Commissie ad hoc
Vergadering van 14/09/2009
Interpellatie van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de gevolgen van het hoofddoekenverbod, ingevoerd in de Antwerpse athenea
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Mijnheer de voorzitter, ik wist niet dat de commissie ad hoc zo veel leden telde. Wellicht heeft de grote belangstelling te maken met de vraagstelling.
Ik had eigenlijk ook verwacht dat mijn interpellatie zou kaderen in een commissievergadering met meerdere vragen en interpellaties. Onze fractieleider had bijvoorbeeld ook een voorstel van resolutie ingediend over het hoofddoekenverbod in het algemeen, maar dat is afgewezen.
De voorzitter : Laat mij even duidelijkheid scheppen, mevrouw Van Steenberge. Ten eerste is dat voorstel van resolutie niet afgewezen, maar doorverwezen. Ten tweede mag een ad-hoccommissie door alle 124 parlementsleden worden bijgewoond.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Ik ben uiteraard blij dat mijn interpellatie en mijn vraag om uitleg op de agenda staan. Maar u zult het met mij eens zijn, mijnheer de voorzitter, dat het Vlaams Parlement een breder debat verdient over dit onderwerp. Mijn vraag beslaat immers maar een detail van alles wat er over dit onderwerp kan worden gezegd. We zouden dit moeten kaderen in een groot maatschappelijk debat.
Wat mij het meest interesseert, is: waar willen wij naartoe met onze maatschappij? Willen we onze westerse maatschappij, zoals we ze nu kennen, behouden zien, met scheiding tussen Kerk en Staat, gelijkwaardigheid van man en vrouw, vrijheid van godsdienst, vrijheid van onderwijs enzovoort?
Intussen is enorme commotie ontstaan over het hoofddoekenverbod. Toen ik mijn interpellatieverzoek indiende, was er nog geen algemeen hoofddoekenverbod vanuit het Gemeenschapsonderwijs. Er is nu ook het bijkomende element van moslimscholen die men wil oprichten. Ook over die nieuwe elementen zal er nog heel wat discussie zijn.
Voor deze interpellatie zal ik mij beperken tot mijn vragen, gericht aan de minister van Onderwijs. Mijnheer de minister, uw voorganger heeft enorm veel nadruk gelegd op het spijbelactieplan. Ik zal niet de hele geschiedenis van wat er gebeurd is in Antwerpen uit de doeken doen, maar ik wil er toch op wijzen dat de stemming in Antwerpen en Hoboken nogal grimmig was. Zo probeerden betogers leerlingen die de school wilden betreden, de toegang te beletten en scholden ze meisjes die aan de schoolpoort hun hoofddoek aflegden, uit voor verraders. Slogans als alle Vlamingen buiten waren er schering en inslag. Ook de ouders droegen hun steentje bij in het protest. Er werd melding gemaakt van ouders die snijbewegingen langs hun hals maakten en van actievoerders die ouders van kinderen die wel nog naar de school gingen, opbelden om hen onder druk te zetten.
Ook de directies van de athenea zijn meerdere keren bedreigd, zelfs met de dood. Er mag wat mij betreft een pluim worden gegeven aan de directies en de leerkrachten, die het been stijf hebben gehouden. Mevrouw Heremans, de directrice van het Atheneum in Antwerpen, merkte terecht op dat het uiteindelijk niet meer ging om het al dan niet dragen van een hoofddoek, maar om veel meer. De school had die beslissing genomen omdat er een radicalisering van de moslimgemeenschap aan de gang was met betrekking tot het dragen van een hoofddoek. De moslimas verwijzen nu naar de hoofddoek als een uiting van hun geloofsbeleving, maar uiteindelijk is die hoofddoek niet opgedragen om hun godsdienst te belijden.
Steeds meer meisjes kozen hun school enkel nog op basis van het al dan niet mogen dragen van een hoofddoek. De gelijke kansen in het onderwijs, waar uw voorganger zo sterk de nadruk op had gelegd, waren dus eigenlijk verdwenen. Omdat de sfeer steeds grimmiger werd, besloot het Antwerpse stadsbestuur de betogers te weren van de schoolpoort. Bij nieuwe betogingsaanvragen zouden de protesten op een andere locatie mogen doorgaan. De protesten zouden dus doorgaan, verbod of geen verbod.
De leerlingen die betogen in plaats van naar de les te gaan, kregen reeds een brief van de school toegestuurd. In het atheneum van Antwerpen ik ken geen juiste cijfers, de kranten vermelden verschillende aantallen hebben al 33 leerlingen gekozen om een andere school te zoeken. Van de 85 overige spijbelaars zijn er slechts een paar tientallen teruggekeerd. In het atheneum van Hoboken zaten 245 leerlingen. Daarvan kwamen er de afgelopen weken gemiddeld slechts 135 naar de school!
Nochtans kant de Vlaamse overheid zich in haar spijbelactieplan duidelijk tegen spijbelgedrag. Het plan bevat twaalf acties om te komen tot een sluitende aanpak voor spijbelen en andere vormen van schoolverzuim. Daar werden in de vorige legislatuur verschillende vragen over gesteld aan uw voorganger, mijnheer de minister. De aard van de acties varieert van bewustmaken, voorkomen en begeleiden tot herstellen en bestraffen. Bij deze acties zijn heel wat partners betrokken, onder andere de leerlingen, de ouders, de scholen, maar ook de CLBs (Centra voor Leerlingenbegeleiding), het departement Welzijn, Justitie, politie, lokale besturen.
Het feit dat de stad Antwerpen de voorbije week de protesten tegen het verbod door leerplichtige scholieren steeds heeft gedoogd, en zelfs verdere protesten toeliet, impliceert dat de stad, als lokaal bestuur en een van de partners in de acties vervat in het spijbelactieplan akkoord gaat met het feit dat leerplichtige scholieren verzuimen de lessen bij te wonen en dus spijbelen om te kunnen protesteren. Dit gaat lijnrecht in tegen wat afgesproken is in het spijbelactieplan. Blijkbaar is de vrijheid van manifestatie voor het lokaal bestuur belangrijker dan het recht om naar school te kunnen gaan en de leerplicht. Bovendien worden andere scholieren door deze maatregel verhinderd om de lessen op een goede manier bij te wonen.
Mag een stadsbestuur zomaar dagenlange protesten toestaan van leerplichtige leerlingen, goed wetende dat ze hierdoor verzaken aan de lessen en dus spijbelen? Dat is toch in strijd met de inhoud en doelstellingen van het spijbelactieplan? Zo ja, wat is de argumentatie hiervoor? Werden de CLBs ook betrokken bij de kwestie? Zo ja, op welke manier?
De leerplichtcontrole is een van de kerntaken van het ministerie van Onderwijs en Vorming. Het behoort tot de opdracht van het ministerie om te komen tot een zo sluitend mogelijk toezicht op de inschrijvingen, op de aanwezigheid van leerlingen en op het huisonderwijs. Vanaf het schooljaar 2007-2008 worden de inschrijvingen van de leerlingen reeds aan het begin van het schooljaar gecontroleerd, net zoals de aanwezigheid van de leerlingen. Op die manier wil het ministerie naar eigen zeggen aan ouders en leerlingen een duidelijk signaal geven, namelijk dat het schooljaar begint op de eerste schooldag en dat het heel belangrijk is om die start niet te missen. Het minste wat we kunnen zeggen, is dat heel veel meisjes die start gemist hebben. Door de protesten van de afgelopen week hebben zowel de spijbelende manifestanten hun start gemist als de overige leerlingen die reeds een volledige week werden geboycot in het volgen van de lessen. Ter illustratie: in sommige klassen van de athenea waren slechts twee, drie leerlingen aanwezig.
Werden de inschrijvingen en de aanwezigheden van de leerlingen in zowel het atheneum van Antwerpen als dat van Hoboken reeds gecontroleerd? Welke vaststellingen zijn er gebeurd? Wordt de deelname aan de protestmanifestaties geclassificeerd als een wettige afwezigheid? Zo neen, welke acties en maatregelen zullen getroffen worden om de spijbelende leerlingen te sanctioneren? Behoort een terugvordering van de schooltoelage tot de mogelijkheden? Zullen ouders van leerplichtige leerlingen gewezen worden op de mogelijke gerechtelijke gevolgen van overtreding van de wet op de leerplicht?
Mijnheer de voorzitter, ik heb me bewust gehouden aan mijn tekst. Ik heb me bewust beperkt tot het aspect van het spijbelen. Tijdens de vorige legislatuur hing het van de voorzitter af of we mochten afwijken van onze tekst of niet. De voorzitter van de commissie voor Welzijn was zeer strikt. Bewust wil ik nu geen vragen stellen over de moslimscholen. Iedereen doet daar nu uitspraken over. Iedereen is tegen de moslimscholen. Ik vraag me af hoe u dat gaat vermijden, een moslimschool. De meerderheidspartijen hebben de subsidiëring van de moslimgemeenschap gesteund en wettelijk gemaakt. Subsidiëring van het onderwijs is dus mogelijk. Hoe gaat u dat oplossen? De basis werd in de vorige legislatuur al gelegd. Misschien handelde men toen uit onwetendheid. Ik heb nog een vraag om uitleg. Die gaat meer over de gelijkheid van man en vrouw en over positie van de vrouw. Daar zal ik dieper op ingaan.
De voorzitter : U kunt altijd bijkomende vragen stellen, mevrouw Van Steenberge. Ik kan u niet garanderen dat de minister er zal op antwoorden, maar de spelregels zijn duidelijk. Een creatieve minister zal op de bijkomende vragen ook kunnen antwoorden. Minister Smet is een creatieve minister. U laat het hierbij?
De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, ik ben zelf vijf jaar minister van Inburgering geweest. Ik heb veel geïnvesteerd in de stellige overtuiging dat Onderwijs en Werk de twee sleutelsectoren zijn om tot een echte integratie te komen. Vanuit mijn departementen Huisvesting en vooral Inburgering, heb ik de stap gezet naar de eerste erkenning van moskeeën in Vlaanderen. Intussen zijn er een zestiental erkend. Er is een stuk geloofwaardigheid in die gemeenschappen opgebouwd.
Mijnheer de minister, het moet me van het hart dat ik vind dat u zich in dit nogal stevige debat dat op dit ogenblik in de straat en in de media wordt gevoerd, sterk wegsteekt en dat u zich drukt. U hebt twee sleutelsectoren in handen: u bent minister van Onderwijs, maar ook minister van Gelijke Kansen. En dat is in dezen niet onbelangrijk. In Vlaanderen en bij uitbreiding in het hele koninkrijk is er leerplicht, geen schoolplicht. Mensen moeten op een bepaalde leeftijd voldoen aan de bepalingen van de eindtermen. Dat wordt gecontroleerd.
Wat gebeurt er nu verder? Gaat u in dialoog met deze mensen? Gaat u in dialoog met de actiegroepen en met de radicale elementen? Het gaat hier niet over alle moslims, het gaat over een aantal radicale stemmen die de grote trom roeren. Hier wil ik toch even op een verschil wijzen met de vorige spreker. Sommige mensen uit de moslimwereld vragen mij om stelling te nemen en te zeggen dat dit niet de visie is van de hele gemeenschap, wel integendeel.
Wat hier dreigt te gebeuren, is dat de toekomst van een generatie jonge vrouwen zwaar wordt gehypothekeerd. Zij zullen op de arbeidsmarkt komen zonder diploma. Eigen scholen oprichten is makkelijk gezegd, maar niet zo makkelijk gedaan. Grondwettelijk bestaat dat recht en ik zal het zeker en vast niet in vraag stellen. Met een eigen school beginnen en uiteindelijk ook wettelijk erkende diplomas en getuigschriften afleveren, is niet eenvoudig. Ik kan u voorbeelden geven: bepaalde scholen die vandaag bestaan zoals het Lucernacollege doen het goed, andere doen het minder goed. Op het einde van de studies stellen sommigen vast dat ze een papier in handen krijgen waarmee ze niet kunnen solliciteren bij de overheid: niet bij de federale, niet bij de Vlaamse, niet bij de provincies, niet bij de gemeenten, niet bij het OCMW, niet bij een intercommunale, niet bij een huisvestingsmaatschappij. Ik noem al deze categorieën op om aan te tonen hoe zwaar de toekomst van mensen in het gedrang dreigt te komen.
