Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 10/10/2013
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, het is niet voor het eerst dat we het hebben over de werking van de VDAB. De VDAB kreeg steeds meer taken toebedeeld, onder meer via het Maatwerkdecreet en de competentieportfolio, maar ze kreeg ook meer klanten, meer werklozen. Daartegenover staat de besparing van 23,5 miljoen euro, die aan het begin van de legislatuur werd aangekondigd, en moet er tegen het einde van dit jaar een inkrimping van het personeel van ruim 6 procent worden gerealiseerd.
Mijn partij heeft zich al meermaals afgevraagd of dat allemaal haalbaar is. In De Standaard van 20 september merken we dat we niet langer alleen staan. Ook uw coalitiepartners uiten openlijk kritiek en spreken expliciet hun bezorgdheid uit over de gang van zaken. De twee personen die in het artikel het woord nemen, zijn er momenteel niet. Ik weet niet of dat al dan niet bewust is. De heer Van Malderen zegt ook op zijn website : De VDAB zit op dit ogenblik in een dwangbuis. Hoe kunnen ze dan hun armen uitsteken? De fractievoorzitter van sp.a zegt verder dat de arbeidsdienst een bepaalde dynamiek mist om de problemen aan te pakken. Vanuit CD&V stelt men zich vragen of de dienst het tempo van de administrateur-generaal, die overigens goede punten krijgt, wel kan volgen. Beide coalitiepartners kijken niet alleen in de richting van de VDAB, maar ook naar u. De grote trendbreuk blijft uit, luidt het.
Het is niet voor het eerst dat deze kritiek wordt geuit. Zo klaagde onder meer de CD&V-fractie over de activering van de bruggepensioneerden. Ook vond die fractie de activering van werkzoekenden in het algemeen onvoldoende en te traag. Verder was er ook kritiek met betrekking tot de leertijd, de economische migratie, de arbeidskaarten en de werkervaringsbewijzen. Kortom, almaar meer kritiek. Bijkomend werd dan ook de vraag gesteld of heel dat uitbesteden, dat tenderen van opdrachten door de VDAB al dan niet een meerwaarde heeft. Minister, ik kan u alvast geruststellen: wij staan zeker achter dat tenderbeleid, maar aangezien uw coalitiepartners in deze meerderheid daar tal van vragen bij beginnen te stellen, lijkt het ons belangrijk om het daar toch eens verder over te hebben.
Minister, hoe reageert u op de kritiek van uw coalitiepartners, die zich op dit ogenblik zorgen maken over het functioneren van de VDAB enerzijds en de lakse activering van werkzoekenden anderzijds? Zijn er al concrete indicaties dat de diensten van de VDAB het tempo van de administrateur-generaal niet zouden kunnen volgen? Zo ja, wat zijn de oorzaken daarvan? Kunt u garanderen dat de dienstverlening van de VDAB niet in het gedrang komt door de besparingen op middelen en personeel enerzijds en de uitbreiding van het takenpakket en het aantal werkzoekenden anderzijds? Wordt er naar aanleiding van de huidige situatie van de VDAB nagedacht over de kerntaken die de VDAB moet blijven uitvoeren en de taken die niet strikt tot het bevoegdheidspakket van deze dienst behoren? Wat dat betreft, verwijs ik naar het rekruteren van onder meer ingenieurs en verpleegkundigen in Portugal en Spanje.
Zullen er bijzondere maatregelen worden genomen voor de activering van de 50-plussers, zowel voor de gewone oudere werkzoekenden als voor de bruggepensioneerden? Kan er aan de hand van cijfermateriaal worden aangetoond dat tenderen geen meerwaarde oplevert en te duur zou zijn? Hoeveel bedraagt de volledige kostprijs van een intern VDAB-traject in vergelijking met gelijkaardige trajecten die vandaag worden uitbesteed aan derden?
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, toen u ongeveer halfweg deze legislatuur kritiek kreeg op uw werkgelegenheidsbeleid, en dat niet van de oppositiepartijen, maar van een coalitiepartner, of van de beide coalitiepartners, hebt u ongetwijfeld een post- it op uw prikbord gehangen, om u eraan te herinneren dat u hun dat nog wel eens betaald moest zetten. Heel snel moest u daar echter al een tweede en een derde post- it bij gaan hangen, en kort nadien kon u uw kabinet zelfs zo ongeveer behangen met krantenartikels waarin uw coalitiepartners zich zeer kritisch uitlaten over uw werkgelegenheidsbeleid.
