Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 14/01/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de stopzetting van de grensoverschrijdende lijnen van de TEC
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de interregionale buslijnen van de TEC
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit thema ligt mij als inwoner en schepen van een West-Vlaamse grensgemeente na aan het hart. Ik vond het jammer om op de website van de West-Vlaamse regionale televisie te vernemen dat de grensoverschrijdende buslijn van de Waalse vervoersmaatschappij tussen Moeskroen en Kortrijk zou verdwijnen wegens niet rendabel. De lijn moest het Walen makkelijker maken om hier te komen werken, maar dat bleek geen succes. De buslijn is een jaar geleden ingelegd vanuit Moeskroen en had haltes op verschillende bedrijventerreinen in de regio Kortrijk. Dagelijks zat er gemiddeld maar één passagier op de bus. Twee gelijkaardige lijnen tussen Ath en Oudenaarde zijn ook geschrapt.
Het falen van de buslijnen kan worden toegeschreven aan het gebrek aan overleg tussen de vervoersmaatschappijen van beide gewesten en de betrokken actoren alvorens er werd beslist om een lijn in te leggen. Misschien nog meer opvallend is het gebrek aan interesse in Wallonië voor arbeidsplaatsen in Vlaanderen. Het blijkt een moeilijke opdracht om Waalse werknemers te stimuleren om in Vlaanderen te komen werken. Tegelijkertijd zien we dat de taalbarrière voor veel Franse werknemers geen probleem vormt. Door de fiscale voordelen van het grensarbeiderstatuut komen ze graag in Vlaanderen werken. Niettemin bedreigt het uitdovende karakter van het statuut die gunstige positie.
Welke initiatieven zijn succesvol in het stimuleren van Waalse werknemers om te komen werken in Vlaanderen? Welke initiatieven zal Vlaanderen nemen om Waalse werknemers daadwerkelijk te stimuleren om te komen werken in Vlaanderen? Op welke manier wilt u buitenlandse werknemers stimuleren om in Vlaanderen te komen werken?
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Ik heb grotendeels dezelfde vragen. De bussen waarover sprake, zijn er gekomen na de banenconferentie van 2008. Ze werden toen een beetje aangekondigd als dé oplossing voor de regionale mobiliteit. Wie de commissieverslagen van die vergaderingen naleest, zal merken dat ik toen heb gewaarschuwd voor een overdreven simplifiëring van het probleem van de interregionale arbeidsmobiliteit tot het inleggen van buslijnen.
Mevrouw Fournier is van mening dat het geringe aantal passagiers op die bussen aan een gebrek aan overleg te wijten zou zijn. Dat is mogelijk. Eerlijk gezegd, weet ik niet of bijkomend overleg het aandeel van de TEC in het woon-werkverkeer tussen onze regios zou verhogen. Ik stel enkel vast dat een tweetal lijnen zijn geschrapt en dat tussen de regels wordt aangekondigd dat een aantal andere lijnen tussen Waals-Brabant en Vlaams-Brabant hetzelfde lot zou zijn beschoren.
Ik wil de vraag enigszins opentrekken. Ik wil het hier niet enkel over buslijnen, maar wel over de interregionale arbeidsmobiliteit in meer algemene zin hebben. In december 2009 heb ik de minister hierover een schriftelijke vraag gesteld. In zijn antwoord heeft hij een evaluatie van de initiatieven betreffende de interregionale arbeidsmobiliteit aangekondigd.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie op de schrapping van die lijnen door de TEC? Bent u bij de evaluatie betrokken? Hebt u hierover contact met de bevoegde Waalse minister gehad? Deze buslijnen zijn in het licht van de banenconferentie van 2008 tot stand gekomen.
Kunt u ons meer informatie geven over de lijnen tussen Geldenaken en Leuven en tussen Louvain-la-Neuve en Zaventem? Wat is de stand van zaken? Worden die buslijnen geschrapt? Staan ook andere initiatieven op de helling? Op een bepaald ogenblik heeft De Lijn een aantal andere proefprojecten onderzocht. Kunt u ons hier meer informatie over geven?