Mijnheer de minister, u hebt hier een zware verantwoordelijkheid. U moet een aantal mensen bij u roepen en op hun verantwoordelijkheid wijzen wat betreft de toekomst van deze jonge generatie. Iedereen die op de hoogte is van het belang van onderwijs, weet dat een diploma het belangrijkste is wat men aan jonge mensen kan meegeven. We moeten dus absoluut onze nek uitsteken en u moet dat meer doen dan u tot dusver hebt gedaan.
Zijn we aan het discrimineren? Vanuit mijn vroegere verantwoordelijkheid heb ik dat meermaals laten onderzoeken. Er is absoluut geen sprake van discriminatie. De vrijheid van godsdienstbeleving is absoluut niet absoluut. Volgens de Grondwet kan men deze altijd beperken, maar dan moet het gelden voor alle godsdiensten en voor alle filosofische strekkingen. Deze beslissing aanvankelijk van de schooldirecties zelf, sinds vrijdag ook van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs strookt met bovenvermelde principes. Er is hier duidelijk geen sprake van discriminatie.
Naast het gesprek met diegenen die het debat voeren en die vooral de radicale stemmen laten klinken, hebt u ook een verantwoordelijkheid tegenover diegenen die vandaag druk en dwang uitoefenen. Ordediensten, justitie en parket moeten optreden want wat er gebeurt, is een grote schande. De media hebben al veelvuldig voorbeelden gegeven: smsen, het getuigenis van een aantal leerkrachten, directies en medewerkers van scholen die in het televisieprogramma Koppen zeggen dat er armbewegingen werden gemaakt zoals bij het oversnijden van de keel. Dat is onverdraaglijk en daartegen moet worden opgetreden. Men moet dat niet louter acteren als de illustratie van een uit de hand gelopen debat of als commotie. Zowel het gerecht als de ordediensten moeten hiertegen optreden. Bovendien wordt het debat ook nog vaak gevoerd door mannen die de vrouw als minderwaardig beschouwen en dat kunnen we absoluut niet verdragen.
Het gaat hier over iets wat ons allemaal dierbaar is: het waarborgen van het pluralisme, in dit geval in openbare scholen. Het zijn scholen waar voor iedereen en voor ieders beurs plaats is maar ook voor ieders overtuiging en godsdienst. Het komt in het debat nooit aan bod dat er vandaag islamonderricht wordt gegeven en dat moet ook zo blijven. Uiteraard kunnen mensen die een andere geloofsovertuiging hebben hun godsdienst ook volgen, voor mensen die niet geloven is er zedenleer.
De moedige directies hebben lang gewacht om een hoofddoekenverbod in te voeren punctueel geformuleerd gaat het over het dragen van religieuze symbolen maar men stelt vast dat het pluralisme in het gedrang komt en dat sommigen hun eigen visie willen opleggen zodat er voor andere visies, godsdiensten en overtuigingen geen plaats meer is.
Mijnheer de minister, ik hoop van u te horen dat u op korte termijn stappen gaat zetten: wijzen op de verantwoordelijkheid wat betreft de toekomst van jonge vrouwen en raddraaiers duidelijk maken dat ze voor hun ontoelaatbare handelingen en gedrag zullen worden geconfronteerd met politie en gerecht.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil vanuit de CD&V-fractie een aantal bijkomende vragen stellen bij deze interpellatie. De interpellatie is vooral gericht naar de leerplicht en de controle daarop. Ik sluit me aan bij de vraag op welke manier de minister zal opvolgen of de leerlingen effectief voldoen aan de leerplicht en of hij een aanpassing van de huidige regeling overweegt om te garanderen waar elk kind vandaag in Vlaanderen recht op heeft, namelijk degelijk onderwijs.
Ik heb een bijkomende vraag met betrekking tot het recht op onderwijs. We hebben in Vlaanderen leerplicht en leerrecht, kosteloosheid van onderwijs en vrijheid van onderwijs. Het Gemeenschapsonderwijs heeft de voorbije dagen een moeilijke en belangrijke beslissing genomen die vooral gebaseerd is op een situatie in Antwerpen, maar ook in andere plaatsen doen zich problemen voor waarbij het Gemeenschapsonderwijs geoordeeld heeft dat het verbod op het dragen van een hoofddoek moet worden ingevoerd. De problematiek is erg divers op het terrein. Er zijn scholen waar zich ernstige problemen stellen en er zijn er ook waar zich geen ernstige problemen stellen. Het Gemeenschapsonderwijs was genoodzaakt om een beslissing te nemen die van toepassing is op alle scholen. Het Gemeenschapsonderwijs heeft ook een belangrijke opdracht in Vlaanderen, namelijk de vrije keuze garanderen en aanbieden aan leerlingen en ouders. De vraag die vandaag voorligt, is in welke mate deze beslissing in overeenstemming is met de bepalingen die zijn opgenomen in de Grondwet.
Mijnheer de minister, hebt u daarover overleg gehad met het Gemeenschapsonderwijs en welke fundering heeft het Gemeenschapsonderwijs gegeven voor het feit dat het effectief mogelijk is en dat het recht op vrije keuze effectief garandeert. We lezen daarover vandaag verschillende meningen. Ik vind het belangrijk dat u daar zelf een zicht op hebt en daarover verdere gesprekken kunt voeren. Is het mogelijk dat we de regelgeving zo aanpassen dat een uitspraak mogelijk is, niet voor een totaal onderwijsnet, maar afhankelijk van de context waarin scholen opereren? CD&V is altijd voorstander geweest om dat per school te bekijken en de scholen daar een grote autonomie in te geven. Zo kunnen ze rekening houden met de context waarin ze werken en kunnen ze inspelen op de problemen die zich op het terrein voordoen. Daarom wil ik vandaag de vraag stellen of we de regelgeving op dat vlak moeten aanpassen.
Als ik het goed heb begrepen, is het hoofddoekenverbod niet alleen van toepassing op het leerplichtonderwijs maar ook op het volwassenenonderwijs. Ik stel me de vraag of we die beslissing kunnen aanhouden als we kijken naar de maatschappelijke rol die het volwassenenonderwijs vervult met de vele taallessen die daar worden gevolgd, net met de bedoeling om gemakkelijker te integreren in onze samenleving. Zouden we niet beter op zoek gaan naar een beter antwoord op de problemen die zich vandaag stellen?
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Ik vind het ongelooflijk hoe de collega van het Vlaams Belang een dossier dat ontzettend moeilijk, ingewikkeld en bijzonder gevoelig is, gebruikt om nog olie op het vuur te gooien en verder te gaan polariseren. In een tijd waar net dialoog nodig is, gaat men een groep stigmatiseren. Men begint al met repressieve maatregelen terwijl de feiten nog niet eens gekend zijn.
Men slaat ons met allerlei cijfers om de oren. Mevrouw Van Steenberge spreekt in haar interpellatie over een vrij groot aantal leerlingen dat afwezig is, maar vandaag konden we in de krant lezen dat het gaat over een twintigtal leerlingen. Er zijn een aantal elementaire regels wat onderwijs betreft. Als men niet aanwezig is op een school, kan men zich inschrijven in een andere school. Het is gebleken dat er al een pak leerlingen onder andere naar het Lucernacollege zijn vertrokken. Men heeft ook het recht en in dezen is dat niet ideaal, dat geef ik grif toe om huisonderwijs te volgen. Voor we kunnen denken aan repressieve maatregelen of hoe we dat gaan aanpakken, is het heel belangrijk te onderzoeken of die leerlingen niet van school zijn veranderd en of ze geen huisonderwijs genieten. Dat is niet ideaal, maar als we die leerlingen gaan aanpakken, moeten we ook de Vlaamse leerlingen aanpakken die huisonderwijs genieten. Ik wil die cijfers relativeren en de zaak niet dramatiseren maar teruggaan naar de realiteit voor we gaan polariseren.
Ik wil er ook op wijzen dat het spijbelactieplan een belangrijk en goed plan is, maar vanmorgen stond er een heel mooi artikel in de krant De Standaard dat er nog andere belangrijke zaken zijn. We lezen hier dat het verbod niet alleen zou indruisen tegen ons Vlaamse spijbelactieplan maar, veel belangrijker, tegen het Gelijkekansendecreet. Het verbod op religieuze symbolen beperkt de keuzevrijheid, wordt daar gezegd. Nog essentiëler en fundamenteler is dat het hoofddoekenverbod in strijd zou zijn met het Kinderrechtenverdrag. Dat schrijft de kinderrechtencommissaris, niet iemand die daar niets over te zeggen heeft. Laat ons ook dat eerst onderzoeken en in perspectief plaatsen.
Ik wil ook de mensen van BOEH! (Baas Over Eigen Hoofd) citeren. Net zij hebben er expliciet op gewezen dat onderwijs het allerbelangrijkste is en dat ze willen dat alle kinderen onderwijs genieten.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Deze interpellatie focust inderdaad alleen op de manier waarop we omgaan met het al dan niet vervullen van de leerplicht in de scholen waar die leerlingen zijn ingeschreven.
We mogen echter niet te licht over deze discussie heen gaan. Sommigen zeggen dat bepaalde groepen worden geviseerd. Dit thema leeft echter bij iedereen, zowel bij allochtonen als bij autochtonen. Zij roepen de politici op om duidelijk standpunt in te nemen. We moeten dit echter kaderen in een groter debat. De voorzitter heeft gezegd dat daartoe te gepasten tijde de kans zal worden gegeven.
De N-VA heeft op drie lijnen steeds duidelijk een standpunt ingenomen. Ten eerste is er het verschil tussen de private en de publieke cultuur. Ten tweede moet in de publieke cultuur respect worden opgebracht voor regels die op een democratische wijze op eender welk niveau zijn opgelegd. Ten derde moet alles worden geplaatst in het kader van optimale kansen voor alle Vlamingen. Vanuit dit perspectief vind ik dit debat over de leerplicht heel boeiend, zelfs indien het slechts over twintig mensen zou gaan.
In de sociale en maatschappelijke ontvoogding is het verplicht les volgen voor jongeren met het doel zich te scholen, een niet te onderschatten element. Daarom heb ik zelf een paar maanden geleden, toen er voor het eerst heisa was over het atheneum in Antwerpen en voor zover ik dat kon als parlementslid, een vermanende vinger opgestoken naar zij die opriepen om niet langer naar school te gaan.
Mijnheer de minister, vanuit mijn fractie wil ik vragen om de controle ten gronde te voeren. Dat is niet enkel belangrijk voor de betrokkenen van het hoofddoekendebat. We hebben dit debat ook de voorbije maanden en jaren gevoerd toen het ging over de problematiek van het spijbelen en het niet ingeschreven zijn van tientallen jongeren in Vlaanderen.
Mijnheer de minister, er wordt hier gevraagd om een aantal zaken te evalueren. We moeten alles te allen tijde kunnen evalueren. Ik wil er echter ook op wijzen dat we nu niet alle heil moeten zoeken in het huisonderwijs omdat er effectief geen schoolplicht is. Huisonderwijs kan inderdaad, maar ik wil er toch voor pleiten dat huisonderwijs beter de uitzondering blijft. Naar school gaan betekent ook het aanleren van sociale vaardigheden, het leren kennen van andere kinderen in de buurt en de wijk. Dat gebeurt niet via het huisonderwijs, of in elk geval is de kans dat dit gebeurt veel beperkter.
Als we een aantal parameters willen aanpassen, moet dat heel voorzichtig gebeuren. We moeten ook zorgen voor een heel strikte controle. Dat is in het belang van de jongeren. Het kan niet zijn dat er spelletjes worden gespeeld rond religieuze symbolen die de toekomst van de jongeren hypothekeren. Deze jongeren horen hun vorming te krijgen in een school.
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, wij zijn ook van oordeel dat de minister in deze heel belangrijke discussie zijn entree een beetje heeft gemist. Dat kan ook niet anders als we weten dat in de regeringsverklaring nauwelijks melding wordt gemaakt van het feit dat er eens moet worden nagedacht over de manier waarop we in de toekomst het pluralisme in het Vlaams onderwijs verder kunnen organiseren.
Mijnheer de minister, u hebt zich verstopt achter een reeks regels die reeds voorbijgestreefd waren door de te verwachten rechtspraak van de Raad van State. We zijn heel blij dat u in snelheid bent gepakt door het Gemeenschapsonderwijs en de Antwerpse scholen. We willen hulde brengen aan het middenveld dat de moed heeft gehad om zijn verantwoordelijkheid te nemen, terwijl de politiek dat niet heeft gedaan.
