Commissie voor Algemeen Beleid, Financiƫn en Begroting
Vergadering van 07/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Lode Vereeck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het overleg van 19 april 2013 tussen de federale overheid en de deelstaten met betrekking tot de usurperende bevoegdheden
- 1487 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Dirk Van Mechelen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het overleg met de Federale Regering betreffende de usurperende bevoegdheden en de responsabiliseringsbijdrage
- 90 (2012-2013)
De voorzitter : Ik zou eerst het woord willen geven aan de heer Van Mechelen. Hij had een actuele interpellatie ingediend, die nu is omgezet in een interpellatie.
Het antwoord wordt gegeven door minister-president Peeters.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, geachte leden, minister-president, hoewel u een tweetal weken geleden op de keien van de Wetstraat in een interview met een VRT-journalist hebt verklaard met rust te willen worden gelaten als het gaat over het debat over de usurperende bevoegdheden, vrees ik dat we u hierover vandaag toch moeten interpelleren. Ik heb mijn interpellatieverzoek ingediend naar aanleiding van uw overleg met uw federale collegas dat ondertussen enkele weken geleden plaatsvond, op 19 april. Ik had inderdaad een actuele interpellatie ingediend, maar de reacties op het resultaat waren zo mager dat het bijzonder moeilijk was om daarover te interpelleren. Ondertussen is de zaak misschien iets minder acuut. Een gewone interpellatie leek me echter raadzaam, om te bekijken welke richting we nu uitgaan in deze kwestie.
Dit blijft vanzelfsprekend een onderwerp met heel wat belangrijke facetten. Eerlijk gezegd ben ik wat verbaasd door het feit dat uw regering soms toch wel op twee gedachten blijft hinken. In uw officiële standpunt hamert u erop dat u eigenlijk niets kunt zeggen over de usurperende bevoegdheden, omdat het wachten blijft op de federaal goedgekeurde lijst, en we horen straks wel hoe ver het daarmee staat. Tegelijk lopen de leden van uw eigen Vlaamse Regering elkaar voor de voeten met het lanceren van voorstellen in het kader van net die usurperende bevoegdheden, ook al zouden de zaken in het beste geval in 2016 in werking treden. Ik hoor uw ministers discussiëren over gelijke prijzen voor de energieverdeling, over de manier waarop de woonbonus moet worden aangepakt, over de kinderbijslagregeling: allemaal zaken die de voorbije dagen en weken de revue zijn gepasseerd. Men zou de vraag kunnen stellen of het de regering op dit ogenblik niet goed uitkomt dat er nog wat onduidelijkheid is. Mocht er immers een doorbraak komen in het debat over die usurperende bevoegdheden, dan zal het blijkbaar niet evident zijn om daarover nieuwe beleidslijnen uit te tekenen binnen de regering. Ook zou het, voor we naar ik aanneem volgende week dinsdag de begrotingsbesprekingen aanvatten met minister Muyters, natuurlijk toch wel interessant zijn te weten waar we nu staan met die bevoegdheden, wat de kostprijs is die naar voren wordt geschoven en of dit gevolgen heeft voor onze begroting van 2013.
Persoonlijk vind ik dat we het debat ook in de juiste context moeten plaatsen. Er is al heel wat te doen geweest over die fameuze responsabiliseringsbijdrage voor onze Vlaamse ambtenaren. Ik heb zelf jaren met dat dossier mogen vechten. Vlaanderen heeft ooit compromissen op tafel gelegd, die dan niet door de collegas, maar ook niet door de Federale Regering zijn aanvaard. Het is echter toch wel gek dat dit debat met de federale overheid wordt gevoerd, op een moment dat steden en gemeenten zich financieel in een precaire situatie bevinden. Als ze bij ons aankloppen, precies om te praten over hun problematiek van de hoge pensioenlasten, stelt Vlaanderen uiteindelijk dat ze hun eigen boontjes moeten doppen. Het lijkt me dus een goede zaak mochten we in alle sereniteit, openheid en objectiviteit een debat kunnen voeren over de vraag waar we nu staan en hoe we dat probleem zullen aanpakken. Laten we dat aanslepen? Laten we dat verrotten?
Minister-president, u hebt daarnet een bijzonder boeiend debat gemist over het begrotingstraject ter voorbereiding van het Stabiliteitsprogramma 2013-2016. Daarbij zijn er toch nogal wat meningsverschillen aan de oppervlakte gekomen, en dat, voor alle duidelijkheid, niet alleen tussen meerderheid en oppositie, maar ook, als ik goed heb geluisterd, binnen de meerderheid zelf en dan druk ik me nog zacht uit.
Ik dring dus gewoon aan op een open en objectief debat. Ondertussen is er twee keer overlegd met de federale collegas. Ik begrijp dat er toch stilaan resultaten moeten zijn, zodat we ook een duidelijk zicht krijgen op een mogelijke budgettaire impact.
Dit weekend vernam ik met genoegen dat de federale minister van Financiën de Vlaamse begrotingsinspanningen weet te waarderen. Gelukkig is dat onverkort al twintig jaar zo. Wel stelde hij in één adem dat hij had begrepen dat Vlaanderen een inspanning zou doen met betrekking tot die usurperende bevoegdheden. Daarom werd mijn nieuwsgierigheid nog groter.
Minister-president, wat zijn de resultaten van het overleg met de Federale Regering? Welke acties moet de Vlaamse Regering ter zake eventueel nemen? Hoe zal de Vlaamse Regering de door de Federale Regering begrote cijfers opnemen in de lopende begrotingscontrole van 2013? Dat is het debat dat we volgende week zullen voeren: waarom is er plots die buffer qua beleids- en betaalkredieten van 150 miljoen euro? Welke van de bevoegdheden die in het kader van deze bespreking ter discussie voorliggen, zullen door Vlaanderen volledig of deels worden overgenomen, of zullen in de toekomst niet verder worden gefinancierd? In welke mate moet de meerjarenbegroting worden aangepast om rekening te houden met de impact van een en ander?
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, minister-president, geachte leden, ik had mijn vraag om uitleg ook al een hele tijd eerder ingediend. Dit sluit inderdaad aan bij de discussie die we hebben gevoerd over het Stabiliteitsprogramma. Ik ben het niet eens met de heer Van Mechelen als hij stelt dat er een discussie was binnen de meerderheid, want ik reken de heer Van Rompuy bij de oppositie, dus we kunnen eigenlijk stellen dat er vooral een discussie was tussen meerderheid en oppositie.
