Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 13/01/2011
Interpellatie van de heer Filip Watteeuw tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de resultaten van het beleid inzake de activering van oudere werkzoekenden
- 51 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister, collegas, ik heb in het verleden een aantal keren de discussies over oudere werkzoekenden wat getemperd en altijd gezegd dat er andere doelgroepen zijn die ook heel veel aandacht verdienen en nodig hebben. De laatste weken en maanden zijn er echter een aantal elementen opgedoken die mij ertoe nopen mijn eigen stellingen wat te nuanceren. Er zijn een aantal onderzoeken waaruit blijkt dat de situatie voor 50-plussers toch moeilijk blijft.
De Vlaamse Regering zegt zwaar in te zetten op activering van oudere werkzoekenden. De demografische ontwikkelingen zullen de volgende jaren wellicht wat soelaas brengen, maar het wordt toch geen makkelijke klus om de werkzaamheidsgraad van ouderen te laten stijgen. Het opvallende onderzoek van het onderzoeksinstituut Itinera bracht pas uit dat liefst 81 procent van de werknemers die in Vlaanderen hun baan verliezen bij een bedrijfsherstructurering, ouder zijn dan 50 jaar. Opvallend genoeg verliezen de 50-plussers ook in economisch betere tijden gemakkelijker hun baan dan andere werknemers.
Op 26 oktober 2010 heb ik een schriftelijke vraag gesteld over de begeleiding van de oudere werklozen. Het blijkt dat de VDAB het moeilijk heeft om zijn beloftes op het gebied van de begeleiding van oudere werklozen na te komen. De VDAB moet bij een aantal doelgroepen zorgen voor een oververtegenwoordiging in de begeleidingscijfers. Er moeten bijvoorbeeld meer oudere werkzoekenden worden begeleid dan we mogen verwachten op basis van hun aandeel in de werkloosheidscijfers.
In 2009 waren de 50-plussers behoorlijk ondervertegenwoordigd in de trajectwerking. Er worden minder 50-plussers begeleid dan beloofd. In plaats van een oververtegenwoordiging is er een ondervertegenwoordiging. De ondervertegenwoordiging bedraagt maar liefst 56,6 procent. Er worden dus minder oudere werklozen begeleid dan men zou mogen verwachten op basis van hun aandeel in de werkloosheidscijfers. Het dieptepunt was in 2006 toen de ondervertegenwoordiging 74,7 procent bedroeg, tegenover 51,6 procent in 2004. Om in de individuele trajectwerking gewoon een evenredige participatie te realiseren had de VDAB 18.000 extra 50-plussers moeten bereiken in 2009. Dat is een zeer hoog cijfer.
Dat de VDAB zijn beloftes niet kan waarmaken, is slecht nieuws voor de oudere werkzoekenden. Het aandeel van de oudere werklozen blijft stijgen, in november 2010 nog met 3,4 procent ten opzichte van vorig jaar, terwijl het aantal werkzoekenden in Vlaanderen in november 2010 met 4,2 procent afnam. De ergste crisis op de arbeidsmarkt mag dan voorbij lijken, voor de oudere werkzoekenden is dat niet het geval.
Ik heb een grafiek bij waarop het aandeel van de 50-plussers in de werklozengroep te zien is. Ik moet dit even nuanceren omdat de VDAB in 2004 een andere berekeningsmethode is gaan hanteren, waardoor PWA-werknemers (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) in de cijfers van de werkzoekenden worden opgenomen, evenals oudere werkzoekenden met een vrijstelling. Dan nog blijven de cijfers spectaculair. Eigenlijk zijn alleen maar de cijfers vanaf 2005 vergelijkbaar met de huidige. In 2005 was18,47 procent van de werkzoekende een 50-plusser. Dat is in november 2010 gestegen naar 26,73 procent.
De cijfers voor 2001-2004 zijn niet gemakkelijk te herberekenen volgens de nieuwe berekeningswijze van de VDAB. Mijn probeersels zouden erop wijzen dat het aandeel 50-plussers tussen 2001-2004 zon 13 of 14 procent zou bedragen. Het is een inschatting die lichtjes kan afwijken, maar het zal niet spectaculair anders zijn. De cijfers vanaf 2005 zijn wel te vergelijken met die van 2010.
Minister, hoe reageert u op het groter wordende aandeel van oudere werkzoekenden binnen de groep niet-werkende werkzoekenden, wat op een relatief verslechterende positie wijst? Wat is uw standpunt over de studie van Itinera waaruit duidelijk blijkt hoe kwetsbaar oudere werknemers zijn? Hoe verklaart u dat de VDAB nu al jaren zijn doelstellingen niet haalt op het vlak van begeleiding van oudere werkzoekenden? In hoeverre wil de VDAB verder streven naar een oververtegenwoordiging van oudere werkzoekenden in de individuele trajectwerking? Welke maatregelen wilt u hieromtrent nemen? Zult u hierover overleggen met de werkgevers en andere sociale partners?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, collegas, ik had hierover al een vraag om uitleg ingediend, onder andere omdat midden december de studie van Itinera is verschenen, maar ook omdat men overal toch wel tot de conclusie kwam dat het aandeel van de 50-plussers alsmaar bleef stijgen, zeker in het totaal aantal afdankingen bij bedrijfsherstructureringen in Vlaanderen.
