Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 14/01/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de cultuurafhankelijkheid van bepaalde psychotechnische tests en aanwervingsprocedures
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik ben een toerist in deze commissie, want ik ben vast lid van de commissie Onderwijs. Ik kom hier als bij toeval terecht in een debat over de werkloosheid bij allochtonen. Ook in de commissie Onderwijs gaat het geregeld over deze categorie van mensen. Wij stellen vast dat allochtonen minder snel aan werk geraken en dat de redenen daarvoor duidelijk zijn. Het gaat dan onder meer over de taalachterstand en de meestal lagere opleidingsgraad. Binnen de commissie Onderwijs blijft dit op de agenda staan en blijven we waakzaam om die achterstand in te halen.
Nu worden we echter met een ander feit geconfronteerd. Er is namelijk onlangs een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) gepubliceerd waaruit blijkt dat allochtonen vaak worden uitgesloten van de arbeidsmarkt door de aanwervingsprocedure. Daarin wordt weinig of geen rekening gehouden met het feit dat allochtonen veelal een andere cultuur hebben dan wij. Dat heeft een weerslag op de resultaten van de psychotechnische proeven die meestal deel uitmaken van de aanwerving. Vaak worden de kandidaten ook afgeschrikt door de lawine aan voorwaarden waaraan ze moeten voldoen. Ik denk dan ook dat het nuttig zou zijn de selectieprocedure die wordt gehanteerd bij de aanwerving in de bedrijven maar ook bij de overheid, eens kritisch te bekijken.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Komt die problematiek ook aan bod tijdens de gesprekken met Federgon en andere partners? U hebt het in uw beleidsnota over het certificeren van outplacementbureaus. Zal dit daar ook deel van uitmaken? Hebt u een plan van aanpak en hoe zit het met selecties die door de overheid gebeuren?
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Mevrouw Deckx, als ik het goed heb begrepen, zouden wij al onze aanwervingsprocedures moeten aanpassen aan andere culturen. Ik zou graag eens een voorbeeld hebben van wat die cultuurafhankelijkheid van bepaalde psychotechnische tests precies inhoudt. Ik kan dat niet goed vatten.
Mevrouw Kathleen Deckx : Ik ben geen specialist in het afnemen van psychotechnische tests. Het is ook niet mijn uitspraak dat die mensen daardoor worden achtergesteld. Dat blijkt heel duidelijk uit het OESO-rapport waarvan ik eigenlijk verwacht dat de leden van deze commissie dat kennen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik sluit me aan bij deze vraag en wil ze nog wat verder opentrekken. Het gaat immers niet alleen over de cultuurafhankelijkheid van deze tests. Ook de kwaliteit van de meeste psychotechnische tests kan eigenlijk wel eens in vraag worden gesteld. Ik heb daar enige ervaring mee. Ik weet dat veel van die tests hun validiteit halen uit de vergelijking met andere tests. Met validiteit wordt bedoeld dat een test meet wat hij pretendeert te meten. Als de eerste test waarmee men vergelijkt ernaast zit, dan krijgt men tests die niet helemaal valide zijn. Ook de kwaliteit van de toepassing moet in vraag worden gesteld. Wanneer gebruikt men welke test? De meeste bedrijven zijn zich ervan bewust dat er nog wat verbeteringen mogelijk zijn. De meeste tests gaan uit van een vrij hoge verbale intelligentie. Het zijn juist de zwakste groepen op de arbeidsmarkt die het daar vaak moeilijk mee hebben. Het gaat over allochtonen maar evenzeer over laaggeschoolden. Zij hebben het zeer moeilijk met de klassieke psychotechnische proeven. In die zin moet er inderdaad iets gebeuren. De regering kan een rol spelen in die kwaliteitsverbetering, zonder daar zaken op te leggen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik ben niet onmiddellijk van plan eisen op te leggen inzake de psychotechnische tests. Mijn ervaring in het bedrijfsleven heeft me geleerd dat waar sommige bedrijven bij een of andere psychotechnische test zweren, andere die net niet goed vinden. Het is aan het bedrijf om daar een keuze te maken. Het is niet aan mij om te bepalen welke proef goed en slecht is.