Het debat gaat inderdaad verder dan over een stukje textiel. We hebben een systeem van vrijheid van onderwijs waarbij het onderwijs op een heel pluralistische manier kan worden ingericht. Ik ben daar een groot voorstander van. Vlaanderen heeft een heel hoog onderwijsniveau door de complementaire verhouding tussen de overheid en de pluraliteit van de inrichtende machten. Daar mag zeker niet aan geraakt worden. Anderzijds situeert de vrijheid van onderwijs zich inderdaad in een beschavingscontext die gebaseerd is op individuele vrijheid, scheiding van Kerk en Staat en gelijkheid van mensen, ook van man en vrouw. Alle scholen die zich in het onderwijslandschap bevinden en zullen bevinden en dan refereer ik aan de mogelijke oprichting van islamscholen zijn verplicht om die civiele sokkel die met onze beschaving samenhangt, te respecteren.
Ik merk dat het Gemeenschapsonderwijs het verbod reeds heeft ingevoerd. Het katholiek onderwijs heeft evenwel nog geen verbod ingevoerd. Het gevaar bestaat dat het probleem zich zal verplaatsen. Ik zou de minister dan ook willen vragen eens over een decretaal initiatief na de denken.
Ik weet dat dit niet eenvoudig is. De minister moet immers de verhouding met de grondwettelijke onderwijsvrijheid in de gaten houden. Hoewel dit zeker geen gemakkelijke zaak is, zou hij toch eens moeten nadenken over de vraag of aan heel deze kwestie een decretale basis kan worden verleend. Op die manier zou de civiele sokkel voor alle scholen in het Vlaams onderwijslandschap gelden.
In feite vormt het spijbelen het voorwerp van de discussie die we hier voeren. Er is een spijbelactieplan. Dit plan maakt een onderscheid tussen accidentele en berekende spijbelaars. Ik heb de indruk dat het in Antwerpen om zeer berekende spijbelaars gaat. Wat me bijzonder stoort, is dat tijdens de manifestaties tot spijbelen wordt opgeroepen. Spijbelen is een misdrijf. Ik gebruik hier misschien grote woorden, maar ouders die spijbelen toelaten of actief stimuleren, begaan een misdrijf. Dit staat in de leerplichtwetgeving. Tijdens deze manifestaties wordt opgeroepen om een misdrijf te plegen. De burgemeester laat deze manifestaties toe. Aangezien bewezen is dat tijdens deze manifestaties actief tot spijbelen wordt opgeroepen, vraag ik me af of dergelijke toelatingen wel gerechtvaardigd zijn. Maar deze vraag is uiteraard niet tot de minister gericht.
De voorzitter : Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint : Mijnheer de voorzitter, de feiten die tot het hele debat en uiteindelijk tot het algemene hoofddoekenverbod in het Gemeenschapsonderwijs hebben geleid, zijn inmiddels genoegzaam bekend.
Voor de sp.a is het heel belangrijk dat het uitgangspunt tijdens de discussie steeds de gelijke onderwijskansen blijven. Iedere jongen en ieder meisje moeten de kans krijgen de eigen talenten maximaal te ontwikkelen. Wat ons betreft, heeft iedereen het recht en de vrijheid hierbij een hoofddoek te dragen. De godsdienstbeleving is iets persoonlijks. Iedereen moet dat doen op de manier die hij wenselijk en noodzakelijk acht.
Rechten en vrijheden zijn echter niet absoluut. Rechten en vrijheden reiken tot waar ze de rechten van andere schaden of beknotten. Als meisjes onder druk worden gezet of worden geïntimideerd omdat ze geen hoofddoek dragen en als de sociale druk zodanig toeneemt dat de rechten van anderen en het goede verloop van de lessen worden belemmerd, is optreden noodzakelijk. Als meisjes onder druk worden gezet om niet naar school te gaan, moet worden opgetreden. Dat is precies wat hier is gebeurd.
Wij zijn nooit voorstander geweest van een algemeen hoofddoekenverbod. We hebben er steeds voor gepleit elke school, rekening houdend met de eigen specifieke context en met de eigen specifieke omstandigheden, zelf en in dialoog met de verschillende gemeenschappen te laten beslissen wat het beste voor de school is. Er zijn momenteel scholen waar hoofddoeken zijn verboden en waar geen problemen zijn. Er zijn ook scholen waar hoofddoeken worden toegelaten en waar geen problemen zijn. Aangezien dit niet langer overal mogelijk blijkt, lijkt het me een goede zaak dat het Gemeenschapsonderwijs zo snel heeft beslist in alle scholen dezelfde regel toe te passen.
We kunnen voor of tegen dat verbod zijn. Iedereen zal moeten toegeven dat op elke beslissing die het Gemeenschapsonderwijs had kunnen nemen protest zou zijn gevolgd. Het is dan ook geen gemakkelijke kwestie of een zwart-witverhaal. Dit is een zeer complexe materie. Geen enkele kant heeft het gelijk in pacht. Er zijn valabele argumenten pro en contra een verbod.
Het is spijtig dat het debat op een bepaalde wijze is geëscaleerd. Ten gevolge van het onverzettelijk gedrag en de radicale standpunten van sommigen blijkt dit het eindpunt. Sommigen hebben radicaal taalgebruik gehanteerd. De afgelopen weken is de discussie op een grimmige wijze gevoerd. Dit heeft tot dit verloop van de zaken geleid. Dit is het zoveelste bewijs dat eenzijdige, ongenuanceerde standpunten, zoals ik ze in dit halfrond ook vaak door sommige partijen hoor verkondigen, niet tot oplossingen leiden: ze leiden tot nog meer problemen.
Ik heb vastgesteld dat het radicale discours dat sommigen de afgelopen dagen hebben gehanteerd, niet door de hele moslimgemeenschap wordt gedragen. Ik heb vandaag in de pers gelezen dat heel wat moslims zich distantiëren van de uitspraken die door sommigen worden gedaan.
In elk geval onderschrijven ze de roep om moslimscholen niet. Ze zijn er, net als onze fractie, niet van overtuigd dat moslimscholen een goede zaak zouden zijn. Volgens ons zijn moslimscholen geen goed idee. In het licht van de gelijke onderwijskansen zou het geen goede zaak zijn de door ouders gemaakte school- en studiekeuzes te laten afhangen van de vraag of al dan niet een hoofddoek mag worden gedragen. Bovendien staan moslimscholen volgens ons haaks op de integratiegedachte.
We pleiten ervoor samen en niet naast elkaar te leven. Er moet wederzijds begrip zijn. Om die reden willen we streven naar gemengde scholen, die een goede mix van de samenleving vormen. De scholen moeten de samenleving weerspiegelen. Zoals al eerder is aangehaald, worden de sociale vaardigheden net in de scholen aangeleerd.
We pleiten dan ook voor een sereen debat. Ten gevolge van de uitspraken van sommigen hebben we dit sereen debat de afgelopen dagen in de pers moeten missen. Een sereen debat houdt in dat de genomen beslissingen worden gerespecteerd en dat er tegelijkertijd ruimte voor nuances blijft. Dit is geen zwart-witverhaal, het is een verhaal met veel grijstinten.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Mijnheer de voorzitter, in een aantal scholen in één stad in Vlaanderen zijn er incidenten geweest, waarbij mensen onder druk werden gezet. Er werd aangezet tot spijbelen en er werden bedreigingen geuit. Op het lokale niveau daar waar het ook het best gebeurt werd daarop adequaat en niet lichtzinnig gereageerd. Ondertussen is het debat heel wat ruimer geworden. Vandaag hebben we te maken met een beslissing om met onmiddellijke ingang het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in alle instellingen van het gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap te verbieden. Bij die evolutie wil ik toch enkele kanttekeningen plaatsen.
De vrijheid van eredienst is niet onbeperkt. Als men grondrechten inperkt, moet men echter altijd rekening houden met de doelmatigheid en de proportionaliteit ervan. Als men zegt dat het om alle scholen gaat, om alle levensbeschouwelijke kentekens voor alle erediensten, dan klinkt dat toch zeer algemeen. Ik denk dan niet dat er sprake is van maatwerk waaraan de beperking van de grondwettelijke vrijheden moet worden getoetst.
Ik stel ook vast dat men allerlei connotaties verbindt aan het oprichten van eigen scholen. Het is heel belangrijk te stellen dat er in dit land een vrijheid bestaat om op basis van een levensbeschouwing scholen op te richten. Dat betekent niet dat men er noodzakelijkerwijs voor moet zijn. Toch wil ik die vrijheid hier nog even beklemtonen.
Ik ben wat verbaasd door de snelheid en de verregaande draagwijdte van de beslissing van het Gemeenschapsonderwijs. Enerzijds zegt men dat men neutraal is, maar anderzijds heb ik toch begrepen dat het actief pluralisme hoog in het vaandel wordt gedragen. Als men nu zegt dat men in de instellingen voor alle leerlingen, cursisten en personeelsleden alle vormen van levensbeschouwelijke kentekens wil uitbannen, dan is het voor mij niet meer zo duidelijk wat men dan bedoelt met actief pluralisme. Dat komt toch heel dicht in de buurt van passief pluralisme.
Het is ook heel delicaat als de overheid in het kader van de scheiding van Kerk en Staat gaat bepalen wat een levensbeschouwelijk kenteken is. Op dit moment wordt het kruis geassocieerd met het christendom. Eeuwen geleden was dat echter een vis. In de catacomben kan men zien dat de ichtus het symbool was en niet het kruis. Het moet niet zo moeilijk zijn andere kentekens te vinden die door de betrokkenen erkend zullen worden als een uiting van een levensbeschouwelijk kenteken. Door alles nu toe te spitsen op de hoofddoek en op basis daarvan algemene uitspraken te doen, vrees ik dat men zich toch wel eens zou kunnen vastrijden.
Mijnheer de minister, hoe verhoudt deze beslissing zich met de begrippen neutraliteit en actief pluralisme? Wordt bij het inperken van de grondrechten rekening gehouden met de doelmatigheid en de proportionaliteit van die maatregelen? Welke initiatieven kan de minister van Onderwijs nemen om de dialoog te bevorderen? De standpunten worden harder. De kampen beginnen zich meer en meer af te tekenen. Waar we in heel dit debat behoefte aan hebben, is dialoog.
De voorzitter : De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mijnheer de voorzitter, het was niet mijn bedoeling om hier het woord te nemen. Mijn fractiegenote heeft het debat over het spijbelen al uitputtend behandeld. Ik merk echter dat we ook evolueren in de richting van een debat over hoe kan het ook anders! het hoofddoekenverbod ingevoerd door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en over de islamscholen. Ik vind het dan ook nuttig om daar nog enige beschouwingen aan te wijden.
Eerst en vooral zou ik aan mijn jonge collega van Groen! willen zeggen dat het Vlaams Belang in dezen niet polemiseert of polariseert. We hebben, misschien als enige, altijd de vinger op de wonde gelegd. We vragen al vele jaren een hoofddoekenverbod. Mijn jonge collega is nog maar net nieuw in het parlement. Heel wat van de collegas of hun voorgangers hebben zich hier altijd gekeerd tegen een dergelijk veralgemeend hoofddoekenverbod. Dat minister Smet zich vandaag de dag in stilzwijgen hult, hoeft niet te verwonderen. Ik heb een bloemlezing van uitspraken van zijn voorgangers op de socialistische banken. We zullen die sparen voor een volgend debat. De heer Voorhamme, schepen in Antwerpen en tot voor kort ook Vlaams Parlementslid en sp.a-woordvoerder voor onderwijs, was een van de meest fervente tegenstanders van een veralgemeend hoofddoekenverbod. Tot en met een paar weken of dagen geleden zei hij dat hij een dergelijke algemene regel principieel een slechte zaak vond omdat het verbod ons in het buitenland in diskrediet zou brengen, omdat het de fundamentele vrijheden in het onderwijs in het gedrang brengt en dergelijke meer. Dan moet het ook niet verwonderen dat een socialistische minister ongeveer dezelfde standpunten genegen is.