Enerzijds is er de studie van Itinera, waaruit inderdaad blijkt dat bijna twee op de drie 55-plussers op dit ogenblik niet meer actief zijn. We bevinden ons bij de slechtste groep in Europa. Anderzijds is in oktober de studie uitgekomen van het Steunpunt Werk en Sociale Economie, waaruit eens te meer blijkt dat van de 55- tot 64-jarigen maar ongeveer 35 percent werkt. In België en Vlaanderen is dat aandeel veel te laag. Die zaken weten we.
In de studie van Itinera staat heel duidelijk dat het probleem van de 50-plussers, die het hardst getroffen worden bij bedrijfsherstructureringen, niet zozeer van financieel-economische, maar vooral van structurele aard is. Dat moet voor de Vlaamse Regering dan ook een signaal zijn om niet alleen op zoek te gaan naar tijdelijke maatregelen, maar ook naar een doelmatig beleid op lange termijn, aldus Itinera.
Outplacement is een van de instrumenten om werkzoekenden naar een nieuwe job te begeleiden. Ondanks alle goede voornemens die we hier regelmatig gehoord hebben om de kwaliteit en de snelheid van de begeleiding en opvolging van personen bij wie outplacementbegeleiding niet gelukt is te verbeteren, zijn de cijfers van de bruggepensioneerden die opnieuw aan de slag gaan via outplacement ook teleurstellend. Het gaat maar om 12 procent. We hebben daar toch heel wat vragen bij. Ook uit de cijfers uit uw beleidsbrief 2010-2011 is eens te meer gebleken dat de begeleiding te traag op gang komt en dat, zoals de heer Watteeuw al heeft gezegd, de vertegenwoordiging van de 50-plussers in de trajectwerking relatief beperkt blijft.
Minister, de heer Watteeuw heeft al verwezen naar het sociaal overleg. Hij heeft daarbij aangegeven dat de begeleidingsaanpak moet worden uitgebreid tot alle nieuw ingestroomde 50-plussers. We hebben al meermaals gepleit om dat uit te breiden tot de 58-jarigen. We weten dat dat voor de sociale partners misschien niet voor de hand ligt. We zouden graag willen weten wanneer u hierover een uitspraak verwacht van de sociale partners en wat u zult doen als blijkt dat de sociale partners geen akkoord bereiken. Wanneer maakt u werk van de mensen die zich al in het systeem van de systematische begeleiding bevinden?
De oudere werknemers vormen een belangrijke doelgroep voor Jobkanaal. Ook dat weten we. Ongeveer 30.000 mensen zijn al dankzij het initiatief van Jobkanaal aan de slag gegaan. Het objectief was echter 5000 per jaar. We zouden graag al voor het jaar 2010 de precieze stand van zaken kennen. We zouden ook graag de cijfers van elke subcategorie kennen, want sinds het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) ligt de focus van Jobkanaal voornamelijk op de ouderen en de arbeidsgehandicapten. Ik weet niet of de cijfers daarvan voorhanden zijn.
Met betrekking tot het voeren van een leeftijdsbewust personeelsbeleid haalt u een groot aantal maatregelen aan in uw beleidsbrief. Het voeren van een dergelijk beleid is inderdaad noodzakelijk als we de werkzaamheidsgraad bij de ouderen willen verhogen. Minister, hebt u kennis van de numerieke impact van al de maatregelen die u hebt aangekondigd en die er tot op heden al zijn geweest? Wat betekent dat bijvoorbeeld in termen van het aantal werknemers? Op dit ogenblik zijn er ruim 77 diversiteitsplannen in verband met leeftijd en werk afgesloten. Kunt u cijfers plakken op de numerieke uitstroom?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, de heer Watteeuw stelt een terechte vraag. Het probleem is al verschillende keren in de commissie aan bod gekomen. Ik denk dat het onderwerp ook de minister na aan het hart ligt. Het is een terechte bekommernis van ons allen.
We komen uit een economische crisis. Gelukkig is er een daling van de werkloosheid. Gelet op de demografische ontwikkeling zal de Vlaamse arbeidsmarkt over enkele maanden, op zeer korte termijn, geconfronteerd worden met een krapte. Men heeft ook al de vervangingsgraad berekend. Zeker in de Vlaamse industrie, maar ook in de non-profitsector, is de uitstroom van 60-plussers van die aard dat sommige sectoren nogal snel met een relatief belangrijke krapte geconfronteerd zullen worden. Er is dus niet alleen een probleem inzake de betaalbaarheid van de pensioenen of de sociale zekerheid. Ook inzake het onderhouden van de economische groei en de welvaart in haar globaliteit is het absoluut van belang dat er voldoende mensen op de arbeidsmarkt blijven. Het is dan ook nogal paradoxaal dat 55-plussers amper een werkgelegenheidsgraad van 35 procent halen. Wat dat betreft, zitten we in Europa in de staart van het peloton.
