Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 25/03/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de manier waarop lokale besturen zich voorbereiden op 1 september 2009, de inwerkingtreding van het ontwerp van decreet betreffende grond- en pandenbeleid, het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, het ontwerp van decreet Gebruikersschadevergoeding en het ontwerp van decreet Uniek Loket
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik heb deze vraag ingediend nog voor er een aantal uitspraken werden gedaan door een aantal burgemeesters. Zo heeft de heer Louis Tobback een aantal bezorgdheden geuit met betrekking tot de decreten die vorige week werden goedgekeurd. Ik denk dat iedereen, over de partijgrenzen heen, het er in de plenaire vergadering van vorige week over eens was dat er heel veel goede zaken zitten in de vier decreten die werden goedgekeurd. Het gaat zowel over het decreet betreffende het gronden- en pandenbeleid, het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, het decreet Gebruikersschadevergoeding als het ontwerp van decreet Uniek Loket. Er zitten vereenvoudigingen in, maar ook een aantal processen die uiteraard zullen wijzigen.
1 september is niet meer veraf. Bij de lokale besturen is er dus wel wat bezorgdheid over hoe ze dit allemaal in de praktijk moeten omzetten, of ze voldoende tijd zullen hebben en of hun personeel dit wel zal aankunnen, zo vlak na de vakantie. Ze hebben schrik dat dit allemaal niet zo vlotjes zal verlopen. Dat is begrijpelijk, want een aanpassing vraagt telkens nieuwe bijscholing en een andere ingesteldheid van al die mensen die zich de nieuwe bepalingen eigen moeten maken. De vorige keer dat het decreet werd gewijzigd, heeft het ook wat tijd gevraagd om daarmee om te gaan. We moeten daar alle begrip voor opbrengen, want het is niet evident om dit lijvige decreet in de praktijk om te zetten.
Mijnheer de minister, u hebt heel wat lokale ervaring en ik weet dat het dus ook uw bezorgdheid is. U hebt er al voor gezorgd dat er een aantal sessies komen voor de lokale besturen. Het gaat niet enkel om bijscholing, maar ook om investeringen in nieuwe software en aanpassingen van procedures op computer. Ook de beroepsprocedure voor de burger moet worden aangepast.
Mijnheer de minister, is het mogelijk om een overzicht te geven van waar de ontwerpen van decreet precies ingrijpen in bestaande procedures en van wat er moet worden aangepast op 1 september 2009, datum van inwerkingtreding van de decreten?
Kunt u aangeven op welke manier de actoren zullen worden geïnformeerd en op welke manier zij worden ondersteund om de nieuwe taken tot een goed einde te brengen? Het is de taak van de Vlaamse overheid om, als ze taken delegeert naar lokale besturen, voldoende ondersteuning te geven.
Ondersteuning veronderstelt ook materiële en financiële ondersteuning. De lokale besturen krijgen een aantal extra taken. De Vlaamse overheid heeft de keuze voor subsidiariteit gemaakt, en nu worden er nog een aantal stappen in die richting gezet.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik had niet gedacht dat we zo snel opnieuw over de goedkeuring van dit decreet aan het praten zouden zijn. Desalniettemin zullen wij u andermaal tot dienst zijn.
Het klopt dat de decreten Ruimtelijke Ordening en Grond- en Pandenbeleid een impact hebben op de dagelijkse werking van de overheden, inzonderheid ook de lokale overheden. Nochtans dient te worden gesteld dat niet alle voorziene wijzigingen vanzelfsprekend effectief op 1 september 2009 in werking zullen treden. In functie van het afkondigen van de nodige uitvoeringsbesluiten zullen bepaalde wijzingen pas op langere of middellange termijn geïmplementeerd moeten worden.
Vanaf 1 september 2009 moeten de gemeenten en de provincies informatie bijhouden en aanleveren aan het Vlaamse Gewest over percelen die zijn gelegen in ruimtelijke uitvoeringsplannen of bijzondere plannen van aanleg (BPA´s) die vanaf 1 september 2009 in het stadium van ontwerpfase treden en waarop planbaten zullen worden geheven.
Vanaf 1 januari 2010 moeten de gemeenten aan het gewest ook informatie overmaken over leegstaande gebouwen en woningen in het kader van de opmaak van een leegstandregister. Verder is ook bepaald dat vanaf 1 januari 2010 de gemeenten bijkomende informatie aanleveren aan het gewest voor het bijhouden van onbebouwde percelen van Vlaamse inclusief de Vlaamse semipublieke rechtspersonen.
De koppeling van de gegevensbanken zoals bepaald in artikel 2.2.10, alsook de in artikel 4.3.1 van het decreet Grond- en Pandenbeleid vernoemde kruispuntdatabank Betaalbaar Wonen wordt voorbereid en pas overwogen vanaf 2012.
Wat de invloed van de inwerkingtreding van het aanpassingsdecreet Ruimtelijke Ordening en het decreet Grond- en Pandenbeleid op de lopende planningsprocedures en -processen betreft, zie ik volgende aspecten.
Er is in de mogelijkheid voorzien om beleidskeuzes met betrekking tot het grond- en pandenbeleid vast te leggen in een provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat wordt vastgesteld na de inwerkingtreding van het decreet Ruimtelijke Ordening.