De heer Eric Van Rompuy : Dat is uw interpretatie.
De heer Lode Vereeck : Dat is mijn interpretatie, inderdaad.
We moeten het dus inderdaad hebben over één aspect van dat programma, namelijk die usurperende bevoegdheden, waarover de Vlaamse Regering al meermaals haar standpunt heeft vertolkt. Ik wil dat toch nog eens even zeggen, zodat u mijn kritiek in de juiste context kunt plaatsen. De Vlaamse Regering stelt twee voorwaarden aan de overdracht van de usurperende bevoegdheden: het mag niet gaan om bevoegdheden in het kader van de zesde staatshervorming en we gaan natuurlijk niet zomaar vastleggingen overnemen van de federale overheid. We steunen die voorwaarden, want ze zijn terecht.
Mijn kritiek heeft vooral hiermee te maken dat we van oordeel zijn dat de Vlaamse Regering passief is in dezen. Vooral minister Muyters heeft in het verleden steeds de bal in het kamp van de Federale Regering gelegd. Men kan natuurlijk zeggen dat dit te wijten is aan het feit dat het de Federale Regering is die momenteel betaalt, maar ik vind dat wat kortzichtig. Ook Vlaanderen heeft er alle belang bij dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt in deze discussie. Ik heb de Vlaamse Regering al meermaals gevraagd te blijven aandringen op overleg, en zelfs op bijkomend overleg. Dat overleg zou er sneller zijn geweest, of er zou misschien geen reactie zijn geweest, maar dan hadden we u alleszins geen passieve houding kunnen verwijten.
Ik zie ook het belang voor Vlaanderen om hier snel uit te komen. Vlaanderen is zelf altijd vragende partij geweest, zij het misschien in budgettair minder moeilijke omstandigheden. Minister-president, diverse partijen in het parlement zijn vragende partij geweest. Zelf hebt u in 2008 eens een opsomming gemaakt ter zake. Ook begint het feit dat er geen duidelijkheid is, nu echt problemen op het terrein te creëren. Dan denken we in het bijzonder aan de alarmkreet bij de universiteiten over de problemen bij de projecten met betrekking tot universitaire ontwikkelingssamenwerking. Via Belga heb ik vernomen dat er daarnet nog een protest was. Er zou sprake zijn van een gedeeltelijke financiering, maar niet van een volledige. Het uitblijven van een akkoord is dus ook schadelijk voor Vlaanderen. Het zorgt voor een negatieve internationale reputatie en er moeten projecten worden stopgezet. Zoals bekend is nu 40 miljoen euro van die interuniversitaire samenwerking opnieuw vrijgemaakt. Een oplossing is hoe dan ook mogelijk. Tot nu toe is er geen definitieve oplossing bereikt.
Minister-president, in uw antwoord op diverse parlementaire vragen hebt u aangegeven dat er sinds 4 juli 2012 eigenlijk nauwelijks nog initiatieven zijn genomen. Op 5 november 2012 herhaalde u dat de gesprekken in het dossier sinds de zomer waren stilgevallen. Op 15 januari 2013 gaf ook minister Muyters aan dat er geen vooruitgang in zat. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 22 februari 2013 stelde u het volgende: Ik ben in kennis dat in de federale begroting 2013 rekening is gehouden met een besparing van 300 miljoen ( ). En dan kwam er plots die uitnodiging van de premier om op 19 april te overleggen. In het kader daarvan heeft minister-president er de Federale Regering nog eens fijntjes aan herinnerd dat zij nog geld nodig hadden. Er werd alleszins geen akkoord bereikt en er zou verder overleg worden voorzien de week nadien.
Minister-president, kunt u toelichting geven bij het overleg van 19 april en het vervolgoverleg? Wat werd daar besproken? Welke standpunten hebben de diverse overheden ingenomen? In het kader van de bijeenkomst van het Overlegcomité op 24 april uitte u uw irritatie: u gaf aan dat de Federale Regering maar moest schrappen, en dat Vlaanderen dan wel zou zien hoe het dit verder zou aanpakken. Ook federaal minister Geens zei dat de Federale Regering zonder meer zal schrappen indien er geen akkoord wordt bereikt. Een compromis lijkt dus veraf, hoewel minister Labille dan weer aangaf dat een overgangsregeling mogelijk is voor deelaspecten. Welke afspraken werden er gemaakt met betrekking tot een eventuele overname van bepaalde uitgaven door de deelstaten? Welke aanpak zal worden gevolgd met betrekking tot de federale vastleggingen? Wat bijvoorbeeld met de onderzoeksprojecten in het kader van de internationale ontwikkelingssamenwerking?
Welke uitgaven behoren nu tot de 300 miljoen euro die de federale overheid heeft geschrapt? Wat is het aandeel van de uitgaven voor Vlaanderen? Van welke uitgaven vindt u het wenselijk ze over te nemen? Minister Geens gaf vorige zondag in De Zevende Dag aan dat het voor Vlaanderen zou gaan om 160 à 180 miljoen euro. Dat is heel wat meer dan de 125 miljoen euro waarvan bijvoorbeeld de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) uitging. Is er na dat overleg nu al een wat meer accuraat zicht op de concrete budgettaire impact voor de Vlaamse begroting? Zal een en ander aanleiding geven tot een aanpassing van de begrotingscontrole 2013?