Er wordt gezegd dat de mentaliteit van de mensen beter wordt. Ze zouden zich er steeds meer van bewust zijn dat ze langer moeten werken. Dat zou ook blijken uit enquêtes. Persoonlijk vind ik echter dat dit besef nogal traag groeit. Dat is echt van moetens, en het gaat gepaard met veel gezucht. Er is zeker geen sprake van enthousiasme of van een oprechte bekommernis. Ik heb me nu voorgenomen om in elk nieuwjaarstoespraakje de problematiek van het langer werken aan bod te laten komen. Ik heb dat gisterenavond ook gedaan. Naderhand was er één punt waarover diverse mensen me aanspraken: ze vonden het toch wel sterk dat hun burgemeester er voorstander van was dat ze langer moesten werken. Volgend jaar, het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen, zal ik dat dus niet meer doen. (Gelach)
Mevrouw Patricia Ceysens : U bent een raspoliticus.
De heer Koen Van den Heuvel : Dat was maar een grapje.
Mevrouw Patricia Ceysens : Dat denk ik niet.
De heer Koen Van den Heuvel : Ik heb al de moed gehad om dat nu te zeggen. Mochten we dat allemaal zeggen... Mijnheer Watteeuw, ik zal u mijn toespraak doormailen, als u me niet gelooft. Ik geef dit voorbeeldje maar om erop te wijzen dat dit toch nog niet verworven is. Soms heeft men de indruk dat de mensen er zich nu bewust van zijn en dat we daar niet meer aan moeten werken. Dat lijkt me wat te optimistisch.
Minister, met statistieken kan alles worden bewezen. U weet daar de jongste dagen enorm veel over. Mijnheer Watteeuw, uw grafiek is natuurlijk goedbedoeld, maar met het relatieve aandeel van de 50-plussers in de werkloosheid moeten we natuurlijk oppassen. Hoe kleiner de jeugdwerkloosheid en ik denk dat u die ook belangrijk vindt , des te groter het aandeel van de 50-plussers. We moeten ons veeleer richten op absolute cijfers en op het aandeel van de 55-plussers in hun groep. Mocht er geen enkele jongere nog werkloos zijn en mochten er nog drie 55-plussers werkloos zijn, dan zouden 55-plussers in relatieve cijfers een aandeel van 100 procent van de Vlaamse werkloosheid voor hun rekening nemen. Dat dit aandeel stijgt, moet dus worden gerelativeerd. Er zijn andere cijfers die dit aantonen.
Het moet ook heel duidelijk worden gezegd dat er diverse structurele problemen zijn in Vlaanderen en België die verklaren waarom er zo weinig 55-plussers aan de slag zijn. Dat is ook heel duidelijk en terecht gebleken uit de studie van Itinera. Het gaat dan over hefbomen die vooral nog federaal zijn. Dan denk ik aan de anciënniteitsregeling. In België is de loonstructuur nu eenmaal zo opgebouwd dat de anciënniteit een grotere rol speelt: men verdient hier meer naarmate men ouder wordt. Dat is dus een structureel probleem. Ook zijn er de regelingen van brugpensioen en vervroegde uittreding, met de afweging tussen niet werken en blijven werken en de vaststelling naderhand dat wie blijft werken, nauwelijks meer pensioen heeft. We moeten daar eerlijk in zijn: dat zijn incentives die van doorslaggevend belang zijn. We kunnen die mentaliteit wat helpen veranderen door wat sneller te veranderen en bepaalde structurele ingrepen te durven doen. Dan gaat het onder meer over de anciënniteitsregeling. Er is de wortel van de financiële aanmoediging, maar af en toe moeten we ook de stok kunnen hanteren en een aantal regelingen financieel ontmoedigen, en dat natuurlijk met uitzondering van een aantal sociale situaties die we allemaal kennen.
Ten slotte is er de activering. Minister, dat is een Vlaamse bevoegdheid. We weten dat u daar hard aan werkt. Onze fractie roept ertoe op werk te maken van het uitbreiden van die activering tot mensen die ouder zijn dan 52 jaar. Dat is ook een doelstelling die u hebt geformuleerd in uw beleidsbrief. Er is de paradox dat we enerzijds op relatief korte termijn in sommige sectoren van de Vlaamse arbeidsmarkt met een krapte zullen worden geconfronteerd en dat anderzijds de werkgelegenheidsgraad bij de Vlaamse 55-plussers laag is. Dat is ontoelaatbaar. Ik zeg het nogmaals: eigenlijk zijn de belangrijkste hefbomen om financiële stimulansen te geven nog altijd federaal. We moeten de mogelijkheden die wij hebben met betrekking tot activering en opleiding ten volle benutten. Het optrekken van de leeftijd voor de activering van werkzoekenden is dus raadzaam.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, er is al heel veel gezegd. Ik hoor vooral dat er een consensus is over de terechte vraag van de heer Watteeuw dat er iets zou worden gedaan aan de tewerkstelling van 50-plussers. De minister is zich daar ook heel goed van bewust: dat hebben we mogen merken aan de beleidsnota en de beleidsbrief.
De doelstellingen van de VDAB en zo laat ik over aan de minister, maar ik wil nog enkele bijkomende opmerkingen maken, die in de lijn liggen van wat de heer Van den Heuvel heeft gezegd. Voor sommige sectoren is die krapte op de arbeidsmarkt nooit helemaal weggeweest, zelfs niet tijdens de crisis. Ook toen waren er knelpuntvacatures. Daar blijven we mee zitten. We zullen dus nog altijd dat tekort op de arbeidsmarkt hebben. Net om die reden is het nog veel belangrijker om nog meer in te zetten op die tewerkstelling van 50-plussers.