Ik heb slechts een heel korte lijst gemaakt van een aantal van de meest recente kritieken die me voor de geest stonden. In oktober 2012 had CD&V kritiek op het bruggepensioneerdenbeleid. Dezelfde maand nog had diezelfde partij kritiek op het leertijdbeleid, met een pingpongspelletje tussen uzelf en minister Smet. Iets later, in januari 2013, stelde CD&V dat de werkervaringsbewijzen veel beter zouden moeten worden georganiseerd. In augustus van dit jaar stelde de federale sp.a-minister van Werk dat de Vlaamse Regering meer moet doen voor de activering van werklozen. In september van dit jaar kwam er dan kritiek van sp.a op de arbeidskaarten. Gisteren hadden we nog het debat over de uitzendsector in de plenaire vergadering. Als ik dan de publieke Twittercommunicatie nadien zie tussen u en een sp.a-parlementslid, dan denk ik dat het volgende incident er al is, of er zeker nog zit aan te komen.
De concrete aanleiding voor deze interpellatie was het reeds door mevrouw Peeters geciteerde artikel in De Standaard van 20 september jongstleden, waarin de coalitiepartners CD&V en sp.a inderdaad nogmaals uw beleid, meer bepaald dat met betrekking tot de VDAB, op de korrel nemen. De concrete aanleiding daarvoor zouden toen de recente cijfers over het dalende aantal opleidingen zijn geweest, maar er worden ook vraagtekens geplaatst bij de algemene efficiëntie van de werking van de VDAB, en bij uw werkgelegenheidsbeleid in het algemeen.
Mevrouw Peeters heeft de citaten uit de pers van zowel sp.a-fractievoorzitter Van Malderen als de heer Bothuyne al weergegeven. Die laatste klaagt erover dat de VDAB het tempo niet meer kan volgen en dat het uitbesteden van bepaalde opdrachten geen meerwaarde meer oplevert. Er is, dixit de heer Bothuyne, geen trendbreuk in uw beleid.
Minister, hoe reageert u op die toch wel striemende kritiek van uw twee coalitiepartners, op die aanhoudende kritiek van de voorbije maanden en zelfs jaren? Wordt uw beleid op het domein van Werk nog wel gesteund door de volledige Vlaamse Regering? Meer specifiek wat de werking van de VDAB betreft, hoe verklaart u de daling van het aantal opleidingen, ondanks het feit dat de werkloosheid de voorbije maanden en jaren is toegenomen? Hoe evalueert u de werking van de VDAB, meer bepaald met betrekking tot het toegenomen aantal werklozen en taken in verhouding tot het afgenomen personeelsbestand en de verminderde financiële middelen?
De voorzitter : Mevrouw Quintens heeft het woord.
Mevrouw Joke Quintens : Voorzitter, ik wil toch even zeggen dat mijn vraag over de inhoud gaat, en niet over de werking van de Vlaamse Regering. Ik hoor de oppositie hier immers alleen maar zeggen dat sp.a, CD&V en N-VA elkaar zogezegd zouden tegenspreken. Mijnheer Janssens, mevrouw Peeters, ik kan u een plezier doen: ik heb twee kritische vragen. Ik meen dat dit ook mag. Waarom zouden we hier anders zitten? Het is niet omdat we tot de meerderheid behoren, dat we geen kritische vragen zouden kunnen stellen, in dit geval over de werking van de VDAB. Dat zal ik dus bij dezen doen. (Opmerkingen van de heer Chris Janssens)
Mijnheer Janssens, maar ik doe dat in het parlement.
Ik had ook een vraag over het tenderbeleid van de VDAB. Vorig jaar ben ik een dag op stage geweest misschien moeten we dat allemaal eens doen in de werkwinkel van Genk. Er zijn 3700 werkzoekenden en na de sluiting van Ford komen er nog eens 2000 bij. Ik heb er heel veel erg gemotiveerde VDAB-medewerkers leren kennen die zich uit de naad werken om heel veel van die mensen, die vaak heel laag geschoold zijn en een heel moeilijk profiel hebben, aan een job en een toekomst te helpen. Er zijn trajectbegeleiders, vacaturespecialisten, ervaringsdeskundigen in de armoede, onthaalmedewerkers en specialisten voor werkzoekenden met een arbeidshandicap. Wat me vooral opviel bij de VDAB waren de ervaring, de competenties en de gedrevenheid van deze mensen om werkzoekenden naar werk toe te leiden, hoe moeilijk dat ook is.