Een aanverwant dossier is dat van de verhoogde pensioenbijdrage. Dat werd besproken op 19 december. Daar werd opnieuw geen overeenstemming gevonden. We weten dat de deelstaten bedragen reserveren. Voor Vlaanderen ging het om 54 miljoen euro, naast 7 miljoen euro. Voor 2013 voorziet u in 62 miljoen euro. In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag van 22 februari geeft minister Muyters opnieuw aan dat de federale overheid sinds de bijeenkomst van het Overlegcomité van 19 december geen nieuwe initiatieven ter zake heeft genomen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het overleg over de verhoogde pensioenbijdrage voor regionale ambtenaren? Is dat soms wel besproken op het overleg van 19 april, of op het vervolgoverleg? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, is er al een zicht op verder overleg? Wat gebeurt er eigenlijk met de achterstallen die de afgelopen tien jaar zijn opgebouwd in dit dossier?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, geachte leden, minister-president, ik sluit me aan bij deze vragen. Ook mij lijkt het in het voordeel van Vlaanderen dat er duidelijkheid komt in dit dossier, alleen al maar voor het voordeel van de duidelijkheid. Ik kan me ook heel goed voorstellen dat u het ondertussen wel hartgrondig beu bent. Ik had eigenlijk zelf ook een vraag om uitleg ingediend, maar in het Uitgebreid Bureau had ik ondertussen kennis genomen van de actuele interpellatie van de heer Van Mechelen, en dus vond ik het niet netjes om die ook in te dienen. Ik wil dan echter eigenlijk ook vragen of u ook een toelichting kunt geven bij de stand van zaken met betrekking tot het concurrentiepact. Is ook dat ter sprake gekomen? Kunt u daarover ook eventueel iets meer vertellen?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister-president, u knikte daarnet, toen de heer Diependaele zei dat u het wellicht beu bent. Maar u hebt het hele debat wel zelf gelanceerd, in 2008.
Het wordt op den duur een beetje een vaudeville. Ik zal het niet vergelijken met de Plantentuin van Meise, want dat was een overheveling. Hier gaat het om de vraag of de federale overheid geen uitgaven kan schrappen voor zaken waar zij in principe al niet meer bevoegd voor is. Het gaat dan inderdaad niet over de zesde staatshervorming. Aanvankelijk ging het vooral over stedenbeleid, vaccinatie en dergelijke meer. Mijnheer Diependaele, u hebt het ooit eens berekend op 1,1 miljard euro. In 2008 hebt u in de Kamer een amendement ingediend op de federale begroting van 2009 om die 1,1 miljard euro gewoon uit de begroting te schrappen, zonder dat iemand wist wat daar eventueel mee zou gebeuren.
Ik denk dat u het beu bent, minister-president. Ik denk ook dat u uw vinger in uw eigen oog hebt gestoken. In 2008 zei u: u moet niet meer bij ons komen aankloppen, doe een aantal uitgaven niet meer die u eigenlijk niet meer moet doen in het kader van de bestaande bevoegdheden, en laten we daar eens over spreken. We zijn nu vijf jaar verder, en er is nog altijd geen akkoord.
In principe kan de federale overheid gewoon schrappen, punt. Dan is de discussie hier, in dit parlement, of we dat al of niet overnemen, wat we overnemen, hoe we dat doen enzovoort. Maar het pingpongspel bestaat er blijkbaar nog altijd in dat men het niet eens raakt over onder meer de lijst van wat men dan wel als usurperende bevoegdheden moet beschouwen. Van de lijst-Chastel hebt u mij ooit gezegd dat ik ze mocht verscheuren. Ik heb ze niet verscheurd, ik heb ze nog altijd bij.
In 2012 hebt u ons de fiches bezorgd, naar aanleiding van een actuele vraag van mijzelf en collega Diependaele. Daarop stond wat de federale overheid al ten minste naar voren schoof als usurperende bevoegdheden, waarvan men dus zou kunnen denken dat ze de uitgaven zou schrappen. Het vreemde is dat, ook bij die fiches, de responsabiliseringsbijdrage van de ambtenaren altijd mee in het debat zat, terwijl het eigenlijk een ander debat zou moeten zijn.
Minister-president, wat is nu de uitkomst van 19 april jongstleden? Gelooft u er eigenlijk nog in? Wilt u nog dat er wat dan ook gebeurt met die usurperende bevoegdheden? Men heeft ze nog niet eens kunnen definiëren. Wilt u er eigenlijk nog iets mee doen? Dat is eigenlijk een meer principiële vraag. En wat is de houding van de deelstaten? Daarover wordt hier nooit gesproken.
Over de universitaire ontwikkelingssamenwerking is er blijkbaar een beslissing genomen voor 43 miljoen euro. De engagementen die men is aangegaan, zou men ook blijven financieren. Maar is de federale overheid wel zo geneigd om een aantal uitgaven te schrappen, die dan al dan niet door de deelstaten worden overgenomen, gelet op de budgettaire situatie van vooral de Franse Gemeenschap en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Het zou wel eens kunnen dat men daar een objectief bondgenootschap heeft met de deelstaten die zeggen dat het niet haalbaar is om zelfs maar een deel ervan over te nemen, waarbij men de federale overheid dan vraagt om die uitgaven niet te schrappen, omdat ze hun gemeenschap of regio nog ten goede komen. We zitten hier in een patsituatie, minister-president. Misschien kunt u een licht in de duisternis laten schijnen.
Wat is het resultaat van het overleg van 19 april, en hoe ziet u dat verder, politiek en budgettair?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Collegas, de vergadering van 19 april was een vergadering met de premier en de verschillende ministers-presidenten. Ik zal de daar besproken themas even met u overlopen. Ten eerste was er de problematiek van de verschillende begrotingen in dit land. De vraag is, zeker ten aanzien van Europa, hoe België daar verder mee zal omgaan. Mijn betoog was zeer kort: wij hebben een begroting in evenwicht en hebben zelfs nog een provisie aangelegd. De beide collegas zitten, zoals ook publiekelijk is meegedeeld, met een evenwicht in 2015.
In het Stabiliteitsprogramma 2013-2016, dat niet ondertekend is door de deelstaten, is opgenomen dat er wat betreft Entiteit II voor 2013 een evenwicht moet zijn, zijnde min 0,1 voor gemeenschappen en gewesten en plus 0,1 voor de lokale overheden. De vraag is natuurlijk in welke situatie het Brusselse Hoofdstedelijke en Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap zich bevinden. Bevinden die zich in 2013 in evenwicht of niet? Er is een discussie over welk programma wij moeten volgen en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat alle overheden in dit land zo snel mogelijk naar een evenwicht gaan.
Eén ding is duidelijk: wij hebben in Vlaanderen een evenwicht en hebben zelfs een lichte provisie aangelegd. Dat is niet het geval voor de andere deelstaten. Die hebben in 2013 en zelfs in 2014 geen evenwicht. Dat debat is ook afgelopen weekend gelanceerd. Het is een interessant debat om verder te volgen. Ook interessant is hoe het zit met de steden en gemeenten. Wij hebben in het verleden gevraagd om de berekeningswijze aan te passen, om niet te extrapoleren, maar met cijfers te komen die actueel relevant zijn.