Dat dat hoofddoekenverbod er is, is een goede zaak. Eindelijk, zou ik zeggen. Helaas werd het geprovoceerd door de feiten, niet door het initiatief van de traditionele partijen, die nu plots allemaal, tot en met de woordvoerster van de socialisten, het licht hebben gezien. Ze zegt nu dat de gedwongen hoofddoekendracht binnen de islam niet getolereerd kan worden. Jonge vrouwen worden daardoor beperkt in hun onderwijskansen en dergelijke meer. Tot voor kort was het uitgerekend de progressieve linkerzijde in Vlaanderen Groen!, sp.a en aanverwanten die de meest fervente voorstander was van het recht op het dragen van een hoofddoek. Onder druk van de publieke opinie ligt dat vandaag blijkbaar enigszins anders. Degenen die ooit gestreden hebben voor vrouwenrechten en gelijkheid tussen man en vrouw zijn vandaag uitgerekend degenen, en met Groen! op kop, die het meest fanatieke standpunt innemen ter verdediging van de hoofddoek. Elkeen zal daar wel de gepaste conclusie uit trekken.
Ook over de islamscholen bestaat er toch enige hypocrisie in dit halfrond. Iedereen is nu tegen de islamscholen, stel ik vast. Prachtig! Maar daar had men aan moeten denken toen in ditzelfde parlement diezelfde partijen het hadden over de erkenning van de islam en de subsidiëring van de islam. (Rumoer)
De erkenning en de subsidiëring van de moskeeën is onder uw ministerschap gebeurd, mijnheer Keulen. We zien hoe ver we nu staan met het afblokken van dat fundamentalisme. Ik stel vast dat diegene die de basis hebben gelegd voor het uitbouwen van een islamitische zuil, met subsidies, erkenningen en faciliteiten allerhande, nu plots inzien dat ze een monstertje hebben gecreëerd dat ze niet meer in zijn kooi krijgen. Het is zoals het verhaal van het voeden van de krokodil: de traditionele partijen hebben de krokodil gevoed in de hoop als laatste te worden opgegeten. Maar opgegeten word je in ieder geval.
Nu krijgt men het monstertje niet meer in zijn kooi en ontstaat er paniek. Nu is het plots de schuld van iedereen, maar zogezegd niet van diegene die de basis hebben gelegd. De ministers en parlementsleden die dit allemaal mogelijk hebben gemaakt, moeten nu maar eens de consequenties van hun daden onder ogen zien. Hoe gaat u de islamscholen tegenhouden, mijnheer de minister? De islam is een erkende, gesubsidieerde godsdienst. Als dat uw redenering is, wat zijn dan uw argumenten om islamscholen niet toe te laten?
U had daar allemaal moeten aan denken op het moment dat u de islam hebt erkend en betoelaagd en uiteindelijk ook nog de moskeeën hebt erkend en betoelaagd. Dit is de consequentie van uw eigen politieke onverantwoordelijkheid. Maar nu belijdt men met de lippen, op een heel hypocriete manier, een heel ander discours.
Men heeft het nu over radicale moslims. Imam Taouil in Antwerpen is een fanatieke fundamentalist, maar hij is niet representatief voor de islam, zegt men. Mag ik u erop wijzen dat de heer Taouil wel de voorzitter is van de Moslimraad? Hij is in dat moslimparlement gestemd niet door u, maar door de moslims. Die man heeft een heel grote aanhang in Antwerpen. Ik weet waarover ik spreek, ik ken de man. Hij is geen importimam, mijnheer Keulen. Die man is in ons land geboren. Hij is opgegroeid in Hoboken en is daarna naar fundamentalistische madrassas in Londen en uiteindelijk in Saoedi-Arabië getrokken. De pedigree van die man is bekend. Wij hebben dat ook altijd zo verkondigd, maar niemand wou luisteren. Het was allemaal niet waar, wij overdreven. Maar waar staat u nu met heel uw discours ter zake? Nergens.
De traditionele partijen oogsten vandaag wat ze zelf hebben gezaaid los het nu maar op. Ik vrees echter dat er geen pasklare oplossing is. U krijgt het monstertje niet meer in zijn kooi. Integendeel, het is losgeslagen. Vandaag vraagt men hoofddoeken en islamscholen, morgen vraagt men, net zoals in Groot-Brittannië en andere landen in Europa, de toepassing van de sharia naast ons burgerlijk wetssysteem. (Rumoer)
En dan gaan de poppen pas echt aan het dansen. Dat men daar maar eens goed over nadenkt, in plaats van hier op een hypocriete manier lippendienst te bewijzen aan een aantal principes die men in het verleden heeft verloochend.
U bent verantwoordelijk voor de problemen waarmee we vandaag geconfronteerd worden. Dit is pas het begin van een heel lange lijdensweg met de islam.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer de voorzitter, collegas, als ik sommigen hier bezig hoor, ben ik blij dat ik in de zomermaanden het hele onderwijslandschap nog eens goed bestudeerd heb. Ik heb de indruk dat een aantal commissieleden de basisprincipes van ons onderwijs vergeten zijn. Het lijkt me dan ook heel nuttig om eventjes die algemene principes te herhalen.
Het lijkt me overigens ook nuttig, mijnheer Bouckaert, om als toekomstig commissievoorzitter te weten dat de beslissing die het GO! (Gemeenschapsonderwijs) genomen heeft, aan die organisatie toekomt. Geen enkele minister in dit land heeft het recht om die beslissing te nemen. Ik zal u zo dadelijk uitleggen hoe dat komt.
Collegas, we hebben in dit land een grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van onderwijs. Dat betekent dat elke natuurlijke of rechtspersoon die onderwijs wil organiseren, dat kan doen. We hebben een heel rijk onderwijslandschap, dat gelukkig tot een van de beste in de wereld behoort. En in dat onderwijslandschap heeft dit parlement via een bijzonder decreet beslist dat het gemeenschapsonderwijs, het neutrale onderwijs dat de gemeenschap organiseert, autonoom georganiseerd wordt. In tegenstelling tot de Franse Gemeenschap in dit land, waar de regering de inrichtende macht is van het gemeenschapsonderwijs, is de Vlaamse Regering niet de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs. Bij ons is dat de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.
Dat betekent dat de raad van het GO! en de andere inrichtende machten voor het gesubsidieerde onderwijs grondwettelijk bevoegd zijn om het onderwijsproject en het pedagogische project te bepalen, inclusief de kwestie of iemand al of niet een hoofddoek mag dragen. In ons decretale onderwijsbestel in Vlaanderen komt die bevoegdheid niet toe aan een minister of regering. En ook u, als parlement, mag zich daar in de huidige stand van de regelgeving niet over uitspreken. Die bevoegdheid is volledig gedelegeerd aan de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.
Het is ook belangrijk om te weten dat we op voorhand geen enkele vorm van censuur kunnen en mogen uitoefenen. Ik heb door het bijzonder decreet ook achteraf niet de mogelijkheid om een beslissing van het GO! te toetsen aan een opportuniteit of een wettelijkheid. Het enige wat ik als minister kan doen, en wat elke burger kan doen die zich benadeeld voelt door een beslissing van het GO!, is naar een rechtbank stappen. Als minister heb ik geen klassieke voogdij over het GO!. Ik heb geen regeringscommissaris die beslissingen kan schorsen. Ook dat is belangrijk om in het achterhoofd te houden.
Vroeger zei Open Vld altijd dat ik te voortvarend was. Nu zegt men dat ik bedachtzaam ben, en het is weer niet goed. Open Vld en anderen, onder wie de heer Bouckaert, stellen nu dat ik een dadendrang moest vertonen, dat ik op de barricaden moest gaan staan. In een maatschappelijk zo belangrijk debat als dit vind ik dat net het stomste wat een minister van Onderwijs op dat moment kan doen.
Bovendien zitten we hier eigenlijk een beetje met een veenbrand. Zoals u weet, smeult een veenbrand onder de grond. Welnu, dit debat is in 2003 en 2004 door een zekere Patrick Dewael in gang gezet. Sindsdien is dat debat blijven smeulen. Sommigen dachten dat het geblust was, maar net zoals bij een veenbrand kwam het af en toe weer aan de oppervlakte. We hebben hier dus een maatschappelijk debat dat nog niet uitgekristalliseerd is en dat af en toe, met wisselende hevigheid, weer naar boven komt.
Ik heb heel bewust geen dadendrang getoond, omdat ik dat op dat moment ongepast vond. Het is niet aan een minister om in de plaats te treden van de bevoegde organen. Uiteraard heb ik met iedereen informele contacten gehad, maar dat wil nog niet zeggen dat ik mijn mening kan of wil opleggen. Ik ben dus heel bewust voorzichtig en bedachtzaam te werk gegaan.
Ik heb soms een beetje de indruk dat niet iedereen de afgelopen dagen geluisterd heeft naar het nieuws. Ik zal nog eens herhalen wat ik gezegd heb, in chronologische volgorde. Om te beginnen heb ik klaar en helder gezegd dat voor mij iedereen het recht heeft om op zijn kop te zetten wat hij wil. Wie iets op zijn hoofd wil zetten, doet dat maar. Het wordt een probleem als mensen gedwongen worden iets op hun hoofd te zetten. Iedereen weet ik woon in een gemengde buurt en ik zie het op straat dat in bepaalde wijken, in bepaalde groepen van de samenleving, meisjes gedwongen worden om iets op hun hoofd te zetten. Of ze dat willen of niet, laat ik nog in het midden. Vaak worden ze gedwongen door hun oudere broers. Dat is een probleem. Tussen de principes van op uw hoofd te kunnen zetten wat u wilt en het recht die vrije keuze te maken om op uw hoofd te zetten wat u wilt, moeten we een evenwicht vinden. Dat is de kern van de zaak waar het hier om draait. Tot nu toe vond de Raad van het Gemeenschapsonderwijs dat de lokale scholen dat evenwicht moesten zoeken. Als ik me niet vergis, heeft ook mijn voorganger met instemming van velen hier voortdurend dat standpunt aangehouden. Het is aan de lokale scholen.
Er is dan maatschappelijke druk ontstaan om een algemene regel in het leven te roepen. Men heeft me gevraagd of er een algemene regel moet komen. Mijn antwoord was dat ik het wijs zou vinden zou, want ik ben voorzichtig dat er binnen het gemeenschapsonderwijs zon regel komt. Ik zou het wijs vinden dat die er ook binnen het vrij onderwijs komt. Het zou nog wijzer zijn dat het dezelfde regel is. Ik wil me niet uitspreken over de inhoud van die algemene regel. Dat is niet mijn opdracht. Ik kan veel algemene regels bedenken. Een algemene regel kan ook een kader zijn dat later door de lokale scholen wordt toegepast, al of niet gevalideerd door de centrale raad. Ook dat is een algemene regel. Men kan het begrip algemene regel op verschillende manieren interpreteren. Dat was mijn tweede verklaring.
Een derde verklaring ging over de moslimschool. Ik was de eerste politicus om daar een verklaring over af te leggen. Zaterdagmorgen vroeg ik aan de moslimgemeenschap om daar nog eens goed over na te denken, omdat ik het helemaal geen goed idee vind om een moslimschool op te richten. Ik kom daar zo dadelijk op terug.
Mijnheer Bouckaert, ik ben in mijn communicatie heel duidelijk geweest. Ik ben altijd heel bedachtzaam geweest, ja. Dat moet de bevoegde minister in dit geval doen.
Er zijn heel wat concrete vragen gesteld over de leerplicht. Ik leerde al in het Brussels parlement, mevrouw Van Steenberge, dat uw partij haar wensen vaak voor werkelijkheid houdt. Ook hier is dat blijkbaar het geval. U bent met een intentieproces begonnen. Daarin deel ik de mening van mevrouw Meuleman. U doet alsof de stad Antwerpen haar plicht niet nakomt, alsof er op dit moment ontzettend veel kinderen zouden ontsnappen aan de leerplicht, alsof wij dat niet zouden controleren, alsof we daar niet mee begaan zouden zijn. Er zit wel een beetje een vooroordeel in uw vragen, als ik dat mag zeggen. U zult zo dadelijk zien dat het niet op de feiten gestoeld is.
