Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 31/03/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het stimuleren van verpleegkundigen, werkzaam bij Kind en Gezin, om in grote steden aan de slag te blijven
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mij bereiken vanuit Kind en Gezin steeds meer berichten over de onveiligheid waarmee verpleegkundigen geconfronteerd worden. Het gaat vooral om Brussel, maar ik ga van de veronderstelling uit dat dezelfde problemen in alle grote steden opduiken.
Regelmatig worden verpleegkundigen geconfronteerd met agressie bij het uitvoeren van hun taken in de consultatiebureaus. Het gaat om fysiek en verbaal geweld, bedreigingen, schade die toegebracht wordt aan de infrastructuur, overvallen enzovoort. U moet weten dat daar altijd medicatie aanwezig is en het zou niet de eerste keer zijn dat een consultatiebureau wordt overvallen. Deze incidenten leiden niet altijd tot klachten bij de politie, meestal blijft het bij een melding van de feiten bij de overste, maar ze komen steeds meer en vaker voor in de consultatiebureaus.
Een bijkomend probleem ontstaat wanneer de verpleegkundigen zich op straat begeven om huisbezoeken of bezoeken aan bed in de ziekenhuizen af te leggen. U begrijpt dat dat niet evident is. In het centrum van Brussel, en wellicht ook in andere steden, heeft men het probleem van de mobiliteit en het parkeerprobleem, waardoor de verpleegkundige beter bus, metro of tram neemt in plaats van de eigen wagen. Natuurlijk hebben zij voor die consultaties materiaal bij zich, duur materiaal. Ze hebben meestal een persoonlijke gsm, maar ook een gsm van Kind en Gezin, ze hebben een weegschaal mee, apparaten om gehoortesten af te nemen, een laptop enzovoort. Ze zijn dus kwetsbaar wanneer ze zich op het openbaar vervoer en op straat begeven. Op dit moment is er een nieuw computerprogramma in gebruik genomen, waardoor de verpleegkundigen verplicht zijn om altijd een laptop mee te nemen. Alles wat gebeurt, alle verslagen en dergelijke, moeten ter plaatse en via de laptop en het internet worden doorgegeven.
De verpleegkundigen kunnen niet anders dan zich met al dat materiaal op straat begeven en het zou niet de eerste keer zijn dat ze het slachtoffer worden van een overval. Los van de vraag of ze al dan niet effectief slachtoffer zijn, blijft er altijd een gevoel van onveiligheid of van angst om zich met dergelijk materiaal op straat te begeven. Dit is een toch wel heel belastende factor voor het personeel en die leidt vaak tot de aanvraag tot overplaatsing naar kalmere regio's of plattelandsregio's.
Het nemen van maatregelen om dit beroep aantrekkelijker te maken, is volgens mij niet overbodig, maar zou integendeel stimulerend kunnen werken. Mevrouw Grouwels, collegelid, kondigt een aantal maatregelen aan om artsen en verpleegkundigen aan te trekken naar Brussel. Ze werkt aan een Brusselpremie, maar die is nog niet voor morgen of voor de eerstvolgende jaren. De politie werkt met een grootstedenpremie en minister Vandenbroucke nam maatregelen om het werken in de hoofdstad te bevorderen door een premie voor wie na een aantal jaren nog steeds in de hoofdstad werkt. Het departement Welzijn zou eventueel ook zo'n maatregel kunnen nemen voor de grote steden.
Mevrouw de minister, hebt u zicht op de omvang van het probleem? In welke mate leiden de klachten effectief tot een melding bij de politie? Welke initiatieven nam u reeds om de zaak in kaart te brengen? Hebt u hierover al cijfermateriaal verzameld? Welke maatregelen wilt u nemen om deze gevallen van agressie te vermijden en om de veiligheid te garanderen? Overweegt u maatregelen, analoog aan die bij de politie en in het onderwijs?
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Mevrouw Van Linter, om zicht te krijgen op de omvang van het probleem, is het van belang dat Kind en Gezin een meldingsprocedure heeft uitgewerkt. U hebt gelijk dat de meldingen beperkt zijn, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er niet meer incidenten waren. Tussen 2004 en 2008 waren er amper negen meldingen: twee laptopdiefstallen, verbale agressie, lastiggevallen worden, fietsdiefstal, kras op een wagen, bedreiging op de trein, poging tot brandstichting en lastiggevallen worden. Sowieso, ook al zijn het er maar negen, deel ik uw mening dat elke melding aanleiding moet geven tot reflectie over de vraag hoe we de veiligheid kunnen verhogen. De meldingen gebeuren ofwel via het invulformulier, ofwel via het signaleren op de dienst zelf. De veiligheid van de werknemers, van de ouders en zeker ook van de kinderen, is voor ons essentieel.
Het verminderen van het risico moet daarbij centraal kunnen staan. Ik ben me ervan bewust dat we die niet bereiken door het geven van een premie. We moeten het risico kunnen aanpakken. Om het risico te verminderen, hebben we niet stilgezeten. We hebben een aantal maatregelen genomen. Ik som ze even voor u op.