Dat is het eerste, niet onbelangrijke debat. De goede leerling, zijnde de Vlaamse Regering, met grote bescheidenheid, heeft een evenwicht. De andere collegas doen inspanningen. Ik waardeer die zeer, maar die leiden maar tot een evenwicht in 2015. Dat moet verder uitgeklaard worden, zodat iedereen goed weet van iedereen wordt verwacht.
Het tweede debat betreft de usurperende bevoegdheden. Ik heb op de stoep van de Wetstraat 16 gezegd dat het een beetje pijnlijk wordt en dat ik het ervan op mijn heupen krijg. Dit debat krijgt zon envergure dat ik mij afvraag waar we in hemelsnaam nog mee bezig zijn.
U zult misschien denken dat het nog wel meevalt als ik het op de heupen krijg. Maar voor sommige mensen hangt hun job daarvan af, zoals de medewerkers ontwikkelingssamenwerking aan de universiteiten. Dat is trouwens nog een specifiek punt. De bijzondere wet van juli 2001 heeft namelijk uitdrukkelijk bepaald dat ontwikkelingssamenwerking, zolang niet alles is uitgevoerd, ook een bevoegdheid van de federale overheid is. Als u dat juridisch bekijkt, is dat dus überhaupt geen usurperende bevoegdheid. Mijnheer Van Hauthem, u kunt dat nog eens nakijken, maar ik wil u niet uitdagen om daar morgen een actuele vraag over te stellen. Het is de bijzondere wet van 13 juli 2001. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik kom daar straks op terug.
Een ander punt is de responsabliseringsbijdrage voor de pensioenen van de ambtenaren. Als ik me niet vergis, is het de wet van 5 mei 2003 die bepaalt dat de deelstaten een grotere bijdrage moeten leveren. Mijnheer Van Mechelen, in een vorige legislatuur hebt u nog eens concrete voorstellen gedaan om dat dossier op te lossen.
In de begroting 2010 hebben we daar een bedrag voor uitgetrokken van 60 miljoen euro. Dat was ook het geval in 2012. De federale collegas vinden dat goed, maar willen dat dat bedrag wordt overgemaakt. Er is echter een klein technisch probleem, dat we ook hebben gesignaleerd aan Vincent Van Quickenborne toen hij nog minister was. Die wet bepaalt namelijk dat er een KB moet worden genomen in het jaar voorafgaand aan de storting. Men zit dus met een probleem als men wil dat dat bedrag nog wordt overgemaakt in 2013.
Ik heb gezegd dat we dat bedrag hebben gereserveerd, maar dat we in het verleden hebben gezegd dat we willen spreken het gaat dan om artikel 2 van die wet over het bepalen van de minimumleeftijd voor pensioen en over een soort bonussysteem. Als we een zeer goed beleid blijven voeren inzake ambtenaren en pensioenleeftijd enzovoort, wordt er een bonus-malussyteem opgestart. Dat werd door minister Bourgeois op tafel gelegd toen Vincent Van Quickenborne nog minister was. Hij heeft daar toen vrij positief op gereageerd, maar op een bepaald moment is het stopgezet. Tijdens een overleg met de premier op 19 april heb ik gezegd dat de betrokken ministers zouden moeten samen zitten en dat we dat legistiek probleem van 2013 wel willen oplossen, maar dat we die twee elementen dan willen bespreken. Ik ga ervan uit dat de bevoegde vakminister, Alexander De Croo, contact zal opnemen met minister Bourgeois. Tot vandaag is er echter nog geen enkel contact geweest.
Dat is dus de situatie. Wij hebben geld gereserveerd en willen het storten, hoewel dit zeker voor Europa niet het belangrijkste dossier is. Indien er hier mensen zijn die contact hebben met Alexander De Croo, kunnen die hem zeggen dat Vlaanderen daarover wil spreken. Ik heb ook begrepen dat de andere collega-ministers-presidenten daar ook geen probleem mee hebben. Het probleem zit dus mogelijk in dat luik waarvoor er ergens vanuit het federale niveau een blokkering is gekomen.
Laat ons die andere elementen eens bekijken. Wat de ontwikkelingssamenwerking betreft, is er positief nieuws gekomen. Verleden vrijdag heeft de Federale Regering de beslissing genomen om 67 procent van het bedrag uit te trekken. Zoals ik daarnet zei, is dit geen usurperende bevoegdheid. Toch zijn wij bereid om naar een oplossing te zoeken. Minister Labille is bevoegd voor de ontwikkelingssamenwerking. Er moet nog 33 procent van het bedrag worden vrijgemaakt.
Het is belangrijk dat we het niet op zijn kop zetten. De Federale Regering is een engagement aangegaan. Er is personeel aangeworven op verschillende universiteiten en organisaties. Dat personeel maakt zich nu natuurlijk grote zorgen, aangezien er nog 33 procent moet worden gedekt. Onze federale collegas zijn dit engagement aangegaan. Nu verwachten ze dat Vlaanderen ervoor zorgt dat die mensen hun job niet verliezen. Ik wil wel, maar je moet de zaken juist stellen. De Federale Regering wil de ontwikkelingssamenwerking afstoten en in een eerste fase 67 procent voor haar rekening nemen. Ze gaat ervan uit dat 33 procent door de deelstaten wordt gedekt. Als dat de positie is, los van de usurperende bevoegdheden, wil ik daar wel verder over spreken. Dat is echter niet zo evident. In dit parlement geldt er namelijk een kaderdecreet. We hebben een beleid opgezet rond ontwikkelingssamenwerking. Zelfs indien ik morgen zeg dat we het doen, is het maar de vraag of ik een wettelijke basis heb om daar überhaupt de nodige middelen voor uit te trekken, ervan uitgaand dat ik die links of rechts al zou hebben.
We focussen in ons beleid op drie landen: Zuid-Afrika, Malawi en Mozambique. Vanuit de federale overheid is er ondersteuning gegeven in heel wat andere landen. Dat vereist dus een volledige discussie en een aanpassing van ons ontwikkelingsbeleid tot nog toe. Wij zijn bereid te spreken over die opstelling, maar met de juiste volgorde van problematiek.
