Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 08/11/2011
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over een prejudiciële vraag van de Raad van State aan het Grondwettelijk Hof
- 64 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, op 1 september 2006 nam de Vlaamse Regering een besluit aan houdende de bepaling van het aantal particuliere landelijke, regionale en lokale radio-omroepen dat kan worden erkend en houdende de opstelling van het frequentieplan en de vaststelling van de frequentiepakketten en de frequenties die ter beschikking worden gesteld van de particuliere landelijke, regionale en lokale radio-omroepen.
In verzoekschriften die op 22 december 2006 werden ingediend, vroegen de Radio-Télévision belge de la Communauté française en de Franse Gemeenschap aan de Raad van State om de tenuitvoerlegging van dat besluit van de Vlaamse Regering te schorsen, alsook het te vernietigen. Het bestreden besluit wordt verweten dat het eenzijdig de frequenties vaststelt die kunnen worden toegekend aan de landelijke, regionale en lokale radio-omroepen, zonder dat de Vlaamse Gemeenschap voorafgaandelijk een samenwerkingsakkoord heeft gesloten met de andere ter zake bevoegde entiteiten. Artikel 17 van de wet van 13 juni 2005 zou echter zon een samenwerkingsakkoord eisen, vinden de klagers.
Verder wordt het bestreden besluit nog bekritiseerd omdat het de uitoefening van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap inzake toekenning van radiofrequenties onmogelijk of overdreven moeilijk zou maken, waardoor het de beginselen van evenredigheid en van federale loyauteit zou schenden.
Het zal u niet verbazen, minister, dat wij bij die redenering de wenkbrauwen fronsen. Wie dit dossier al een tijd opvolgt, weet hoe moeilijk het is om dergelijke afspraken te maken met de Franstaligen en om over dergelijke zaken met hen te overleggen.
De Raad van State weet blijkbaar ook niet meteen wat hij ermee aan moet. De Raad van State stelt vast dat de partijen van mening verschillen over de interpretatie die moet worden gegeven aan de vereiste samenwerking tussen de gemeenschappen. Daarom heeft de Raad van State hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof. Als ik het goed heb, blijkt uit het arrest van het Grondwettelijk Hof dat de gemeenschappen verplicht zijn om een samenwerkingsakkoord te sluiten voor de frequenties die storing zouden kunnen veroorzaken.
Minister, wat is de reactie van de Vlaamse Regering op dit arrest? Wat is uw interpretatie ervan? Hoe zal bepaald worden welke frequenties precies storing veroorzaken? Hoe gaat dat concreet in zijn werk? Is er daarnaast nog een verdere evolutie in het dossier van de FM-storingen?
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Dit ligt me zeer na aan het hart. Minister, ondertussen al anderhalf jaar geleden heb ik het genoegen gehad om u over deze problematiek te ondervragen in de plenaire vergadering, toen de Franse Gemeenschap het nodig vond om naar de Raad van State te stappen tegen het frequentieplan van Vlaanderen. Dit blijft aanslepen.
Ik heb daarnet al gezegd dat hier veel technische vragen worden gesteld. Dit is zon voorbeeld van zon vrij technische vraag. Ik heb de indruk dat we in dit dossier eigenlijk weinig vooruitgang boeken. Het is al een zeer oud dossier. Het gaat ook over de storingen door Franstalige stoorzenders op de FM-band in Vlaanderen. Er zijn al diverse initiatieven genomen ter zake. In de vorige legislatuur heeft ook minister Bourgeois daar zijn tanden op stukgebeten. Telkens krijgen we een antwoord dat erg binnen de lijntjes kleurt. Men zegt klacht te hebben ingediend bij de Raad van State over deze problematiek. Men zegt zus en zo te hebben gedaan. Men heeft de Franse Gemeenschap uitgenodigd voor overleg. Ik stel ook nog altijd vast dat het KB met betrekking tot de etherpolitie en dergelijke de facto dode letter is gebleken. Dat was de grote verwezenlijking in de vorige legislatuur. Daar is ook weinig van in huis gekomen, heb ik de indruk.
Zullen we in dit dossier nu voor eeuwig en altijd binnen de lijntjes blijven kleuren, waardoor we eigenlijk lijdzaam ondergaan wat er aan de andere kant van de taalgrens gebeurt? Ik pleit ervoor dat we misschien iets verder zouden gaan en buiten de lijntjes zouden kleuren, om de andere kant te laten weten dat het ons menens is. De Franse Gemeenschap kleurt immers ook buiten de lijntjes in dit dossier: ze treedt niet op tegen de zenders die manifest hun zendvergunningen overtreden. Misschien is het tijd dat bijvoorbeeld onze openbare omroep eens de knop volledig opendraait, om de Franse Gemeenschap en het radiolandschap te laten voelen dat het ons menens is.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, geachte leden, het Grondwettelijk Hof heeft zich in het verleden reeds eerder uitgesproken over het principe van die verplichte samenwerking tussen de regulatoren, wat heeft geleid tot het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006. De verplichte samenwerking die het hof nu oplegt voor de coördinatie van mogelijk interfererende frequenties, gaat echter verder. Het komt erop neer dat niet alleen afbreuk wordt gedaan aan het principe van exclusieve bevoegdheden, en dus ook de mogelijkheid om eigen frequenties uit te vaardigen, mits het respecteren van het evenredigheidsbeginsel, zoals de Raad van State in een advies stelde, maar dat bovendien een samenwerking wordt verplicht op basis van de noodzakelijkheid die volgt uit een gewone wet. De rechtspraak gaat hier ver, met andere woorden.
