Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 21/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over een mogelijk verplicht inburgeringstraject in Brussel
- 1633 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over verplichte inburgering in Brussel
- 1636 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over een mogelijk verplicht inburgeringstraject in Brussel
- 1658 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Voorzitter, minister, collegas, de geesten in Brussel beginnen te rijpen om een verplicht inburgeringstraject in te voeren naar analogie van Vlaanderen. Dat blijkt uit interviews, zeker uit het interview dat kersvers Brussels minister-president Rudi Vervoort in De Morgen van 7 mei gaf, en uit de berichten die hierop volgden in andere media.
Vervoort gaf aan dat in een eerste fase niet alleen het parcours wordt uitgelegd, maar ook de rechten en plichten die voor alle Belgen gelden. Mensen moeten zich aanmelden. Indien dit alles niet gebeurt, volgt er een financiële sanctie. In een tweede fase wordt een individueel traject uitgestippeld, waarvoor Vlaanderen de inspiratie levert.
Vorig jaar nog lanceerden Open Vld en cdH bij monde van Brussels collega Jean-Luc Vanraes een gezamenlijk voorstel om een Brussels kader uit te denken om de integratie van nieuwkomers in de hoofdstad te stroomlijnen. Binnen dit voorstel kreeg de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) een rol toebedeeld.
Tijdens de vergadering van de Commissie Inburgering van 3 juli 2012 antwoordde u op een vraag van collega Segers dat u geen rol weggelegd zag voor de GGC. Wel wilde u gaan naar een overeenkomst met de Commission Communautaire Française (COCOF), eventueel zelfs naar een samenwerkingsakkoord. U kondigde toen ook in de media aan dat u overleg zou plegen met minister Grouwels, de Vlaamse minister die in Brussel voor inburgering bevoegd is.
Minister, ik zou u graag de volgende vragen willen stellen. Hoe ziet u de samenwerking inzake verplichte inburgering met de bevoegde Franse Gemeenschapscommissie in Brussel? Dat Brussel werkt aan inburgeringsinitiatieven is niet nieuw. Hoe hebt u die samenwerking tot nu toe al voorbereid? Op welke termijn zult u overleggen met minister Grouwels en met minister-president Rudi Vervoort? Welke suggesties neemt u mee in de discussie om een inburgeringsbeleid in Brussel mee vorm te geven? Welke gevolgen zal de invoering van een verplichte inburgering in Brussel hebben voor het Vlaams inburgeringsbeleid in het algemeen en het Brussels onthaalbureau in het bijzonder?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, ik sluit me aan bij de thematiek die mevrouw Zamouri uit de doeken heeft gedaan. Mijn fractie steunt de evolutie die in Brussel bij monde van minister-president Vervoort aan bod is gekomen.
Verplichte inburgering kan immers een belangrijk middel vormen, onder meer om de torenhoge werkloosheid in Brussel aan te pakken en om voor een verbeterde integratie te zorgen van vele nieuwkomers.
Minister-president Vervoort denkt daarbij aan een tweetrapsraket. Wie drie jaar legaal in België verblijft, krijgt een uitnodiging waarin de rechten en plichten en het parcours worden uitgelegd. Wie niet komt opdagen, mag een boete verwachten. In een tweede fase wordt voor iedereen een individueel traject uitgestippeld.
Uiteraard zal dit ook zijn gevolgen hebben voor het Vlaams inburgeringsbeleid in Brussel. Met een verplichte inburgering zal immers ook aan onze kant het aanbod moeten uitbreiden en zullen er afspraken moeten worden gemaakt met de Franstaligen omtrent organisatie en handhaving. Legale nieuwkomers in Vlaanderen moeten immers meteen een inburgeringscursus volgen, niet na drie jaar.