U kent de lijst met usurperende bevoegdheden: Stichting Biermans-Lapôtre, justitie, kinderrechtencoalitie, syndicale premies, bijdragen tot de financiering van de Europese Unie, enzovoort. Mijn collega-ministers-presidenten hebben tijdens ons overleg gezegd dat ze wel verder willen nadenken over die usurperende bevoegdheden, maar vroegen ook naar Breitsohl. Mijnheer Van Mechelen, u kent dat dossier en dat arrest. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest sprak van 12,9 miljoen euro. Ik zei toen dat het honoreren van het Breitsohl-arrest voor ons 42 miljoen euro was. Toen ging het over de trekkingsrechten, een vergoeding voor wedertewerkstellingsprogrammas. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest claimde 70,6 miljoen euro. Verder ging het ook over het luik LPG, de aanvullende verkeersbelasting.
En zo ging men een lijst met elementen af. Je zou dat boekhoudkundig kunnen bekijken: actief en passief, credit en debet, enzovoort. De vraag was echter of we er op die manier uitkomen. Ik heb gezegd dat we met heel wat uitdagingen zitten, zeker wat de relance en het pact voor de concurrentie betreft. In Limburg, in de Kempen en andere delen van Vlaanderen staan we voor ongelooflijk grote uitdagingen. Ik heb gezegd dat we bereid zijn over heel wat zaken te spreken, maar dan wel niet asymmetrisch. Mijn collegas moeten er eerst voor zorgen in 2013 in evenwicht te zijn. Indien de usurperende bevoegdheden bovenop dat evenwicht terechtkomen, moeten er ook middelen worden toegevoegd. Dat betekent dat een tweede versnelling hoger moet worden geschakeld. Ik heb dan ook begrip voor die belangrijke uitdaging.
We willen hierover spreken. Het lijkt me echter wijzer heel het debat een wat andere wending te geven. Ik denk dan aan de relance. Wat Limburg betreft, heeft het expertenteam van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) uitdrukkelijk reconversiezones en -vennootschappen naar voren geschoven. Daarnaast zijn ook elementen naar voren geschoven die onder de federale bevoegdheden vallen. De vennootschapsbelasting en andere aspecten kunnen een rol in ons relancebeleid spelen. Ook wat het pact inzake de concurrentiekracht betreft, kunnen we partners zijn. We moeten nagaan hoe we dit kunnen aanpakken. Dat lijkt mij een interessanter debat.
Ik herhaal dat ik het debat over de usurperende bevoegdheden niet uit de weg wil gaan. We mogen echter niet op die manier discussiëren. Wij hebben een lijst met usurperende bevoegdheden. De anderen komen dan af met hun eigen lijst. Zolang de gevolgen van het arrest-Breitsohl en dergelijke niet zijn opgelost, kan het allemaal niet gebeuren.
De overdracht van de gebouwen is een mooi voorbeeld dat aantoont hoe wij dat op een goede wijze proberen. Iedereen weet dat ik heb verklaard dat de gebouwen mogen worden overgedragen in de staat waarin ze zich nu bevinden. We zullen er wel een mouw aan passen. De andere regios vinden echter dat de gebouwen in goede staat moeten worden overgedragen. Dat betekent dat de federale overheid er eerst nog eens 60 miljoen euro in moet investeren. Ik ga ervan uit dat deze commissie niet verwacht dat ik de gebouwen aan ons laat overdragen in de staat waarin ze zich bevinden en aan de Franstaligen pas na de uitvoering van allerlei werken laat overdragen. In dat geval moeten ook onze gebouwen in een even goede staat worden gebracht. Indien de Federale Regering morgen zou beslissen die gebouwen zonder discussie over te dragen in de staat waarin ze zich nu bevinden, zou de federale overheid met een pennentrek al 60 miljoen euro binnenhalen.
Ik kom even terug op dat pact. Aangezien ik hierin geloof, heb ik hier sterk voor gepleit. We hebben voor Limburg 317 miljoen euro veiliggesteld. We moeten dat geld nu op een goede manier op de markt zetten. De 736 fiches dragen hiertoe bij. Misschien kunnen ook andere elementen nog een rol spelen.
De conclusie van de vergadering luidde dat we de week daarop opnieuw zouden samenkomen. Ik heb onmiddellijk mijn agenda vrijgemaakt. Ik kan snappen dat de agenda van de premier voortdurend wijzigt. De volgende maandag hebben we een telefoontje ontvangen. De vergadering van die week kon niet doorgaan. Sindsdien hebben we hier niets meer over gehoord.
We moeten goed weten waar we heen willen. Vanuit Vlaanderen hebben we, in alle bescheidenheid, op verschillende momenten en met betrekking tot verschillende dossiers gesteld dat we dit als staatsmannen moeten oplossen en heel het debat goed moeten aanpakken. Ik ga ervan uit dat de ministers van de Vlaamse Regering volledig bereid zijn rond de tafel te zitten als we een telefoontje zouden krijgen. Ik heb daar sterk op aangedrongen.
Wat de responsabiliseringsbijdrage en andere dossiers betreft, hebben we voorstellen geformuleerd. Daar zijn op een bepaald moment zelfs positieve geluiden op gevolgd. Het debat zal nu echter nog meer envergure krijgen. We worden geconfronteerd met een debat op het niveau van de Europese Commissie.
Minister Vanhengel en minister-president Demotte hebben gereageerd op de inspanningen die iedereen levert. Er is in dit verband natuurlijk geen duidelijkheid. Indien de Federale Regering ervan zou uitgaan dat de deelstaten met min 0,1 en plus 0,1 in 2013 op nul uitkomen, zou alles duidelijk zijn. Het honoreren van de vorige programmas biedt evenwel de mogelijkheid een deficit te boeken. Voor de Vlaamse Gemeenschap gaat het om 202,9 miljoen euro. Voor het Waalse Gewest gaat het om 153,3 miljoen euro. Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gaat het om 131,6 miljoen euro. Dat zijn de getallen. Het deficit moet tegen 2015 weg zijn. Dit brengt ons natuurlijk in een heel andere discussie.