Het hof gaat echter nog een stap verder. Volgens het hof vloeit het feit dat de overheden moeten samenwerken voor frequenties die kunnen interfereren, precies voort uit het evenredigheidsbeginsel. Die stelling is wél nieuw en werd niet eerder expliciet op die manier bepaald. In andere sectoren wordt het evenredigheidsbeginsel nog steeds volgens de oudere interpretatie gehanteerd. Daarbij is elke wetgever verplicht er in de uitoefening van zijn eigen bevoegdheid over te waken dat door zijn optreden de uitoefening van de bevoegdheden van een andere wetgever niet onmogelijk of overdreven moeilijk wordt gemaakt, zonder de verplichting tot het sluiten van een samenwerkingsakkoord. In het nu voorliggende arrest maakt het Grondwettelijk Hof tevens voor het eerst een opdeling tussen frequenties die niet moeten worden gecoördineerd en deze die wél moeten worden gecoördineerd. Dat onderscheid wordt gemaakt op basis van het feit of het gebruik van radiofrequenties kan leiden tot interferenties met frequenties die worden gebruikt voor andere doeleinden dan de radio-omroep of door andere zendtoestellen voor radio-omroep die onder de bevoegdheid van een andere gemeenschap vallen.
Het arrest geeft de coördinerende functie aan de federale overheid, maar stelt niet wat die coördinerende functie dan wel inhoudt. Het hof verwijst wel naar de vroegere procedure van coördinatie, zoals beschreven in artikel 2 van het KB van 10 januari 1992. Ter illustratie van de onduidelijkheid over die coördinerende rol van de federale overheid kan ook worden verwezen worden naar de procedures die de Vlaamse Gemeenschap recent heeft opgestart bij de Raad van State tegen een aantal besluiten van de Franse Gemeenschap en de Conseil supérieur de laudiovisuel (CSA).
Uit deze besluiten blijkt dat, hoewel de Vlaamse Gemeenschap aangeeft dat er storingen kunnen plaatsvinden op bepaalde zenders, de Franse Gemeenschap het betrokken besluit alsnog doorvoert, aangezien volgens haar eigen berekeningen die storingen niet zouden blijken. Er is los van een akkoord over hoe die storende frequenties moeten worden behandeld met andere woorden nu dus eigenlijk zelfs geen akkoord over wat al dan niet storend is.
Zoals ik daarnet al aangaf, maakt het hof voor het eerst dat onderscheid tussen frequenties die kunnen leiden tot interferentie, en dus moeten worden gecoördineerd, en frequenties die niet kunnen leiden tot interferenties, en bijgevolg niet moeten worden gecoördineerd. Mijn kabinet en de administratie volgen deze problematiek nauwlettend. In dat kader heeft mijn kabinet ook al overleg gepleegd met het kabinet van mijn collega van de Franse Gemeenschap over de problematiek van de storende frequenties en de vraag hoe we ter zake tot een oplossing kunnen komen. Dat is minstens toch het begin van de uitwisseling van relevante informatie, laat me het zo formuleren.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Ik ben het natuurlijk eens met de heer Wienen dat dit een zeer technische aangelegenheid is. Hij zal het echter, denk ik, ook met mij eens zijn als ik stel dat dit een bijzonder belangrijke aangelegenheid is, die al heel lang aansleept. We komen daar blijkbaar dus niet uit. Dit lijkt mij een belangrijke stap achteruit in het hele dossier. Dat is alleszins het gevoel dat ik eraan overhoud. Dit is een vrij onverwachte uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Goed, het is niet aan ons om daar een waardeoordeel over te geven. Minister, ik ben blij dat u dat alleszins nauwgezet volgt en dat u alsnog probeert de dialoog te voeren en tot een oplossing te komen. Van onze zijde zal ik dat blijven volgen. Misschien moet er uiteindelijk toch eens buiten de lijntjes worden gekleurd.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Minister, ik vraag me af in welke mate u nog vertrouwen hebt in deze manier van werken. U zei aan het slot van uw antwoord dat dit opnieuw een begin is van het uitwisselen van relevante informatie, maar we hebben dat allemaal al eens gedaan. Dit is niet nieuw. Dit is jaren geleden al eens gebeurd. Telkens loopt dat opnieuw vast, en we weten ook waar.
In dit dossier heeft de Vlaamse Regering altijd zeer correct gewerkt. Naar mijn mening is ze een beetje te braaf geweest, als koorknaapjes ten aanzien van de Franse Gemeenschap. Het verleden heeft ondertussen voldoende bewezen dat die werkwijze niet werkt. Blijkbaar bent u van oordeel dat een dergelijke aanpak nog altijd een toekomst heeft. Ik vrees van niet: ik vrees dat we hier binnen afzienbare tijd opnieuw zullen staan met dezelfde vragen, die ondertussen al meer dan tien jaar worden gesteld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.