Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/05/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de dalende populariteit van leercontracten
- 1678 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Goedele Vermeiren tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de daling van het aantal jongeren met een leercontract
- 1693 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, minister, collega, studeren met een leercontract wordt steeds minder populair in Vlaanderen. Dat blijkt uit cijfers van SYNTRA Vlaanderen, het Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming. Het aantal schoolplichtigen dat via SYNTRA nog met een leercontract werkt, is in de laatste tien jaar zo goed als gehalveerd: het aantal studenten met een leercontract daalde van 7000 naar 3500. De populariteit van leercontracten, waarbij leerlingen vier dagen praktijk koppelen aan één dag theorie op de schoolbanken, is de laatste jaren dus fors afgenomen.
Leercontractopleidingen zijn bedoeld voor leerlingen van 16 tot 25 jaar of vanaf 15,5 jaar als de leerling een tweede jaar secundair onderwijs met een volledig leerplan heeft gevolgd. Een leerling onder leercontract krijgt afwisselend theoretische opleiding en praktische beroepsopleiding in een onderneming. In Vlaanderen gebeuren leercontractopleidingen via het deeltijds onderwijs, in de centra voor deeltijds onderwijs (CDOs) en de centra voor deeltijdse vorming (CDVs) of via SYNTRA.
Een van de oorzaken van de dalende populariteit is het imagoprobleem waarmee opleidingen met leercontract te kampen hebben. Maar al te vaak worden die opleidingen beschouwd als opleidingen van de laatste kans. Ook de doorverwijzing vanuit de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) is uitermate beperkt. CLBs geven er de voorkeur aan leerlingen in grote schoolgemeenschappen te houden in plaats van hen door te verwijzen naar SYNTRA. Ook bij studenten is er een verminderde interesse, door onder meer verminderde arbeidsbereidheid vaak wordt aan jongeren gevraagd om ook in de vakanties te werken en door de verloning, die aan de beperkte kant is.
Op dit moment zitten een duizendtal Vlaamse kleine of middelgrote ondernemingen (kmos) te wachten op leerjongeren. Studenten met een leercontract zijn immers zeer voordelig voor kmos: werkstudenten zijn goedkoop en het bedrijf leert toekomstige werknemers op voorhand kennen. Ook voor studenten is er een groot voordeel: ongeveer een derde van hen blijft na leercontract bij de kmo waar zij hun leercontract vervulden.
Op 12 april benadrukte Guy Tegenbos in De Standaard het belang van leercontracten en praktisch onderwijs. Hij formuleerde het als volgt: 45 procent van de nieuwe verpleegkundigen komt uit de opleiding hoger beroepsonderwijs 5 (hbo5) die sommigen tien jaar geleden wilden afschaffen omdat ze minderwaardig was omdat ze vooral praktisch georiënteerde mensen aansprak. Was de zorgsector zo dom geweest dat te doen, dan worstelde hij nu met een immens tekort aan verpleegkundigen. Onderwijs moet hieruit leren dat het de leercontracten en het deeltijds beroepsonderwijs moet omarmen in plaats van ze te bestemmen voor probleemjongeren.
Op 6 oktober 2011 antwoordde u in onze commissie op een vraag om uitleg van de heer Bouckaert over het systeem van leercontracten het volgende: Ik heb SYNTRA gevraagd een plan op te stellen om scholen, CLBs en leerkrachten in te lichten. Vandaag weet ik niet hoever het daarmee staat. Ik heb SYNTRA in elk geval gevraagd om mij een voorstel te doen. We zijn op dit moment bezig met een actieplan voor wiskunde, wetenschappen en techniek. Wij hebben dat plan trouwens al bekeken en besproken in de commissie. Het spreekt voor zich dat de problematiek van de leertijd zal worden meegenomen in de hervorming van het secundair onderwijs en daar een structureel onderdeel van zal uitmaken.
Dat laatste deel maakt mij eerder wat bezorgd. U zegt zelf in elke radio- of tv-optreden dat de hervorming van het secundair onderwijs niet meer voor deze legislatuur zal zijn. Dat betekent ook dat alles dat u wilt meenemen bij die hervormingen, op de lange baan wordt geschoven.
Minister, is er intussen al een concreet plan om scholen, CLBs en leerkrachten beter in te lichten over het bestaande systeem van leercontracten?