Ik heb er een hele tijd meegedraaid aan het onthaal en ik heb er ook gezien hoe belangrijk het sociaal contact is. Heel veel mensen kunnen thuis online hun dossier onderhouden, maar toch worden de pcs in het kantoor constant bemand omdat die mensen ook nood hebben aan contact, ze willen elkaar zien.
De begeleiding van werkzoekenden wordt heel vaak uitbesteed, met een mooi woord heet dat tenderbeleid. Het wordt voornamelijk gedaan door uitzendkantoren. Gisteren kwam het al even in de plenaire vergadering ter sprake dat we niet altijd goede ervaringen hebben met die kantoren. Iedereen in Genk kent de dagcontracten ook in mijn familie heb ik daar ervaring mee waarvoor werknemers soms om 9 uur s avonds worden opgebeld om om 6 uur s morgens te beginnen. Ook zijn er mensen die maanden en soms jaren in hetzelfde bedrijf werken met hetzelfde dagcontract.
Ik durf te zeggen dat de uitzendkantoren in het algemeen voornamelijk werken voor de werkgevers en niet in de eerste plaats in functie van de werknemers. Het voor de werknemers opnemen en hun kwaliteiten en talenten naar boven halen, dat gebeurt wel binnen de VDAB, dat heb ik er heel erg goed gevoeld. Het is natuurlijk de kerntaak.
De signalen die ik krijg over de manier van begeleiden en opleiden door de derdenorganisatie, vaak een uitzendkantoor, zijn niet echt positief. Zo hoor ik dat mensen zich zelden als klant beschouwen, dat de begeleiding vaak gebeurt in veel grotere groepen, veel collectiever en minder op maat. Lokale werkzoekenden geven mij de boodschap mee dat ze niet altijd goed geholpen worden door de derdenorganisaties. Er zijn voorbeelden van mensen die teruggaan naar de VDAB met de vraag of ze alstublieft weer door de VDAB kunnen worden begeleid. Werkzoekenden geven vaak aan dat ze in de kou blijven staan.
In het rapport Evaluatie van de tendering als instrument voor arbeidsmarktwerking van even geleden, staat nochtans heel duidelijk: Het tenderbeleid moet de belangen van de werkzoekenden centraal stellen, elke werkzoekende heeft recht op passende en kwaliteitsvolle begeleiding, ongeacht het kanaal waarlangs in deze begeleiding voorzien wordt. Een geoptimaliseerd tenderbeleid moet dan ook bijdragen om met de beschikbare middelen meer werkzoekenden naar werk te begeleiden.
Het rapport is van een hele tijd geleden, ik zou graag vernemen hoe vandaag over deze uitbestedingen geoordeeld wordt, hoe ze geëvalueerd worden. Ik heb vernomen van iemand die op de VDAB werkt dat er zelfs derdenorganisaties zijn die mensen met een IBO-contract (individuele beroepsopleiding) anderen laten begeleiden. Ik wil hiermee geen kritiek geven op mensen met een IBO-contract, maar ik vind dit op zijn minst een vreemde situatie.
Op welke manier wordt er na afloop van de tender of tijdens de looptijd van de tender bepaald of de trajectbegeleiding die werd uitbesteed al dan niet een succes was? Welke zijn de doelstellingen en hoe werden ze bepaald? Hoe worden deze doelstellingen geëvalueerd? In hoeverre wordt hierbij rekening gehouden met de duurzaamheid van de tewerkstelling of de succesgraad van de opleiding?
Hebt u zicht op de inzet van het personeel bij de derdenorganisaties en meer bepaald of de trajectbegeleiders die ingezet worden in een tenderopdracht de principes van begeleiding en klantvriendelijkheid bij VDAB volgen? Op welke manier telt de kwaliteit van het ingezette personeel mee in de kwaliteitsbeoordeling van het ingediende voorstel bij tendering?
In hoeverre is de kostprijs van de uitbestede trajectbegeleidingen vergelijkbaar met de prijs waarvoor VDAB aan trajectbegeleiding doet? Wordt dit meegenomen in een programmatorische aanpak inzake tenderbeleid?
Hebt u een nieuwe evaluatie van tendering als instrument gepland? Zo ja, wanneer en hoe zal deze evaluatie uitgevoerd worden?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, minister, collegas, ik sluit me kort aan bij de vraag van mevrouw Quintens over de werkwinkels. Enige tijd geleden hebben we in de plenaire vergadering een discussie gevoerd over de werkwinkels. U hebt toen gezegd dat de VDAB zou gaan samenzitten met de gemeenten en/of OCMWs over de sluiting van de werkwinkels.
