Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 23/04/2009
Interpellatie van de heer André Van Nieuwkerke tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de versnippering van het Vlaamse wielerlandschap
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de Vlaamse wielerweek is achter de rug. We hebben twee mooie winnaars. Parijs-Roubaix kun je ook beschouwen als een Vlaamse wedstrijd. Ik heb die sfeer enkele keren meegemaakt. Soms loopt het wel uit de hand, qua enthousiasme en veiligheid voor de renners. Daaraan zullen ze waarschijnlijk iets doen. Naar aanleiding van het voorjaar is het nuttig om eens een wandeling te maken in ons Vlaamse wielerlandschap. Zoals het echte landschap is dat tamelijk versnipperd, zelfs wanordelijk op bepaalde plaatsen.
Er zijn twee erkende federaties. De Wielerbond Vlaanderen (WBV) doet als unisportfederatie aan competitie en recreatie zoals het decreet het vooropstelt. Ze hebben 6500 competitiesporters en ongeveer 20.000 recreatieve beoefenaars. Het is ook de link met de Internationale Wielerunie (UCI). Daarnaast is er de Vlaamse Wielrijdersbond (VWB), die vooral een recreatief karakter heeft, met 40.000 beoefenaars. De laatste maanden is daar een deel van de Belgische Bond voor Rijwieltoerisme (BBR) bij gekomen. Er zijn ook nog niet-erkende en niet-gesubsidieerde bonden en organisaties, zoals de Landelijke renners en crossers (LRC), de Wielerbond Aangesloten Openbare Diensten (WAOD), het Criterium van de Westhoek en een stuk Vlaamse Wielerfederatie (VWF).
We merken een versnippering en een verdeeldheid en twee erkende federaties die elkaar beconcurreren. In 2001 was het idee dat we zo veel mogelijk moesten proberen om het sportlandschap rond één tak samen te brengen in één sportfederatie. We stellen vast dat bij de controle en handhaving van de regels vanuit de overheid vooral de erkende federaties onder de loep worden genomen. De niet erkende die doen wat ze willen.
Een voorbeeld daarvan is Tremelo. Naast pater Damiaan hebben wij sinds 18 januari 2009 zowaar nog een beroemdheid: Witse Van Rillaer, wereldkampioen cyclocross. Dat staat zelfs in de kranten. Ik heb er mooie foto´s van: de familie blij, de ouders trots. Die jongen heeft alle wedstrijden gewonnen waaraan hij meedeed. Dat waren er 24. Maar Witse Van Rillaer is acht jaar. De Vlaamse regelgeving is nochtans duidelijk: tussen acht en elf jaar kunnen er wielerproeven en wedstrijdinstanties plaatsvinden, maar er mag geen winnaar zijn. Men mag niet rijden voor een klassement. Deelnemen is belangrijker dan winnen. Er moet ook een opleiding zijn in functie van de vergunning en enkel een erkende sportfederatie mag de wielerproef en wedstrijd inrichten. In het geval van het achtjarige wereldberoemde wonder werden alle reglementen overtreden.
Voor de opleiding is er ook de Vlaamse Wielerschool, die volledig naast de erkende wielerfederaties werkt en in elke provincie een wielerschool heeft geïnstalleerd.
We moeten vaststellen dat in het wielerlandschap de erkende federaties duidelijk onvoldoende beschermd zijn tegen allerlei uitwassen. Het gaat over lagere lidgelden, onregelmatige opleidingen enzovoort.
Waarom kunnen we niet één bond maken van de twee erkende wielerbonden? Kan de overheid daar een rol in spelen zodat je één sterke unisportfederatie krijgt in plaats van twee concurrenten? Dat is een bundeling van middelen en krachten. Dat zou een logisch gevolg zijn van ons decreet op de sportfederaties.
De regelgeving betreffende de jeugdopleiding, de wieleropleidingen en de wielerproeven en wedstrijden wordt door de niet erkende wielerbonden niet nageleefd. Cruciaal is: waarom wordt er niet tegen opgetreden?