Welke bijkomende maatregelen zult u nemen om de dalende populariteit van leercontracten bij studenten te stimuleren? Het plan om CLBs beter in te lichten zal niet voldoende zijn. De arbeidsbereidheid bij leerlingen is nogal aan de lage kant. Misschien kunt u dat met een aantal voorstellen stimuleren?
Is er al gewerkt aan het opkrikken van het imago van leercontractopleidingen?
Waarschijnlijk moet u daarvoor samen zitten met minister Muyters. Hebt u dat al met hem besproken?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, uit een studie van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) en SYNTRA blijkt dat de leertijd en het aantal jongeren met een leercontract op tien jaar tijd enorm zijn teruggelopen.
In een gezamenlijke vergadering van de commissies Onderwijs en Economie vorig jaar trok SYNTRA al aan de alarmbel. Ze stelden dat er enerzijds te weinig jongeren zijn en anderzijds te veel kmos die wachten op die jongeren.
Luc Neyens van SYNTRA en Christine Mattheeuws van het NSZ halen uiteenlopende redenen aan waarom jongeren steeds minder vaak in dit systeem van leren en werken stappen. Mevrouw Van Steenberge heeft die redenen ook al aangehaald. Ouders willen bijvoorbeeld liever dat hun kinderen het algemeen secundair onderwijs (aso) doorlopen of toch voltijds onderwijs blijven volgen. Verder wordt het beschouwd als het onderwijs van de laatste kans. Het heeft dus een imagoprobleem. Ook kennen vele jongeren het niet. Ze weten niet waar ze aan toe zijn als ze in dat systeem stappen. Zo zijn er nog meer redenen.
We ontkennen niet dat de kmos die leerjongeren dringend nodig hebben. Ze zijn niet enkel noodzakelijk om de huidige arbeidsplaatsen in te vullen, maar ook om de continuïteit van die bedrijven in de toekomst te verzekeren. Kmo-leiders zeggen zelf dat ze uitkijken naar overnames. Als ze er zelf niet meer zijn, willen ze hun bedrijf overgeven aan goed opgeleide mensen. We hebben allemaal wel nood aan goed opgeleide stielmannen, wij hebben ze thuis alleszins zeker nodig. Een laatste argument om jongeren opnieuw warm te maken voor de leertijd is dat zij die de leertijd doorlopen, kunnen rekenen op gunstige toekomstperspectieven. 85 procent van hen heeft immers na een jaar werk en bovendien start 18 procent van hen na vijf jaar als zelfstandige. Dat zijn cijfers die indruk maken, op mij toch alleszins.
Minister, ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Van Steenberge. Hoe evalueert u deze cijfers? Is er eenzelfde daling vast te stellen in het deeltijds beroepsonderwijs? Trouwens, wij hebben gezocht naar het verschil tussen een CDO en een CDV, maar dat niet echt gevonden. Plant u concrete acties om op korte en middellange termijn jongeren weer warm te maken voor de leertijd, zonder te wachten op de hervorming van het secundair onderwijs?
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : De voorbije weken heb ik nogal wat gesprekken gehad, niet met betrekking tot de trajecten binnen SYNTRA, maar wel binnen het deeltijds leren. We hebben ook een evaluatie van het nieuwe decreet die op punt moet worden gesteld. We moeten kijken naar de resultaten van wat wij dachten te bereiken met het decreet. Minister, ook in de visie die het katholiek onderwijs verwoordt op het secundair onderwijs in de toekomst, is een passage opgenomen over de systemen van leren en werken, de plaats die die moeten krijgen en welk profiel van leerlingen daar het best terechtkomt.
De collegas hier houden een pleidooi voor meer leerlingen in de systemen leren en werken en leercontract. Ik wil niet direct een pleidooi houden voor een bepaald systeem. Ik vind het belangrijk dat een leerling met zijn talenten de beste kansen krijgt binnen het onderwijs. We moeten gewoon kijken waar dat is. Als dat niet in de leertijd is, wordt die leerling beter niet naar de leertijd gestuurd. Hetzelfde geldt voor het concept leren en werken.
Mevrouw Van Steenberge zegt dat de CLBs er alles aan doen om te voorkomen dat leerlingen daar terechtkomen. Nu, de CLBs doen een begeleiding samen met de scholen om te kijken waar het kind het best thuishoort. Als blijkt dat het niet de beste keuze is om over te schakelen naar een leercontract, zou ik het heel spijtig vinden dat die verwijzing wel zou gebeuren.
