra besparingsronde. Daar kunnen we concluderen dat het een minimale besparing is, waar zeker en vast wat aan te doen valt. De tweede kritiek gaat over het overleg. Daarvan zeg ik dat de regeringspartners zelf in de fout gaan. Als zoiets op de regeringstafel komt, dan hebben ze niet voldoende hun provinciale niveau ingelicht.
De voorzitter : De heer Durnez heeft het woord.
De heer Jan Durnez : Ik wil kleine inspanning toch relativeren. Wanneer je 3,5 procent niet indexeert en aan de andere zijde 3,5 procent afneemt, is dat 7 procent in de kering. Dat is alles wat ik wil meegeven.
De voorzitter : De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.