Dan is er het punt van de incentives dat de heer Van den Heuvel heeft aangehaald. We hebben het daar bij de bespreking van de beleidsbrief op een bepaald ogenblik ook over gehad. Het is wat lastig om toe te geven, maar het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid mag dan nog zo goed en zo sterk zijn, het blijft eigenlijk niet veel meer dan wat gerommel in de marge. We moeten daar eerlijk in zijn. De grote sociaal-economische hefbomen zijn nog steeds federaal. De heer Van den Heuvel wijst erop dat die mentaliteit op die twee vlakken nog niet is verworven. Erkennen dat men langer moet werken, is één ding. Maar aan de andere kant zijn er heel wat federale snoepjes waar men maar al te graag op ingaat, brugpensioen en dergelijke, die ervoor zorgen dat het activeringsbeleid aan Vlaams kant heel wat moeilijker is. En zolang je niet in staat bent om die twee op elkaar af te stemmen, ga je heel weinig vooruitgang maken. Dat is het structureel probleem.
Daarom, mijnheer Watteeuw, ben ik heel blij met uw vraag en ik hoop dat die dan ook op andere niveaus op dezelfde manier wordt ingevuld. Ik denk dat we daar moeten naartoe gaan, dat we die twee op elkaar moeten afstemmen: het passief beleid, het vervangingsinkomen dat federaal nog steeds bestaat en waarbij men te veel inzet op het uittreden uit de arbeidsmarkt, en daarnaast het actief beleid, het Vlaams beleid, waar we inzetten op het activeren en het aan het werk houden van de mensen. Als we die twee niet op elkaar kunnen afstemmen, dan denk ik dat we eraan zijn voor de moeite. Ik hoop dat we daar de komende maanden op kunnen inzetten.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, mijn excuses voor de paar minuten vertraging, waardoor ik het begin van de discussie gemist heb en mij dus ook ga beperken tot één bijkomende vraag, met het risico dat ze al door een van de voorgaande collegas werd gesteld.
Heel wat maatregelen om 50-plussers aan het werk te krijgen of te houden, moeten inderdaad op federaal niveau worden genomen, zoals de loonkostenfiscaliteit, pensioenen, brugpensioenen en dergelijke meer. Laat ons dat niet als excuus gebruiken om hier in Vlaanderen onze verantwoordelijkheid niet op te nemen, wat begeleiding en activering van die oudere werklozen betreft.
In de vorige beheersovereenkomst tussen de VDAB en de Vlaamse Regering was er ook een belangrijk deel weggelegd voor begeleiding van oudere werkzoekenden. Er is nu een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten. Ik vermoed dat we die een van de komende weken ook zullen bespreken in de commissie. Ik zou het daar nu, misschien een beetje vooruitlopend op de discussie, al eens iets over willen vragen, nu we het er toch over hebben: welke bijzondere initiatieven inzake begeleiding, opleiding en activering van oudere werkzoekenden hebt u genomen in de nieuwe beheersovereenkomst met de VDAB?
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Ook ik wil me verontschuldigen omdat ik te laat ben, door vertragingen bij de NMBS.
De problematiek van de tewerkstelling van 50-plussers is inderdaad een punt waarop we in het regeerakkoord zwaar gaan inzetten. Er zijn al verschillende initiatieven genomen. Ik neem aan dat we de komende periode daarover nog meer initiatieven van u mogen verwachten. Er zijn al heel wat vragen gesteld. Dat de werkloosheid snel zal keren naar een krapte op de arbeidsmarkt, is al een hele tijd geleden aangekondigd. Eigenlijk begint het zich sneller te manifesteren dan we hadden verwacht.
Dat heeft ook een weerslag op de werkloosheidcijfers. In de problematiek waar ik zelf altijd over klaag, de jeugdwerkloosheid en de structurele achterstand van de jeugdwerkloosheid in Antwerpen, is nu eigenlijk al een inhaalbeweging bezig. Is dat het gevolg van de maatregelen die werden genomen? Dat zal voor een stuk wel zo zijn, maar anderzijds zal het waarschijnlijk ook het resultaat zijn van een conjunctuurgevoelige en verbeterde markt.