Is dat ondertussen gebeurd? Zijn er werkwinkels die gesloten moeten worden?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Fournier, ik zal met u beginnen. Ik meen dat we het rapport met het resultaat van de besprekingen van de werkgroep net voor de zomer hebben overgemaakt aan de secretaris. Ik stel voor dat u het even bekijkt. Misschien werd het al overgemaakt, zo niet is het zeker bij de diensten ter beschikking.
Ik kom tot de interpellaties. Ik heb er geen enkel probleem mee dat collegas uit de meerderheid hun bezorgdheid uitdrukken over wat er gebeurt. Dat is correct en juist. Ik zal echter niet ingaan op alle bezorgdheden die werden opgesomd, ik zal me beperken tot de vragen. Een aantal bezorgdheden, bijvoorbeeld twee van de heer Bothuyne, komen straks nog aan bod, ik zal er met veel plezier op reageren. Ik heb dat in het verleden trouwens ook altijd gedaan.
Als het om kritiek gaat, zal ik er op mijn manier op reageren, ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar met het feit dat er bezorgheden zijn en dat er kritische vragen worden gesteld, heb ik uiteraard geen probleem, zo ver ben ik zeker al gevorderd in de democratie hier. Ik heb nog nooit kritiek gekregen binnen de regering op het werkgelegenheidsbeleid dat ik voer, wel integendeel. Als daarover kritiek komt uit het parlement, dan krijg ik de steun van mijn collega-ministers, ook van die partijen, die me bevestigen dat ik rustig verder kan doen. Ik voel me dus zeker gesteund binnen de regering.
Besparen moet iedereen. Daar is iedereen het over eens. Ook de VDAB moet besparen. Als ik zou teruggaan naar de periode voor 2008, dan zou ik wellicht heel wat vragen terugvinden van de fracties die vandaag vragen stellen, over het feit dat ook de VDAB kan besparen.
Die besparingen veroorzaken een druk op de VDAB omdat ze samenvallen met een slechtere economische conjunctuur, waardoor de werkloosheid substantieel stijgt. Om de kerntaken van de VDAB niet onder druk te zetten, heb ik bij de begroting 2014 in 4,5 miljoen euro extra voorzien voor de werking van de VDAB. De VDAB werkt op dit ogenblik een voorstel uit voor de aanwending van deze middelen.
Hoewel het aantal vacatures daalt, is de problematiek van de knelpuntberoepen slechts beperkt afgenomen. We kunnen er niet omheen dat er een mismatch is op de arbeidsmarkt en dat een bijsturing daarvan veel middelen vraagt, niet alleen bij de VDAB.
Uit de rapportering van de VDAB blijkt dat ze zich stipt houden aan de afspraken over de personeelsbesparingen en dat ze vooral focussen op optimalisaties waar de dienstverlening aan de klanten zelfs beter van wordt. De besparingscontext aan de ene kant en de hoge werkloosheid aan de andere kant verplichten de VDAB om een aantal dienstverleningsprocessen te herdenken of anders te organiseren. Ik geef u een aantal voorbeelden.
Een eerste voorbeeld is de interne procesoptimalisatie die pas vanaf 2014 een impact zal hebben binnen de VDAB. Daarnaast zijn een aantal dienstverleningsprocessen en -modellen bijgestuurd die capaciteitswinst moeten opleveren. Ik refereer daarbij aan de beslissingen over de schaalvergroting van de werkwinkels. Dat is efficiëntieverhogend zonder dat de klanten daar moeten bij inleveren. Ik verwijs verder ook naar de uitbouw van meer e-dienstverlening zoals e-coaching en webleren. Een ander voorbeeld is de reorganisatie van de inschrijvingsprocedures en het opzetten van een backoffice voor de tewerkstellingsmaatregelen. Een volgend voorbeeld is de heroriëntering van het HAVO-beroepsopleidingsaanbod (hoger algemeen voortgezet onderwijs) of het meer inzetten op werkplekleren als onderdeel van opleidingstrajecten.
Deze processen lopen, maar sorteren nog niet hun volledig effect. Zo is de werkwinkelreorganisatie onder meer verbonden met het respecteren van lopende huurcontracten. Daarnaast vereisen verschillende maatregelen ook gedragswijzigingen, niet enkel van VDAB-consulenten maar ook van onze klanten. Maar deze processen zijn onontbeerlijk om binnen het toegewezen budget capaciteit vrij te maken voor de begeleiding van werkzoekenden die daar het meeste nood aan hebben.