Nog belangrijker is de stand van zaken met betrekking tot de aangekondigde evaluatie van de interregionale arbeidsmobiliteit. Hebt u nieuwe initiatieven in petto of wilt u initiatieven schrappen? Kunnen we hierover ook wat meer informatie krijgen?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Mevrouw de voorzitter, de interregionale arbeidsmobiliteit is natuurlijk zeer belangrijk. De TEC heeft op dit vlak een belangrijke functie te vervullen. De TEC is echter de Waalse busmaatschappij. Als we in Vlaanderen verklaren dat de TEC een gedeelte van de opdracht op zich moet nemen, lijkt het me logisch dat we ook eens nagaan wat onze eigen busmaatschappij, De Lijn, op dit vlak presteert. Mijn vraag is dan ook hoe de buslijnen die onder onze eigen verantwoordelijkheid vallen, precies evolueren. Wat zit op dat vlak in de pijplijn?
Ik heb nog een bijkomende vraag. In mijn regio organiseren sommige bedrijven privévervoer. Ze leggen bussen in tussen de regio rond Puurs en Brussel om mensen vanuit Brussel naar onze bedrijven te vervoeren. Dat is natuurlijk zeer efficiënt.
Het openbaar vervoer draait eigenlijk om inspanningen om zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk op een collectieve manier te vervoeren. Buslijnen zijn nooit echt klantgericht. Het gaat nooit om een enkel bedrijf. Dat kan ook moeilijk anders. We moeten eens nadenken of we dergelijke initiatieven van bedrijven niet beter zouden aanmoedigen. Op het vlak van de efficiëntie staan die initiatieven immers een stapje hoger.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Mevrouw de voorzitter, ik wil even op de terechte opmerking van de heer Van den Heuvel ingaan. De Lijn zou meer voor de bedrijven kunnen doen.
Ik sta er steeds versteld van dat De Lijn bereid is bus- of tramlijnen naar bedrijventerreinen in te leggen, maar dikwijls niet weet hoe die bedrijven juist werken. Ze weten niet op welke tijdstippen de meeste mensen toekomen. De Lijn zou eigenlijk, bijna als een soort vertegenwoordiger, naar die bedrijven moeten toestappen en vragen wat ze best kan doen. De Lijn zou moeten onderzoeken hoe ze dit, samen met de bedrijven, best kan organiseren. Dit gebeurt te weinig. We zouden, samen met de bedrijven, actief naar oplossingen moeten zoeken.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw de voorzitter, ik zal eerst specifiek op de vragen over de buslijnen ingaan en vervolgens de discussie naar de andere aspecten van de zaak opentrekken.
Ik heb vernomen dat een aantal buslijnen omwille van de passagiersaantallen zijn geschrapt. Ik ben niet zeker dat tijdens die banenconferentie uitdrukkelijk afspraken met De Lijn over ons eigen aanbod zijn gemaakt. Gelukkig vormt het inleggen van buslijnen slechts een aspect van het interregionaal banenplan dat tijdens die conferentie is opgesteld. Niet alle buslijnen zijn specifiek op bedrijven afgestemd.
Het eigen vervoer dat door sommige bedrijven wordt georganiseerd, heeft soms veel en soms heel wat minder succes. Sommige bedrijven willen dit opnieuw afschaffen. Ze krijgen hun mensen niet op de bus. Deze vragen hebben evenwel betrekking op het beleidsdomein Mobiliteit en kunnen ook best in die commissie aan bod komen. Noch het kabinet Mobiliteit, noch ikzelf waren betrokken bij die beslissing. Er is dus ook geen overleg geweest met mijn collega, de Waalse minister van Werk. Ik heb het dus vernomen op dezelfde manier als de vraagstellers in deze commissie. Ik heb ook vernomen dat lijn 35 Geldenaken-Leuven inderdaad wordt geschrapt.
Wat betreft de stand van zaken, kan ik u melden dat er naast dit gelukkig ook andere zaken waren. Zo werden in mei 2008 langs de taalgrens drie gemengde teams van consulenten van de VDAB en Le Forem opgericht, meer bepaald in Moeskroen, Halle en Luik. Die gemengde teams zoeken samen geschikte vacatures om actief te bemiddelen voor Waalse werkzoekenden. Via de databank van Dimona weten we dat in de periode mei 2008 tot september 2009 dankzij die bemiddeling 3662 Waalse werkzoekenden aan de slag zijn gegaan bij een Vlaams bedrijf dat samenwerkt met een van de gemengde teams.