Ik vind ook dat u een heel bizarre redenering maakt. Als een stads- of gemeentebestuur een manifestatie toestaat, betekent dat niet dat men het eens is met de betogers. Gelukkig bestaat er in dit land zoiets als de vrije meningsuiting. (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Dat bestaat! U bent er het bewijs van. (Rumoer)
Of u het daar nu mee eens bent of niet, het bestaat. We moeten dat recht op vrije meningsuiting in onze democratische rechtsstaat behouden. Het is niet omdat de stad een manifestatie toestaat, dat ze verhindert dat kinderen naar school gaan. Ze weet op dat moment trouwens niet wie er gaat betogen.
Ik heb in dat verband aan de media gezegd u kunt die opnames opvragen dat ik het onaanvaardbaar vind dat kinderen verhinderd worden naar school te gaan als ze naar school moeten gaan. Leerplichtige kinderen moeten tijdens de schooluren niet manifesteren. Ze moeten op de schoolbanken zitten. Dat heb ik net zo duidelijk gezegd aan de pers. Bovendien vind ik dat ouders die hun kinderen willen inschrijven in een school niet verhinderd mogen worden om hun kinderen in te schrijven. Dat spreekt voor zich. Als daar problemen rond zijn, moet de lokale politie optreden.
Ik antwoord op uw concrete vragen. Uw eerste vraag ging over de toelating voor de betoging en het spijbelactieplan. Dat plan was een heel goede zaak. Mijn partij was een van de grote pleitbezorgers van het plan, uitgewerkt door toenmalig minister Vandenbroucke.
Beide athenea, Antwerpen 1 en Hoboken, zijn scholen van het GO! De stad Antwerpen is geen inrichtende macht, maar wel de scholengroep 1 van het GO! In de veronderstelling dat heel wat leerlingen de voorbije dagen ongewettigd afwezig waren, zal het schoolbestuur deze afwezigheden registreren als problematische afwezigheid. De regelgeving zegt dat bij problematische afwezigheid in eerste instantie de school zelf de begeleiding opstart om de leerlingen naar school te krijgen. Dat is gebeurd. De beide directies en de scholengroep pleegden de voorbije dagen constant overleg met de betrokken leerlingen en ouders om hen terug naar school te laten gaan. Vanaf tien halve dagen problematische afwezigheid wordt ook het CLB ingeschakeld om de leerling te begeleiden. Indien de leerling dan nog blijft spijbelen, kan het dossier aan het ministerie worden overgemaakt als een zorgwekkend dossier. Het ministerie kan dan op zijn beurt beslissen om het parket in te schakelen.
Indien er echter lokaal goede samenwerkingsafspraken en mogelijkheden zijn om spijbelaars op te vangen het zal u misschien spijten, maar in Antwerpen, met het centraal meldpunt, is dat zeker het geval dan wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zorgwekkend dossier aan het ministerie over te maken. De betrokken scholen hebben contact gehad met het centraal meldpunt en werkafspraken gemaakt. In Antwerpen worden in het algemeen en ook in dit geval alle leerlingen met tien halve dagen problematische afwezigheid gemeld aan het centraal meldpunt. Dat begeleidt deze leerlingen en gaat na welke stappen er voor de jongere het best worden gezet. Dat kan gaan van het doorverwijzen naar een geschikt project tot het inschakelen van politie en parket indien nodig. In de huidige situatie is de reden voor de afwezigheid van de leerlingen bekend en hoeven de scholen en het CLB ze dus niet meer te achterhalen. De begeleiding blijft echter wel noodzakelijk om er de ouders en de leerlingen zelf van te overtuigen hoe belangrijk regelmatig schoolbezoek is voor leerplichtige leerlingen en wat de gevolgen kunnen zijn van een volgehouden ongewettigde afwezigheid.
Het feit, mevrouw Van Steenberge, dat u niets gemerkt hebt van eventuele maatregelen, betekent niet dat de zaken op hun beloop worden gelaten. Het is zelfs geruststellend dat dat loopt zonder dat u het ziet.
Bovendien heeft de stad, zonder zelf inrichtende macht te zijn, al op 4 september een maatregel genomen die het leerrecht van de leerlingen uit beide scholen ten goede komt door betogingen aan de schoolpoorten te verbieden. Door deze betogingen konden leerlingen die op een van deze plaatsen schoollopen, niet op een rustige manier naar school gaan en er de dag doorbrengen. Het stadsbestuur nam die maatregel omdat het verantwoordelijk is voor de rust en orde op straat. Het is niet aan mij als Vlaams onderwijsminister om te beoordelen of een stad al dan niet op het juiste moment een bepaalde maatregel heeft genomen. Dat punt kunt u eventueel op de Antwerpse gemeenteraad bespreken, maar ik spreek me daar niet over uit. Het is niet aan mij om te oordelen over de manier waarop burgemeesters aan hun plicht om orde en rust op straat te waarborgen, uitoefenen.
Volledigheidshalve wil ik melden dat het zeer goed mogelijk is dat bepaalde leerlingen zich uit een van de betrokken scholen hebben uitgeschreven en zich in een andere hebben ingeschreven. In dat geval voldoen deze leerlingen wel aan de leerplicht. Ze kunnen desgevallend ook opteren voor huisonderwijs. Dat moet gemeld worden bij mijn ministerie op de dag dat het begint, en geen twee weken later of zo. Dergelijk huisonderwijs is onderworpen aan de controle van de inspectie en die is in de afgelopen maanden strenger geworden. Er zullen voortaan twee inspecteurs ter plaatse gaan en de leerling moet bij de inspectie aanwezig zijn. Ik geloof dat het de heer Van Dijck was, ik ben het volmondig met hem eens, die stelde dat huisonderwijs de uitzondering moet blijven.
Ik heb dit weekend aan de media gezegd dat ik vind dat scholen een weerspiegeling van de samenleving moeten zijn en dus een mix van kinderen moeten hebben. Maar het is ook heel belangrijk voor de sociale interactie en voor het leren omgaan met elkaar dat men van kleins af aan naar school gaat. Huisonderwijs kan er is in voorzien in onze regelgeving maar moet de uitzondering blijven en mag zeker niet de regel worden of uitgebreid worden.
De scholen zelf zijn de eerste lijn bij de leerplichtcontrole en hebben uiteraard alle afwezigheden genoteerd. Alle secundaire scholen zijn verplicht om voor hun leerlingen de inschrijvings- en aanwezigheidsgegevens op de eerste, tweede en derde schooldag via een elektronische zending aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) te melden. De scholen hebben daartoe de tijd tot uiterlijk de dertiende schooldag van het schooljaar. Als u vlug kan tellen, dan weet u dat de dertiende schooldag van het schooljaar nog niet is bereikt. Pas als alle scholen een dergelijke elektronische zending hebben gedaan, beschikt AgODi over een volledig bestand om de controle op de leerplicht te kunnen starten. De elektronische zendingen van beide scholen zijn nog niet in het bezit van AgODi, net zoals van vele andere Vlaamse scholen. Op die manier wordt vanuit AgODi de leerplicht opgevolgd. Deze leerplichtcontrole start dus met de hogervermelde elektronische zendingen.
Kort samengevat zet AgODi dan de volgende stappen: indien de leerlingen in de zending ofwel doorgegeven zijn als problematisch afwezig ofwel doorgegeven zijn als een combinatie van problematisch afwezig en niet-ingeschreven, dan krijgen ze een brief waarin naar de wet op de leerplicht wordt verwezen. Het belang om aanwezig te zijn vanaf de start van een schooljaar om geen achterstand op te lopen, wordt hierbij benadrukt. Indien de leerlingen één dag wel aanwezig waren, dan wordt er geen brief verstuurd. Indien de leerlingen doorgegeven zijn als niet-ingeschreven ofwel totaal niet voorkomen in de zending derde schooldag, maar wel ingeschreven zijn op 1 oktober, dan krijgen hun ouders een brief om erop te wijzen dat hun kinderen ingeschreven moeten zijn vanaf het begin van het schooljaar. Indien leerlingen noch ingeschreven waren op de eerste schooldagen, noch op 1 oktober, dan vallen zij onder de gewone procedure van de leerplichtcontrole.
Wordt de deelname aan een protestmanifestatie geclassificeerd als een wettige afwezigheid en welke acties ondernemen we? U weet wellicht dat het begrip gewettigde afwezigheid wordt gedefinieerd door een besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 1997 betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het secundair onderwijs of in het stelsel van leren en werken. Afwezigheden kunnen hetzij van rechtswege, hetzij door de school worden gewettigd. Afwezigheden ten gevolge van een deelname aan protestmanifestaties zijn alleszins geen van rechtswege gewettigde afwezigheden. De van rechtswege gewettigde afwezigheden worden limitatief opgesomd. Het gaat vooral over leerlingen die enkele dagen ziek zijn, maar hiervoor een doktersbrief hebben en over leerlingen die een begrafenisplechtigheid of familieraden bijwonen.
Als een afwezigheid niet van rechtswege kan worden gewettigd, dan betekent dit niet noodzakelijk dat de leerling problematisch afwezig is. De school kan de afwezigheid immers alsnog wettigen, indien ze van oordeel is dat er een reden voor is. De verantwoordelijkheid voor deze beslissing werd bij de scholen gelegd terecht omdat zij het best de persoonlijke situatie van de leerlingen kunnen inschatten en op basis daarvan kunnen beslissen of er opportune redenen zijn om een afwezigheid te wettigen. In principe is de appreciatiebevoegdheid van de school hierover dus helemaal vrij.
Samenvattend, elke afwezigheid resulteert in een trapsgewijze aanpak: eerst door de school, vervolgens door de school en het CLB en dan via de lokale samenwerkingsafspraken of via het ministerie en desgevallend het parket.
In de huidige stand van zaken zijn de afwezigheden in beide athenea nog een zaak van de betrokken scholen zelf, eventueel al met bijkomende begeleiding door het CLB. Ook het centraal meldpunt zal optreden.
Behoort de terugvordering van de schooltoelage tot de mogelijkheden? U weet wellicht dat een leerling pas het recht op een schooltoelage verliest als hij twee schooljaren op rij telkens 30 halve dagen problematisch afwezig was. In dat geval behoort een terugvordering van de schooltoelage inderdaad tot de mogelijkheden. Dat is de regel.
Hier is een nuance nodig. Zelfs indien de afwezigheden van de protesterende leerlingen als problematisch moeten worden beschouwd, dan leidt dit op zichzelf niet tot het verlies van het recht op een schooltoelage. Door te bepalen dat de leerlingen 30 halve dagen problematisch afwezig moeten zijn en dit bovendien twee schooljaren op een rij, worden immers enkel hardnekkige spijbelaars geviseerd die ondanks begeleidingsmaatregelen van de school en het CLB systematisch verder blijven spijbelen. Wie vandaag demonstreert tegen het hoofddoekenverbod maar het eigenlijk niet hoeft te doen als men leerplichtig is , dreigt door dat loutere feit niet zijn schooltoelage te verliezen. Volledigheidshalve moet ik u nog vertellen dat elke leerling uit het secundair onderwijs die is uitgeschreven en niet binnen 15 kalenderdagen ergens opnieuw is ingeschreven, het recht op een schooltoelage verliest. Dat is de regel.
Er werden ook vragen gesteld over de beslissing van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs. Ik heb informeel contact gehad met het Gemeenschapsonderwijs en met andere actoren zoals het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs en met mensen uit de moslimwereld die blij zijn met de aanpak die we tot op heden hebben gehanteerd. Men is blij met de bedachtzame manier waarop we omgaan met beide strekkingen in de samenleving. Als men verantwoordelijk wil zijn, moet men niet dramatiseren. Dat wil niet zeggen dat men moet minimaliseren, maar men moet zijn kalmte bewaren en nagaan hoe we voor deze uitdaging een oplossing zullen vinden. Hoe kunnen we een oplossing vinden die duurzaam is en goed voor iedereen? Hoe kunnen we al die talenten van al die kinderen op een maximale manier in een gelijkekansenomgeving laten ontplooien, zoals mevrouw Hostekint terecht opmerkt?