Wat oudere werknemers betreft: het is niet dat zo dat als we één probleem aanpakken, het andere vanzelf wordt opgelost of dat het oplossen van één probleem, een weerslag heeft op het andere. Maar ik denk dat de werkgevers hier zelf ook een belangrijke rol te spelen hebben. En dat is, minister Muyters, het geval met de meeste maatregelen die u neemt. U kunt verschillende activeringsmaatregelen nemen, aanmoedigingen formuleren en bijsturingen doen. Maar als de werkgevers de meerwaarde van de inzet van dergelijke 50-plussers niet inzien, dan zullen we er ook niet geraken. Wat gaan we dus doen om, meer specifiek, de werkgevers voldoende te sensibiliseren, om ze te zeggen dat die 50-plussers toch een serieuze meerwaarde kunnen zijn? Anderzijds is het voor de 50-plussers zelf belangrijk om opgeleid te worden tijdens het werk, op alle mogelijke niveaus, hoog of laag opgeleid, om aantrekkelijk te blijven voor werkgevers, ondanks hun leeftijd. Ik denk dat we dus ook verder moeten blijven inzetten op scholing en opleiding van werknemers tijdens het werk. Dat zijn twee aandachtspunten waarover ik van u een opmerking verwacht.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik heb heel veel bijkomende vragen gehad. Ik ken uiteraard niet alle gevraagde cijfers uit het hoofd. Daarom stel ik voor, mevrouw Peeters, dat u uw vragen onder meer die over Jobkanaal schriftelijk formuleert zodat ik ze kan beantwoorden. Momenteel heb ik ze niet ter beschikking, hoe graag ik dat ook zou willen.
Ik wil ook verwijzen naar de vraag om uitleg van drie verschillende leden van de commissie over knelpuntberoepen. In het antwoord daarop zal ik op heel wat zaken omtrent de krapte van de arbeidsmarkt ingaan. Ik denk dat daar uiteraard ook elementen van opleiding, wat u net vraagt, mevrouw Turan, worden besproken.
De cijfers waar u om vraagt, zijn overigens terug te vinden in mijn beleidsnota en beleidsbrief. In mijn beleidsnota, die ik meer dan een jaar geleden naar voren heb gebracht, werd een vergelijking gemaakt tussen 90 regios. Wij zaten noch in een eerste groep van 23, noch in een tweede van 27. Er werden vijf parameters behandeld. Het bleek dat de we goed scoorden inzake jongerenwerkloosheid, maar zeer slecht op het vlak van ouderenwerkloosheid: er is slechts 35 procent van 50-plussers aan het werk. Daarom zei ik ook dat onze aanpak van de jeugdwerkloosheid volgens mij goed werkt, ondanks de crisis.
Mijnheer Watteeuw, u hebt er mij al verschillende keren op aangesproken dat ik op die jongeren moest inzetten. Ik heb altijd gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat, als de arbeidsmarkt aantrekt, we met de huidige aanpak die jongeren snel zouden zien uitstromen. Dat blijkt nu ook. Ik heb altijd gezegd dat er twee groepen structureel zijn: de mensen die wat langer werkloos zijn, tussen één en twee jaar, en de ouderen. Ook dat blijkt nu. Dat is wat ik had verwacht en waarmee ik bezig ben. Het goede is dat ik daardoor hier en daar al wat antwoorden klaar heb. Ook wat betreft de concretisering van het nieuwe akkoord met de sociale partners zit ik in de laatste fase.
Ik heb vandaag een interessant element gelezen in de krant. Als je de vergelijking maakt tussen het Vlaamse en het federale arbeidsmarktbeleid, stel je vast dat het Vlaamse 900 miljoen euro bedraagt, en het federale 18 miljard euro. Ik geef het u maar mee, om de proporties aan te geven.
Mijnheer Watteeuw, u hebt uw cijfers zelf al wat gerelativeerd. Ik heb dat ook laten doen. U had het met betrekking tot de lange termijn over een evolutie van falend beleid, wanneer het gaat over het sterk stijgende aandeel van ouderen in de populatie van werkzoekenden. Dat is ten dele waar. Ik kom daar straks op terug.
Er zijn twee structurele factoren die die cijfers beïnvloeden, enerzijds een demografisch en anderzijds een institutioneel aspect. Iedereen weet dat er een verdere vergrijzing is van de populatie, waardoor vooral de cohorte van 55- tot 59-jarige werkzoekenden sterk toeneemt. Ze stijgen gewoon zelf in aantal, binnen de bevolking. Daarnaast is er het institutionele aspect, namelijk dat in de periode 2002-2004 de vrijstelling van beschikbaarheid voor de werkloze 50- tot 58-jarigen geschrapt is. Men is die vrijstelling gaan verschuiven van 50 naar 58 jaar. De groep vrijgestelden daalde daardoor tussen 2001 en 2010 van 86.433 naar 48.854 personen. Dat verschil zit nu in de statistieken van de werkzoekenden.
Ik heb de werkloosheidsgraden laten berekenen, met alle werkloze 50-plussers, in plaats van de niet-werkzoekenden, om dat verschil in definitie weg te werken. Dan bleek de werkloosheidsgraad bij de Vlaamse 50-plussers in 2001 29,9 procent te bedragen. Vandaag is dat 23 procent. Met statistieken kun je natuurlijk heel veel bewijzen, maar ik heb dit laten berekenen zoals u zelf naar voren bracht. Ik heb geprobeerd om het op dezelfde noemer te zetten.
Ik wil nog even ingaan op de laatste cijfers rond oudere werkzoekenden. In de officiële werkloosheidscijfers van december 2010 was er een daling met 9,3 procent, terwijl het aantal oudere werkzoekenden nog steeg met 1,3 procent. In november steeg dat aantal nog met 3,4 procent. De instroom van oudere werkzoekenden is nu dus al minder sterk, en ik denk dat het ook in de andere richting mee in een daling zit. We mogen ook niet vergeten dat de oudere werklozen uiteindelijk veel minder getroffen zijn door de crisis dan de jongere.