Le Forem informeert de Waalse werkzoekenden systematisch over de mogelijkheden om op de Vlaamse arbeidsmarkt te komen werken en ondersteunt via tweetalige mobiliteitsconsulenten geschikte Waalse kandidaten. Zij helpen onder meer bij de opmaak van een Nederlandstalig cv, de inschrijving als werkzoekende bij de VDAB, de voorbereiding op een sollicitatiegesprek in Vlaanderen en dergelijke meer. De drie gemengde teams hebben 94 jobdatings voor Vlaamse bedrijven met meerdere geschikte arbeidsposten georganiseerd. Via die weg werden 434 door Le Forem geselecteerde en op de jobdating voorbereide Waalse werkzoekenden geplaatst.
De initiatieven die we hebben genomen, worden voortgezet. We zitten natuurlijk wel in een crisis. Op een moment van tekorten op de Vlaamse arbeidsmarkt is het uiteraard gemakkelijker om iemand van Wallonië in Vlaanderen tewerk te stellen. De werking van de gemengde teams heeft een goede start gekend. We zullen verder zien hoe die nog geoptimaliseerd kan worden. Ik ga ervan uit dat alles altijd nog kan worden verbeterd.
Hoe kunnen we buitenlandse werknemers stimuleren? (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen en van mevrouw Martine Fournier)
Het Waalse had ik al behandeld, en nu ga ik wat verder. (Gelach)
Het buitenlandse arbeidsaanbod wordt vergroot door het vrije verkeer van werknemers, dat in werking trad op 1 mei 2009 voor de acht nieuwe EU-lidstaten die in 2004 toetraden. Roemenië en Bulgarije volgen later. Door middel van Europese netwerking maakt de VDAB zijn vacatureaanbod transparant voor potentiële kandidaten via andere Europese tewerkstellingsdiensten. Er is ook reeds toegang tot onze knelpuntberoepen voor derdelanders die in een andere lidstaat al het statuut van langdurig ingezetene hebben verworven. Gedurende het eerste jaar kunnen ze in aanmerking komen voor knelpuntberoepen, daarna voor alle beroepen, ook zonder voorafgaand arbeidsmarktonderzoek. Als er iemand van buitenaf komt die een derdelander is, is dat normaal gezien altijd gebonden aan een noodzaak of een knelpuntberoep. Maar voor die ingezetenen in de andere lidstaten is er dus een uitzondering.
De toegang tot de Vlaamse arbeidsmarkt zou vereenvoudigd kunnen worden door een uniek loket voor verblijfsvergunningen, arbeidskaarten en samenhangende verplichtingen. Ik ijver daar ook voor, maar vandaag is dat niet mogelijk door de gemengde verdeling van de bevoegdheden over verschillende niveaus.
Om de nieuwe arbeidsreserves optimaal te benutten, is het essentieel meer aandacht te besteden aan de gelijkstelling van diplomas en de hele filosofie van elders verworven competenties (EVC).
We besteden eveneens meer aandacht aan opleiding en taalverwerving. Bij de VDAB willen we het aanbod Nederlands als tweede taal (NT2) verruimen. We willen komen tot een sluitend aanbod NT2. We zien daar nog altijd twee belangrijke instrumenten. Ten eerste: de individuele beroepsopleiding taal, een individuele beroepsopleiding op de vloer, door met een contract te werken dat dan normaliter wordt gevolgd door een contract van onbepaalde duur. Via het Werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) zal het tijdelijk ook mogelijk zijn om dat te laten volgen door een contract van bepaalde duur. Een tweede instrument is Nederlands op de werkvloer, een initiatief dat kan maken dat buitenlanders hier ineens kunnen komen werken en dan toch Nederlands kunnen leren.
