Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 01/07/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Sophie De Wit tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het belang van de weginrichting voor de snelheidsbeperking en verkeersveiligheid op gewest- en lokale wegen
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
Mevrouw Sophie De Wit : Voorzitter, deze vraag om uitleg heeft betrekking op de drie Es: enforcement, education en engineering. Als we een snelheidsbeperking doorvoeren, trachten we een invloed te hebben op de snelheid van de chauffeurs op de weg. We kunnen dit direct aanpakken, bijvoorbeeld door middel van het handhavingsbeleid en de verhoging van de pakkans. We kunnen dit ook indirect aanpakken, bijvoorbeeld door middel van een aanpassing van de wegkenmerken.
Indien we de toegelaten snelheid verlagen, zullen we de wegkenmerken in bepaalde gevallen moeten veranderen. Dit lijkt me evident. We kunnen beslissen dat op een bepaalde weg slechts 50 kilometer per uur mag worden gereden. Indien die weg er zo glad als een biljartlaken bij ligt en indien er nergens hindernissen zijn, zal die weg ertoe uitnodigen sneller te rijden. Deze evidentie is zelfs in de beleidsnota opgenomen. Bij de herinrichting van de wegen moet naar een standaardisering op basis van objectieve criteria worden gestreefd. De herinrichting moet plaatsvinden in overeenstemming met de vorm, de functie en het gebruik van de wegen. Concreet is gesteld dat de inrichting van de wegen moet worden aangepast aan de functie die ze vervullen en aan het verkeer dat ze moeten verwerken. Dit moet tot een verhoogde verkeersveiligheid leiden. Dat is dan weer in ieders belang.
De Vlaamse overheid beschikt, zeker als het lokale wegen betreft, niet over veel middelen. Als een gemeente een aanvullen reglement goedkeurt om verkeersborden toe te voegen, moet die beslissing aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. De Vlaamse Regering kan die beslissing goedkeuren, afkeuren of wijzigen. Dit heeft in essentie niet veel met de beïnvloeding van de wegeninfrastructuur te maken. De mobiliteitsconvenants maken het de lokale overheden en de Vlaamse overheid mogelijk voor de uitvoering en de financiering van onder meer infrastructurele maatregelen samen te werken. Hoewel ze beperkt zijn, zijn er dus wel degelijk mogelijkheden.
Minister, mijn oog viel op een berichtje in Het Belang van Limburg van maandag 21 juni 2010, waarin staat dat er blijkbaar nog een ander kanaal is. We lezen dat u zou gaan praten met de gemeenten over de wegen en zou gaan samenkomen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om een intense communicatie op poten te zetten met de gemeentebesturen over de weginfrastructuur. Op die manier zou de weginrichting beter kunnen worden aangepast aan de geldende snelheidsbeperking in de bebouwde kom. Officieel is daar geen berichtgeving over gedaan, niet door de minister en niet door de VVSG. Daarom had ik u graag een aantal vragen gesteld.
Wordt er bij de beoordeling van aanvullende verkeersreglementering aandacht besteed aan het feit, of de eis gesteld dat wegkenmerken worden veranderd indien de toegelaten snelheid wordt verlaagd? Zult u ter zake initiatieven nemen? Ter ondersteuning van de wegbeheerders zou de Vlaamse overheid een ondersteunende tool ontwikkelen voor de opmaak van aanvullende verkeersreglementen. Dat is opgenomen in de beleidsnota. Wat is hier de stand van zaken? Op welke manier wordt hier aandacht aan besteed bij de beoordeling van projecten op gemeentelijke wegen in het kader van mobiliteitsconvenanten? Inzake de standaardisering van de herinrichting van de wegen, door bepaalde wegnormen en inrichtingsprincipes, wordt gestreefd naar een nieuw decretaal kader. Ook dat is opgenomen in de beleidsnota. Wat is de stand van zaken in dit dossier? U wilt, zo lezen we althans in de krant, een communicatie op poten zetten met de gemeentebesturen over de weginfrastructuur. Welke meerwaarde ziet u hier, gezien het voorgaande? Welke stappen hebt u reeds ondernomen? Wat wilt u nog doen, wat moet u nog doen en op welke termijn?