Ik stel me wel de vraag welke toekomst deze systemen hebben. Minister, houdt u er in de evaluatie van het decreet rekening mee, om te bekijken of het profiel van leerlingen dat wordt voorgesteld om te verwijzen naar de systemen van leren en werken, overeenstemt met het profiel van jongeren die er nu terechtkomen?
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik deel volledig de bezorgdheid van de vraagstellers. Ik heb daarover ook al een vraag gesteld. Ik vind dat het past in de hele problematiek van wetenschap en techniek. Te weinig jongeren stappen in praktische beroepen. Daarover hebben we een staten-generaal gehad en een gezamenlijke vergadering met de commissie Economie. Op de staten-generaal hebben de mensen die daar waren, heel duidelijk gezegd dat ze lak hebben aan versnipperde initiatieven. Uiteindelijk kosten die veel inspanning en leveren ze weinig op. Daarom wil ik dit ook zien opgenomen worden in de STEM-actie (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Het is een taak voor de stuurgroep en het platform om dat ook ter harte te nemen, uiteraard in combinatie met de hervorming van het secundair onderwijs. Ik pleit ervoor om daar niet nog eens iets afzonderlijks voor op te zetten, maar het in te passen in de algemene actie.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : De dalende cijfers worden elk jaar bij de evaluatie van het luik leertijd in de beheersovereenkomst met SYNTRA Vlaanderen vastgesteld. Daarentegen stellen we de laatste jaren een voortdurende stijging van het aantal leerlingen vast in het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Er zijn uiteraard belangrijke verschillen tussen beide systemen, waardoor ze niet meteen vergelijkbaar zijn. Een jongere die in de leertijd wil instappen, moet zelf een patroon, een baas, hebben gevonden waarbij hij of zij in de leer kan gaan. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs is het hebben van een leerwerkplek geen vereiste om in te stappen. Een ander groot verschil is dat er in de leertijd bewust wordt gewerkt met één bepaalde formule van arbeidsdeelname, namelijk de leerovereenkomst of het leercontract, terwijl in het deeltijds beroepssecundair onderwijs jongeren naast arbeidsdeelname ook in een van drie andere fasen kunnen terechtkomen, namelijk de fase van de persoonlijke ontwikkelingstrajecten, voortrajecten of brugprojecten, afhankelijk van hun arbeidsrijpheid of -bereidheid.
De toeleiding naar en de effectiviteit van beide systemen zal bij de evaluatie van het decreet Leren en Werken, voorzien voor 2013, een belangrijk aandachtspunt vormen. Ik wil die evaluatie ook afwachten. Wij hebben veel werk, een vervroeging lijkt mij geen goed idee. Jaarlijks wordt er een communicatieplan over de leertijd opgesteld, om de leertijd ruimer bekend te maken en het imago te verbeteren. In dit plan zitten ook acties voor de CLBs. Voorts geven de trajectbegeleiders infosessies over de leertijd op de personeelsvergaderingen van de CLBs, zodat CLB-medewerkers geïnformeerd zijn. De CLB-koepelverantwoordelijken zorgen ook zelf voor de nodige infoverspreiding. In 2011 werd via Klasse voor ouders, Klasse voor leraren en via een mailing naar scholen alle informatie over de leertijd verspreid.
Ook via de website www.onderwijskiezer.be kunnen geïnteresseerde leerlingen en ouders kennis maken met de leertijd, de verschillende opleidingen en de centra van SYNTRA. De effecten van de verschillende acties brengen echter nauwelijks iets op. Uit cijfermateriaal over de intake weten wij echter wel dat jongeren vooral in de leertijd instromen via vrienden, kennissen en ouders. De leertijd staat in het systeem van leren en werken in concurrentie met de CDOs. Het komt dan ook niet aan de minister bevoegd voor onderwijs toe om één van de bestaande systemen extra te promoten.