Kandidaat-ondernemers kunnen natuurlijk ook terecht bij SYNTRA, waar zij kunnen rekenen op opleidingen met een taalcoach.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer concreet antwoord. Met het buitenland bedoelde ik niet het heel verre buitenland, maar wel de buurlanden. Ik woon aan de grens met Wallonië én Frankrijk. Zo ver zocht ik het dus niet.
Ik ben ook blij te horen dat de drie gemengde teams in 2008 gestart zijn en dat die zeer concreet werk leveren. Meer dan 3600 werkzoekenden hebben al werk gevonden in Vlaanderen. Het is een zeer goed teken dat tijdens een economische crisis x aantal mensen werk gevonden hebben.
Ik heb de werkloosheidscijfers van 2007 eens bekeken in West-Vlaanderen en Henegouwen. Dat is toch wel een goed referentiejaar. In West-Vlaanderen bedroeg de werkloosheid 5 percent, in Henegouwen was dat 22,6 percent, of bijna een op vier. Dat is toch immens veel. Ik verwijs ook naar de grensarbeiders. Bij ons zijn dat er duizenden. Die regeling heeft een uitstervend karakter. Zodra de economie heropbloeit, moeten die mensen ook vervangen worden. Als we van de 5 percent werklozen bij ons 3 percent structureel werklozen aftrekken mensen die nooit werk willen of kunnen vinden , dan blijft er, als ik goed kan rekenen, nog 2 percent over. (Gelach)
In West-Vlaanderen blijft er dus nog ongeveer 2 percent om de juiste jobs te vinden voor de juiste vacatures. Dat is zeer weinig op een zeer krappe arbeidsmarkt.
Het idee van de bussen vond ik wel goed. Ik heb daar in de vorige legislatuur ook zelf voor gepleit. Ik heb toen een paar vragen gesteld aan de toenmalige minister van Mobiliteit, mevrouw Van Brempt. Is de periode van 1 jaar niet te kort? We hebben ook te maken met een economische crisis. Misschien zou het project iets langer moeten duren. Misschien zou er ook iets meer overleg gepleegd moeten worden met de betrokken actoren. Op de vraag die ik ongeveer een jaar geleden aan de toenmalige minister heb gesteld, gaf ze het volgend antwoord: Vanuit het Vlaamse Gewest hebben we steeds beklemtoond dat de proefprojecten maar kunnen starten wanneer alle betrokken partijen bereid zijn om een engagement te nemen om de slaagkansen zo groot mogelijk te maken. Ik denk niet dat dat in onderling overleg gebeurd is. Ze zei dat ze daarvoor had samen gezeten met De Lijn en met Voka om te vragen welke bedrijven in de regio Kortrijk en de regio Sint-Truiden bereid gevonden kunnen worden om zich te engageren tot een samenwerking bij deze proefprojecten. De heer Van den Heuvel heeft ook al een samenwerking met de bedrijven voorgesteld. Het is belangrijk dat zowel de bedrijven als De Lijn overleg plegen.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Ik zou willen beginnen met de vaststelling dat de beslissing eenzijdig werd genomen, hoe begrijpelijk die op zich ook mag zijn. Voor de TEC is het bedrijfseconomisch moeilijk te verantwoorden om een lijn met een dergelijke bezetting ongewijzigd te laten bestaan. Vooral het eenzijdige karakter van de beslissing valt echter te betreuren, temeer omdat het belangrijk is dat de regionale mobiliteit, ongeacht de crisis op onze arbeidsmarkt, overeind blijft. Ondanks een dramatische stijging van de werkloosheid kennen we in heel wat streken heel wat knelpuntvacatures. Een interregionale mobiliteit, net zoals een mobiliteit in de algemene zin, staat hoog op het aandachtslijstje in verband met de arbeidsmarkt. In 2008 hadden de bussen een hoge symboolwaarde. Ik ben blij te horen dat de minister zegt dat het hele project niet samen met het symbool is gesneuveld.