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Voorzitter, minister, ik wil vanuit onze fractie aansluiten bij de vraag van mevrouw De Wit en vooral ook verwijzen naar de vraag van mevrouw Franssen, die midden mei 2010 werd gesteld. Daarbij sloten heel wat leden van onze CD&V-fractie zich aan. Toen hebben we aangekaart dat het gebruik van infrastructuur het concept is om te werken aan verkeersveiligheid en dat dat het uitgangspunt moet zijn om aan verkeersveiligheid en snelheidshandhaving te werken. Wij zijn van oordeel dat dat uiteraard in samenspraak en in samenwerking met de gemeenten moet gebeuren omdat de gemeenten de wegbeheerders zijn van alle dorpskernen of toch bevoegdheden hebben in alle dorpskernen. We hadden toen gevraagd of er kan worden gewerkt aan richtlijnen voor de gemeenten, uiteraard in samenwerking met de VVSG, om weginfrastructuur te gebruiken als middel in de verkeersveiligheid en bij de handhaving.
Daarom kunnen wij ons helemaal aansluiten bij de vraag van mevrouw De Wit. Wij zijn vragende partij om het verloop van dat dossier te kennen. Wij zullen uiteraard de pogingen en het dossier verder steunen in alle contacten met de VVSG.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mevrouw De Wit, er is iets grappigs gebeurd. Mevrouw Franssen heeft op 19 mei 2010 een vraag gesteld naar de herinrichtingen en het belang van goede weginrichtingen om het snelheidsbeleid te kunnen handhaven. Toen we erover discussieerden of we de gemeenten niet meer moesten sensibiliseren en dergelijke, heb ik gezegd dat dat een goed initiatief was en dat het wel nuttig is om eens met de VVSG contact op te nemen om te bekijken of we geen communicatie zouden kunnen doen.
Vervolgens heeft mevrouw Franssen daar een berichtje over gemaakt. Dat is in de krant gekomen. Wat u in de krant hebt gelezen, is een letterlijk citaat van wat ik in de commissie heb gezegd op 19 mei. Ik krijg dus nu een vraag over wat in de krant stond maar eigenlijk over wat ik heb gezegd in de commissie van 19 mei. Het kan verkeren in het leven.
Mevrouw De Wit, er was nog een interessante link in uw vraag en die zal de voorzitter gezien hebben, anders zou hij deze vraag niet hebben laten stellen. Het klopt dat in het regeerakkoord staat dat we proberen werk te maken van een nieuw wetgevend kader omtrent de aanvullende reglementen en de gemeentelijke aanvullende reglementen. We moeten daar absoluut oog voor hebben.
Hoe kunnen we de wegbeheerders zelf ondersteunen? Er is een ondersteunende tool, de zogenaamde tekstgenerator, die het voor gemeenten makkelijker moet maken om aanvullende reglementen op een juridisch correcte manier op te stellen. De bedoeling is dat de gemeenten een keuze maken uit de geldende verkeerstekens en tekstfragmenten, dat is de reglementaire verwoording van de bijhorende maatregelen, die ze dan via invulschermen van eigen locatiegegevens kunnen voorzien om zo een aanvullend reglement op te bouwen. Deze tool is vandaag in ontwikkeling. Er is al een concept uitgebouwd. Die ruwbouw moeten we nu gebruiksvriendelijk maken en testen in een beperkte testomgeving door een aantal gebruikers.
Er zijn middelen gereserveerd op de begroting om die doorstart naar een volledige toepassing aan te vatten. Dat zal wel in verschillende stappen gebeuren omdat we bewust een aantal testen willen inlassen, waarbij zowel geïnteresseerde gemeenten als gebruikers van het Agentschap Wegen en Verkeer de mogelijkheid krijgen aan een testfase deel te nemen. Deze testfases zijn zowel belangrijk voor wat betreft de operationele aspecten, dus de manier waarop je in die tool geraakt, als de inhoudelijke aspecten zoals de gebruiksvriendelijkheid, de herkenbaarheid en vooral de eenvoud. Als je een ingewikkelde machine hebt, zal men die nooit gebruiken. Het moet rapper en beter zijn dan de manier waarop ze het nu doen. Ook de mogelijke relaties met de verkeersbordendatabank komen aan bod. U weet dat we de laatste weken ingaan en we straks een mooi beeld zullen hebben. Daarom vermoed ik dat de eerste testfase in het voorjaar van 2011 zal kunnen plaatsvinden. Als de verkeersbordendatabank afgewerkt is, moet men die gegevens aan elkaar koppelen. In de periode die dan volgt, kunnen we uitrollen.
Het aantal projecten op lokale wegen die in het kader van het mobiliteitsconvenant worden beoordeeld, is veeleer beperkt. Het betreft vooral de projecten module 8 doorstromingsmaatregelen voor het geregeld vervoer, de projecten module 10 schoolomgevingen, waarin zowel stukken gewestweg als lokale weg zijn opgenomen, en de projecten module 12 aanleg of verbetering van fietsinfrastructuur op niet-gewestwegen als alternatief voor fietsinfrastructuur langs gewestwegen.