De opstart van één wielercentrum per provincie werd in 2008 gelanceerd. Er werd daarvoor 149.000 euro voorzien. De verdeling en het beleid ervan werden niet aan de erkende unisportfederatie toevertrouwd, maar aan de Vlaamse Wielerschool, die naast de erkende bonden werkt. Ik stel vast dat er op dat vlak een versnipperd opleidingsbeleid is en dat dat deels gestimuleerd wordt. Welke verdeelsleutels worden gehanteerd binnen die provinciale wielercentra? Ik had graag een stand van zaken van hoe een dergelijk wielercentrum werkt en een overzicht per provincie.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Voorzitter, collega´s, het klopt inderdaad dat binnen het Vlaamse sportlandschap twee erkende sportfederaties actief zijn in de wielersport. De Wielerbond Vlaanderen binnen de groep unisportfederaties en de Vlaamse Wielrijdersbond als recreatieve federatie. Beide organisaties voldoen aan de criteria voor erkenning en subsidiëring zoals opgenomen in het decreet op de sportfederaties en worden voor hun werking ondersteund vanuit Vlaanderen.
De Vlaamse Wielrijdersbond heeft zich vooral op het recreatieve en het wielertoerisme geprofileerd, terwijl de Wielerbond Vlaanderen zowel het recreatieve als het competitiewielrennen als topsport aanbiedt. Beide organisaties leven en werken sinds vele jaren vreedzaam naast elkaar en kennen een groeiend aantal leden, want de wielersport zit duidelijk in de lift, zeker ook bij vrouwen.
Ook in Nederland bijvoorbeeld bestaat een gelijkaardige situatie met twee wielerfederaties. Maar ik ben het met u eens dat een sterke organisatie die alle facetten van het wielergebeuren bundelt, zeker een meerwaarde zou betekenen. Er waren in het verleden reeds verschillende gesprekken tussen de Wielerbond Vlaanderen en de Vlaamse Wielrijdersbond. Men kwam echter nog niet tot een consensus. Beide partners blijven wel openstaan voor een dialoog hieromtrent, want een fusie kan natuurlijk enkel indien beide organisaties daarmee akkoord gaan.
Het decreet op de sportfederaties bevat een aantal stimuli, die maken dat federaties niet benadeeld worden door een fusie. Het aantal personeelsleden van beide federaties wordt na een fusie bijvoorbeeld behouden en verder gesubsidieerd. Door een meer efficiënte werking van bijvoorbeeld de ledenadministratie of de verzekeringswerking, die nu maar op één plaats en via één systeem moet gebeuren, van de PR van de federatie of de sportpromotie, ontstaat ruimte binnen het personeelskader om te focussen op nieuwe initiatieven.
Er zijn zeker voorbeelden van geslaagde fusies tussen sportfederaties. De meest in het oog springende fusie van de afgelopen jaren is zeker die van de verschillende gymnastiekfederaties tot één sterke GymFed.
Maar een fusie vraagt tijd, openheid over de eigen werking en bereidheid om los van het verleden en vooringenomenheid na te denken over waar de wielersport in Vlaanderen echt nood aan heeft en over de meerwaarde van samenwerking voor alle partners. Het zou wenselijk zijn daarover een gesprek op te zetten met de twee federaties en om samen met hen te bekijken of een fusie op termijn tot de mogelijkheden behoort.
Het probleem dat u in uw tweede vraag aanhaalt, is mij bekend. Ik wil dat op een positieve manier oplossen, namelijk door meer samenwerking in plaats van meer concurrentie. In verband daarmee kan ik u het volgende meegeven. Op vraag van de sector heeft de Vlaamse Regering op 23 september 2005 beslist om het besluit houdende de voorwaarden voor deelname aan wielerwedstrijden en wielerproeven op te heffen. Ter vervanging kwam het besluit van 10 maart 2006 houdende algemene bepalingen inzake medisch verantwoorde sportbeoefening bij de deelname van minderjarigen aan sportmanifestaties, proeven, wedstrijden en opleidingen in bepaalde sporttakken - dat ging dan over wielrennen en motorcross. Ook dat besluit, het zogenaamde generieke besluit, is tot stand gekomen in overleg met beide federaties, het wielrennen en de motorcross.
Op basis van dat generieke besluit moet er vervolgens een besluit van de Vlaamse Regering worden gemaakt dat de concrete technische regelingen per leeftijd bevat voor de verschillende disciplines in het wielrennen met betrekking tot proeven, wedstrijden en opleidingen. Voor de motorsport, discipline motorcross, bestaat er op dit moment zo´n technisch besluit, namelijk het besluit van 8 september 2006, terwijl er voor het wielrennen geen specifieke regelgeving bestaat.
