Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Boudewijn Bouckaert tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het verplichte emeritaat van professoren op 65 jaar en het federale initiatief voor het langer mogen werken van vastbenoemde federale ambtenaren
- 1785 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Voorzitter, minister, collegas, deze vraag is een opvolging van de vraag om uitleg die ik op 8 december 2011 heb gesteld.
Voor professoren aan de universiteiten en aan de hogescholen ligt de pensioensgerechtigde leeftijd op 65 jaar. Die regeling is in 1986 ingevoerd, want voordien lag de leeftijdsgrens op 70 jaar. Die beweging gaat een beetje tegen de trend in. Het is interessant om te weten dat in de komende tien jaar 1162 docenten en professoren met pensioen gaan. Ze moeten dus allemaal vervangen worden. De rekrutering van professoren en docenten gebeurt uit een relatief kleine pool, namelijk uit de mensen die een doctoraat hebben behaald. Zo zijn er niet zoveel, en er is zich dus wel een probleem aan het vormen.
Op 8 december 2011 heb ik daar een vraag om uitleg over gesteld. Vrijwel alle fracties steunden mijn vraag, evenals de minister. Minister, ik heb gehoord dat u dat wilt veranderen. In uw antwoord zei u dat deze thematiek nog altijd federale materie is, maar dat u het zou aankaarten bij uw federale collegas.
Sindsdien hebben er zich twee ontwikkelingen voorgedaan. Minister van Pensioenen Van Quickenborne heeft bepaald dat de vastbenoemde federale ambtenaren voortaan ook na hun 65e aan de slag mogen blijven. Er stond daar een prettige cartoon over in De Standaard: ze werken voort na hun 65e, maar het probleem is om hen ook aan het werk te krijgen voor hun 65e. Het is natuurlijk een cartoon. Anderzijds blijkt het volgens de minister voor leraars niet zo te zijn dat men op een federale beslissing moest wachten om de leeftijdsgrens op te trekken. Minister, u maakt al aanstalten om het optrekken van deze leeftijdsgrens nog voor de zomervakantie te regelen. Er zijn dus op twee vlakken doorbraken gerealiseerd: voor de federale ambtenaren en voor de leerkrachten.
Gelet op deze twee recente ontwikkelingen zou het in stand houden van de leeftijdsgrens van 65 jaar voor professoren discriminatoir kunnen worden. Met andere woorden, discriminatie mag, maar er moeten objectieve redenen voor zijn. Volgens mij zijn er geen objectieve redenen voor dat sommige beroepsgroepen, zijnde vastbenoemde federale ambtenaren enerzijds en leerkrachten in het Vlaams onderwijs anderzijds, langer betaald zouden mogen werken, terwijl een andere beroepsgroep, het zelfstandig academisch personeel of ZAP, hiervan uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Dat is het resultaat van die bewegingen.
Minister, hebt u ook laten onderzoeken of het optrekken van de leeftijdsgrens voor het ZAP eveneens een Vlaamse bevoegdheid zou kunnen zijn? Kan er een juridische regeling gevonden worden waardoor je de federale bevoegdheid voor een deel omzeilt?
Wat zijn uw conclusies? In het licht van de twee recente ontwikkelingen zou de instandhouding van de leeftijdsgrens voor professoren niet als discriminatoir bestempeld kunnen worden. Dat zou aanleiding kunnen geven voor procedures bij het Grondwettelijk Hof.
Hebt u intussen contact gehad met het federale niveau hieromtrent? Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren: Ik sluit me aan bij de vraag omdat ze in de lijn ligt van de actuele vraag die ik vorige week heb gesteld over leerkrachten die na hun 65e zouden kunnen blijven werken. Volgens mijn fractie moet het zelfstandig academisch personeel na 65 jaar aan de slag kunnen blijven. We moeten voorkomen dat de ervaring van die mensen verloren gaat of getransfereerd wordt naar het buitenland. De heer Bouckaert heeft daar in zijn vraag van 8 december naar verwezen. Enerzijds leggen we veel geld op tafel om succesvolle onderzoekers weer naar Vlaanderen te halen, anderzijds moeten ze op hun 65e het werk verplicht neerleggen. Dat is een tegenstrijdig signaal.