De Franse Gemeenschap schoof haar bevoegdheid inzake inburgering door naar het Waalse Gewest en de Brusselse COCOF. U wilt dan ook afspraken maken met hen, zo gaf u in de laatste commissievergadering over dit onderwerp nog mee. Ik citeer: Ik zou graag hebben dat de COCOF bereid zou zijn om zon beleid te voeren. Er is inderdaad geen Franstalige minister, maar ik ben bereid om met de COCOF tot overeenkomsten te komen, eventueel tot een samenwerkingsakkoord. Daar zit mijns inziens de sleutel cocommunautair, zoals de heer Delva het genoemd heeft. Dit komt uit de commissievergadering van juli 2012.
U zei toen ook dit: Ook over de verplichting is er bijvoorbeeld nog een zeer grote discussie. Ik heb niet het gevoel dat de meerderheid van de Franstalige partijen daar op dit ogenblik in meegaan. Mocht dat wel het geval zijn, dan kan ik dat alleen maar toejuichen en kunnen we bekijken op welke manier we daarin kunnen samenwerken. Ik ben bereid om desgevallend tot afspraken, en zo mogelijk een samenwerkingsakkoord, te komen met de COCOF, die in dezen de enige partner is.
Minister, collegas, ik denk dat met de gebeurtenissen en uitspraken die er de voorbije weken zijn geweest in Brussel, de tijd is aangebroken om inderdaad tot verdergaande afspraken te komen met de Franstaligen wat betreft de organisatie van de verplichte inburgering in Brussel. Het zou inderdaad een belangrijke om niet te zeggen historische mijlpaal betekenen.
Minister, bent u nu effectief van plan om met de COCOF aan tafel te gaan zitten? Hoe ziet u de verplichte inburgering concreet georganiseerd worden in Brussel? Welke partijen worden hier het beste bij betrokken en volgens welke modaliteiten zou dit het beste gebeuren?
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag zit in dezelfde lijn als de vragen van mijn twee collegas. De nieuwe Brusselse minister-president Rudi Vervoort heeft bij zijn aantreden onlangs aangekondigd werk te willen maken van verplichte inburgeringscursussen binnen Brussel. Wie niet zou deelnemen, zou een financiële sanctie krijgen. We weten dat de Vlaamse Gemeenschap momenteel in een vrijwillig inburgeringsparcours in de hoofdstad investeert aangezien het systeem tot nu toe niet sluitend kon worden gemaakt.
Inburgeringscursussen in Brussel zouden een grote troef zijn. Het zou goed zijn voor de stad, voor de inwoners en voor de vele nieuwkomers indien ze zon cursus zouden kunnen volgen. Ik denk dat de Vlaamse Gemeenschap vandaag bereid zou moeten zijn om op de kar te springen en om samen te werken met de COCOF aan een sluitend inburgeringsstelsel binnen Brussel.
Wij hebben jarenlang gewacht op wat de Parti Socialiste nu heeft gezegd. Er is het afgelopen jaar veel in beweging gekomen bij de Franstalige partijen. Wij juichen dat toe. Er is een momentum gecreëerd, en natuurlijk is de vraag hoe wij daar vandaag op inspelen.
Minister, bent u al officieel ingelicht over de plannen van de Brusselse minister-president? Welke standpunten hebt u hierbij ingenomen? Is er overleg gepland met de betrokken actoren, zoals de Franse Gemeenschap, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de GGC, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), het Brussels onthaalbureau (bon), enzovoort? Of is dat nog te vroeg?
Hebt u er al een zicht op hoe de ideeën van de Franstaligen aansluiten bij het beleid en de visie van het Vlaamse inburgeringsbeleid? Hoe bereidt u dit mogelijk verplicht inburgeringstraject in Brussel voor? Kunt u aangeven welke rol elke overheid zou moeten of kunnen opnemen in dit inburgeringsbeleid?
Bent u in dat kader bereid te onderzoeken welke bijkomende financiële inspanning de Vlaamse Gemeenschap moet leveren om het inburgeringsparcours verplicht te maken in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest?
Welke gevolgen heeft een toekomstig sluitend inburgeringsbeleid in Brussel op de oprichting van de nieuwe eengemaakte Vlaamse structuur rond inburgering en integratie? Bent u bereid om een doorgedreven of specifiek inburgeringsbeleid voor Brussel te ontwikkelen in het licht daarvan?