In mijn contacten met het Gemeenschapsonderwijs heb ik gewezen op de mogelijkheid dat een absoluut hoofddoekenverbod grondwettelijk niet in orde is. Ik kan niet meer doen dan erop wijzen dat het juridisch niet eenduidig is om een dergelijke beslissing te nemen. Ik ben zelf jurist van opleiding. Ik heb ook niet gezegd dat het ongrondwettelijk is. Uiteindelijk zal hetzij de Raad van State, hetzij het Grondwettelijk Hof een beslissing nemen. Ook dat is een regel in een rechtsstaat. Als grondrechten in het gedrang of in het geding komen, dan is het meestal het hoogste rechtscollege dat daarover zal oordelen. Maar ik heb het GO! erop gewezen dat er mogelijkerwijze een probleem kan zijn met de grondwettelijkheid. Informatie geven zonder mij in de ene of andere richting uit te spreken, is het enige wat ik kan en mag doen. Ik vind dat ik als minister neutraal moet blijven, maar wel argumenten en analyses moet geven van wat ik denk dat relevant kan zijn om tot een beslissing te komen.
Mevrouw Helsen, u hebt terecht opgemerkt dat de maatregel van het GO! ook slaat op het volwassenenonderwijs en dus ook op de basiseducatie. In de toekomst kan dit dus problematisch zijn voor de integratie van mensen die het goed menen. Een reflectiemoment over de draagwijdte van die beslissing is toch nog wel aangewezen.
In welke mate dit in overeenstemming is met het actief pluralisme, is een afweging die niet aan mij toekomt maar wat in de commissie of in het parlement moet worden beoordeeld. Dat is een taak van de debatten. Ik mag dat zelfs grondwettelijk niet beoordelen.
Tussen uw persoonlijke mening geven en uw mening als minister van Onderwijs, is een verschil. Ik vind dat ik me moet beperken. Als ik spreek, moet dat in de regel zijn als minister van Onderwijs en niet om mijn diepste individuele persoonlijke overtuiging in dezen te geven. Het is niet aan mij om te oordelen of dat in overeenstemming is, het is aan de raad om dat te doen. Als mensen het daar niet mee eens zijn, moeten ze de rechtsmiddelen die te hunner beschikking zijn, gebruiken.
Ik kom tot de moslimscholen. Mijnheer Dewinter, het zou interessant zijn te weten of u een pleidooi hebt gegeven om de joodse scholen af te schaffen. Ik weet niet of u zo ver wilt gaan en die regeling wilt toepassen op de moslimscholen, en zeggen dat vrijheid van onderwijs niet kan en mag.
De heer Bouckaert heeft vandaag ook een aantal uitspraken gedaan die de vrijheid van onderwijs in twijfel trekken. Ik dacht dat iedereen in deze gemeenschap het erover eens was dat de vrijheid van onderwijs een van de belangrijkste principes van ons onderwijslandschap is. Dat is trouwens in de Grondwet ingeschreven, daarom is het ook zo belangrijk. Dat betekent dat u die regel niet moeten gebruiken wanneer het u uitkomt en vergeten wanneer het u niet uitkomt. Dat is iets voor landen in Zuid-Amerika maar niet voor bij ons. Wij hebben een rechtsstaat en er zijn regels. Die passen we toe. Ik kan en wil als minister van Onderwijs niet verbieden dat er moslimscholen of scholen gebaseerd op de islamitische godsdienst of met een pedagogisch project dat daartoe leidt, worden opgericht. Ik kan en mag dat grondwettelijk niet. Iedereen, natuurlijke personen en rechtspersonen die aan een aantal voorwaarden voldoen, heeft het recht om een school op te richten. Wij zullen met onze kwaliteitsinstrumenten, zoals eindtermen, ontwikkelingsdoelencontrole en inspectie, nakijken of een school erkend kan worden, of ze gefinancierd kan worden en of ze diplomas kan uitreiken. Wij kunnen en willen in ons onderwijssysteem niet verbieden dat iemand een school opricht.
Wil dat nu zeggen dat ik voorstander ben van moslimscholen? Ik ben daarover dit weekend, als eerste uit de politieke wereld, heel duidelijk geweest: neen. Ik vind het geen goed signaal naar de samenleving en in de eerste plaats naar de jonge medeburgers, al dan niet Vlamingen, die het islamgeloof belijden, om hen apart op te voeden. Ik vind dat scholen een weerspiegeling moeten zijn van de samenleving. Dat betekent dat er een sociale mix moet zijn. Wij lopen op straat door elkaar, dat moet op de scholen ook zo zijn. Als elke groep in de samenleving begint met zijn eigen scholen op te richten, dan hebben we een fundamenteel probleem want dan zullen we niet meer tot samenleven komen. Daarom heb ik de moslimgemeenschap in dit land gezegd dat ik dat geen goede optie vindt, ook al is die gemeenschap zwaar verdeeld. Het is niet omdat één zelfverklaarde spreekbuis van die gemeenschap uit Antwerpen iets verklaart, dat iedereen dat wil. Als ze het echter willen doen, kunnen we dat ook niet verhinderen. Je moet op een correcte manier de wetgeving interpreteren en toepassen.
Mijnheer de voorzitter, tot slot zijn hier vragen gesteld over de dialoog. Ik heb al aangegeven dat ik met verschillende actoren informele contacten heb gehad. Uiteraard spreek ik met meerdere mensen. Mijnheer Keulen, u zult in mijn beleidsverklaring meer dan aanzetten terugvinden voor hoe we die samenlevingsuitdaging kunnen aanpakken. Ik wil me de komende dagen niet op stang laten jagen. Dit is een te belangrijk debat om holderdebolder in een misplaatste dadendrang nu plotseling op een week tijd een samenlevingsuitdaging te willen oplossen. Het gaat over iets dat de afgelopen zes jaar, onder andere onder uw commando, mijnheer Keulen, niet is gelukt. Ik vind het te belangrijk om in één week te regelen. Dat betekent dat we in alle rust en kalmte de komende weken, maanden en jaren want degenen die willen doen geloven dat het een kwestie is van enkele weken om tot een oplossing te komen, zijn niet correct ten opzichte van onze samenleving zullen proberen om tot een gezamenlijke oplossing te komen voor de samenleving met alle mensen, of die nu gekleurd zijn, wit bruin of zwart, en welke overtuiging ze ook hebben. We moeten leven in verscheidenheid en samen proberen een antwoord te bieden. De nieuwe Vlaamse Regering zal die uitdaging zeker opnemen.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Mijnheer de minister, u hebt uw betoog beëindigd zoals ik begonnen ben. Ik ben gestart met te zeggen dat ik het debat te belangrijk vind om nu, naar aanleiding van mijn interpellatie, uit te weiden naar moslimscholen en de maatschappij waar wij naartoe willen. Ik heb me opzettelijk beperkt tot de leerplicht en het spijbelactieplan. Zelfs die vraag werd door een aantal collegas al gezien als polariseren. Ik vraag me af welke vragen onze fractie nog kan stellen om niet meer de stempel van polariseren te krijgen.
U komt duidelijk van het Brusselse parlement.
Minister Pascal Smet : Ik heb ook in het federaal parlement gezeten.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : We zitten hier in het Vlaams Parlement. Ik heb al berichten gehoord dat in het Brusselse parlement de ministers nogal zwaar afgeven op mensen van onze fractie. Hier in het Vlaams Parlement gebeurt dat niet. (Opmerkingen van minister Pascal Smet).
Als u wilt optreden als stand-upcomedian en de lachers op uw hand wilt krijgen, dan doet u maar verder. Mij gaat het om de inhoud en het debat.
Minister Pascal Smet : Die ambitie heb ik niet mevrouw, ik ken mijn begrenzingen.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : We zullen zien hoe het verder verloopt in deze commissie.
Ik ga me beperken tot de inhoud. U hebt gezegd dat dadendrang u niet ligt. Het minste wat u toch had kunnen doen, is de directrice en de leerkrachten die zich volledig in de kou voelen staan, ondersteuning geven. U zegt dat het niet uw taak is om aan de burgemeester op te leggen om controles uit te oefenen over het spijbelen. Blijkbaar bent u meer een veredelde ambtenaar dan een minister met een mening.
Minister Pascal Smet : Ik had het over het betogingsrecht. Het betogingsrecht valt onder de bevoegdheid van de burgemeester en daar heeft een minister van Onderwijs niets over te vertellen.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Een van de punten in het spijbelactieplan is dat er moet worden samengewerkt met de lokale besturen en die moeten nakijken of er niet wordt gespijbeld. Als een burgemeester leerlingen de toestemming geeft om tijdens de schooluren op een bepaalde plaats te betogen, is dat tegen het spijbelactieplan.
Ik zal de antwoorden die u hebt gegeven, lezen en verder opvolgen wat u daarmee zult doen. Voor mij is het wel belangrijk. De neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs is een paar keer aangehaald. U zegt dat u zich hebt verdiept in de onderwijsmaterie. Misschien moet u zich ook eens verdiepen in de geschiedenis van het gemeenschapsonderwijs, hoe dat tot stand is gekomen en de neutraliteit in dat verband. Er wordt nu volledig gefocust op de hoofddoek maar de neutraliteit is er gekomen als reactie op het katholieke onderwijs. Men heeft kledingvoorschriften gegeven om ervoor te zorgen dat er geen enkele vorm van groepsidentiteit naar voren zou komen. Nu blijkt dat de moslimas de hoofddoek zien als een teken van groepsidentiteit. Daar moet op gefocust worden.
Mevrouw Hostekint zegt dat dit een grijze materie is. Dat is juist het probleem. Het is zo grijs geworden dat niemand nog weet waaraan of waaraf. Mensen hebben duidelijkheid nodig, ook wij. Met het hoofddoekenverbod is er duidelijkheid gecreëerd. Laten we elkaar goed verstaan: wij zijn blij met het verbod en wij blijven de directie en de leerkrachten ondersteunen.
Mijnheer de voorzitter, ik kondig een met redenen omklede motie aan.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Mijnheer de minister, als ik zeg dat u zich verstopt, dan doe ik dat niet om u te provoceren. Ik denk dat ik vertolk wat vandaag in Vlaanderen in brede kringen leeft, zowel bij de directies als bij de brede publieke opinie.
U hebt zonet de hele procedure voorgelezen. Het gaat dan over de regels waar men zich moet aan houden, de wijze waarop het leerplichtonderwijs en de aanwezigheden worden gecontroleerd en de termijnen die ter zake gelden. Ik denk echter dat u meer zult moeten doen. U zult de procedures moeten doen respecteren, dat is waar. U bent echter minister van Onderwijs en geen ambtenaar van Onderwijs. U zult dan ook met alle betrokken partijen rond de tafel moeten gaan zitten om de situatie opnieuw vlot te trekken. Het gaat hier over de toekomst van jonge mensen, hun slaagkansen en hun kans op een diploma. Het gaat met andere woorden over hun kans om een goede toekomst uit te bouwen. U zult dan ook uw nek moeten uitsteken, mijnheer de minister.
U hebt ook niet gereageerd op mijn vraag of er acties in de richting van politie en justitie worden ondernomen ten aanzien van diegenen die mensen hebben bedreigd, belaagd of naar het leven hebben gestaan.
Wat het verhaal van de heer Dewael betreft, heb ik op het televisieprogramma TerZake gezien dat de eerste problemen met de hoofddoek in het gemeenschapsonderwijs teruggaan tot eind jaren tachtig. Er is toen een poging ondernomen om het debat vlot te trekken. Het is echter nooit zo scherp ervaren als vandaag. In de ogen van Vlaanderen is dit niet louter een lokaal incident: het beroert de hele Vlaamse Gemeenschap.
De beslissing van de twee directies van de athenea, die nadien werd ondersteund door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, was een goede beslissing. Actief pluralisme betekent inderdaad dat er in die scholen plaats is voor alle overtuigingen en godsdiensten. Mijnheer Kennes, ik had de indruk dat u de vis aan het verdrinken was. U hebt die immers als symbool gebruikt.
Bij de opmerking over een eventuele decretale regeling heb ik grote reserves. Het lijkt me uitermate moeilijk, mijnheer Bouckaert, om dat te regelen. We zitten hier in een andere situatie dan in Frankrijk met de école républicaine. Daar is er vooral openbaar onderwijs. Wij hebben hoofdzakelijk vrij onderwijs met overal lokale inrichtende machten. Het probleem komt in het gemeenschapsonderwijs scherper tot uiting, al was het maar omdat het islamonderricht daar als keuzevak wordt aangeboden.
Mijnheer Dewinter, wat de subsidiëring van moskeeën betreft, is het inderdaad zo dat de radicalisering pas uit de islam kan worden gehaald door die uit de illegaliteit te trekken, door met de moslims te praten, door voorwaarden op te leggen en controles uit te voeren, en door op te treden als men in de fout gaat. We kunnen ook het hoofd in het zand steken waardoor we alle kansen bieden aan radicalen en extremisten.
