Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 29/05/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Lies Jans tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over een eventueel ingangsexamen voor kinesitherapeuten
- 1867 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Minister, mijn vraag handelt over een eventueel ingangsexamen voor kinesitherapeuten, met de nadruk op eventueel, want eigenlijk wil ik vooral peilen naar de mogelijke veranderingen die op komst zouden kunnen zijn.
Er woedt al jaren een discussie over het aantal toegelaten afgestudeerden in de verschillende zorgsectoren, zowel artsen, tandartsen als kinesitherapeuten. Iedereen weet wellicht dat er voor het aantal artsen een ingangsexamen werd ingevoerd. Federaal minister Colla heeft die contingentering destijds ingevoerd. Vlaanderen en Wallonië houden er een andere mentaliteit op na wat dat ingangsexamen betreft. In Vlaanderen trachten we de instroom te beperken middels een ingangsexamen voor de aanvang van de studies voor arts: in Wallonië kent men die methode niet, met als gevolg dat daar steeds vraag is naar een verhoging van het contingent.
Ik wil mij vooral toespitsen op de situatie voor de kinesitherapeuten. We stellen vast dat er ontwikkelingen aan de gang zijn op federaal niveau. In 2005 is er op federaal niveau een systeem van contingentering voor kinesitherapeuten ingevoerd. Daarbij contingenteert men niet op basis van een ingangsexamen, maar op basis van een uitgangsexamen. Kinesitherapeuten volgen eerst gedurende vijf jaar studies, behalen het diploma van kinesitherapeut en moeten dan, indien noodzakelijk op basis van het aantal afgestudeerden, een uitgangsexamen afleggen om een erkenning te krijgen van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Met die RIZIV-erkenning kunnen ze dan als zelfstandige werken en krijgen de patiënten een terugbetaling van de onkosten via het ziekenfonds. Kinesitherapeuten die de studies hebben afgewerkt, maar niet die RIZIV-erkenning krijgen, kunnen dus niet als zelfstandige aan de slag en zijn dan eigenlijk verplicht om in rusthuizen of ziekenhuizen aan de slag te gaan.
Wat is de huidige toestand? Op dit ogenblik worden er geen uitgangsexamens meer georganiseerd. In 2006, 2007 en 2008 waren die er wel. In 2010 ook nog voor de Franstaligen. In het federaal regeerakkoord kunnen we lezen dat er wel wat beweging is op dat vlak: Het vergelijkend examen voor de kinesitherapeuten zal worden afgeschaft, in overleg met de gemeenschappen en met eerbied voor de voorwaarden waarin de Planningscommissie voorziet.
De N-VA is zeer tevreden dat dit in het federaal regeerakkoord staat. We hebben het altijd onzinnig gevonden dat kinesitherapeuten die hun studies met voldoening hebben afgerond, nog eens een uitgangsexamen moeten afleggen, om dan uiteindelijk geen RIZIV-nummer te krijgen. We zijn zeer tevreden dat er op dit moment een stap wordt gezet om daar een einde aan te stellen. We vragen ons natuurlijk wel af wat dat zal betekenen voor de toekomst. Hoe zullen we dat verder aanpakken in Vlaanderen? Er moet nauw overleg gebeuren tussen het federaal niveau en de gemeenschappen.
Minister, wat weet u over die situatie? Wat is uw mening daarover? Hoe zal dat evolueren in de toekomst? Zullen we uiteindelijk overgaan naar hetzelfde systeem als voor artsen, namelijk door middel van een ingangsexamen, gekend als numerus clausus? Of wordt die piste niet gevolgd? Hoe zal dit verder evolueren? Welke stappen werden inmiddels al gezet in overleg met het federale niveau?
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Mevrouw Jans snijdt een terechte problematiek aan. Jongeren die een diploma behalen, moeten uiteraard ook de kans krijgen hun beroep uit te oefenen.