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Mijn partij is zeer verheugd over de recente ontwikkelingen in het Franstalige landschap in Brussel. Al in 2009 heeft sp.a in Brussel gepleit voor een verplicht Brussel-traject bij monde van de heer Fouad Ahidar in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Hij stelde toen: Wij willen een doordacht traject dat wordt gecoördineerd vanuit Brussel. Dit traject kan nog steeds vanuit verschillende organisaties worden aangeboden maar het moet wel dezelfde principes huldigen. De nadruk moet liggen op het toegankelijk maken van de stad, haar diensten en het leven dat je in de stad kan leiden. Taal moet een belangrijk element worden in de Brussel-cursus. Nieuwkomers zullen verplicht een cursus Nederlands of Frans moeten volgen. Vooral voor jonge ouders zijn taalcursussen belangrijk. Als we kinderen van nieuwkomers alle kansen willen geven, moet in taal worden geïnvesteerd.
Wij zijn dan ook zeer verheugd dat onze ideeën van 2009 vandaag ook bij de Franstaligen ingang vinden. Ik sluit me dan ook aan bij de vorige vragen, minister. Welk overleg hebt u gepland met uw Franstalige collegas? Gaat u aan tafel zitten met de COCOF? Hoe ziet u deze verplichte inburgering?
De voorzitter : De heer Van Der Taelen heeft het woord.
De heer Luckas Van Der Taelen : Minister, als u de Brusselse activiteit van een afstand bekijkt, dan lijkt het misschien op een kleine storm in een even klein glas water. Ik kan u echter verzekeren dat de verklaringen van de nieuwe Brusselse minister-president meer dan uw aandacht waard zijn, zoals ook mijn eminente collegas al hebben gezegd.
Niet langer dan twee jaar geleden was de PS virulent gekant tegen elke vorm van inburgering, waarbij zelfs werd gezegd dat de kennis van taal niet noodzakelijk was als factor van inburgering. Dat was tot twee jaar geleden een courant discours binnen de Franstalige PS. Het feit dat de nieuwe minister-president nu een totaal ander standpunt inneemt, is natuurlijk een mooie illustratie van het prachtige spreekwoord il ny a que les imbéciles qui ne changent pas davis. Slechts de dommeriken veranderen niet. Ik denk dat hij heeft ingezien dat hij kan profiteren van de wet van de remmende voorsprong, waarbij Vlaanderen al blijk heeft gegeven van een groot besef van wat nieuwe Belgen echt vooruit kan helpen in de grootsteden.
Het is een momentum; het woord is hier al gevallen. Er beweegt wat in Brussel. Er zijn verschillende teksten over verschenen. Ik raad u het editoriaal uit Le Soir van vandaag aan. Daarin wordt gezegd dat er iets aan het veranderen is in Brussel.
Minister, ik denk dat wij een grote kans zouden missen als wij daar niet op zouden inspelen. Dit is echt een moment waarbij u proactief zou moeten zijn. Nieuwe borstels vegen goed. We zullen zien of minister-president Vervoort het vertrouwen waard is dat hij nu opwekt. Maar ik zou u toch willen vragen om deze kans niet te laten liggen en met de Franstalige collegas een constructief gesprek te voeren over deze inburgering.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Het is voor iedereen duidelijk dat we voor een heel belangrijke omslag staan. Aan Franstalige zijde waren er al partijen die pleitten voor verplichte inburgering. Nu wordt echter, in hoofde van de minister-president, voor het eerst een pleidooi gehouden om te komen tot een verplichte inburgering in Brussel. Dat ik daar enthousiast over ben, hoef ik u niet te zeggen.
We hebben daar in deze commissie op 3 juli al over gepraat. Ik heb toen al gezegd dat ik absoluut een opportuniteit zag om samen te werken met de Franstaligen. Het feit dat de minister-president nu zelf publiekelijk zegt dat hij een verplichte inburgering wil voor heel Brussel, is een moment om verder te gaan. We moeten die kans grijpen om het inburgeringsbeleid concreet vorm te geven.