Wat de activering van werkzoekenden betreft, is België het enige land waar men onbeperkt in de tijd werkloosheidsuitkeringen kan krijgen. U zegt dat ik een nogal laks beleid voer, mevrouw Peeters, maar ik ben het daar niet mee eens. Ik stel vast dat er evenveel sancties zijn ten aanzien van werkzoekenden naar aanleiding van transmissies door de VDAB vanwege onvoldoende medewerking, als door de RVA-controle.
Tot slot merk ik nog op dat de staatshervorming een betere inzet van de middelen mogelijk maakt doordat wortel en stok in één hand komen. Het dubbele circuit van VDAB-consulenten aan de ene kant en RVA- facilitatoren aan de andere kant kan dan ook uitgeschakeld worden.
Voor mij is het belangrijk dat de VDAB-diensten en het management de doelstellingen uit de beheersovereenkomst halen. Soms vergeten wij dat de basis van de VDAB is vastgelegd in een beheersovereenkomst met doelstellingen die zij moeten halen. Ik stel vast dat de VDAB tot op heden een trouwe uitvoerder is geweest van al zijn opdrachten en de meeste van zijn objectieven met glans haalt. Dat blijkt ook uit de jaarlijkse monitoring van de VDAB-resultaten door het departement Werk en Sociale Economie. Dat heeft dan te maken met een goed management maar evengoed met goede mensen op de werkvloer. Eén persoon realiseert nooit alle doelstellingen alleen, dat gebeurt door het volledige team. Fons Leroy heeft zijn team dat hij aanstuurt. Dat is ook zijn werk.
Wat het debat over het takenpakket van de VDAB betreft, ben ik wat verrast door de toevoeging die u vandaag deed met de vraag of het een taak is voor de VDAB om werkzoekenden te gaan zoeken in Portugal. Daarover hebben we het in de commissie al vaak gehad, en tot nu toe werd gezegd dat vacatures in eerste instantie moeten worden ingevuld met werklozen die hier zijn, maar als die niet worden gevonden, kan het effectief ook door in het buitenland te zoeken. Als bedrijven geen mensen vinden in Vlaanderen, moeten ze naar het buitenland gaan, want anders fnuik je de groei van zon bedrijf.
Het debat over het takenpakket zullen we uiteraard moeten voeren, niet enkel omdat het zinvol is op zich, maar zeker ook omdat op 20 september 2013 werd beslist tot een rationalisatie van de overheidsagentschappen. U weet dat we hebben beslist tot de integratie van verschillende taken van het ESF-Agentschap en het Vlaams Subsidieagentschap in de VDAB en het departement WSE. Daarnaast zal het takenpakket ook moeten worden bekeken als de zesde staatshervorming wordt uitgevoerd. Wij onderzoeken samen met de sociale partners, zoals ik twee weken geleden heb gezegd, hoe we het activeringsbeleid van 50-plussers verder kunnen versterken.
Zo kom ik bij het tenderbeleid. Mevrouw Quintens, u doet alsof bijna alles naar interim gaat, maar dat is niet juist. Er wordt ook heel veel ingevuld door andere bedrijven, zeker ook door ngos en vzws. Ik hoop en denk dat u dat ook wel weet. Ik ga niet in op de elementen van interim die u nu naar voren brengt.
De manier waarop een uitbesteding wordt opgezet en opgevolgd is vastgelegd in het tenderbeleid van de VDAB. De raad van bestuur van de VDAB beslist of een opdracht al dan niet wordt uitbesteed en hoe een uitbesteding wordt uitgewerkt. Ik hoop dat iedereen goed weet wie in de raad van bestuur van de VDAB zit: ABVV, ACV, ACLVB, UNIZO en Voka. Als zij het niet zouden kunnen doen, weet ik eerlijk gezegd niet wie er wel geschikt voor is. In de raad van bestuur, door de mensen van het werkveld, wordt dus dit alles goedgekeurd: de doelstellingen naar uitstroom, kwaliteit, de financieringsmechanismen voor de opdracht en op welke manier deze wordt opgevolgd en geëvalueerd.
In het jaarrapport van de VDAB vindt u een duidelijk en gedetailleerd overzicht met betrekking tot de aard van de opdrachten, aantallen, prijzen, looptijd enzovoort. Na afloop van een tender wordt door middel van een project- en procesevaluatie de eindbalans opgemaakt. De criteria gaan niet enkel over de inhoudelijke werking van het project, maar evalueren ook de gehanteerde uitbestedingsprocedure, toetsen af of de behaalde resultaten overeenstemmen met de doelstellingen en evalueren de samenwerking op zich. Vanuit de programmatorische aanpak houdt de VDAB als regisseur maximaal rekening met de resultaten van de evaluaties bij het opstellen van een nieuwe tender. Ook dat is een leerproces, daarmee ben ik het graag eens.