Collegas, laat mij duidelijk zeggen dat mijn statistische respons niet wil zeggen dat ik vind dat er geen probleem is bij de oudere werklozen. Zo ben ik ook begonnen. Ik heb daar trouwens ook in mijn beleidsnota en beleidsbrief het accent op gelegd.
Er is ook gesproken over de studie van Itinera, maar ere wie ere komt: het is mijn departement dat die cijfers heeft opgesteld, en niet Itinera. Mijn departement heeft die cijfers ook voorgesteld op het Europese voorzitterschapscongres in Antwerpen op 28 en 29 oktober, Active labour market policies for the EU 2020-strategy: ways to move forward. Itinera heeft daar een aantal conclusies aan gekoppeld, maar de cijfers die hier geciteerd worden, zijn geen cijfers van Itinera, maar van mijn eigen departement. Ik wou dat toch even naar voren brengen.
Uit die cijfers bleek ook dat er bij bedrijfsherstructureringen nog steeds grote groepen van 50-plussers aan de kant worden geschoven. Eigenlijk is dat ook niet zo verwonderlijk. De heer Van den Heuvel heeft dat al naar voren gebracht. Dat heeft onder meer natuurlijk te maken met het gunstig statuut van verlaagd brugpensioen. Het is duidelijk dat als ondernemingen in herstructurering of in moeilijkheden de goedkeuring van de federale minister van Werk krijgen om oudere werknemers vanaf 50-52 jaar te laten afvloeien, dat zijn effect heeft. Het heeft niet alleen een effect omdat het goedkoper is, maar het heeft ook een effect op sociaal vlak. In een overleg tussen werkgevers en vakbonden is het op dat moment bijna de enige mogelijkheid om zonder al te zware conflicten tot een oplossing te komen. Het is ingebakken. Het bestaat al meer dan 25 jaar. Ik denk dat het in het verleden zijn nut heeft gehad, maar vandaag heeft het ook zijn beperkingen. Bij herstructureringen worden 50-plussers het meest geraakt, daar heeft het dus zijn effect.
Er zijn er natuurlijk nog andere. De heer Van den Heuvel sprak al over de hoge loonkosten. Ik wil er nog eentje aan toevoegen. Er is ook nood aan nieuwe competenties voor bedrijven op de evoluerende arbeidsmarkt. We vragen ook dat de bedrijven zich continu re-engineeren, opnieuw innoveren, zich anders organiseren. Niet alle ouderen zijn bereid om zich in nieuwe competenties in te schakelen. Ik kom er straks op terug in mijn antwoord op de vraag over de knelpuntberoepen.
De doelstelling 2020 voor Vlaanderen voor een nieuwe werkzaamheidsgraad tussen 20 en 64 jaar is 76 procent. We kunnen het ons niet veroorloven om ouderen uit de boot te laten vallen en talenten te verspillen. We moeten er verder op inzetten.
De heer Watteeuw zei dat de oververtegenwoordiging van 50-plussers in de acties van de VDAB niet werd behaald. Tot 2006 was het expliciet de beleidsoptie om 50-plussers uit te sluiten: zowel bij de preventieve de begeleiding in de nieuwe instroom als bij de curatieve aanpak voor de langdurig werklozen , werden de 50-plussers uitgesloten. Dat was in het verleden een beleidskeuze, omdat men het accent elders legde en niet bij die groep. Ik werp geen steen. Het zijn vaststellingen. Ik wil het probleem gewoon in het juiste kader plaatsen.
Tot 2006 waren 50-plussers dus vrijgesteld, daarna was er deze situatie waarin ze ook niet werden opgenomen. Het meerjarenbanenplan in 2006 heeft duidelijk voor een kentering gezorgd. Vanaf toen werden niet-werkende werkzoekende 50-plussers verplicht om drie maanden na de instroom in de werkloosheid een infosessie te volgen. Het werd ook gestimuleerd om vrijwillig door te stromen naar begeleidingsacties. Dan werd de volgende stap gezet met de start van de systematische aanpak Samen op de bres voor 50+. Voor de allereerste keer werd de systematische aanpak voor 50- tot 52-jarigen verplicht.
Mevrouw Turan, in Samen op de bres voor 50+ is er gesproken over een toolbox voor werkgevers om sensibiliserend op te treden naar 50-plussers. De toolbox is zo goed als klaar. Er zal ook een sensibiliseringscampagne aan worden gekoppeld. Als we ermee van start kunnen gaan, zal ik ze hier ook wel tonen.
Als er een ondervertegenwoordiging is, heeft die te maken met een keuze in het beleid die nu stilaan wordt omgebogen. In de nieuwe beheersovereenkomst van de VDAB en jullie hebben drie maanden tijd voor de bespreking van de beheersovereenkomst en in het ondernemingsplan 2011 spreek ik niet meer over oververtegenwoordiging van 50-plussers in de trajectwerking. De trajectwerking is niet het doel van de VDAB, maar een middel om tot een doel te komen. Ik leg liever doelstellingen vast. Het doel voor mij zijn resultaatindicatoren, met name dat voor 50-plussers uit de systematische aanpak 30 procent uitstroomt naar werk. Voor de totale doelgroep 50-plussers is het 18 procent. In plaats van te bepalen hoeveel er een trajectwerking moeten hebben, wil ik zorgen dat er mensen aan het werk gaan. Dat is de doelstelling. Hoe de VDAB dat doet, mag de VDAB zelf bepalen. Dat zijn de resultaatindicatoren die ik aan de VDAB opleg.