Via jaarlijkse campagnes verspreidt SYNTRA informatie, via verschillende kanalen zoals brochures, website, de media, posters bij ondernemers, infosessies, mailings naar intermediairen en Facebook. Het is mijn bedoeling om bij de hervorming van het secundair onderwijs ruim aandacht te besteden aan het belang van werkplekleren in arbeidsmarktgerichte studierichtingen, en dat ook duidelijk te integreren in het systeem van leren en werken van het secundair onderwijs. Vandaag hebben de Europese ondernemers een grondige hervorming van het Europees onderwijssysteem gevraagd. Ik heb hun boodschappen nog niet grondig kunnen bekijken, maar zij denken in de richting van meer duaal leren, zoals in Duitsland van kracht is, hoewel daarover ook in Duitsland wel wat opmerkingen worden geformuleerd.
Dat dossier moet in de structurele hervorming worden meegenomen. In afwachting zijn er de jaarlijkse campagnes van SYNTRA. Het is mijn bedoeling om dit te integreren in het secundair onderwijs. Daarover zal meer in de nota over de hervormingen staan.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Wat dat laatste betreft: is dat plan van SYNTRA er al?
Minister Pascal Smet : SYNTRA werkt jaarlijks een communicatieplan uit.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Instroom en het aantrekkelijk maken van leercontracten gebeurt vooral via mondelijke reclame, zo zei u. Communicatie is belangrijk, want onbekend is onbemind.
Het siert mevrouw Helsen dat zij de CLBs verdedigt en haar roots niet vergeet. Maar ik vind het spijtig wanneer zij zegt dat zij het beste voor de leerlingen wil iedereen wil het beste voor de leerlingen en dat dit voor haar erop neerkomt dat ze het best niet aan een leercontract beginnen. Die houding betekent eigenlijk dat men leercontracten ziet als opleidingen van de laatste kans. Naar de hbo5-opleidingen is ook verwezen als de laatste kans, maar er zijn nog nooit zoveel toeleidingen naar de zorgsector van daaruit geweest. Ik vind niet dat men leercontracten mag zien als opleidingen van de laatste kans.
Schoolmoeheid en leermoeheid zijn niet hetzelfde. Er zijn leerlingen die schoolmoe zijn, maar niet leermoe. Zij hoeven zelfs niet direct naar de arbeidsmarkt, want zij kunnen via een schakelprogramma voortstuderen. Wie zegt het beste voor de leerlingen te willen en dat dit betekent dat zij dan het best niet aan een leercontract beginnen, zit volgens mij fout.
Mevrouw Kathleen Helsen : Ik heb dat niet gezegd. Ik heb gezegd dat het de opdracht van de CLBs is om te kijken wat het meest geschikte traject is voor een leerling. En als dat niet een traject van SYNTRA is, dan wordt de leerling foutief georiënteerd als hij daar toch naartoe wordt gestuurd. Dat is dus iets helemaal anders.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Dan heb ik u verkeerd begrepen.
Voorts merk ik op dat wij al veel initiatieven hebben genomen, maar dat dit blijkbaar nog niet veel heeft opgeleverd. De suggestie van de heer Bouckaert om het te integreren in het STEM-actieplan STEM staat voor Science, Technology, Engineering en Mathematics is zeker geen slecht idee. Het past daarin, dus hoeven wij niet te wachten op de hervorming van het secundair onderwijs.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Mevrouw Helsen, uiteraard willen wij allen dat de talenten van de leerlingen worden onderkend en zij volgens die talenten een leerloopbaan kiezen en afwerken. Dat neemt niet weg dat voor sommige leerlingen de leertijd of het deeltijds beroepsonderwijs misschien wel bij hun talenten past.
Ik geef een voorbeeld. Vorig jaar liep ik stage bij Monsanto. Ik sprak er met een jongeman van 19 jaar. Het bedrijf leidt hem op, in samenwerking met de school. Hij zei mij dat hij in het secundair onderwijs een heel andere keuze zou hebben gemaakt indien hij had geweten wat hij nu weet. Hij had een kantooropleiding gevolgd, maar wat hij bij Monsanto doet, doet hij graag. Hij krijgt op school de theorie, maar bij Monsanto kan hij werken, wordt hij gewaardeerd en doet hij ervaring op. Hij zei ook dat hij wist dat hij daar waarschijnlijk kan blijven. Het gaat om een serieuze selectie door het bedrijf. Ik dacht dat die jongen verkeerd had gekozen. Als een leerling daar naartoe kan worden geleid, dan is daar niets mis mee.
