Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 31/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de energiebesparende maatregelen ter voorkoming van stroomtekort
- 686 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de studie van 3E inzake bevoorradingszekerheid en energie-efficiëntie
- 709 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Voorzitter, minister, collegas, vanmorgen verscheen een persbericht van Belga dat in 2012 aanzienlijk meer elektriciteit werd ingevoerd dan uitgevoerd. Dat blijkt uit cijfers van netbeheerders. In het laatste trimester moest 23,1 procent van het elektriciteitsverbruik worden ingevoerd. Dat zou een gevolg zijn van het uitvallen van de kerncentrales Doel 3 en Tihange 2. Collegas, daarmee wil ik duiden hoe groot de problematiek van het stroomtekort in Vlaanderen is.
Uit een studie in opdracht van drie milieuorganisaties, specifiek naar de impact van energie-efficiëntie, blijkt dat indien meer energiebesparende maatregelen genomen zouden worden, stroomtekorten kunnen worden vermeden. Studiebureau 3E onderzocht het effect van drie maatregelen: de gedeeltelijke vervanging van elektrische verwarming in de huishoudens, een efficiëntere verlichting in gebouwen in de dienstensector en efficiëntere en beter afgestelde pompen en elektromotoren in de industrie. Er werd in de studie meteen ook een kostenplaatje berekend. De drie maatregelen vergen een totaal geraamde investeringskost van 2,07 miljard euro.
Maar de onderzoekers menen dat een lager elektriciteitsverbruik over een periode van vijftien jaar daar een besparing van 3,24 miljard euro zou betekenen. In het nieuwe Belgische hoofdkantoor van Ernst & Young bijvoorbeeld werd op die manier in één jaar tijd 48 procent energie bespaard, in vergelijking met klassieke verlichting. Dit voorbeeld toont aan dat energie-efficiëntie een belangrijke meerwaarde heeft om niet enkel energie te besparen, maar zo ook stroomtekorten op te vangen.
Minister, bent u op de hoogte van de studie van 3E? Hoe evalueert u de studie?
In hoeverre meent u dat de overheid een voorbeeldfunctie kan geven in een aantal overheidsgebouwen?
Hoe kunt u de gezinnen in Vlaanderen stimuleren om elektrische verwarming af te bouwen? Dat zijn er nog heel wat.
Er staan nog enkele decreten op stapel. In hoeverre zullen die leiden tot een vermindering van energieverbruik in de industrie?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, ik heb een gelijkaardige vraag naar aanleiding van de publicatie van dezelfde studie.
Het is een relevante studie, hoewel ik het niet eens ben met alle conclusies. Zo staat er ergens dat de overheid tot op heden de energie-efficiëntie volledig negeert. Dat strookt helemaal niet met de werkelijkheid. Deze regering levert al heel wat inspanningen op dat vlak.
De studie heeft wel de verdienste dat ze de problematiek nog eens scherp naar voren brengt. De uitdagingen zijn nog altijd zeer groot. Mevrouw Van den Eynde zei het al, we zijn structureel netto-importeur geworden van elektriciteit. Meestal is dat geen probleem, maar er zitten toch risicos aan vast. We moeten daar waakzaam voor zijn.
Energie-efficiëntie valt grotendeels onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest. De federale overheid heeft ook een aantal mogelijkheden met Elia en met de afschakelcontracten die ervoor zorgen dat het piekgebruik daalt wanneer dat nodig is. De Vlaamse overheid kan volgens deze studie nog meer doen inzake verlichting, elektrische verwarming in huizen, elektrische motoren van pompen en ventilatoren in de industrie. Het potentieel was aanzienlijk volgens de studie, net als de economische return. Elke geïnvesteerde euro levert 1,56 euro op. Dat is niet onbelangrijk.
Uitstel is geen optie, volgens de studie. Energie-efficiëntie dient een centrale plaats te krijgen in het beleid voor de bevoorradingszekerheid. Dat is al het geval, dat geldt ook voor uw beleid, minister. Uiteraard kan het nog altijd groeien. De studie roept op tot een totaalplan in overleg met de Federale Regering en de andere gewestregeringen.
In welke mate hebt u overleg met uw federale en gewestelijke collegas?
Hoe beoordeelt u de studie in het algemeen? Zijn er beleidsaanbevelingen die u ter harte wilt nemen en omzetten in nieuw Vlaams beleid in de loop van de komende weken en maanden?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, de studie heeft haar verdiensten, vooral omdat het niet bij een analyse blijft, maar er concrete oplossingen worden aangeboden, en meer specifiek rond de piekvraag. Dat is een klassiek argument tegen meer energie-efficiëntie en maatregelen om het elektriciteitsverbruik te doen dalen.