Mijnheer de minister, ik heb twee bijkomende vragen. De eerste gaat over Brussel. Ik maak daarbij abstractie van de conjunctuur van de afgelopen maanden of de voorbije twee jaar. In Wallonië en heel wat grensstreken tussen Wallonië en Vlaanderen is de structurele werkloosheid dramatisch hoog. Die cijfers bedragen wel maar de helft van die in Brussel. De heer Mahassine had het daarnet in zijn vraag over de werkloosheid bij jongeren en allochtonen. In Brussel is dat een tijdbom. Tegelijkertijd is er in de Rand rond Brussel, in Vlaams-Brabant, ongeacht de crisis, nog een heel grote vraag in heel grote segmenten van de arbeidsmarkt. Ik merk dat we met Wallonië praten. Uit het antwoord kan ik echter niet afleiden welke inspanningen er worden gedaan met Brussel. Kunt u daar wat meer duidelijkheid over geven?
In uw antwoord gaf u ook het cijfer 3600. Kunt u wat meer toelichten hoe dat tot stand is gekomen? Op mijn schriftelijke vraag hebt u geantwoord dat tussen mei 2008 en de banenconferentie in augustus 2009 er 959 Waalse werkzoekenden zijn die via het project werk zouden hebben gevonden in Vlaanderen. Het verschil lijkt me nogal groot. Kunt u dat cijfer duiden?
U hebt ook gezegd dat er een heel belangrijke link is met taal. U hebt verwezen naar het Nederlands op de werkvloer. We hebben te maken met een heel rare situatie. Een groot deel van de bedrijven stelt voor een groot deel van de jobs bijna geen taalvereisten. Daarnaast is er een deel van de bedrijven dat voor een deel van de jobs heel hoge taalvereisten stelt. Men moet bijna perfect Nederlands kunnen. Ik pretendeer niet het perfect te spreken. We mogen aannemen dat dat voor Franstaligen nog veel moeilijker is. Het is een vreemde vaststelling: de eentalige Fransen ik bedoel niet de Franssprekenden vinden moeiteloos de weg, maar de bijna-tweetaligen vinden die zeer moeilijk. Op het vlak van sensibilisering is er dus nog veel werk aan de winkel.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het antwoord.
Minister Philippe Muyters : Ik begin met dat laatste: ik ben het eens met wat u zegt over de sensibilisering inzake taal. Bij het bepalen van wat nodig is voor de uitoefening van een job, en met een blik op de competenties eerder dan diplomas, is taal een element. En dat vormt dikwijls een probleem. Ik heb het voorbeeld al eerder gegeven, namelijk van de zoektocht in de Rand naar een perfect tweetalige ijsman. Men moet niet perfect tweetalig zijn om in de Rand in het Nederlands ijs te kunnen verkopen. Er zijn initiatieven die aandacht besteden aan deze kwestie, onder meer Jobkanaal en de VDAB.
Ik zal laten uitzoeken hoe het zit met het verschil in vragen, en het u bezorgen. Wat Brussel betreft, kan ik evenwel al meedelen dat de samenwerking met Aquiris wordt voortgezet. Dat is vanzelfsprekend. In dat verband zijn is er nog het aspect gemeenschapsbevoegdheden versus gewestbevoegdheden. De VDAB is voor de eerste verantwoordelijk. Ik kan u evenwel geen cijfers over de stand van zaken geven.
U stelde allebei een vraag over het overleg. In het verleden verliep dat via mevrouw Van Brempt. Ik heb contact laten opnemen met het kabinet van minister Crevits. Zij neemt opnieuw contact op met de collegas in Wallonië om te voorkomen dat in de toekomst dergelijke eenzijdige beslissingen worden genomen, en ook om, als het nuttig en nodig is, ze toch te nemen en uit te voeren.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Ik heb nog een praktisch vraagje, over de meer dan 3.600 Waalse werknemers. Hoe worden ze over de drie gemengde teams gespreid?
Minister Philippe Muyters : Ik laat dat uitzoeken.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Ik wil even een goed voorbeeld uit Antwerpen geven. Wat de taalvereisten betreft, moet men toch niet altijd perfect tweetalig zijn? Aan de mensen die voor de groendienst van Antwerpen werken, werden bijna dezelfde eisen gesteld als aan managers. We hebben de toelatingsvereisten voor die mensen dus aangepast: wie Nederlands spreekt en goed kan werken in die dienst, hoeft niet te weten wie vandaag de premier is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.