Voorzitter, ik heb getracht alles in grote transparantie en openheid en met de nodige rust toe te lichten. Ik ben uiteraard bereid antwoord te bieden op alle suggesties en op alle bijkomende vragen.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Minister-president, in de eerste plaats wil ik u danken voor uw open en vooral sereen antwoord. Ik krijg hiervan een ongelooflijk déjà-vugevoel. Alle historische dossiers komen nog eens op tafel terecht. We zijn weer vertrokken.
Ik ben het met u eens dat we er op deze manier niet zullen geraken. We hebben ook nog wel andere dingen te doen. Dit komt overeen met de oproep die ik daarstraks naar aanleiding van het debat over het Stabiliteitspact heb gedaan. Op een bepaald moment moet iedereen tot bezinning komen. Ik weet niet hoe dergelijke momenten tot stand komen. Iedereen, zeker de Federale Regering, moet tot bezinning komen en beseffen dat we op deze manier enkel aanmodderen. Daar wordt niemand beter van.
Op deze manier tonen we ons onbekwaam om een duurzaam begrotingsbeleid te voeren. Ons begrotingsbeleid moet enkel de ambitie hebben België en Vlaanderen in rustiger vaarwateren te laten functioneren. Indien we de economie op gang willen trekken, is de afsluiting van dit hoofdstuk een conditio sine qua non.
Minister Muyters heeft mijn vragen daarstraks niet onmiddellijk beantwoord. Op pagina 75 van de aanbevelingen van de Hoge Raad van Financiën staat dat het volgende noodzakelijk is: De Afdeling beveelt dringend een overleg aan tussen de verschillende overheidsniveaus om een Samenwerkingsakkoord te sluiten dat het mogelijk maakt de begrotingstrajecten van elke Entiteit alsmede de bijdrage van Entiteit II tot de inspanning te bepalen.
Minister-president, als we alles dossier per dossier zouden oplossen, zullen we er nooit uit geraken. Het dossier van de gebouwenoverdracht is ons meer dan bekend. Als ik het goed heb begrepen, is het ook uw mening dat we moeten streven naar een budgettair pact. We moeten geen zwartepieten naar Wallonië of naar Brussel doorschuiven. We mogen evenmin naïef zijn. We zijn dat de voorbije jaren nooit geweest. Er is evenwel een groot verschil tussen naïef zijn en oncoöperatief zijn. Volgens mij spreken de leden van de Vlaamse Regering op dat vlak niet allemaal dezelfde taal. Indien we erin zouden slagen met betrekking tot het budgettair gedeelte voor drie of vier jaar een volwassen samenwerkingsakkoord af te sluiten, zou het traject vastliggen. Iedereen zou zijn eigen rechten en plichten kennen. Iedereen zou weten welke inspanningen hij moet leveren en wat daar dan tegenover staat.
De ontwikkelingssamenwerking is een mooi voorbeeld. Het beleid dat wij voeren, is heel anders dan de engagementen die we zouden moeten overnemen. Er zijn in die zin trouwens nog tal van voorbeelden.
Maar ik denk dat dat debat uiteindelijk geen zin heeft, en het zou ook goed zijn dat een aantal van uw collegas stoppen met gedachteballonnetjes en andere ballonnetjes op te laten. Laat ons eerst proberen tot een akkoord te komen en kijken of we een afspraak kunnen maken, en dan de puzzel stuk voor stuk in elkaar passen.
De heer Lode Vereeck : Ik dank u ook voor de toelichting bij de gang van zaken de afgelopen weken, minister-president. We kunnen toch wel concluderen dat de handelswijze van de Federale Regering onbetamelijk is. Men gaat zomaar eenzijdig een bedrag van 300 miljoen euro schrappen, zonder akkoord van de deelstaten. Op die manier ontstaat er een vacuüm. Ik denk inderdaad ook aan die onderzoekers aan de universiteiten. Dat brengt de reputatie van België en Vlaanderen in de internationale samenwerkingsverbanden in gevaar.
Hoewel ik vind dat de verantwoordelijkheid wat dit betreft federaal ligt, blijf ik erbij dat de Vlaamse Regering niet passief mag zijn. Het is ook in ons belang dat dit opgelost geraakt. Ik heb ook verwezen naar de oproep van de Hoge Raad van Financiën. Laat ons alstublieft vanuit Vlaanderen al mag de zwartepiet, zo u wilt, voor een groot stuk aan de federale overheid worden gegeven voldoende koelbloedigheid bewaren en zelf ook initiatieven nemen.
Als er geen akkoord komt, word ik veel praktischer en blijft mijn vraag: wat gaat u doen? Want als de Federale Regering zonder meer schrapt, gaat de Vlaamse Regering dan die engagementen overnemen? U kunt principieel nee zeggen, maar dat leidt tot ernstige problemen. Er is al verwezen naar die onderzoeksprojecten, waar we buitenlandse onderzoekers misschien weer naar huis moeten sturen. Dat schaadt ook Vlaanderen en onze Vlaamse universiteiten. In die zin moet de Vlaamse Regering misschien de verantwoordelijkheid maar nemen waar de Federale Regering tekortschiet.
In welke mate, minister-president, zijn al die federale engagementen juridisch afdwingbaar door de begunstigden, in casu de universiteiten en hogescholen? Het gaat om vastleggingskredieten. Ik neem aan dat daar ook een contract is tussen bepaalde mensen, bepaalde instellingen, bepaalde landen.
Ik verwijs even naar de situatie in 2010, toen de Vlaamse Regering op een bepaald moment BOF-middelen (Bijzonder Onderzoeksfonds) schrapte. Het parlement heeft toen advies gevraagd aan onze juridische dienst. Daaruit bleek dat de Vlaamse Regering dat juridisch eigenlijk niet mocht en kon doen. Het passeerde alsnog, omdat de begunstigde instellingen, in dit geval de universiteiten, hebben nagelaten om het juridisch te betwisten. Was dat wel gebeurd, hadden zij het waarschijnlijk juridisch kunnen afdwingen.
Is daar zicht op? Is er een mogelijkheid om de federale engagementen of de vastleggingskredieten ik begrijp dat u daar niet zomaar in stapt juridisch af te dwingen, en moet de Federale Regering misschien in eerste instantie via deze weg ter verantwoording worden geroepen?
Wat de pensioenbijdrage betreft, steunen wij uw standpunt volledig. Betalen is ook bepalen. Uw standpunt was bekend: wij zijn bereid om een grotere bijdrage te leveren, maar dan moeten we ook mee kunnen bepalen.