Er worden oplossingen aangereikt voor een piekvraagvermindering, en bovendien oplossingen op korte termijn. Ik kijk uit naar uw antwoord op de vragen.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche: Ik heb de resultaten van de studie ontvangen en door het Vlaams Energieagentschap en mijn kabinet laten analyseren. De studie schat het besparingspotentieel op het vlak van elektriciteit in een aantal sectoren in op basis van expertenkennis. Dit potentieel vergelijkt men dan met de piekvraag aan elektriciteit in België.
De studie wil in de eerste plaats een antwoord geven op de problematiek van de bevoorradingszekerheid van elektriciteit en vooral op de problematiek van de piekvraag in winterperiodes, in samenhang met buitendienststellingen en sluitingsvoorstellen van kerncentrales. Op zich is de elektriciteitsbevoorradingszekerheid en het beheer van het evenwicht op het hoogspanningsnet natuurlijk een federale bevoegdheid, maar er zijn natuurlijk ook belangrijke gewestelijke aspecten. Ik heb dan ook, zoals ook gevraagd door het Vlaams Parlement, hierover overleg gevraagd met mijn federale collega en een datum voor dit overleg wordt momenteel gepland. Er is een principiële ja gekomen voor dat overleg tussen gewesten en federale overheid.
Er is de laatste tijd heel wat aandacht gegaan naar de procedures bij eventuele acute elektriciteitsbevoorradingsproblemen in winterperiodes en de sensibiliserende en verplichtende maatregelen om het elektriciteitsgebruik te verminderen op de korte termijn. Deze procedures zijn natuurlijk absoluut noodzakelijk, en ik volg de uitwerking daarvan door de federale overheid van nabij op. We moeten echter op de middellange termijn vooral maatregelen nemen om op een meer rationele en slimmere manier elektriciteit te gebruiken. Dit vermindert immers het risico op een elektriciteitsbevoorradingstekort en vermijdt dat we zeer veel middelen moeten investeren in dure piekproductiecapaciteit.
Met rationeler elektriciteitgebruik bedoel ik minder stroom verspillen. Een belangrijke rol is weggelegd voor het Europese en federale niveau voor wat betreft de productnormering van elektrische toestellen. Maar ook de gewesten hebben vanuit het energiebeleid een rol in het uitfaseren van elektrische verwarming, in sociale woningen bijvoorbeeld, het sensibiliseren van burgers rond sluipverbruik en het stimuleren van zuinige verlichting. Daarvoor verwijs ik naar minister Crevits die inspanningen levert op het vlak van openbare verlichting.
Met slimmer elektriciteitsgebruik bedoel ik dat we er moeten voor zorgen dat de piekvragen zoveel mogelijk worden afgevlakt. De slimme sturing van bijvoorbeeld warmtepompen of infrastructuur die veel elektriciteit gebruikt zonder dat het van belang is wanneer die wordt geproduceerd, kan hier een oplossing bieden. Hoe meer we van dat soort toestellen inzetten, hoe meer die pieken zullen kunnen worden afgetopt. Ik heb het onderwerp alvast geagendeerd op het overleg met mijn collegas uit de andere gewesten en het federale niveau, dat binnenkort plaatsvindt. Na afloop daarvan hoop ik u meer te kunnen vertellen.
Ik ben ook blij dat de studie de aandacht vestigt op de noodzaak om op middellange termijn te blijven werken aan een rationeel en slim elektriciteitsverbruik. De studie stelt een geschat potentieel van een bepaalde sector voor, maar bestudeert geen concrete instrumenten om dat potentieel te verwezenlijken. In het algemeen is het niet evident om op het vlak van energie- en elektriciteitsbesparing een technisch potentieel in te vullen, omdat er nogal wat drempels voor investeringen zijn. Het komt er dus op aan om maatregelen te nemen om die drempels te slechten en investeringen werkelijk te laten plaatsvinden.
Ik overloop een aantal mogelijke maatregelen. Het is zeker een opdracht van de Vlaamse overheid om op het vlak van energiebesparing een voorbeeldfunctie te vervullen. De Vlaamse overheid heeft heel wat gebouwen en kan daardoor ook heel wat initiatief nemen. Ik denk aan het Vlaams Administratief Centrum in Leuven, dat een voorbeeld is van energiezuinige kantoorbouw. Wat de bestaande overheidsgebouwen betreft, heeft de Vlaamse Regering een actieplan Energiezorg in de Vlaamse overheidsgebouwen. En in het kader van het meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid is het sleutelproject Duurzaam optreden van de Vlaamse overheid uitgewerkt. Onder andere op basis van de resultaten van energieaudits zullen verbeteringsvoorstellen worden uitgevoerd. Zoals u weet, valt dat onder de bevoegdheid van minister Bourgeois. Dat zou zeker een belangrijk iets moeten kunnen betekenen.