Mijnheer de minister, ik blijf nieuwsgierig naar uw reactie op mijn vraag over eventuele acties in de richting van politie en justitie ten aanzien van diegenen die anderen bijna met het leven hebben bedreigd. Dat kan absoluut niet, want dat betekent het einde van de liberale rechtsstaat. Het gaat hier om het vrijwaren van alle beginselen van onze rechtsstaat. Mensen mogen dus andere meningen, overtuigingen en godsdiensten hebben.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt uitgebreid toegelicht hoe de leerplichtcontrole precies gebeurt. Wij zijn ervan overtuigd dat deze procedure correct wordt gevolgd. Het parlement heeft daar de vorige legislatuur ernstig werk van gemaakt. Daar zijn toen heel wat discussies over gevoerd. Wij hebben vastgesteld dat er op het terrein heel wat verbeteringen zijn doorgevoerd.
Ik heb echter nog vragen over het leerrecht van alle kinderen in Vlaanderen. U zegt terecht dat het huisonderwijs eigenlijk een uitzondering moet zijn. Ik heb gevraagd of u ter zake een aanpassing overweegt van de regelgeving. De huidige regelgeving bepaalt immers niet dat huisonderwijs een uitzondering is. Het is een mogelijkheid om te voldoen aan de leerplicht. We moeten erover nadenken of de regelgeving niet moet worden aangepast, in afwachting van het resultaat van de beslissingen die de laatste weken zijn genomen.
Ik vraag me ook af of alle kinderen daadwerkelijk aan hun trekken zullen komen en een leerrecht zullen kunnen ervaren. In bepaalde omgevingen zal het moeilijk zijn om een school te vinden die perfect aansluit bij hun geloofsovertuiging. U hebt zelf terecht gewezen op een mogelijk probleem omdat er een tegenstrijdigheid is met de regelgeving. We moeten afwachten welke uitspraken volgen. Ik vind het echter belangrijk te onderzoeken of een decretale regelgeving of een aanpassing van de decretale regelgeving andere regels mogelijk maakt dan vandaag het geval is. Zo is er geen algemene regel van toepassing, maar kan een context worden meegenomen als afweging bij een bepaalde beslissing.
We moeten goed opvolgen of het gemeenschapsonderwijs zijn opdracht kan blijven vervullen om een vrije keuze aan te bieden aan ouders. Het is niet aan ons om te oordelen hoe uiting kan worden gegeven aan een geloofsovertuiging. Er moet echter wel een mogelijkheid bestaan voor alle kinderen om les te volgen in een school. Het gemeenschapsonderwijs heeft de plicht om die vrije keuze in te vullen. In de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs die we de voorbije legislatuur hebben goedgekeurd, zijn bijkomende middelen toegekend aan het gemeenschapsonderwijs om net die opdracht in te vullen. Dat vraagt een goede opvolging. Daarnaast moet ook worden onderzocht of een nieuwe decretale regelgeving geen beter antwoord kan geven op de huidige situatie.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Het allerbelangrijkste voor Groen! is dat alle bevolkingsgroepen, ongeacht ras, religie of geslacht, vreedzaam met elkaar kunnen samenleven.
Mijnheer Dewinter, u kon daarnet nauwelijks verbergen dat u in uw nopjes was. U hebt uw hoofddoekenverbod, en de eerste stemmen over een moslimschool gaan al meteen op. U hebt dan ook meteen uw volgende symbooldossier.
Ik ben absoluut niet in mijn nopjes. Ik ben uitermate bezorgd over die mogelijkheid van moslimscholen en segregatie. Net daarom is die dialoog zo ontzettend belangrijk. Mijnheer de minister, u zegt dat u die dialoog bedachtzaam en achter de schermen hebt gevoerd. De perceptie is echter dat die dialoog niet is gevoerd. De perceptie is dat dit eenzijdig en van bovenaf is opgelegd. Die perceptie moeten we kantelen. We moeten die dialoog voortzetten. Ik stel dan ook voor om een hoorzitting te organiseren in het parlement en iedereen aan het woord te laten.
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, ook voor het uitgebreid antwoord over spijbelen. Ik ken nu de regelgeving. Ik zal ze vanavond voorlezen aan mijn dochter zodat ze weet waar ze zich moet aan houden.
Mijnheer de minister, u hebt in de loop van augustus 2009 goed gestudeerd. Het doet me plezier dat u een eeuwige student bent. Ik ben dat ook. Ik heb echter de indruk dat u vooral zaken hebt bestudeerd waarvoor u in feite niet bevoegd bent. De zaken waarvoor u eventueel bevoegd zou kunnen zijn, hebt u niet bestudeerd. U hebt niet bestudeerd in welke mate u uw bevoegdheden maximaal zou kunnen benutten.
Het beeld van de veenbrand klopt. We weten dat die brand daar smeult. Het probleem dateert niet van de vorige maanden. Het is een moeilijke problematiek. Ik noem het met een groot woord zelfs een beschavingsproblematiek. Ik vind het dan ook ergerlijk dat de Vlaamse Regering dit punt niet op de eigen agenda heeft geplaatst. Dat heeft niet alleen met u te maken. De Vlaamse Regering had hiervan een project kunnen maken en had zich kunnen voornemen dit tijdens deze legislatuur uit te werken.
Natuurlijk vraag ik u niet in de plaats van het Gemeenschapsonderwijs te treden. Ik ben ook jurist. Ik weet dat u dat niet mag doen. Op dat vlak hebt u juist gehandeld. U moet zich niet in de plaats van het Gemeenschapsonderwijs stellen. U kunt echter, samen met de rest van de Vlaamse Regering en in samenwerking met het Vlaams Parlement, wel denksporen ontwikkelen.
Ten opzichte van de moslimscholen voert u een ontradingspolitiek. Dat lijkt me de juiste houding. U raadt de moslimgemeenschap af eigen scholen op te richten. U gebruikt hiervoor echter een raar argument. U zegt dat de komst van moslimscholen de sociale mix op de helling zou dreigen te zetten. Er zijn ook katholieke scholen, Joodse scholen en methodescholen. Ik denk niet dat al die scholen een sociale mix hebben.
In Vlaanderen is nu eenmaal voor het verticale pluralisme en niet voor het horizontale pluralisme gekozen. Omwille van de historische omstandigheden lijkt me dat een juiste keuze. Dit houdt echter in dat de sociale mix in de scholen niet wordt gerealiseerd en misschien ook niet moet worden gerealiseerd.
Er is een ander argument om de oprichting van islamscholen te ontraden. Het gevaar dreigt immers dat het niet om islamscholen maar om madrassas zou gaan. We moeten eens nadenken waar we op civiel vlak de lijn willen trekken.
Tot slot zou ik willen opmerken dat hier steeds voor het voeren van een dialoog wordt gepleit. We moeten dialogeren met mensen die dat willen. We moeten niet dialogeren met mensen die een mes achter de rug houden. We moeten niet dialogeren met mensen die een verborgen agenda hebben en die de waarden van onze beschaving willen vernietigen.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Mijnheer de voorzitter, ik zou nog vijf korte reacties naar voren willen brengen.
Ten eerste, de minister heeft het over neutraliteit gehad. Volgens hem is een actief pluralisme een taak van het Vlaams Parlement. We zullen dat debat hier dan ook moeten voeren.
Ten tweede, ik ben tevreden dat de minister de Raad van het Gemeenschapsonderwijs erop heeft gewezen dat deze verregaande maatregel misschien ongrondwettelijk zal blijken. Op dat vlak heeft hij zijn taak correct uitgevoerd.
Ten derde, volgens de heer Dewinter betekent de erkenning van een eredienst dat bepaalde scholen moeten worden erkend. Dit staat los van elkaar. Een niet-erkende eredienst kan perfect het initiatief nemen scholen op te richten. Ik kan een hele reeks erediensten en levensbeschouwingen opsommen die het recht hebben om zelf scholen op te richten. Die samenhang is dus geen een-op-eenrelatie.
Ten vierde, de minister heeft de vraag om een decretaal initiatief terecht gecounterd. Dit initiatief zou het hoofddoekendebat voor alle onderwijsnetten in ons land moeten regelen. Volgens mij moet dit niet door middel van een decreet gebeuren. Hij heeft dat goed beargumenteerd.
Ten vijfde, ik ben niet zo gelukkig met het argument dat de minister tegen islamscholen heeft gebruikt. Ik volg hierbij enigszins de lijn van de heer Bouckaert. Volgens de minister zouden islamscholen geen goede afspiegeling van de samenleving vormen. Dit lijkt me niet correct. Veel scholen in dit land vormen geen goede afspiegeling van de samenleving. De joodse scholen zijn in dit verband al eerder vermeld. Die scholen functioneren nochtans goed. Het feit dat ze geen afspiegeling vormen, hoeft niet tot problemen te leiden. Dit argument volstaat niet om tegen dit soort scholen te gebruiken.
De voorzitter : De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw Meuleman, ik kan enkel zeggen dat ik in mijn nopjes ben met dit verbod. We komen immers van ver. Mijn partij is ooit veroordeeld voor racisme wegens een uitspraak van uw dienaar. Ik heb toen verklaard dat het dragen van een hoofddoek gelijkstaat met het tekenen door de betrokkene van een contract voor een terugkeer naar het land van herkomst. Nu is er een hoofddoekenverbod. We zijn al aardig opgeschoven in de richting van de standpunten die wij in het verleden hebben ingenomen en die wij altijd trouw zijn gebleven.
De minister verbergt zich achter grote woorden als bedachtzaamheid, terughoudendheid, neutraliteit en dergelijke. Ik stel voor dat we al die woorden schrappen en zeggen waar het echt om gaat. De minister heeft niet de moed van zijn overtuiging. De heer Anciaux heeft die moed wel. Ik citeer een perscommuniqué van Belga, waarin de heer Anciaux, lid van sp.a en voormalig minister van de Vlaamse Regering, verklaart het volledig oneens te zijn met het hoofddoekenverbod: Een gemeenschap die deze beslissing neemt, is niet mijn gemeenschap. Dat verklaart een partij- en stadsgenoot van de minister.
Dit is de houding van de socialisten. Dit betekent dat de minister zich in een moeilijk parket bevindt. Zijn partij is tegen het hoofddoekenverbod. Hij kan moeilijk iets anders doen dan ter zake het stilzwijgen te bewaren.
Er is nog een tweede reden die we ook mogen vermelden. De minister is verkozen in Brussel. Zijn kiezers zijn voor de helft moslims. Hij wil die mensen niet tegen het hoofd stoten. Zonder hen zou hij vandaag niet op die stoel zitten.
Een derde reden is lafheid. Het gaat niet om terughoudendheid, neutraliteit of bedachtzaamheid. De minister is laf. Hij heeft schuldig gezwegen. Hij heeft gestudeerd. Hij is afwezig gebleven op het ogenblik dat de schooldirecties van athenea in Hoboken en in Antwerpen alleen een moedige strijd voerden om de neutraliteit van hun onderwijs gehandhaafd te zien. Ik ken de Antwerpse situatie zeer goed. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Mijnheer de minister, die schooldirecties staan dichter bij u en bij uw ideeëngoed dan u zelf denkt. Dat hebben sommigen onder hen in het verleden al publiek verkondigd. Zelfs die mensen hebt u op het moment van de waarheid aan hun lot overgelaten. Dat is de realiteit.
U hebt verklaard dat de vrijheid van onderwijs heilig is. We kunnen ons inderdaad niet officieel tegen de mogelijke oprichting van islamscholen verzetten. Indien we dat wel zouden doen, zouden we volgens u terechtkomen in situaties die in landen in Zuid-Amerika bestaan. Ik vraag me af waarom u het zo ver gaat zoeken. Laten we eens naar de islamitische landen kijken. Soedan, Iran, Egypte en Nigeria vormen slechts een kleine greep uit de landen van herkomst van vele moslims. Laten we eens kijken in welke mate het door u aangehaalde pluralisme en de vrijheid van onderwijs daar in de praktijk worden gebracht. Misschien moeten we de regel van de reciprociteit eens in de praktijk brengen. In dat geval zouden er allicht niet veel moslimscholen worden opgericht.