Een doelstelling in het ondernemingsplan 2011 is 100 procent sluitend bereik van de groep gelabelden in de systematische aanpak 12 maanden na instroom. 100 procent sluitend bereik kan natuurlijk op verschillende manieren worden bereikt. Het kan via trajectwerking, via arbeidsbemiddeling, via opleidingsacties. Niet elke 50-plusser heeft dezelfde nood.
Het activeringsbeleid is een van de prioriteiten. Mevrouw Peeters vroeg naar de stand van zaken van het overleg met de sociale partners. De heer Watteeuw heeft dat eigenlijk ook gevraagd. Morgen is er een informele vergadering van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Ik hoop dat we de laatste hand kunnen leggen aan een tekst. Ik veronderstel dat die dan nog officieel moet worden goedgekeurd door de sociale partners, maar ik hoop dat we het morgen eens zullen zijn over wat we gaan doen. Het gaat om twee elementen: de stapsgewijze uitbreiding van de systematische aanpak naar de oudere leeftijdsgroep binnen de populatie van werkzoekende 50-plussers en een kwalitatieve verbetering van de aanpak waardoor er meer mensen effectief naar een job zullen uitstromen. De VDAB moet dat wel doen om aan de cijfers te komen die we opleggen.
Daarnaast zitten we ook niet stil. Voor de werkzoekende 50-plussers die buiten de systematische aanpak vallen dat zijn er heel wat en we noemen hen de spontanen , is het bestaande begeleidings- en opleidingsaanbod veel toegankelijker gemaakt op basis van vrijwilligheid. De voornaamste punten zijn dat we die mensen contacteren en hun vragen om contact op te nemen met de servicelijn om hun dossier te updaten. We promoten ook mail op maat zodat ze een gepast aanbod van vacatures kunnen ontvangen. We roepen ook op tot vrijwillige opname in de automatische vacaturematching. We nodigen hen uit om op vrijwillige basis naar de infosessie 50-plussers te komen die ook wordt gegeven aan de mensen die verplicht zijn. We doen ook voorstellen voor opleidingen met reële kansen voor 50-plussers.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat ik naar aanleiding van Vlaanderen in Actie begin maart een rondetafel organiseer over de lerende Vlaming en actief ouder worden. Mevrouw Turan had het over het continu aanscherpen van competenties. We hopen dat dit leidt tot een aantal verbetervoorstellen voor 50-plussers en oudere werkzoekenden in het bijzonder. We moeten de competenties van oudere werkzoekenden inzetten: we hebben iedereen nodig.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, mijnheer Van den Heuvel, ik kan u geruststellen: ik heb niet de gewoonte statistische goocheltrucs uit te halen, zoals enkele dagen geleden wel in een andere commissie gebeurde. Ik heb de absolute aantallen natuurlijk wel gecontroleerd. Mijnheer Van den Heuvel, ik kan u aanraden om het dossier van de VDAB Kansengroepen in Kaart te lezen. Op pagina 13 vindt u alle informatie over 50-plussers. U zult zien dat de absolute aantallen ook gestegen zijn. Ik zou nooit zon grafiek naar voren schuiven als ik weet dat de absolute aantallen een tegenindicatie geven.
Het gaat mij echter niet alleen om de cijfers. Het aandeel van 50-plussers in de groep werkzoekenden wordt groter, maar dat wordt gekoppeld aan de begeleiding. Dat mogen we niet vergeten. De oververtegenwoordiging in de individuele trajectwerking die de VDAB beloofde, wordt niet gehaald. Dat is al jarenlang het geval. U zegt dat het verbetert, u bent zeer positief ingesteld als u dat beweert, maar het verbetert niet. Er is al jarenlang een ondervertegenwoordiging van minimum 50 procent. De VDAB slaagt er niet in extra in te zetten op de individuele trajectwerking voor de groep oudere werkzoekenden. Het is een grote groep, dat kan een rol spelen, maar het is geen excuus. Dat is geen verwijt aan de VDAB, het is een vaststelling. Men moet daar een antwoord op formuleren.
U wilt de resultaatsindicatoren hanteren. Dat is oké, maar ik pleit ervoor om de tussenindicatoren te behouden. Alleen de resultaatsindicatoren naar voren schuiven vind ik net iets te weinig. De individuele trajectwerking is een interessante methodiek en de begeleiders passen die goed toe. Als u daarvan overtuigd bent en u dat kunt aantonen, moet u de tussenindicator durven hanteren. De groep oudere werklozen is gegroeid en de VDAB slaagt er niet de oververtegenwoordiging te realiseren. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Als u zuiver naar de resultaatsindicatoren kijkt, moet u natuurlijk geen antwoord geven, maar ik vind dat niet goed. Wat gaat u doen als u de resultaten niet haalt? Dan kunt u dat alleen maar vaststellen. U zult moeilijk kunnen inspelen op de gehanteerde instrumenten. Ik vind dat we de beide indicatoren moeten bekijken. Het is een verarming van het beleid als dat niet meer gebeurt.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters: Ik dank u voor uw antwoord, minister.