Daarnaast zijn er ook projecten in het kader van het Fietsfonds. Het gaat dan om projecten langs gemeentewegen die deel uitmaken van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Die worden ook voorgelegd aan de adviescommissies van het mobiliteitsconvenant, de Gemeentelijke Begeleidingscommissie (GBC) en Provinciale Auditcommissie (PAC). Daar wordt het integrale concept van de projecten beoordeeld in relatie tot de omgeving en in functie van de gewenste verkeersfunctie en het gewenste verkeersgedrag. Dat betekent dat er effectief nagegaan wordt dat het inrichtingsconcept en de toegelaten snelheid op elkaar zijn afgestemd.
Inzake de standaardisering verwijst u terecht naar mijn beleidsnota, waarin het engagement is opgenomen om een eenduidig decretaal kader op te maken waarin normen voor weginrichting worden vastgesteld. Het wegenrecht is zeker in verhouding tot alle andere sectorale wetgeving een weinig ontwikkelde tak van het recht. Behalve fragmentarisch zijn er relatief weinig wettelijke bepalingen ten aanzien van die weg. Dat wordt op een aantal punten als een gemis beschouwd. Het is dan ook aangewezen om te streven naar een globale, en indien mogelijke, decretale verankering en naar een actualisering van de bestaande regelgeving. Bij een decretale verankering zou men niet alleen voor de wegbeheerder meer duidelijkheid en rechtszekerheid bieden, maar ook voor overige betrokken partijen, zoals de omwonenden enzovoort.
Binnen het Agentschap Wegen en Verkeer zijn er voorbereidingen gestart om de haalbaarheid en de mogelijke inhoud van een decreet nader te bepalen. Er bestaat al heel wat. Er zijn vademecums en heel wat aanbevelingen waarmee we kunnen werken. Op het vlak van de regelgeving is er echter niet zo veel. Op dit moment is men bezig met de analyse van de bestaande, soms verouderde wetgeving. Zo zijn onder andere de wet van het statuut der autosnelwegen uit 1956 en het KB betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen uit 1958, na meer dan 50 jaar, mogelijk aan een opfrisbeurt toe.
Ook moet er afstemming gezocht worden met de beperkte bepalingen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat dateert van 1997. Het is tevens nuttig dat ook de oudere BRAs een soort dienstorders die gelden in dat soort zaken onder de loep genomen worden. De eerste analyse zal een overzicht geven van wat geactualiseerd moet worden, maar zal tevens een overzicht geven van de lacunes. Het is de bedoeling dat volgend jaar die analyse volledig voltooid is. Ik zeg nu niet dat we volgend jaar een decretaal kader zullen hebben. We moeten eerst goed analyseren en kijken wat we moeten opfrissen. In de loop van de volgende jaren moeten we kijken of we kunnen landen met een volledig wetgevend traject.
Wat de communicatie betreft, heb ik me geëngageerd om te vragen aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om een nieuwe promotiecampagne te organiseren over de bestaande vademecums en ervoor te zorgen dat de lokale besturen de good practices voor fietspaden, ronde punten actief gebruiken. Het is natuurlijk ideaal als de weginfrastructuur op een goede manier is aangepast aan de snelheidsbeperkingen.
De voorzitter : Mevrouw De Wit heeft het woord.
Mevrouw Sophie De Wit : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Vooral het decretaal kader interesseert me. U zegt dat het niet voor volgend jaar is, maar misschien daarna of nog later. Misschien ben ik tegen dan terug.
De voorzitter : Mevrouw De Wit, dat laatste klopt natuurlijk niet. Op het moment dat u ontslag neemt uit dit parlement, kunt u hier niet meer terugkeren. U kunt past terugkeren vanaf 2014.
Minister Hilde Crevits : Ik heb wel gezegd dat ik tijdens deze legislatuur wil landen. Daarna ben ik misschien zelf weg.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, ik heb nog een korte vraag over die standaardisering. Bij de conclusies van het Belgian Accident Research Team (BART) zullen de herkenbaarheid van wegen, de onduidelijkheid van wegen, de verwarring die kan ontstaan ten gevolge van de onduidelijkheid ook wel elementen kunnen zijn. In de plenaire vergadering heb ik u eens een vraag gesteld in verband met de uniformisering van de openbare verlichting naar Nederlands voorbeeld. Het gaat dan om uniforme verlichting voor verschillende soorten wegen en openbare domeinen, waarbij we tegelijkertijd winst kunnen maken door een energievriendelijke en zuinige verlichting van openbare domeinen. Houdt u daar rekening mee in de contacten met de VVSG en andere diensten? U hebt dat toen toegezegd.
Minister Hilde Crevits : Absoluut.
De voorzitter : Het incident is gesloten.