Zoals u uitdrukkelijk hebt gevraagd, is de personeelsinzet inderdaad een van de criteria waarmee rekening wordt gehouden bij het opstellen van een project of tender. Bij het indienen van een offerte dient de partnerorganisatie ook aan te tonen dat het ingezette personeel voldoet aan de specifieke vereisten voor de desbetreffende opdracht. Het is niet algemeen, want de opdrachten zijn nogal verschillend. Een voorwaarde is altijd dat de partner voor de effectieve inzet van een medewerker aantoont dat de medewerker voldoet aan de minimumvereisten. Mocht er een personeelswissel zijn, wat altijd kan gebeuren, moet dat opnieuw worden aangetoond.
De kostprijs vergelijken is niet eenvoudig en soms zelfs echt niet mogelijk. Via een tender zoekt de VDAB de economisch meest voordelige offerte, maar houdt bij de beoordeling ervan rekening met verschillende criteria zoals de inzet van de juiste mensen, ervaring en kwaliteit. In functie van de onderlinge verhouding en scores op die verschillende componenten wijst de raad van bestuur de tender toe. Soms kan een opdracht duurder zijn dan de richtprijs, maar evengoed goedkoper.
In het tenderbeleid dat is een zeer goede zaak, die daar kan gebeuren, niet bij de VDAB zelf wordt er systematisch met resultaatsfinanciering gewerkt. Het niet halen van de vooropgestelde resultaten heeft dan financiële gevolgen voor de aanbieder. Deze manier van werken zorgt ervoor dat de aanbieder daarmee rekening houdt bij het bepalen van zijn prijs. Het houdt een zeker risico in voor de aanbieders, een risico dat de VDAB zelf niet loopt. Deze manier van werken wordt immers niet gehanteerd voor de VDAB. In de dotatie van de VDAB is geen financiële resultaatsverbintenis opgenomen bij het niet behalen van de resultaten, dat lijkt me logisch. De VDAB heeft er wel alle belang bij om de opdracht goed toe te wijzen aangezien de resultaten van de aanbieders meetellen om de doelstellingen van de VDAB te halen. Als zij het slecht toewijzen, hebben ze misschien een financieel voordeel, maar halen ze de vooropgestelde doelstellingen niet.
Een prijsvergelijking maken met wat de VDAB doet, is ook niet mogelijk, omdat tenders vaak gaan over onderdelen waarvoor de VDAB zelf de expertise niet in huis heeft. Ik denk aan de werk-welzijnstrajecten.
Jaarlijks worden alle uitgevoerde tenders geëvalueerd, zowel door de VDAB als door mijn departement WSE. Met de conclusies uit de evaluaties wordt rekening gehouden bij de opmaak van een nieuw jaarlijks ondernemingsplan.
Ik ben ervan overtuigd en ik hoop van jullie hetzelfde dat we alle expertise nodig hebben om aan de uitdagingen van de huidige en toekomstige arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden. We weten dat de overheid niet als enige over expertise beschikt. Met het tenderbeleid benutten we de ervaring en de netwerken van bedrijven en organisaties die zeer vaak complementair zijn met de eigen expertise. Dat is de juiste weg.
Er is bij de VDAB enkel een daling van het aantal werknemersopleidingen. Dat is logisch: in crisistijd is er minder vraag naar opleidingen van de werkgevers. De VDAB heeft het weblerenaanbod uitgebreid, met succes. Een op drie gebruikers van het onlineaanbod werkt vandaag, maar dat staat niet in de statistieken. Er gebeurde een rationalisatie van het opleidingsaanbod, waarbij opleidingen voor jobs waar weinig vraag naar is, geschrapt werden. Verder werden de opleidingen geschrapt die reeds aangeboden werden bij SYNTRA of de centra voor volwassenenonderwijs (CVOs), in een streven naar complementariteit.
Tot slot is dit ook een keuze. We moeten prioriteiten stellen, voor ons is de prioriteit: inzetten op opleidingen voor werkzoekenden. Opleidingen voor werkenden zijn daarbij op de tweede plaats gezet omdat het nodig was. De extra middelen die de VDAB kreeg, via het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) en dat komt nog aan bod bij een vraag van de heer Bothuyne , waren in de eerste plaats bedoeld voor opleidingen voor werkzoekenden, en zijn daar ook naartoe gegaan. De opleidingscapaciteit voor werkzoekenden is toegenomen. Ik zal u zo dadelijk cijfers geven.