Het is inderdaad wel zo dat in die tests onbewust een aantal algemene kennisvragen zitten. De algemene kennis is verschillend omdat die cultuurgebonden is. Wij kennen meer over de sport en cultuur in Vlaanderen dan over die elders. Dat uit zich ook in de psychotechnisch tests. Het is maar een voorbeeld om te zeggen hoe dat soms een element kan zijn bij een selectieprocedure.
Mevrouw Deckx, wij werken daar al heel hard aan in Vlaanderen. Wij zijn ons daarvan bewust. Dat heeft onder meer een effect gehad op de vele diversiteitplannen die we ondertussen hebben. Een diversiteitplan bevat heel dikwijls een screening, een doorlichting van de bestaande regels, om te achterhalen wat de effecten zijn op diversiteit en op ongewilde discriminatie want meestal is dat het geval.
Er is daarnaast een inzet van consulenten en projectontwikkelaars diversiteit. Gespecialiseerde consultants schaven, onder meer via diversiteitplannen, de vacaturemeldingen bij en formuleren die scherper. Wij gaan al in die richting. Het is de juiste richting en wij zullen die verder uitwerken.
U zult in de beleidsnota ook hebben gezien dat wij heel sterk inzetten op een grotere gerichtheid op competenties. Dat is ook heel dikwijls het gevolg van de doorlichting die steeds vaker gebeurt. We kiezen voor een competentiebeleid. Het gaat meer om de competenties dan om diplomas of psychotechnische zaken. Ook hier moeten we ervoor zorgen dat dit gebeurt op een manier die niet ongewild discriminerend is.
Wij werken inderdaad met de sector, onder meer met Federgon. Er is een protocol van samenwerking afgesloten om discriminaties op te volgen en samen te werken met de inspectiediensten om te komen tot een gecoördineerde aanpak. Mijn voorganger heeft dat opgezet. Ik sta daar volledig achter en zal dat de volgende maanden verder concretiseren.
Wat betreft de outplacementbureaus, hebben we een afspraak met de VDAB en de privésector over certificering. Daar werd ook gewerkt aan een ontwerp van regulerende gedragscode waarin criteria met betrekking tot maatwerk en maatgerichte dienstverlening met betrekking tot kansengroepen is opgenomen.
Het plan van aanpak van bestrijding van dergelijke indirecte vormen van discriminatie krijgt vorm. Er is het eerder vermelde instrumentarium, met onder meer de diversiteitplannen. Ook de eigen organisaties van kansengroepen en de vakbonden hebben het genoemde protocol van samenwerking bij de bestrijding van discriminatie onderschreven. Dat wordt ruim gedragen: door de VDAB, door Federgon, maar ook door de vakbonden en de eigen organisaties. Daar zijn een aantal elementen die de moeite van het vernoemen waard zijn.
Het Vlaams Actieplan Bestrijding Arbeidsgerelateerde Discriminatie bevat vier luiken: de registratie en rapportering van meldingen met betrekking tot arbeidsgerelateerde discriminatie, de behandeling van de meldingen via daartoe bevoegde diensten, de monitoring en het onderzoek van het fenomeen, uitlopend in een discriminatiebarometer voor België, de vorming en expertise-uitwisseling over de materie. Dat protocol wordt breed gedragen, we kunnen daar zeker mee verder.
Voor de wijze van rekrutering in de overheid moet ik u spijtig genoeg nog eens doorverwijzen, dat is de bevoegdheid van Ambtenarenzaken. Maar ik heb begrepen dat ook bij Selor, Jobpunt Vlaanderen en andere rekruteringspartners van de Vlaamse overheid structurele aandacht wordt gevraagd voor het cultuurneutraal en zo jobrelevant mogelijk maken van aanwervingprocedures en -testen.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Ik heb stellig de indruk dat u mijn zorg deelt. Ik zal het dossier blijven volgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.