Eind 2012 werd het actieplan Duurzame overheidsopdrachten 2012-2014 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. En er is het Vlaams Energiebedrijf, dat een sleutelrol zou moeten kunnen gaan vervullen bij de grondige energetische renovatie van heel wat overheidsgebouwen. De voorgestelde maatregelen brengen ook een belangrijke prefinancieringskost en redelijk wat ongemak mee voor de eigenaars van de betreffende gebouwen. Vooraleer dergelijke ingrijpende maatregelen worden uitgewerkt en gelanceerd, moeten daar ook oplossingen voor worden uitgewerkt. Een zeer dankbaar middel daarvoor is het actief stimuleren van de markt van de energiedienstenbedrijven, de zogenaamde Energy Service Companies (ESCOs). In het kader van het nieuwe Vlaamse klimaatbeleidsplan ben ik met mijn collega, bevoegd voor de economie, een actieplan aan het uitwerken om deze energiedienstenbedrijven wat meer wind in de zeilen te geven. Al jaren wordt verkondigd dat er een enorm marktpotentieel aanwezig is om energiediensten massaal te ontwikkelen, maar in de praktijk is dat tot op heden in Vlaanderen een nichemarkt gebleven. Er moet dringend werk worden gemaakt van de nodige maatregelen om die barrières weg te werken.
Het stimuleren van de afbouw van elektrische verwarming, of anders uitgedrukt: het ontmoedigen ervan, gebeurt nu op twee manieren. Ten eerste: rechtstreeks, via communicatie- en informatiecampagnes, waarin wordt uiteengezet dat elektrische verwarming geen goede oplossing is, zowel wat het energetische aspect ervan betreft als de kost per ontvangen energie-eenheid. Ten tweede: een veeleer onrechtstreekse manier, door in de energieprestatieregelgeving het verbruik van elektriciteit voor verwarming te waarderen aan het verbruik dat nodig is om de elektriciteit te produceren. Dat wordt het primaire energieverbruik genoemd.
Binnen de sector van de sociale huisvesting ten slotte is het vervangen van elektrische verwarming een prioriteit in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020. In de volgorde van prioriteiten, waarbij we eerst de zeer dringende werken doen, gezien de noodlijdende toestand van bepaalde woningen, komen die belangrijke quick wins op het vlak van energie op de tweede plaats. In sociale woningen, waar indertijd om redenen van besparing vaak met elektrische verwarming is gewerkt, zullen we die systemen versneld kunnen vervangen.
De vervanging van elektrische verwarming door centrale verwarming wordt momenteel ook gestimuleerd via de verbeterings- en aanpassingspremie (VAP) en een verhoogde netbeheerderspremie voor het plaatsen van een warmtepomp.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is voor iedereen duidelijk dat energie-efficiëntie van groot belang is om energie te kunnen besparen. Er zijn nog wel wat initiatieven mogelijk. U hebt er een aantal aangekondigd, zoals informatiecampagnes. Dat lijkt mij heel belangrijk. U had het ook over besparingen in overheidsgebouwen, maar daarbij heb ik u nogal vaak het woord kan horen gebruiken. In hoeverre zullen er effectief maatregelen genomen worden? Wordt er overleg gepleegd met een aantal van uw collegas om die besparingsmaatregelen te kunnen doorvoeren in de overheidsgebouwen?
Het is goed nieuws dat u verder werk zult maken van de energie-efficiëntie en dat er overleg komt met de federale overheid. Het is belangrijk dat we het onderwerp op de agenda van deze commissie blijven plaatsen, want als we dit niet nauwgezet opvolgen, zal de problematiek van de stroomtekorten in Vlaanderen alleen erger worden.
Er zijn nog een aantal initiatieven hangende, ook van onze fractie, om verder te werken aan de problematiek van de stroomtekorten in Vlaanderen.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik dank de minister voor het antwoord. Ik kijk alvast uit naar de resultaten van het overleg met de federale overheid en de andere gewesten. Het is zeer belangrijk dat dat overleg structureel wordt gevoerd en opgevolgd. Er is trouwens ook nog het hangende initiatief van deze commissie om met de andere energiecommissies die dit land rijk is, samen te zitten en een en ander te bespreken op parlementair niveau. We moeten in dat verband eens bekijken, voorzitter, in welke mate de andere parlementen daar al een beslissing over hebben genomen.