Ik wil me echter niet aan die landen spiegelen. Dat zou uiteraard niet correct zijn. Wij leven hier in een democratie. De minister reageert echter toch verkeerd. De islam misbruikt de vrijheid van onderwijs, het pluralisme, de democratie en de vrije meningsuiting. Het gaat niet enkel om de radicale islam. Er is niet zo veel verschil. De islam is de islam. Het wezen van de islam is sommigen hier blijkbaar vreemd. Het wezen van de islam is wat het is. De vrijheid van meningsuiting, de scheiding tussen Kerk en Staat en de gelijkheid tussen man en vrouw zijn begrippen die de islam spijtig genoeg niet kent. De islam is een versteende godsdienst. De Koran wordt letterlijk geïnterpreteerd, zelfs al is dit boek 800 jaar geleden in de woestijn neergeschreven. Dat is de realiteit. We moeten dat durven zeggen.
Het probleem is dat de minister het wezen van de islam ontkent. Het vertrekt vanuit een utopisch multicultureel wereldbeeld. Dat is niet enkel zijn wereldbeeld. Veel leden van het Vlaams Parlement delen die mening. Zij gaan ervan uit dat we de islam op gelijke voet met het katholicisme en het jodendom moeten behandelen.
Ik krijg soms de vraag wat ik over de joodse scholen in Antwerpen te zeggen heb. Ik heb nooit gemerkt dat er binnen de joodse godsdienst een probleem zou zijn met de scheiding tussen Kerk en Staat, met de democratie of met de vrije meningsuiting. Als u dat zou denken, moet u dat hier publiek zeggen. Ik denk dat niet. Ik ben er zelfs van overtuigd. Daarom zijn die vergelijkingen natuurlijk totaal fout. Het is belangrijk dat dat allemaal eens gezegd wordt. Want dat zijn allemaal taboes waarover niet mag worden gepraat. U, als minister van Onderwijs, moet ophouden met de vergelijking te maken tussen joodse, katholieke en islamscholen. Mijnheer de minister, ik had van u ter zake wat meer politieke moed, wat meer durf en daadkracht in dit dossier verwacht, in plaats van het schuldige zwijgen, het schuldige verzuim, het schuldige spijbelen want dat doet u! ten aanzien van schooldirecties, ten aanzien van leerlingen die uw steun wel hadden verdiend.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag en het antwoord zijn zeer boeiend. Ik heb er ook wat van geleerd. Mijnheer Dewinter, ik moet toch wel vaststellen dat de hoofdteneur van het debat in grote mate gaat over wie waarvoor bevoegd is, wie welke rechten heeft, maar ook wie welke plichten heeft. Bij de vraag en het antwoord heeft één zaak me geweldig gestoord, namelijk de stelling van de heer Dewinter. Hij zei dat uit de erkenning van de islam logischerwijze de vraag zou kunnen volgen voor de erkenning van de islamschool. Ik was niet betrokken bij de discussie over de erkenning van de islam. Ik denk echter dat ik de onderwijswetgeving voldoende ken om te stellen dat het ene niets met het andere te maken heeft. Als ik morgen voldoende ouders en middelen vind om een hindoeschool op te richten, die zich voor het overige volledig neerlegt bij de door ons opgestelde eindtermen en ontwikkelingsdoelen en die de toets van de decreetgeving doorstaat, dan kan ik dat doen. Ben ik daar voorstander van? Neen. Maar hier voor de cameras komen vertellen dat het ene het gevolg is van het andere, en dat dan aanduiden als een monstertje, dat is de waarheid toch wel wat geweld aandoen. (Opmerkingen van de heer Filip Dewinter)
De voorzitter : Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint : Mijn naam is hier al twee keer vernoemd. Ik wil dan ook reageren op wat mevrouw Van Steenberge daarnet heeft gezegd. Ik heb dat hier helemaal geen grijze materie genoemd. Ik heb gezegd dat het een zaak vol nuances is. Ik heb ook gepleit voor een genuanceerd debat. Mevrouw Van Steenberge, in uw reactie noemt u de minister een veredelde ambtenaar. De heer Dewinter heeft me woorden in de mond gelegd die ik niet heb gebruikt. Hij beschuldigt de minister van schuldig verzuim. Ik hoop dat u de betekenis en het gewicht van die woorden goed hebt gewikt. Ik heb vastgesteld dat de term nuance en een genuanceerd debat, zonder in verwijten en slogans te vervallen, niet aan uw fractie is besteed. (Opmerkingen)
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer Dewinter, ik herhaal dat ik veel contacten heb gehad, meestal informeel, uiteraard ook met mevrouw Heremans, die ik veel beter ken dan u. Ik ken haar al heel lang. Ik weet wat daar gebeurt. U zult mij niet leren met wie en waarover ik daar contacten moet hebben. Wat ik uit al die contacten heb onthouden, is dat mensen van politici niet vragen voor wind te zorgen als het ergens brandt. Als het brandt en de politie en de brandweer zorgen voor wind, dan slaat de brand uit. Een verantwoordelijke beleidsman moet zorgen dat hij ziet wat de werkelijke kwaal, wat het werkelijke probleem is en, mijnheer Bouckaert, wat hij kan en niet kan doen. Als er één fout is die de politici de afgelopen jaren hebben gemaakt, dan is het wel doen of ze alles kunnen beslissen en oplossen. In deze zaak mag ik het volgens de Grondwet zelfs niet, ook niet als ik het wil. Ik vind het toch een beetje raar dat in een parlement, dat toch moet waken over de naleving van de regels in een rechtstaat, sommige commissieleden naar aanleiding van het hoofddoekendebat zo maar bereid zijn om alle grondwettelijke principes, alle principes inzake de verdeling van bevoegdheden in de vuilnisbak te smijten en me vragen op te treden. In een rechtsstaat werkt dat zo niet. Dat behoedt ons ervan stommiteiten te begaan. Ik zeg aan de heer Bouckaert, en de heer Keulen, die en dat moet me toch even van het hart trouwens vijf jaar de tijd heeft gehad om het probleem op te lossen, dat ik in iets anders geïnteresseerd ben. (Opmerkingen)
Ik wil daar helemaal geen polemiek over voeren. Ik ben nu twee maanden minister. Ik wil vijf jaar minister zijn. In mijn hele loopbaan, in alles wat ik heb gedaan en dat is nogal wat , heb ik me altijd voorgenomen om de eerste twee à drie maanden goed te kijken en na te gaan wat we moeten doen, waar we willen landen. Mijnheer Bouckaert, op één punt hebt u wel gelijk. En daarom heb ik ook de vergelijking met een veenbrand gemaakt. Het is een probleem dat al lang aansleept. Daarom vind ik het ook een beetje onkies dat de heer Keulen nu doet alsof ik op één week tijd het hele probleem niet heb kunnen oplossen, terwijl hij vijf jaar de kans heeft gehad om dat zelf te doen. (Opmerkingen)
Wat deze regering, deze meerderheid zal doen, is hopelijk met resultaat proberen want samenleven gaat altijd gepaard met proberen ertoe te komen dat we inderdaad kunnen samenleven. En dat doet men niet door te polariseren. Want, mijnheer Bouckaert, ik ben hier toch ook wel geschandaliseerd als ik u moslimscholen plotseling hoor gelijkstellen met een madrassa. (Opmerkingen van de heer Bouckaert)
U hebt gezegd: Gaat dat hier een madrassa worden? (Opmerkingen)
De heer Boudewijn Bouckaert : U moet geen zaken zeggen die ik niet gezegd heb.
De voorzitter : Bij dezen is dat rechtgezet. Ik denk dat de minister dat ook begrepen heeft.
Minister Pascal Smet : Ik wil toch nog even iets herhalen. Als men in Vlaanderen een school wil oprichten, dan kan dat. Als men wil dat ze erkend en gefinancierd wordt, en diplomas kan uitreiken, dan moet die school in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen over de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigen. En onze inspectiediensten zullen daarover waken. Dat geldt voor gelijk welke school, of het nu een katholieke, een joodse, moslim- of hindoeschool is.
Wat een beetje verloren is gegaan in het debat, is dat het Gemeenschapsonderwijs natuurlijk besloten heeft tot een overgangsmaatregel. Een school zonder een hoofddoekenverbod kan die regeling tijdens dit schooljaar behouden. Als de regel blijft wat ze is, wordt ze pas van 1 september 2010 van kracht. Dat betekent eigenlijk dat het leerrecht voor de kinderen op dit moment niet echt in gevaar komt. Ik wil erop wijzen dat het huisonderwijs onder de federale wet van, als ik me niet vergis, 1983 valt. Die kan in de Vlaamse context niet zomaar worden afgeschaft. Bovendien werd ze nog maar recent strenger gemaakt. We mogen ook niet vergeten dat het veeleer uitzonderlijk gebeurt.
Vooraleer kan worden overgegaan tot de decretale regeling van de omschrijving van het begrip neutraliteit moet wel eerst het bijzonder decreet worden gewijzigd. Het Vlaams Parlement zou inderdaad een decreet kunnen goedkeuren waarin staat dat neutraliteit respect betekent voor de godsdienstige, filosofische, ideologische overtuiging van de ouders en de kinderen. De Grondwet stelt immers dat het gemeenschapsonderwijs neutraal onderwijs moet inrichten. Men kan dat omschrijven. U weet dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toelaat dat men dat doet. Maar dit parlement heeft met een bijzondere meerderheid beslist dat dat een autonome bevoegdheid is van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs. Als het parlement dat zou willen wijzigen, dan moet eerst het bijzonder decreet worden gewijzigd met een bijzondere meerderheid. Daarna moet dan een nieuw decreet worden goedgekeurd om het begrip te omschrijven. De vraag is of men dat wel moet doen. Dat is een opportuniteitsvraag. Is het wenselijk om dat te doen? Uiteraard is het parlement soeverein om te doen wat het wil. Maar dit is een opportuniteitsvraag die moet worden afgewogen.
Mijnheer Bouckaert, ik weet heel goed wat ik mag en wat ik niet mag. In onze Vlaamse onderwijswereld is het ook heel belangrijk om dat te weten. Ik zal mij daar bij de uitoefening van mijn mandaat strikt aan houden, zoals het een minister betaamt.
De situatie van katholieke scholen is verschillend en is doorheen de tijden geëvolueerd. Maar iedereen voelt ook wel aan dat een school een weerspiegeling van de maatschappij moet zijn. Het is heel belangrijk dat je een sociale mix hebt. Misschien bereiken we dat niet in alle scholen, maar het is wel mijn innige wens en overtuiging dat, zo het nu nog niet is, het in de toekomst zeker zo zal zijn dat scholen inderdaad een weerspiegeling van de samenleving zijn.
Dat is een van de redenen waarom we de afgelopen jaren, en met deze meerderheid ook de komende jaren, het hele gelijkekansenbeleid voeren: precies om ervoor te zorgen dat scholen een weerspiegeling van de samenleving zijn. Enkel als kinderen van kleins af aan opgroeien met kinderen die anders zijn en ze diegene die anders zijn kunnen waarderen en niet als een bedreiging ervaren, maar net als een uitdaging en een prikkel tot openheid, dan kunnen we slagen in het project. Ik ben blij dat ook heel veel katholieke scholen dat als uitgangspunt hanteren.
Eigen moslimscholen oprichten lijkt mij een verkeerd signaal, niet alleen aan de samenleving, maar ook aan de individuele moslims. Bovendien zijn er op dit moment wel duizenden jonge moslimmeisjes en -jongens die zonder enig probleem naar school gaan, en wier talenten de komende maanden en jaren nog verder zullen worden ontwikkeld. Er zijn bepaalde problemen, dat wil ik niet minimaliseren. Maar laat ons ook niet doen alsof het onderwijs in vuur en vlam staat. In de overgrote meerderheid van onze steden en gemeenten is er op dit moment geen probleem. Laat ons er met zijn allen voor zorgen, liefst meerderheid én oppositie samen, dat we de kalmte bewaren en tot een echte samenlevingsoplossing kunnen komen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de dames Van Steenberge, Michiels en Martens en de heer Dewinter, door de heren Keulen en Gatz en de dames De Knop, Vanderpoorten, Brusseel en Van der Borght, door mevrouw Meuleman, door de heer Bouckaert en door de dames Hostekint en Helsen en de heer Van Dijck werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.