Minister, ik heb ook begrepen dat zich in het deeltijds beroeponderwijs geen daling voordoet. Ik kan dat begrijpen. Dat is vertrouwder voor leerlingen. Zij zitten nog binnen die schoolse context. Dat geeft hun meer houvast. SYNTRA daarentegen is iets vreemder en past niet in die schoolse context. Het is goed dat ze nu campagne voeren met het oog op meer bekendheid. Ik kan me echter voorstellen dat het voor ouders en leerlingen die dit niet kennen, een grote stap is. Ik wil die campagnes zeker aanmoedigen. Voor leerlingen die schoolmoe zijn, kan dat de oplossing zijn. Zij moeten dan kiezen wat het best bij hen past: het deeltijds beroepsonderwijs of de leertijd.
Ik heb vorig jaar tijdens een vergadering van de gezamenlijke commissies Economie en Onderwijs gehoord dat er in het deeltijds beroepsonderwijs vaak geen stageplaats zou zijn voor de leerlingen. Bij SYNTRA is dat omgekeerd. Minister, ik heb horen zeggen dat u leren en werken bij de hervorming van het secundair onderwijs zou willen integreren in het hele pakket van onderwijs. Ik vind dat een goed idee. Ik heb destijds ook gevraagd waarom die twee dan niet samenwerken. Dat leek me toch logisch. Ik denk dat er een integratie moet komen van die twee en dat die op elkaar moeten worden afgestemd. Ze kunnen immers complementair zijn.
Mijnheer Bouckaert, in het STEM-actieplan staat ook dat de studie en de loopbaankeuze moeten worden verbeterd. Ook de leertijd en het deeltijds beroepsonderwijs passen daarin. Minister Muyters heeft onlangs in de commissie Economie nog eens gewezen op het belang van de leertijd voor het aansluiten op de arbeidsmarkt. Dat neemt niet weg dat de studiekeuze altijd moet vertrekken vanuit de talenten en de interesses van de leerling. Maar onbekend is onbemind. Dat is zoals wetenschap en techniek.
De CLBs spelen hierin en in heel het studiekeuzeverhaal een belangrijke rol. Misschien is dit ook bij de CLBs nog onbekend en moet de campagne ook daar worden gevoerd om het te leren kennen.
Minister Pascal Smet : Ik denk dat heel wat mensen weten wat SYNTRA-opleidingen zijn. Zelfs mensen die niet zoveel van onderwijs kennen, weten dat dat bestaat.
De heer Boudewijn Bouckaert : De middenklasse kent dat niet.
Minister Pascal Smet : In het Waasland was dit in elk geval wijdverspreid en bekend.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik wil nog even ingaan op de opmerkingen van mevrouw Helsen en op wat de minister heeft gezegd over de integratie in het secundair onderwijs. Het katholiek onderwijs stelt dit voor. Dat heeft misschien meer te maken met een machtsuitbreiding dan met het welzijn van de leerlingen. Iedereen wil zo veel mogelijk terrein bezetten. Een van de grote kritieken op de geplande onderwijshervorming is de nivellering de eenheidsworst en de aso-isering van het onderwijs, zeker in de eerste graad. Het wordt allemaal zeer theoretisch en abstract, waardoor de kinderen die echt naar de praktijk willen gaan, nog meer in de verdrukking komen. Wanneer men het leercontractensysteem volledig zou integreren in het secundair onderwijs, dan zou de eigenheid daarvan verloren gaan. Ik zeg niet dat dit zal gebeuren, maar dat risico bestaat wel.
Minister Pascal Smet : Ik denk dat de heer Noels dit niet goed heeft begrepen. Ik zie dat hij daar zaken over zegt en twittert. Dat is nog eens een bewijs dat men beter niet twittert. Ik doe dat dus niet.
Wanneer de nota van Vlaamse Regering er komt, dan zal de insteek heel duidelijk zijn. Ik wil geen eenheidsworst, ik wil geen niveauverlaging. Ik wil het niveau optrekken waardoor alle scholen sterkere scholen worden, zwakke kinderen sterker en sterke kinderen ook sterker. Dat is het uitgangspunt. Ik veronderstel dat de meerderheid dat uitgangspunt zal steunen.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ook de minderheid. Dat is dan ook de lat waarop dit zal worden beoordeeld.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.