Ik citeer de rapportering over de uitvoering van de beheerscyclus in het tweede kwartaal van 2013: Einde juni 2013 bereikten de competentiecentra bijna 65.000 werkzoekenden, een recordaantal en een toename van 8 procent op jaarbasis. Het aantal gepresteerde opleidingsuren nam eveneens sterk toe tijdens de voorbije 12 maanden: van juli 2012 tot juni 2013 realiseerden de competentiecentra er 14,6 miljoen. Dit betekent een stijging van 3 procent op jaarbasis. De doelstelling van de beheersovereenkomst en het jaarondernemersplan wordt ruim gehaald.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters: Mevrouw Quintens, u beweert dat wij alleen politieke vragen stellen en geen inhoudelijke, en u zou wel inhoudelijke vragen stellen. Ik wil u uitnodigen om onze vragen aandachtig te lezen. Wij hebben wel degelijk inhoudelijke vragen gesteld. Over de tenders hebben we al heel wat vragen gesteld.
Ik heb nog een specifieke vraag, mevrouw Quintens. U hebt een positieve ervaring opgedaan met de werkwinkel van Genk, een werkwinkel die gelukkig nog niet is afgeschaft. U hebt een negatieve ervaring in verband met de tenders of de mensen die de begeleiding van activering deden door derden. Was dat misschien Kans op Arbeid ( Kopa) Limburg? De VDAB Limburg besteedt opdrachten uit aan Kopa Limburg. Misschien speelt uw negatieve verhaal zich daar af.
De raad van bestuur beslist wat en hoe wordt getenderd. In die raad zitten de sociale partners, het ABVV en anderen.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Het is markant dat, telkens nadat de coalitiepartners kritiek uiten op het beleid, wij hier te horen krijgen dat alles peis en vree is, dat de sfeer perfect is. Dat neemt niet weg dat ook u vindt dat er een en ander moet worden bijgespijkerd. Ik hoor dat u met de sociale partners opnieuw samenzit. Ik hoop dat we daarover snel meer nieuws krijgen. U wilt het activeringsbeleid opnieuw versterken, zeker naar de 50-plussers. Dat is belangrijk, maar dat beleid moet in zijn totaliteit worden bijgestuurd.
De vraag of de administrateur-generaal zijn hele team nog meeheeft, was niet mijn vraag, maar die van de heer Bothuyne. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ja, maar het was toch weer iemand van de meerderheid die vragen stelde over de administrateur-generaal en zijn team. U zegt dat het team nog achter hem staat. Maar we horen her en der de klacht dat ze steeds meer moeten doen met minder mensen.
U geeft aan dat u continu bezig bent met de optimalisatie van processen, niet alleen van de uitbesteding maar ook van de interne werking van de VDAB. U wilt dat ze de dienstverlening verbeteren. U hebt verwezen naar de optimalisatie van de werkwinkels. Ik vraag me af of daar een voortuitgang is. In mijn regio werden een aantal werkwinkels gesloten. Voor de mensen die het verst van de arbeidsmarkt staan, is en blijft dat nog altijd een heikel punt.
U stelt dat u het raar vindt dat ik vraag naar de kerntaken van de VDAB en dat ik het specifiek had over het rekruteren van mensen in Portugal en Spanje. Uiteraard zijn er veel werkgevers wier vacatures niet ingevuld raken en die aan de VDAB vragen om hen personeel aan te reiken omdat ze er geen vinden. Minister, is dit een specifieke taak voor de VDAB? Misschien moeten we binnen de VDAB eens een kerntakendebat voeren. Kan de VDAB zich niet meer en beter focussen op de activering van de werkzoekenden? Kan de VDAB het rekruteren van werknemers in het buitenland niet beter uitbesteden aan derden?
Minister, we zullen dit mee blijven opvolgen, zeker de belangrijke bijkomende maatregelen voor de activering.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, telkens wanneer u bakken kritiek van uw coalitiepartners over u heen krijgt tenminste hier in het parlement, wanneer de storm meestal al een beetje is gaan liggen blijft u schijnbaar onbewogen en wilt u dat met veel goodwill herleiden tot het uiten van een of andere bezorgdheid van de collegas van de meerderheid. Als een volksvertegenwoordiger van een meerderheidspartij met zijn kritiek eerst naar de pers stapt en pas daarna naar het parlement, of zelfs helemaal niet naar het parlement, dan is dat echt niet om een of andere bezorgdheid over uw werkgelegenheidsbeleid te uiten. Dan is dat alleen maar om u schade te berokkenen, waarmee men natuurlijk, allicht ongewild, ook de Vlaamse Regering in een slecht daglicht stelt.