Wij doen aan inburgering in Brussel sinds 2000. Wij doen dat op niet-verplichte basis. We zijn daarmee gestart met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, later is dat de vzw bon geworden. Bon bereikt goede resultaten maar werkt niet met verplichting. Zij moet dat doen op basis van vrijwilligheid. Zij moet heel veel netwerken onderhouden en aanspreken en permanent vernieuwen. Zij moet actief op zoek gaan naar mensen die willen inburgeren. We hebben daar heel goede resultaten mee, maar op het moment dat inburgering verplicht wordt, staat men voor een totaal andere situatie, zeker in een stad als Brussel. Dit biedt enorme kansen, in de eerste plaats voor al die nieuwkomers die kansen krijgen in de samenleving.
Het belang van de taal is onderstreept, evenals het belang van een voorbereiding op het maatschappelijke leven, van de toeleiding tot de arbeidsmarkt enzovoort. Het biedt een reeks van kansen. Het zal ook uitdagingen met zich meebrengen, waarschijnlijk voor de volgende regering. Het aantal mensen die een cursus zullen moeten krijgen en die een traject zullen krijgen, zal immens veel groter zijn dan de mensen die nu bereikt worden. Dat zal natuurlijk ook een budgettaire impact hebben.
Ik heb hier op 3 juli al gezegd dat ik elke kans zou aangrijpen om daarover in dialoog te gaan. Ik heb in de media ook al aangekondigd dat ik dat nu ook wou doen naar aanleiding van de publieke uitspraken van de minister-president. Ik heb in afstemming met minister Grouwels ook een brief gestuurd naar de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met de vraag om hierover aan tafel te gaan zitten. Ik heb officieel nog geen tekst gezien. Het omgekeerde zou ook een beetje verbazen. Ik heb de woorden van de minister-president ook gelezen, begrepen, geïnterpreteerd als een principiële verklaring, zonder dat er al uitgewerkte teksten zijn die moeilijk anders tot stand zouden kunnen komen dan in overeenstemming tussen de twee gemeenschappen. We hebben het er op 3 juli over gehad, maar officieel heb ik geen verdere informatie gekregen. Ik had dat ook niet verwacht, maar ik heb wel een brief gestuurd, in afspraak met minister Grouwels, waarbij ik voorstel om samen aan tafel te gaan zitten. Ik denk dat het goed zou zijn dat er op ministerieel niveau een eerste contact zou zijn om het over een aantal algemene zaken te hebben, want er zal nogal wat moeten worden afgestemd. Ik wil dat natuurlijk doen samen met minister Grouwels. Als alles goed gaat, kan er verder werk worden gemaakt van een concrete invulling, waar ik nu liever niet op inga.
Behalve datgene wat ik in de media heb vernomen, weet ik niets meer. Ik kan alleen maar zeggen dat er over heel wat zal moeten worden afgestemd, onder meer over het soort trajecten. De minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft daarover uitlatingen gedaan. We hebben andere trajecten. Welk soort trajecten en welke soort cursussen bied je aan? Je zult ook moeten afstemmen over handhaving. Op het moment dat je spreekt over een verplichting, spreek je ook over handhaving. In Vlaanderen hebben we een uitgebouwd systeem voor handhaving. Als het in het hele gewest een verplichting wordt, moeten we er noodzakelijkerwijs over afstemmen om te komen tot één regeling. Er zullen natuurlijk altijd verschillende trajecten zijn. Er zal een Nederlandstalig en een Franstalig traject zijn. Dat is evident. Ook daar moet je nagaan in welke mate je kunt komen tot een systeem dat de twee op een harmonische wijze naast elkaar laat bestaan. Ik heb er goede hoop op dat het ook zal kunnen.