Er zitten een aantal positieve maatregelen vervat in uw antwoord, minister. Ik heb nog één bijkomend vraagje. Als we ESCOs willen stimuleren en u daar een actieplan rond wilt opmaken, welke barrières wilt u dan concreet wegnemen en op welke manier?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Het zal u misschien niet verbazen, minister, maar ik ben iets kritischer over uw antwoord dan de voorgaande sprekers. Ik hoor geen concrete nieuwe elementen. Het bestaan van drempels, de ESCOs die onvoldoende functioneren, dat zijn allemaal zaken die we al jarenlang weten. Dat geldt ook voor het potentieel van overheidsgebouwen. Het Vlaams Energiebedrijf moet dat nu gaan oplossen, maar herinner u de discussie van vorige week, waaruit bleek dat het zeer moeizaam opgestart raakt.
Ook het klimaatbeleidsplan werd aangehaald. Het gaat over de periode 2013-2020. Het jaar 2013 is begonnen, maar er is nog altijd geen klimaatbeleidsplan. Ik heb begrepen dat het telkens wordt uitgesteld, want het was al geagendeerd op de ministerraad van de Vlaamse Regering. (Opmerkingen van de heer Robrecht Bothuyne)
Overleg is volop bezig, ja: overleg met het federale niveau, overleg op Vlaams niveau en overleg onder meerderheidspartijen ongetwijfeld ook. Maar ondertussen komt studie na studie uit waarin staat dat we het besparingspotentieel inzake energie onvoldoende benutten. Deze studie van 3E in opdracht van de milieuorganisaties is niet de eerste studie, minister, u weet dat. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is ook al verschillende keren zeer kritisch geweest en heeft gesteld dat we het potentieel inzake energie-efficiëntie met onze bevoegdheden in Vlaanderen onvoldoende benutten. Het wordt nu toch wel tijd dat we eens een stapje verder gaan dan steeds diezelfde analyse te maken en te blijven vasthouden aan de mechanismen die vandaag bestaan. Ik weet dat er een aantal instrumenten bestaan om energiebesparing en energie-efficiënte te stimuleren, maar het punt is net dat het hele potentieel daardoor niet wordt benut. Welke bijkomende maatregelen zal de Vlaamse Regering treffen?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Wat betreft de bijkomende maatregelen, denk ik onder andere aan een aantal voorstellen die we hebben geformuleerd in het kader van het klimaatbeleidsplan. Het is afwachten welke daarvan overeind blijven, maar we doen wel degelijk voorstellen. Er is het plan om de ESCOs wat meer wind in de zeilen te geven. Een van de dingen bijvoorbeeld die minister-president Peeters en ikzelf bekijken, zijn de contracten waarvoor we misschien in een soort van typecontract moeten voorzien, hoewel dat niet evident is. Dat proberen we toch te vergemakkelijken. De afbouw van elektrische verwarming in sociale woningen gebeurt versneld. Dat is bezig. We proberen ook via bijkomende maatregelen voor vormen van isolatie, zoals vloer- en muurisolatie, steeds meer mensen aan te zetten tot isoleren. We merken bijvoorbeeld dat dakisolatie de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Mensen zijn aan het isoleren gegaan.
Ik moet wel samen met u vaststellen dat doordat de federale overheid een aantal belangrijke vormen van energierenovatie niet meer fiscaal beloont, er een terugval is. Wij hebben geprobeerd om dat deels op te vangen via de renovatiepremie. Akkoord, die is er voor mensen tot en met een matig inkomen, niet voor mensen met een hoger inkomen. Maar goed, we geven hen toch 10 procent premie meer wanneer ze hun ramen vervangen door energiezuinigere beglazing. We zetten stap na stap in de juiste richting.
Het klopt natuurlijk dat ik niet voor alles bevoegd ben. De gebouwen vallen niet onder mijn bevoegdheid. Dat neemt niet weg dat ik een aantal zaken probeer te coördineren. We moeten ook rapporteren in het kader van de Energie-efficiëntierichtlijn. Om die reden heb ik deze week overlegd met alle gebouwenbeheerders van de Vlaamse overheid in het kader van de doelstelling om een aantal procenten per jaar in het patrimonium werkelijk te gaan besparen, dat te becijferen enzovoort. In de mate van het mogelijke tracht ik een coördinerende rol te vervullen. Natuurlijk heeft de heer Sanctorum gelijk dat iedereen zijn werk moet doen en dat er niet te veel overlegd moet worden, maar dat er gehandeld moet worden. Ik ben het daarmee eens, maar dat overleg is nu eenmaal een noodzakelijke stap voor mij om hier en daar bij collegas iets proberen te verkrijgen.
Mevrouw Van den Eynde, het plan dat we nu afspreken met de gebouwenbeheerders moet ertoe leiden dat de besparingen per jaar voor het patrimonium werkelijk plaats zullen vinden. We proberen dat op die manier concreet te maken. Dat is nog een bezorgdheid van u. Ik hoop u daar zo snel mogelijk nog wat meer over te kunnen vertellen. We moeten dit jaar nog rapporteren aan Europa, en dat zal daarin allemaal moeten worden opgenomen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.