Minister, mevrouw Jans vraagt u naar uw mening. Hoe zult u ervoor zorgen dat het aantal afgestudeerde kinesitherapeuten afgestemd is op het aantal RIZIV-nummers? Zij neemt meteen wellicht zonder enige voorafname het woord ingangsexamen in de mond en verwijst daarbij naar de artsenopleiding. U weet dat ik er op dat vlak een uitgesproken mening op na houd. Vandaag wil ik die nog eens uiten. Het is een verkeerd beeld te zeggen dat het aantal geslaagden in het ingangsexamen geneeskunde afgestemd is op het aantal RIZIV-nummers. Er is namelijk geen numerus clausus op dat vlak. Alle studenten die slagen, hebben toegang tot de studies en kunnen ook het diploma behalen.
Minister, ik heb u het al gezegd en ik vraag het ook nu, om in dezen heel goed na te denken over het invoeren van een mogelijk ingangsexamen voor kinesitherapeuten. Ik zeg u dat omdat ik echt bezorgd ben over het gelijkekansenverhaal in het onderwijs. Ik weet uiteraard dat heel wat jongeren die slagen voor dat ingangsexamen, uiteindelijk ook slagen in hun studie. Dat is uiteraard een positieve zaak. Anderzijds weet ik ook ik heb me daar de laatste tijd nogal wat in verdiept dat voor jongeren die in een kansrijk gezin worden geboren of die een zeer kwaliteitsvolle school treffen die daar op inzet, de kans tot slagen in het ingangs examen, behoorlijk hoger is dan van iemand die zich niet in diezelfde omstandigheden bevindt.
U moet dat desgevallend eens bestuderen. Jongeren bereiden zich heel erg voor op dat examen. Er wordt gesteld dat er geen voorkennis moet zijn, maar dat is totale onzin, er moet heel wat voorkennis zijn. Ik heb u ook een schriftelijke vraag gesteld. We stellen vast dat jongeren uit de hogere studierichtingen, zoals Latijn-wiskunde of wetenschappen-wiskunde, de hoogste slaagkansen hebben.
Ik ken situaties waarbij jongeren een half puntje te weinig hebben om te slagen in het ingangsexamen. Dan vraag ik me af wie zal bepalen of die betreffende jongere die studie uiteindelijk al dan niet met succes zal kunnen voltooien. Ik wil er in dit kader nog eens op wijzen dat dit toch wel een zeer discriminerende zaak kan zijn. Het hoeft niet zo te zijn, maar het kan wel zo zijn. Ik wil u vragen om ook na te denken over hoe het ingangsexamen voor geneeskunde in de toekomst moet evolueren.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik kan mij scharen achter het afschaffen van het vergelijkend examen voor kinesitherapeuten om als erkend kinesitherapeut verstrekkingen te mogen verrichten die recht geven op een bijdrage in het kader van de ziekteverzekering. Het gaat in feite om een machtiging om als zelfstandige kinesitherapeut door het RIZIV terugbetaalde prestaties kinesitherapie te mogen verstrekken, dit alles in het kader van een contingentering van het aantal zelfstandige kinesitherapeuten. Ook de Vlaamse opleidingsverantwoordelijken kunnen zich achter de afschaffing van het vergelijkend examen scharen, evenals de studenten en de Vlaamse beroepsvereniging.
De planningscommissie adviseerde het vergelijkend examen af te schaffen, maar adviseerde ook om in samenwerking met de gemeenschappen subquotas te bepalen zodat de studenten zich kunnen oriënteren naar de verschillende afstudeerrichtingen die aansluiten op de verschillende beroepsuitwegen van afgestudeerden. Dit houdt in dat de universiteiten in de masteropleiding verschillende afstudeerrichtingen zouden moeten organiseren die beantwoorden aan de reële behoeften op de arbeidsmarkt. Dit zou ook inhouden dat de universiteiten per afstudeerrichting een toegangsselectie zouden moeten organiseren om op die manier het aantal afgestudeerden per afstudeerrichting te beperken. Dat is het principe van de zogenaamde subquota.