Er werden draagtassen aangekocht die niet herkenbaar zijn als computertassen. Ze zijn goed afsluitbaar en hebben een speciaal compartiment voor het bewaren van waardevolle voorwerpen om gauwdieven niet de kans te geven om die zaken op een onbewaakt moment te ontvreemden.
Bezoeken aan gezinnen waarbij men op voorhand het risico op agressie hoger inschat, kunnen samen met een collega uitgevoerd worden. Na een avondconsultatie is het gebruikelijk dat de regioteamleden samen met de arts het gebouw verlaten om zo de mogelijke agressie ten aanzien van individuen te verminderen.
Er wordt door Kind en Gezin voorzien in een psychologische opvang voor personeelsleden die een traumatische ervaring hebben meegemaakt. Dat gebeurt zowel door een externe dienst waar men een beroep op kan doen, als door de interne dienst.
De teamverantwoordelijken hebben een opleiding traumabegeleiding gevolgd, die ontzettend positief werd onthaald. De rechtstreeks leidinggevenden zijn dus opgeleid om hun regioteamleden te begeleiden indien ze een incident hebben meegemaakt. De regioteamleden kunnen ook een weerbaarheidstraining volgen als vorming.
En er gaat ook heel veel aandacht naar de teams met betrekking tot de verwerking van incidenten en indien nodig kan daarbij ook een beroep worden gedaan op externe begeleiding.
- Mevrouw Marijke Dillen treedt als waarnemend voorzitter op.
Ik wil er ook nog op wijzen dat het aanbod voor een mogelijke tewerkstelling als verpleegkundige misschien wel beperkter is in een grootstad, maar dat het contingent van verpleegkundigen wel volledig is ingevuld. Het verloop is er wel iets groter, maar tekorten zijn er op dit ogenblik niet.
Qua stimuleren heeft Kind en Gezin ervoor geopteerd om meer dan elders statutaire benoemingen te organiseren in de grootsteden. Een algemene regel is daarbij, sedert juli van vorig jaar, dat negen relevante arbeidsjaren in de privésector mogen worden meegeteld voor de anciënniteitsbepaling - dat is toch niet onbelangrijk. Deze regel geldt niet exclusief voor de grootsteden, maar is wel een belangrijk element om gericht mensen te rekruteren met ervaring en om hen in bepaalde wijken in te zetten.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord, maar ik heb toch nog opmerkingen. Ik kan mij er niet volledig mee verzoenen. U geeft enkele maatregelen die genomen zijn om het risico te beperken. Dat zijn goede maatregelen. Daar kan ik niets tegen inbrengen. Via de maatregelen voor de begeleiding na een trauma geeft men al toe dat er trauma's kunnen zijn.
Ik vind dat het probleem nader moet worden bekeken. Er is effectief een verschil of men regioverpleegkundige is in Brussel in de vijfhoek of in een kleine gemeente. Die angst blijft bestaan bij de verpleegkundigen en ook het specifieke aan de grootstedelijke problematiek. In het onderwijs geeft men dat ook toe: het is veel moeilijker of een veel grotere uitdaging om in een multiculturele context te werken met alle problemen van dien dan te werken op het platteland. Nog los van de onveiligheid is het meer belastend om in een grootstad te werken.
Mevrouw de minister, u zou daar een verschil in mogen maken. Collegelid Grouwels geeft een aanzet. Ook wat betreft het medisch personeel worden dingen gedaan, bijvoorbeeld voor de huisartsen in Brussel. U zou daaraan toch wat meer aandacht mogen besteden en meer maatregelen mogen nemen om deze problematiek aan te pakken.
Minister Veerle Heeren: Mevrouw Van Linter, ik ben verrast. Het gaat over negen meldingen in vier jaar tijd. Ik wil dat aantal relativeren in de zin dat niet iedereen dat meldt. Maar in godsnaam, het gaat over negen meldingen. We zetten daar een hele resem maatregelen tegenover om tegemoet te komen en te begeleiden. Wij nemen initiatieven. Je kunt die altijd versterken en bijsturen. Maar wij steken in Vlaanderen onze kop niet in het zand, integendeel.
Mevrouw Greet Van Linter: Die negen meldingen zijn niet overdreven, maar het zijn er negen te veel. Het gaat niet enkel om de moeilijkheid in het beroep wat betreft de onveiligheid en de praktische problemen, maar ook om de problemen van de grootstedelijke problematiek. Die zijn toch ook niet te onderschatten.
Minister Veerle Heeren: Ik heb het toch benadrukt. Wij nemen de nodige maatregelen, maar enige nuance is op zijn plaats: het gaat over negen meldingen in vier jaar. Wil dat zeggen dat we niets hoeven te doen? Nee, we hebben heel wat initiatieven genomen. U vindt alleen dat het onvoldoende is en dat er nog veel meer moet worden gedaan, waarvan akte.
De voorzitter: Het incident is gesloten.