Ik heb mijn vraag vorige week in de plenaire vergadering gesteld. Is dat in het hoger onderwijs ook zo? De instroom van jongere leerkrachten is momenteel niet tegenstrijdig omdat we afstevenen op een tekort aan leerkrachten. Als we ouder academisch personeel langer aan het werk houden, komt de instroom van jonge werkkrachten dan in het gedrang?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Een mens doet vreemde vaststellingen als hij minister is. Jarenlang heeft men gezegd dat de Vlaamse Gemeenschap niet bevoegd was voor het bepalen van de pensioenleeftijd in het onderwijs. Mijn voorganger ging daar ook van uit.
Ik heb gevraagd om dat allemaal nog eens goed te bekijken, en nu blijkt dat de federale overheid en ook de Vlaamse ambtenaren er nu toch van uitgaan dat de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is om de verplichte pensioenleeftijd te bepalen en dat de mogelijkheid om na deze leeftijd nog verder te werken, tot het personeelsstatuut behoort, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap ook bevoegd is. We zullen dat dus kunnen bepalen, maar we moeten nog overleggen met de federale overheid om te zien wat de impact is op die berekening. Jarenlang ging iedereen ervan uit dat men op pensioen moet gaan en daarna kan terugkomen als tijdelijk werknemer en een bepaald bedrag verdienen. Dat is de reden waarom het zo goedgekeurd is, terwijl het eigenlijk anders kon. Het zij zo, het is nu uitgeklaard.
Ik ga dat doen. Dat zal niet meer in het voorjaar, maar in het najaar zijn. We gaan ons voor de start van het schooljaar strikt beperken tot de dringende maatregelen. Onderwijsdecreet XXII zal in het najaar worden behandeld in het parlement. We willen de termijnen wat verschuiven zodat we in de toekomst niet zo onder druk staan om de resoluties van het parlement na te komen. Het zal daar dan in zitten. Dat zal uiteraard niet alleen gelden voor het leerplichtonderwijs, maar ook voor professoren.
Dat heeft geen impact op jong academisch personeel, toch niet de komende jaren. We gaan immers naar een tekort van 20.000 leerkrachten. Ook voor professoren is er geen impact: door alle bijkomende academiserende middelen/combinatie gepensioneerden, moeten er duizend ZAPers bijkomen. Ook daar zal het geen effect van verdringing hebben.
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik kan mijn vreugde bijna niet op met dit antwoord! Ik vond dat een echte anomalie. Ik ben benieuwd naar de juridische redenen om deze bevoegdheid aan de Vlaamse Gemeenschap toe te kennen. Er is altijd gezegd dat het federaal geregeld was via de wetten op het universitair onderwijs. Dat blijkt nu wel degelijk een vergissing geweest te zijn. Het is heel merkwaardig dat de Vlaamse Gemeenschap zich jarenlang vergist heeft over haar eigen bevoegdheden.
Minister, ik hoop dat u daar snel werk van maakt. Er moet een oplossing komen die in dezelfde lijn ligt als de oplossing voor de leraren. Het pensioen schuift op, het wordt geen bijverdienste naast het pensioen. Ik heb een paar suggesties. Ik vind dat oudere professoren aan de slag moeten blijven. Ze mogen geen schoonmoeders worden, dus zouden ze het best geen leidinggevende taken meer hebben. De instellingen moeten daar zelf controle op hebben. Het moet niet per se een recht zijn, het moet met gezond verstand worden geregeld.
Voor mijn opvolging hebben we een vacature uitgeschreven. Eén kandidaat voldoet aan de kwalificatievereisten. Hij heeft een proefles gegeven en is afgegaan als een gieter. Het resultaat is dat ik morgen mijn activiteiten daar gratis en voor niks mag gaan voortzetten. Dat is natuurlijk casuïstiek, maar het doet zich op veel vlakken voor. U moet uw verantwoordelijkheid als minister opnemen om te verhinderen dat onze Vlaamse universiteiten op droog zaad komen te zitten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.