Ik herhaal mijn vraag of er ooit al sprake is geweest van de achterstallen op het vlak van pensioenbijdragen. U weet dat wij in totaal de afgelopen jaren ongeveer 16 miljoen euro per jaar hebben betaald. De afgelopen tien jaar is er al een dikke 162 miljoen euro betaald, maar als we hadden moeten betalen wat eigenlijk was afgesproken, zou de factuur 458 miljoen euro zijn geweest. Dat is tussen 2002 en 2011. Er zijn met andere woorden achterstallen voor 295 miljoen euro. Is dat nog nooit ter discussie gekomen?
Wat de usurperende bevoegdheden zelf betreft, zal het vanuit Vlaams standpunt in elk geval budgettaire gevolgen voor ons hebben, of er nu een akkoord is of niet. In het geval van een akkoord worden er federaal uitgaven geschrapt en nemen wij die volgens het akkoord over. In het geval dat er geen akkoord is, zal dat ook budgettaire gevolgen hebben, misschien kleiner, misschien groter, afhankelijk van wat wij wensen voort te zetten. Ik verwijs opnieuw naar de uitspraak van minister Geens zondag.
Los van het akkoord is mijn eerste vraag: hoe gaat u dat inpassen in het Vlaamse beleid? Ik geef toe dat het afhangt van de aard van de uitgaven en hun bestemming, met inachtneming van de continuïteit, bijvoorbeeld van onderzoeksprojecten. Kan het parlement een overzicht krijgen van de uitgaven die behoren tot die geschrapte 300 miljoen euro en die in Vlaanderen gebeuren?
Hoe gaan we dat financieren? Ons standpunt is steeds geweest dat de begroting onvoldoende is voorbereid op de communautaire factuur. In de pensioenbijdrage is voorzien. Dat geldt niet voor de usurperende bevoegdheden en de mogelijke inspanningen in het kader van de zesde staatshervorming en het Stabiliteitsprogramma.
Nu is er de buffer van 150 miljoen euro betaalkredieten die bij de begrotingscontrole is opgemaakt. Nogmaals, minister Geens spreekt over 160 tot 180 miljoen euro. Die kan eventueel worden gebruikt voor geüsurpeerde uitgaven, maar als we die daarvoor gebruiken, kunnen we die natuurlijk niet gebruiken voor scholenbouw. Er is weliswaar een buffer van beleidskredieten, maar indien er cash nodig zou zijn, komt dat ook uit die 150 miljoen euro, hebt u gezegd.
Nu is er een buffer, maar dat neemt niet weg dat we ons standpunt behouden ten aanzien van de vorige begroting. De buffer van 150 miljoen euro was mogelijk dankzij een aantal meevallers, onder andere de zeer hoge onderbenutting. Indien u al eerder een buffer voor de usurperende zaken had uitgetrokken, kon nu die meevaller worden ingezet voor acute noden.
Hoe zal dat worden opgenomen in een begrotingscontrole, of er nu een akkoord is of niet? De schrapping is er immers al van federale zijde.
Minister-president, op 31 januari heeft er een interkabinettenwerkgroep (IKW) plaatsgevonden over de usurperende bevoegdheden. Hebben daar ooit Vlaamse ambtenaren aan deelgenomen?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister-president, ook wij danken u voor uw antwoord. Daaruit blijkt dat we in dit dossier eigenlijk nergens staan en dat we in de toekomst wellicht ook wat de ursurperende bevoegdheden betreft nergens zullen terechtkomen, tenzij bij een detail hier en daar.
Wij hadden ook gelezen dat aan Franstalige kant werd gezegd dat, als ze uitgaven voor bevoegdheden moeten overnemen die eigenlijk al van hen zijn, zij dan ook een lijstje hebben waaruit blijkt dat de federale overheid hun nog het een en het ander verschuldigd is. Dat is natuurlijk een handige truc. Als men op die manier begint, dan kunnen we de boeken sluiten.
Wat ik in deze hele saga niet goed begrepen heb, is dat er nooit duidelijkheid is gekomen, ook niet van uw kant. Misschien waren daar goede redenen voor. U hebt nooit zelf een lijst opgesteld van wat volgens u, die dan toch het debat gelanceerd heeft, usurperende bevoegdheden waren. U hebt daar altijd een aantal voorbeelden van gegeven, waarvan ik er een paar onthoud, zoals stedenbeleid, preventief gezondheidsbeleid en andere. Dan zijn er, waarschijnlijk naargelang de behoeften, een aantal lijsten gaan circuleren zoals de lijst-Chastel. En er zijn inderdaad de fiches, waarbij ontwikkelingssamenwerking staat, dat strikt juridisch inderdaad geen usurperende bevoegdheid is, maar ook justitie, kinderrechtencommissariaat, vakbondspremies en dergelijke meer, die dat wel zijn. Waarom bent u, en niet alleen voor uzelf, niet nagegaan wat de lijst is van de uitgaven die de federale overheid nu doet en die al lang niet meer tot haar bevoegdheid behoren? Op die manier had u haar kunnen helpen. Misschien had u daar redenen voor, en als die er zijn, zou ik die graag kennen.
Hoe moet het nu verder? De federale overheid heeft een bepaalde beslissing genomen. 300 miljoen euro is geschrapt. Er gaat nu 43 miljoen naar universitaire ontwikkelingssamenwerking. Dat is maar een deeltje. Vroeg of laat zal er toch iets uit de bus moeten komen. Ik kan aannemen dat u ook vandaag niet in uw kaarten zult willen laten kijken. Maar zondag heeft de federale minister van Financiën gezegd dat de 0,25 procent structurele inspanningen die Europa van ons nog vraagt, van Entiteit II zal moeten komen, en dat daaronder ook de usurperende bevoegdheden vallen. Er zal dus toch nog iets moeten gebeuren, hoewel u het idee van de usurperende bevoegdheden min of meer hebt begraven. Hoe ziet u de begrotingsinspanningen inzake die usurperende bevoegdheden?