Maar blijkbaar is het allemaal zo erg niet, want in de regering wordt u door alle ministers van alle meerderheidspartijen gesteund. Die ministers hebben natuurlijk ook contact met de parlementsleden uit hun respectieve partijen. Dan begrijp ik dat er telkens een aantal Chinese vrijwilligers het veld worden ingestuurd die met heel veel enthousiasme en overtuiging kritiek mogen hebben op uw beleid, vooral om er persoonlijk profijt uit te halen of u en uw partij in een slecht daglicht te stellen, maar dat het eigenlijk allemaal niet zo bedoeld is. Dat vind ik weinig geloofwaardig. In hoeverre moeten we die parlementsleden van de meerderheidspartijen nog ernstig nemen als ze nog eens kritiek uiten?
We hebben bij de regeling der werkzaamheden afgesproken om binnenkort een gedachtewisseling te hebben met de heer Leroy van de VDAB. Ik ben benieuwd of sp.a en CD&V dezelfde kritiek op de werking van de VDAB zullen herhalen. We zullen in elk geval niet nalaten om hen daaraan te herinneren.
Minister, gisteren hebben we in de commissie Economie het decreet Lokale Diensteneconomie goedgekeurd, dat ook aan de plenaire vergadering ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Indien het, zoals verwacht, daar ook zal worden goedgekeurd, is er alweer een belangrijke taak weggelegd voor de VDAB, namelijk de uitvoering van dat decreet Lokale Diensteneconomie. Vreest u niet dat dat alweer de zoveelste taak is die de efficiënte werking van de VDAB in de toekomst zal belemmeren?
De voorzitter : Mevrouw Quintens heeft het woord.
Mevrouw Joke Quintens : Ik wil nog even benadrukken dat we niet tegen het tenderbeleid zijn. Vaak is dat goed en complementair, en soms goedkoper. Maar soms moeten we uit onze ivoren toren komen en naar lokale voorbeelden kijken. Dan zie je dat de kwaliteit omhoog moet, dat de focus op werkzoekenden beter kan. Dat zijn heel concrete suggesties uit het veld. Het mogen soms kleinere groepen zijn, die zijn soms wat te groot. Daardoor raken mensen daarin verloren. Af en toe fronsen begeleiders, zoals IBOers (individuele beroepsopleiding), hun wenkbrauwen.
Ik roep op om dit te blijven evalueren. Natuurlijk doet de raad van bestuur dat. Ik ben blij dat mevrouw Peeters heel veel vertrouwen heeft in de vakbonden. Mensen die in de raad van bestuur in Brussel zitten, vertegenwoordigen het lokale werkveld, maar het is belangrijk om de verhalen van de lokale werkwinkels op te pikken en mee te nemen naar de raad van bestuur. Dan kunnen we de kwaliteit echt garanderen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Quintens, ik ben er zeker van dat dat gebeurt. Daarom is het zo belangrijk dat de sociale partners die hun voelsprieten tot op het werkveld hebben, daar juist zitten, dat er een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) is met de raad van bestuur zoals die vandaag bestaat. Elke tender wordt geëvalueerd, elke keer wordt wat uit het veld komt, meegenomen.
Mevrouw Peeters, u had het over Portugal en Spanje. De VDAB doet dat zelf omdat het in goede samenwerking moet gebeuren met de openbare dienstverlening daar, met de collegas van de VDAB. De collegas van de VDAB uit Europa komen regelmatig samen. Ze kennen elkaar. De job daar wordt in belangrijke mate ingevuld door de lokale dienstverlening in die landen.
Wat de lokale dienstverlening en de extra taak betreft, is het misschien niet duidelijk, maar ik kom goed overeen met mijn collegas, zeker ook met minister Van den Bossche. In de regering wordt niets goedgekeurd als we niet tevoren hebben bekeken op welke manier we de taak konden uitvoeren. Er is een ernstig gesprek geweest tussen mijn collega en mij om wat de VDAB wel en niet kan doen, in te schalen binnen de middelen die er vandaag zijn.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Ik wil een motie aankondigen naar aanleiding van onze interpellatie.
De voorzitter : De interpellaties en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.