Ik heb voor de rest op 3 juli op een aantal zaken principieel geantwoord. Ik zal er kort naar verwijzen, maar ik zal er niet meer inhoudelijk op ingaan omdat het een beetje voorbarig zou zijn om nu al te veel in detail te gaan. Er zijn vragen naar de gevolgen voor het Vlaamse inburgeringsbeleid en het Brusselse onthaalbureau in het bijzonder. Het is evident dat dit een opportuniteit is en ons inburgeringsbeleid kan versterken. Tegelijk kun je ook een veel grotere instroom verwachten. De capaciteit zal dus moeten meegroeien en dat zal heel wat problemen creëren. We weten allemaal hoe groot de instroom in Brussel is. In Vlaanderen stromen ongeveer 40.000 mensen per jaar in, maar in Brussel komen er elk jaar een pak meer binnen. Het zal een ongelooflijk effect hebben op onze capaciteit en op onze aanpak. Ik zie dat niet als een onoverkomelijk probleem of als een negatief aspect. Het grote, positieve momentum is er nu waarop we aan tafel kunnen gaan zitten en kunnen afstemmen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Mijnheer Delva, er zal een ander soort publiek worden bereikt. Nu gaat het over vrijwilligers, wat natuurlijk een zeer dankbaar publiek is. Het onthaalbureau of de onthaalinstantie zal ook veel minder energie moeten stoppen in het aantrekken van mensen. Nu gaat daar heel veel energie naartoe. U weet dat er ook rekening mee wordt gehouden bij de financiering. Er zal een klemtoonverschuiving zijn omdat we nu actief mensen moeten werven en moeten proberen te overtuigen van het nut, de noodzaak en het grote voordeel van inburgering. Die klemtoon zal wegvallen. Er zullen natuurlijk nog altijd niet-verplichte rechthebbenden zijn waarmee bon en andere zullen werken, maar er zal een heel grote verschuiving zijn.
Het is nu nog veel te vroeg om in te gaan op de financiële impact. Laat ons eerst het gesprek voeren.
U vraagt ook wat er zal gebeuren als het Brussels onthaalbureau inkantelt in de nieuwe eengemaakte structuur. Zal dat leiden tot problemen? Ik ben overtuigd dat dat niet zo zal zijn. Zoals u weet, is het een private stichting, met autonomie en met flexibiliteit. Ik verwijs ook naar wat we besproken hebben toen we het decreet in de commissie hebben behandeld: een goede kruisbestuiving tussen de huidige Brusselwerking en het extern verzelfstandigd agentschap zal de hele organisatie ten goede komen. Ik ben dus heel optimistisch gestemd.
Conclusie: ik heb een brief gestuurd naar de minister-president met de vraag om aan tafel te gaan zitten. Ik denk dat dit de eerste logische stap is die nu moet worden gezet. Dan kunnen we zien hoe de samenwerking verder verloopt en onderzoeken op welke manier we er vorm aan geven en wanneer het in werking zal treden. Dit kan niet op een drafje gebeuren omdat het zulke grote implicaties heeft inzake capaciteit. Ik neem aan dat men aan Franstalige kant op dat vlak nog veel meer inspanningen zal moeten leveren dan wij nu doen. Er is dus nood aan een grote investering in capaciteit, aanpak en afstemming. Dit zal vooral een zaak zijn voor de volgende regeerperiode, maar het zou een goede zaak zijn, mochten nu alle voorbereidingen kunnen worden getroffen, mocht al het regelgevend werk kunnen gebeuren, mochten alle samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt, zodat we zeer voluntaristisch werk kunnen maken van dit kantelmoment dat zich nu aandient.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik meen dat u gelijk hebt dat u zich moeilijk al inhoudelijk kunt engageren, dat dit voorbarig is, omdat het gaat om aankondigingen die we allemaal hebben gehoord via de media. Ik zou ook afwachten en bekijken hoe dat precies wordt aangepakt in Brussel.