Op dit moment overweeg ik de invoering van een ingangsexamen voor de opleidingen kinesitherapie niet. Een ingangsexamen is niet aan de orde. De opleidingsverantwoordelijken zijn bereid na te denken over alternatieven voor de afschaffing van het toelatingsexamen, maar u mag ook niet vergeten dat op dit moment de federale regelgeving nog niet gewijzigd is en de gemeenschappen nog niet bevoegd zijn voor het vaststellen van subquota. Alvorens we kunnen starten met deze oefeningen moet er werk worden gemaakt om het nodige cijfermateriaal te verzamelen over de beroepsactieve zelfstandige kinesitherapeuten en over de reële behoeften op de arbeidsmarkt. Het opleggen van beperkingen aan het aantal instromende of het aantal uitstromende studenten, is een ingrijpende maatregel die alleen maar kan worden overwogen indien het echt nodig is en op basis van betrouwbaar cijfermateriaal over de actuele en toekomstige reële behoeften. Maar, nogmaals, het is op dit moment niet aan de orde.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Minister, ik dank u voor het antwoord. Dat u achter het afschaffen van het uitgangsexamen staat, verheugt me. Ik wist ook al dat uw partijgenoten in de Federale Regering die visie ook steunden.
U zegt dat het op dit moment nog niet aan de orde is. Mijn vraag aan u is wanneer het wel aan de orde zal worden gesteld. In welke mate hebt u daar een zicht op en in welke mate is er al een overleg geweest met de federale overheid? Het staat duidelijk in het federale regeerakkoord. Ik ga er dan ook van uit dat er een duidelijke timing over is opgesteld.
U merkt heel terecht op dat we op basis van objectieve cijfers moeten nadenken hoe we dit verder zullen aanpakken, zoals een kadaster met een zicht op welke kinesitherapeuten er zijn en welke behoeften er zijn in de toekomst. We zitten natuurlijk ook met de vergrijzing: de behoefte aan kinesitherapeuten zal wellicht groter worden. Dat moet goed worden ingeschat. Men zal zowel vraag als aanbod op een correcte manier op elkaar moeten afstemmen.
U zegt dat het nu niet aan de orde is, maar er is wel heel wat denkwerk en cijferwerk nodig om tot een visie te komen. Wat mij en de N-VA betreft, is dit wel al aan de orde. Ik vind dat we daar wel al over moeten nadenken en de nodige gegevens verzamelen en de verschillende pistes uitdokteren. Minister, gaat u daar verder werk van maken? Of wacht u gewoon af, kijkt u wat er op het federale niveau gebeurt, en zult u dan pas in gang schieten?
Minister Pascal Smet : U bent ongetwijfeld op de hoogte van de aanpak van de Vlaamse Regering van de voorbereiding van de bevoegdheden die overkomen. U weet dat er een centrale aanpak is vanuit de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (DAR). Er zijn fiches over opgesteld. Dat zal de komende maanden op het juiste moment worden aangepakt, trouwens in overleg met mijn collega van Welzijn die in dezen ook wel iets te vertellen heeft. Als het over de arbeidsmarkt gaat, ligt het meer in zijn bevoegdheid dan in de mijne. We zullen dat tijdig aanpakken en zorgen dat we tijdig een oplossing kunnen vinden.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik ben heel verheugd dat u zegt geen nieuw ingangsexamen te zullen organiseren.
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, ik zou wel eens willen weten hoe de subquota zullen worden geïnterpreteerd.
Minister Pascal Smet : Ik heb gezegd: eerst de cijfers en dan zullen we het bekijken. Maar we hebben de bevoegdheid nog niet. We hebben het zelfs nog niet besproken in de regering. In het leven is nooit iets uitgesloten, maar het is nu niet aan de orde.
De heer Boudewijn Bouckaert : Het is een beetje hypocriet om te zeggen dat er geen ingangsexamen zal komen.
Mevrouw Lies Jans : Ik wil de conclusie van mevrouw Deckx hier toch tegenspreken. Het is niet de bedoeling dat we ons a priori voor of tegen ingangsexamens gaan uitspreken. Het enige wat telt, is dat we de juiste cijfergegevens hebben, dat het kadaster er is en dat we dan op basis van objectieve criteria gaan beslissen of een ingangsexamen al dan niet noodzakelijk is. Ik wil hierover nog geen uitspraken doen en ik denk ook dat het niet wijs is dat anderen dat doen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.