De Wielerbond Vlaanderen heeft mijn kabinet recent gevraagd om na te gaan wat de verschillende opties zijn om deze situatie te remediëren. Een nieuw overleg met de WBV zal weldra plaatsvinden om duidelijkheid te scheppen of een bijkomend technisch besluit wenselijk is of niet en om te bepalen wat erin moet staan. Ik denk eraan om ook de niet-erkende wielerorganisaties in dit overleg te betrekken. Het zou die organisaties stimuleren om zich achteraf beter aan de afspraken te houden.
Daarnaast zou het goed zijn dat de WBV zich, ongeacht de eventuele oplossingen op het vlak van regelgeving, verder profileert als een wielerfederatie die haar jeugd zeer professioneel en vakkundig begeleidt conform de principes van MVS en EVS.
De Vlaamse Wielerschool, mijnheer Van Nieuwkerke, werd net opgericht omdat bleek dat er veel nood was aan opleiding en begeleiding van jonge renners, die op dat moment niet werd ingevuld door de Wielerbond Vlaanderen. Intussen, vele jaren later, werken beide organisaties wel samen. Zo is de Wielerbond Vlaanderen vertegenwoordigd in de raad van bestuur van de Vlaamse Wielerschool en kan via dat kanaal de werking van de Wielerschool afgestemd en mee aangestuurd worden.
Ook in elk van de provinciale opleidingscentra is die samenwerking via een convenant met de provincies geformaliseerd. Het klopt inderdaad dat ik op mijn begroting 2007 een bedrag van 149.000 euro heb ingeschreven voor de opstart van provinciale afdelingen van de wielerscholen, zodat een meer lokaal gespreide uitbouw van het initiatief mogelijk was. De verschillende provincies hebben dat initiatief daarna binnen hun eigen beleid opgenomen en ondersteund. In 2008 werden door de provincies de volgende subsidiebedragen vrijgemaakt: voor Antwerpen 80.000 euro, voor Limburg 100.000 euro, voor Oost-Vlaanderen 69.972 euro, voor Vlaams-Brabant 50.000 euro en voor West-Vlaanderen 60.000 euro.
Op uw vraag over de werking en initiatieven van de provinciale wielercentra kan ik het volgende antwoorden. Per provincie bestaat er een Provinciaal Centrum Vlaamse Wielerschool, waar permanente begeleiding wordt gegeven. Aan het hoofd van dat centrum staat de provinciale co?rdinator, die binnen zijn provincie ook verantwoordelijk is voor de co?rdinatie van de opleiding van de miniemen, aspiranten en de wintertraining, trainingsbegeleiding, zomerstages en begeleiding VDAB-project, onderwijsopdrachten, promotie enzovoort.
De co?rdinator kan terugvallen op een basisinfrastructuur, zoals kleedkamers, een wielerbaan of gesloten omloop, een trainingszaal en bureauruimte. Hij is tevens verantwoordelijk voor de omkadering met medewerkers om de werking van het centrum en de co?rdinerende provinciale taken te kunnen invullen. Hierbij wordt maximale samenwerking met de clubs uit de regio en met de WBV nagestreefd. Een algemeen VWS-co?rdinator co?rdineert de werking van de provinciale afdelingen van de Vlaamse Wielerschool en is verantwoordelijk voor de overkoepelende activiteiten.
De heer André Van Nieuwkerke: Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Ik weet dat we aan het eind van de legislatuur zijn, maar het lijkt mij een versplinterd landschap. Ook wat de regelgeving betreft, denk ik dat er verwarring is opgetreden. Wij hebben de leeftijdsgrens ooit in een ministerieel besluit?tussen 8 en 11? gezet met betrekking tot de opleiding en de wielerproef. Als je dat loslaat, ontstaan er op het veld wantoestanden. Ik heb de indruk dat de erkende bonden zich nog altijd houden aan de geest van wat er vroeger ooit was, maar dat de niet erkende bonden er hun laars aan vegen en weinig deontologie aan de dag leggen.
Wanneer zou dat nieuwe besluit er komen?
Minister Bert Anciaux: Ik weet het niet van buiten.
De heer André Van Nieuwkerke: Het is belangrijk dat we daar niet te lang mee wachten en dat ook de niet erkende bonden duidelijk op hun rechten en plichten worden gewezen. Het is een uitdaging om de wielersport in de toekomst qua opleiding en qua samenwerking wat te stimuleren in de richting van een compacter geheel.
De voorzitter: Het incident is gesloten.