Toch heb ik een aantal kanttekeningen bij wat u net hebt gezegd. U zei dat u een brief hebt gestuurd aan de minister-president. Net als u wacht ik op het antwoord. U zei ook dat u een gesprek zou hebben met minister Grouwels. Dat is een goede zaak, maar ik hoop dat het eerste gesprek met minister Grouwels niet onmiddellijk een engagement zal inhouden dat inburgering automatisch bij uw collega van Welzijn zal worden geplaatst. Binnen de Vlaamse overheid werkt u samen met minister Muyters wat Werk betreft, en met minister Smet voor Onderwijs. Dit mag niet louter een zaak zijn van Welzijn: het moet een volwaardig thema zijn, waarbij Werk en Onderwijs de voortrekkers zijn, en niet zozeer de welzijnssector. Ik hoop dat u daarmee rekening zult houden bij uw gesprekken.
Stel dat we de ideale omstandigheden hebben in Brussel, in welke mate zult u gaan voor de Brusselnorm, voor de 80/20-verhouding? Indien er heel veel vraag is naar Nederlandstalige trajecten, zoals dat nu zo is bij bon, bent u dan bereid, als minister van Inburgering, om mee verder in te gaan op de vraag die er in Brussel zal zijn? Dit is natuurlijk enigszins voorbarig. Ik heb het over ideale omstandigheden, mocht het zover zijn.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ik dank u voor uw verklaringen over het nieuwe feit. Hoewel dat er nog maar via de pers is, ziet u dit op een positieve manier tegemoet. Ik dank u ook voor het feit dat u gesprekken aanknoopt, in eerste instantie met de VGC, om gezamenlijk het gesprek met de Franstalige collegas voort te zetten.
Er wordt hier gezegd dat dit belangrijk is voor Brussel. Dat klopt, maar het is ook belangrijk voor de Rand. We stellen immers vast dat een aantal mensen die uit Brussel wegtrekken, in eerste instantie in de Rand terechtkomen. Dat er dan sprake is van twee soorten beleid, lijkt me voor niemand goed. Ik neem aan dat dit niet meer voor deze legislatuur zal zijn, maar dan toch wel voor de komende. Hoe sneller de beide op elkaar kunnen worden afgestemd, hoe beter.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is inderdaad een belangrijke omslag in Brussel. Het is een kans voor de mensen van Brussel en de mensen die rond Brussel wonen. De heer Van Der Taelen zei het daarnet al: voor Franstaligen is dit echt wel een grote stap. Ik sta er dan ook op om dit even te zeggen en er mijn waardering voor uit te spreken. Men kan altijd zeggen dat het te laat of te weinig is, maar uiteindelijk hebben zij op korte tijd een reusachtige intellectuele stap gezet. Ik hoop dat we daar vanaf de volgende legislatuur zeer snel werk van kunnen maken.
Dit komt erop neer dat er sprake zal zijn van twee inburgeringstrajecten, die van elkaar zullen verschillen. Dat is het logische gevolg van het feit dat het inburgeringsbeleid gemeenschapsmaterie is. Dat betekent ook dat we er ons op moeten voorbereiden dat een aantal van die trajecten misschien met elkaar zullen concurreren. We zullen zien hoe dat verloopt, maar daar moeten we ons op instellen.
Mevrouw Zamouri had het even over de Brusselnorm. Ze vernoemde de 80/20-verhouding. Dat is de interne norm die binnen Brussel wordt gehanteerd voor een aantal verdelingen van middelen. Belangrijk is natuurlijk ook de Brusselnorm die de Vlaamse Regering op zich hanteert, en waarbij ervan wordt uitgegaan dat 30 procent van de Brusselaars zich tot de Vlaamse Gemeenschap bekennen. Ik hoop dat men zeker ook die Brusselnorm in het oog houdt.
Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat we tot een sluitend systeem komen. Er zal een Franstalig traject zijn, en een Nederlandstalig. Het is de bedoeling dat elke nieuweling, elke nieuwkomer een van die twee trajecten moet volgen. De vraag hoe we het geheel sluitend kunnen maken, zal cruciaal zijn bij het technisch uitwerken van het voorstel dat minister-president Vervoort heeft gelanceerd. De vraag rijst dan hoe we ervoor zullen zorgen dat iedereen een inburgeringstraject zal volgen. Minister, is ter zake een rol weggelegd voor de GGC? Of denkt u aan een andere instantie, niet zozeer om ervoor te zorgen dat de beide trajecten op elkaar zijn afgestemd, wat leuk zou zijn, maar niet hoogstnodig is, maar wel om ervoor te zorgen dat de beide samen een sluitend systeem vormen? Zou er ter zake sprake zijn van een soort overleg tussen de COCOF en de Vlaamse Gemeenschap?
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Minister, ook ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het was eveneens een voorzichtig antwoord, wat me in dezen de juiste houding lijkt. De heren Delva en Van Der Taelen hebben het daarnet ook al gezegd: eindelijk voor die verplichte inburgering gaan, is een grote stap voor de Franstaligen. Als Vlaanderen een good practice kan betekenen voor de Franstaligen, dan hebben we eigenlijk al een hele stap voorwaarts gezet. Uw terughoudende houding, waarbij u niet ingaat op een concrete invulling, lijkt me de juiste houding.
Die cursussen zullen kunnen worden aangeboden door zowel Franstalige als Nederlandstalige organisaties. Maar het moet dan wel gebaseerd zijn op dezelfde principes, want anders meet je met twee maten en twee gewichten in het verhaal van de inburgering in Brussel. Dat kan niet de bedoeling zijn. We moeten naar een eenduidig verhaal dat geschraagd is op dezelfde principes, maar waarbij verschillende organisaties die inburgeringcursus kunnen geven.
Minister, gaat u rond de tafel zitten met de COCOF? Wat zult u met hen bespreken?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Indien ik enige terughoudendheid aan de dag leg of als dat zo overkomt, heeft dat alleen betrekking op de concrete invulling, niet op het principe. Ik ben namelijk heel enthousiast over het principe. We moeten nu de kans grijpen om tot een sluitende regeling te komen. Het zal geen gemakkelijke oefening worden, dat weten we allemaal, precies omdat het een gemeenschapsbevoegdheid is. Aan Vlaamse zijde is de Vlaamse Regering bevoegd en aan Franstalige zijde de COCOF, aangezien de Franse Gemeenschap die bevoegdheid gedelegeerd heeft aan enerzijds het Waalse Gewest en anderzijds de COCOF. Finaal zullen er gesprekken moeten plaatsvinden met de COCOF, maar ik neem aan dat, als we een gesprek kunnen voeren met de minister-president, we dan het gesprek voeren op het niveau waar het hoort en we tot een oplossing kunnen komen. Dan is het een kwestie van het verder afleggen van het traject op de manier waarop dat hoort.
Met betrekking tot de brief aan de minister-president is er afstemming geweest tussen de kabinetten. Een persoonlijk gesprek tussen mij en minister Grouwels, dat ik hier een aantal keren heb aangekondigd, heeft door omstandigheden niet kunnen plaatsvinden. De eerste keer ben ik niet in Brussel geraakt door de immense sneeuwval en de twee keren nadien was er een vergadering van het kernkabinet georganiseerd die vooraf niet gepland was. Ik heb dus al drie keer het geplande overleg moeten annuleren. Daardoor heeft de brief ook wat vertraging opgelopen. Over die brief is er finaal afgestemd tussen de twee kabinetten. Ik heb dus persoonlijk de brief verstuurd naar de minister-president, maar wel in afspraak met minister Grouwels daar wil ik heel duidelijk in zijn.