Ik heb toch nog bijkomende vragen. Morgen is er in principe een informeel overleg met het VESOC. U hoopt dat men daar tot een consensus komt. U noemt enkele belangrijke elementen: de systematische aanpak van de oudere groep werkzoekenden, de kwalitatieve verbetering van de aanpak en de verbetering van de toegankelijkheid voor de vrijwilliger.
Het is maar sinds 2008 een prioriteit om in te zetten op de 50-plussers. Sinds 2008 is er voor de 50- tot en met 52-plussers een verplichte infosessie en begeleiding. Vanaf 53 jaar is er alleen een infosessie. Bedoelt u inzake het VESOC met oudere leeftijdsgroep ook ouder dan 52? Gaat u alle 50-plussers verplichten tot een traject? Tot nu toe werden alleen de nieuwe werkzoekenden, die van de afgelopen twaalf maanden, verplicht. Ook voor de groep van 55 tot 64 jaar moeten de streefcijfers omhoog. Nu ligt dat maar op 35 procent. We moeten eens te meer inzetten op begeleiding. Ik ben niet altijd voor verplichting, zeker niet, maar we moeten beseffen dat de aanpak faalt. Boven 52 jaar is de begeleiding vrijwillig en de 55-plussers raken zeer moeilijk aan de slag. Kunt u iets meer duidelijkheid scheppen over die oudere leeftijdsgroep?
Minister Philippe Muyters : Mijnheer Watteeuw, we verschillen van mening over de indicatoren. Ik ga ervan uit dat het management en de raad van bestuur van de VDAB het best weten hoe ze de doelstellingen kunnen bereiken. Ik leg de streefdoelen vast en zij bepalen de weg daarnaartoe. Dat is mijn filosofie. In oude beheersnotas was het aantal bezoekers op de website een indicator. Dat kan voor mij nooit een indicator zijn voor een goede werking. Wat men met die website wil bereiken, dat is een indicator. Dat geldt voor mij hier ook, maar ik heb het wat zwart-wit gesteld.
In het actieplan knelpuntenbeleid dat de raad van bestuur van de VDAB heeft besproken en goedgekeurd, komen elementen van heel de trajectwerking naar voren. Ik zal die zo dadelijk toelichten. Ik zal daarmee tegemoetkomen aan uw opmerkingen.
Mevrouw Peeters, u hebt gelijk, het gaat over de instroom. Er komt een graduele uitbreiding naar oudere werkzoekenden. We zijn daarover nog aan het overleggen. Het zal effectief gaan over de instroom tot 58 jaar. De oudere werklozen die niet verplicht zijn, worden meer aangepakt. Het systeem wordt uitgebreid en verbeterd. Dat was al aangekondigd.
De heer Filip Watteeuw : Minister, inderdaad moet u uiteindelijk focussen op het resultaat. De manier van werken is echter even belangrijk, elk bedrijf zal dat beamen. Men kan op heel korte termijn resultaten behalen, maar op een slechte manier werken zodat er op lange termijn minder goede resultaten zijn. Daarom zijn die tussenindicatoren zo belangrijk. Dat staat in alle managementliteratuur. U hebt daar zeker meer over gelezen dan ik. Allemaal spreken ze over een zekere opbouw. Ik wil mijn verantwoordelijkheid als Vlaams volksvertegenwoordiger opnemen en zien hoe de VDAB werkt.
Stel dat een instrument onvoldoende wordt ingezet en niet het effect heeft dat we ervan verwachtten, en u gaat pas kijken naar het eindresultaat? Dat is te gemakkelijk. U hebt me niet gezegd waarom er een ondervertegenwoordiging is. Ik zal een met redenen omklede motie indienen.
Minister Philippe Muyters : Ik ga ervan uit dat de raad van bestuur van de VDAB dat doet zoals u zegt. Het is aan hen om dat te doen.
Ik heb de doelstellingen veel hoger gelegd. Daarom heb ik gevraagd en dat staat ook in de beheersovereenkomst dat ik elk jaar de jaarplanning en het jaaractieplan kan goedkeuren. Zo kan ik zien hoe ze de doelstelling willen halen. Dat is een andere aanpak dan vroeger. Ze mogen mij een voorstel formuleren om de doelstellingen te bereiken. Vroeger werd enkel de beheersovereenkomst goedgekeurd. Zo doe ik wellicht wat u vindt dat ik moet doen. Dat zijn de tussentijdse mijlpalen.
Ze mogen me een voorstel formuleren over het bereiken van een doelstelling. Vroeger werd enkel de beheersovereenkomst goedgekeurd. In de beheersovereenkomst heb ik ook gevraagd en verkregen dat ik de jaaractieplannen kan goedkeuren. En dan denk ik dat ik wel voldoe aan wat u vindt dat we moeten doen. Dat zijn die tussentijdse mijlpalen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Watteeuw, door de heer Diependaele, mevrouw Turan en de heer Van den Heuvel, door mevrouw Peeters, door de heer Chris Janssens en door de heer Sabbe werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.