Dan wil ik u nog iets vragen over de responsabiliseringsbijdrage. Natuurlijk wil de federale overheid de bedragen die u hebt ingeschreven in de begroting, gestort krijgen. U koppelt daar, terecht, twee voorwaarden aan: wie betaalt, bepaalt. Wat is daar de terughoudendheid van de federale overheid? Of is er ook een terughoudendheid vanuit de andere deelstaten, misschien niet over de voorwaarden, maar wel over het financiële aspect? Eerlijk gezegd, als ik de federale overheid was, zou ik zeggen: geef het geld maar en bepaal meteen ook maar het statuut, want dan is dat ook onze zorg niet meer. Ik zie op het eerste gezicht dus niet in waarom de federale overheid niet op uw inhoudelijke voorwaarden ingaat, tenzij er bij de andere deelstaten een terughoudendheid bestaat, dan niet over het inhoudelijke, maar over de financiële consequenties. Minister-president, als ik mij niet vergis, hebt u ook al eens gezegd dat de andere deelstaten daarvoor nog geen budgetten hadden ingeschreven in hun begroting. Daar zou ik nog graag verduidelijking over hebben. We zullen morgen dus geen actuele vraag stellen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik heb er al veel over gezegd, maar dat leidt elke keer tot meer vragen.
De laatste IKW vond plaats op 7 mei 2012, exact een jaar geleden. Collegas, met Europa en het sixpack zitten we wel in een ander kader dan vroeger. De Vlaamse Regering is ook bezorgd over hoe Europa naar de verschillende begrotingen van dit land kijkt. We moeten daar, meer dan in het verleden, trachten duidelijk te maken wat van iedereen mag worden verwacht. Dat zou reacties als die van de laatste dagen kunnen voorkomen. U noemt het een budgettair pact, ik vind het interessanter om het uit te breiden naar een pact voor de concurrentiekracht of iets dat daarop lijkt. We staan voor verschrikkelijk grote uitdagingen. Natuurlijk, als dat geld kost, is dat een bijkomend element. We moeten in de nodige middelen voorzien.
Ik kom nog eens bij Ontwikkelingssamenwerking. Dat is geen usurperende bevoegdheid, in geen enkele zin. Ik heb met de universiteiten samen gezeten om de langetermijnvisie te bespreken. Hoe kunnen we daar verder een beleid rond voeren? Ik vind dat een heel interessant debat, los van die 33 procent. Wat geeft dat als opportuniteit voor Vlaanderen en zijn universiteiten om samenwerking te ontwikkelen? Die zitten nu in landen waar we nooit iets gedaan hebben, laat staan dat we onze ontwikkelingssamenwerking daarop zouden oriënteren. Als we dat zouden overnemen, moeten we onze eigen visie uitwerken.
Mijnheer Vereeck, de annaliteit van de begroting is natuurlijk belangrijk. Ik weet niet in welke mate de contracten die zijn aangegaan door de federale instanties, de looptijd bepalen. Zo wijs zijn ze daar ook wel, denk ik, dat de looptijd niet elke keer verbonden is aan de goedkeuring van de begroting. Ik veronderstel dat die clausule in de contracten is opgenomen.
De wet van mei 2003 ging uit van een lineaire en stijgende rechte en liet de bijdrage van de deelstaten gradueel toenemen. Die wet is niet in uitvoering geplaatst. Stel u voor wat er zou zijn gebeurd als die wet meteen van kracht werd. Stel u voor dat men de achterstallen in rekening had gebracht. Toenmalig minister Van Mechelen heeft in de vorige legislatuur getracht om een akkoord te sluiten over de start van die lineaire rechte. Zolang er geen akkoord is, kunnen ze moeilijk die achterstallen opeisen. Ik heb tot hiertoe niet vernomen dat de federale collegas die achterstallen claimen, maar we zijn ertoe bereid om die bedragen effectief te storten. We zitten daar met het probleem dat we een KB nodig hebben van het jaar voordien. Dat heb ik al gezegd. We zijn bereid om dat op te lossen, maar dan wel met artikel 2 enzovoort. Ik vind de eisen van minister Bourgeois niet onredelijk.
Er werden verschillende vragen gesteld die de leden zelf kunnen beantwoorden. Ik voel min of meer aan waar de zaken blokkeren en wie een andere visie heeft. Maar ik heb daar geen harde bewijzen voor en zal daar niet verder op ingaan. Mijnheer Van Hauthem, misschien moet u eens kijken naar het aantal ambtenaren in andere regios, misschien heeft dat te maken met de blokkade. Ik weet het niet, ik ga daar geen uitspraken over doen.
Wat Vlaanderen doet, moet het zelf goed doen. Dat is al een uitdaging op zich. We zijn bereid om verder te praten. Ik hoop dat dat lukt in de komende dagen en weken. Ik ga ervan uit dat deze commissie het principe van gelijk oversteken nog altijd huldigt. We gaan niet asymmetrisch werken. Alhoewel, dat is ook een mogelijkheid! We kunnen asymmetrisch gaan werken, zowel wat de gebouwen als wat de pensioenen betreft. Daar valt iets voor te zeggen. We zouden asymmetrisch kunnen werken voor de pensioenen. Die discussie bevat interessante elementen, maar tot nu toe is het gelijk oversteken. Iedereen moet zijn huiswerk maken, iedereen moet op die lijn zitten.
De druk zal sterk toenemen, ook vanuit Europa, om een aantal zaken uit te klaren. Ik zou ook wel eens graag willen weten hoe het met de lokale besturen zit. In het verleden is gezegd dat de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering verantwoordelijk zijn voor de financiële situatie van de steden en gemeenten. Hun begroting moet in evenwicht zijn, dat is wettelijk geregeld. Ik ga ervan uit dat dat in 2014 zeker het geval is. De ESER-aanpak is nieuw voor de steden en gemeenten.
We hebben het voordeel dat de Europese Commissie met al haar commissarissen en ambtenaren in Brussel zit. Ze volgen ons daardoor meer dan andere landen. Ze lezen en checken elke uitspraak. Ze kopen hier kranten. Landen die wat verder van Brussel liggen en een taal hebben die niet iedereen machtig is, hebben dat voordeel zogezegd niet.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Ik zal een motie indienen. U hebt wellicht een vrijstelling voor morgennamiddag, minister-president, maar we kunnen ze dan woensdag over acht dagen bespreken.
De voorzitter : Ik noteer een motie van Open Vld en van het Vlaams Belang.
De interpellatie en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.