Mevrouw Zamouri, aan Vlaamse zijde is de bevoegdheid al lang weg bij het departement Welzijn. Het gaat over burgerschap. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan: het is de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Regering, die die bevoegdheid uitoefent in Brussel. Inburgering zit bij ons bij Binnenlands Bestuur, met dien verstande dat er geen Vlaamse minister bevoegd is voor het binnenlands bestuur binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat betekent niet dat je het concept moet verlaten. Het punt van integratie is natuurlijk iets anders. Daar komen alle horizontale beleidsdomeinen bij te pas, daar hebt u gelijk in. Daar gaat het over Onderwijs, Welzijn en Werk. Dat is de integratie in de samenleving. Het eerste traject, de verplichte inburgering, gaat bij ons over burgerschap. Het is dat concept dat we moeten implementeren in Brussel. Nu wordt dat trouwens op een goede manier geïmplementeerd via bon.
De toepassing van de Brusselnorm is inderdaad niet 80/20, want dat is de interne norm voor de verdeling van de fondsen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De Vlaamse Regering heeft een Brusselnorm van 30 vooropgesteld: een bereik van 30 procent van de mensen. Dat is natuurlijk levende materie. Je weet niet vooraf hoeveel mensen er het Franstalige dan wel het Nederlandstalige inburgeringstraject zullen volgen. De toekomst zal het uitwijzen. Er zal een concept moeten zijn met een neutraal onthaal voor de beide trajecten, waarbij de toeleiding als ik dat woord hier mag gebruiken tot die trajecten zal moeten worden gehanteerd en waarbij mensen de kans krijgen om voor een systeem te kiezen. We stellen vast dat heel wat nieuwe Brusselaars spontaan kiezen voor een vrijwillige inburgering in Vlaanderen. Op dat vlak moeten we er dus ook in slagen om ons aanbod voldoende aantrekkelijk te maken. We moeten de gevolgen die verbonden zijn aan de keuze van de mensen voor de toekomstkansen op het vlak van onderwijs, werk enzovoort voldoende duidelijk maken. Ik denk dat we wel een aantal troeven hebben. Zomaar zeggen dat 30 procent van die mensen voor het Vlaamse traject zal kiezen, is natuurlijk niet aan de orde. Ik ben het met u eens: er zullen twee trajecten zijn.
Mevrouw Idrissi, het zal zaak zijn om te bekijken in hoeverre die trajecten met elkaar sporen. Het is ook niet onoverkomelijk dat het twee verschillende trajecten zijn, met aparte klemtonen en dergelijke. We zullen afspraken moeten maken over de verplichting en de handhaving. Inhoudelijk kunnen er andere klemtonen worden gelegd. Dat is nu eenmaal de autonomie van de Franse Gemeenschap, in dezen gedelegeerd aan de COCOF.
Toen ik de verklaringen las van de minister-president, had ik bedenkingen bij wat zij voor ogen hebben. Ik ga mij daar echter niet over uitspreken. Die verklaringen gebeuren in de media. Je moet toch weten wat men precies voor ogen heeft. Ik weet niet in hoeverre men technisch verder staat dan die laat ons maar zeggen principiële verklaringen.
Er zal moeten worden samengewerkt met de COCOF. We moeten bekijken hoe we de verplichting gezamenlijk kunnen implementeren.
Ik eindig mijn repliek waarmee ik ze begonnen ben: het is veel te vroeg om in te gaan op de concrete invulling. Het zou ook niet goed zijn om dat nu te doen. Wanneer je voorstelt om een gesprek te voeren, moet je vooraf niet publiek zeggen: We willen het zo of Het zal zo verlopen en niet anders. Dat zou contraproductief zijn.
De omslag lijkt mij heel duidelijk. We moeten dat moment aangrijpen en in dialoog gaan om tot een zo goed mogelijke afstemming en samenwerking op dit vlak te komen.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Minister, ik dank u voor uw openheid. U bent bereid om intensieve gesprekken aan te gaan met de Brusselse overheid. Ik heb mijn vragen uiteraard gesteld vanuit het positieve scenario: in hoeverre u zou meegaan in het geval het zo goed zou gaan. Zoals u zelf zegt, is dat wat voorbarig. Het gaat slechts om een aankondiging.
Het enthousiasme dat u vandaag aan de dag legt over het goede traject dat er in Brussel zal worden gelopen, stemt mij in ieder geval tevreden.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.