Op het niveau van de ruimtelijke uitvoeringsplannen is dan weer voorzien in de mogelijkheid om normen over het sociale woonaanbod en het bescheiden woonaanbod op te nemen. Dat kan echter pas voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP´s) die voorlopig werden vastgesteld na de inwerkingtreding van het decreet, zijnde 1 september 2009.
Verder is er de verplichting om bij de voorlopige vaststelling van een ruimtelijk structuurplan of een ruimtelijk uitvoeringsplan het openbare onderzoek aan te kondigen op de website van de betrokken overheid, alsook om het onderzoek binnen de dertig dagen na de aankondiging te starten, met dien verstande dat dit een termijn van orde is.
Er is, zoals u weet, ook voorzien in de mogelijkheid tot de planologische delegatieregeling bij de ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvoor een plenaire vergadering wordt georganiseerd.
Verder is ook voorzien in de verplichting om in de ruimtelijke uitvoeringsplannen een al dan niet grafisch register op te nemen van percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt die kan leiden tot planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade. Hierbij hoef ik niet te vertellen dat het van meet af aan essentieel is om op de diverse niveaus de nodige en vooral de juiste gegevens bij te houden voor de toepassing van de regelingen rond planbaten, kapitaalschade en gebruikersschade.
Volledigheidshalve kan vermeld worden dat de planbatenregeling van toepassing is voor de RUP´s die voorlopig worden vastgesteld na 1 september 2009; de kapitaalschade- en gebruikersschaderegeling zijn zelfs van toepassing op ruimtelijke uitvoeringsplannen die definitief werden vastgesteld sinds 1 januari 2008. De informatie-uitwisseling in dat verband zal nog nader geregeld worden onder meer via de uitvoeringsbesluiten die op dit ogenblik in opmaak zijn.
Zo zijn er ook wijzigingen mogelijk aan de mogelijke inhoud van stedenbouwkundige verordeningen op alle niveaus. Ook dit heeft uiteraard gevolgen voor verordeningen die vastgesteld en goedgekeurd worden na de inwerkingtreding van het decreet.
Er is ook voorzien in de verschuiving van het Vlaamse naar het provinciale niveau van de bevoegdheid om onteigeningsplannen die samenhangen met gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen goed te keuren en om een onteigeningsmachtiging te verlenen. De deputatie zal niet alleen het ruimtelijk uitvoeringsplan goedkeuren, maar ook het dito onteigeningsplan.
Tot slot is er een wijziging van de te volgen vaststellingsprocedure voor onteigeningsplannen die worden opgemaakt na de goedkeuring van het ruimtelijk uitvoeringsplan waarmee ze samenhangen. Voor die onteigeningsplannen wordt de gemeenrechtelijke vaststellingsprocedure gevolgd.
Op het niveau van de vergunningen zijn de volgende aanpassingen relevant. Vanaf 1 september wijzigen de procedures rond de behandeling van stedenbouwkundige en verkavelingsaanvragen en beroepsmogelijkheden fundamenteel. Dat heeft te maken met het ineenschuiven van het Co?rdinatiedecreet van 1996 en het decreet van 18 mei 1999. Voor gemeenten die al zijn ontvoogd, zal dit geen ingrijpende inspanningen vragen. Maar gemeenten die nog niet zijn ontvoogd, dienen een extra inspanning te doen. Zij zullen stedenbouwkundige aanvragen die vanaf 1 september worden ingediend voortaan binnen 105 dagen moeten vergunnen. Nogal wat gemeenten wachten om hun ontvoogding te laten opstarten samen met de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op 1 september. Dat advies geven we op dit ogenblik aan degenen die de ontvoogding aanvragen.
De meldingen betekenen normalerwijze een vermindering van de werklast voor de gemeenten. Ze moeten deze zaken immers niet meer inhoudelijk behandelen en ook geen vergunningen uitschrijven. Vooral dat laatste is belangrijk. Er wordt enkel akte genomen van een melding, en die wordt toegevoegd aan het vergunningenregister.
De as-built-attesten daarentegen betekenen wel een toenemende werklast, waarvan de vreugde pas later kan worden geoogst. De as-builtattesten worden immers afgeleverd door erkende instanties, maar gevalideerd door het college van burgemeester en schepenen. De regeling van het as-built-attest gaat in op 1 januari 2010. Wat de regelgeving over vermoeden van vergund betreft, bepaalt het decreet dat de gemeenten een actieve onderzoeksplicht hebben. Dat is veeleer een vereenvoudiging dan een verzwaring van de opdracht met de nieuwe decreetteksten. Nu kan men snel overgaan tot registratie in de vergunningenregisters.
Wat betreft de vraag over het informeren van stedenbouwkundige en huisvestingsambtenaren, schepenen en gedeputeerden, kan ik aanhalen dat er reeds infosessies werden georganiseerd over beide ontwerpen van decreet. In het najaar van 2009 worden er bijkomende specifieke infosessies georganiseerd. Op de websites van mijn administratie is er ook informatie van deze ontwerpen van decreet terug te vinden over ontwerpteksten, veelgestelde vragen, presentaties enzovoort. Mijn administratie verwerkt ook alle vragen van burgers, gemeentes, provincies en andere belanghebbenden over deze ontwerpteksten.
Verder zal het Agentschap Ruimtelijke Ordening-Onroerend Erfgoed Vlaanderen (R-O Vlaanderen) infosessies organiseren onder de noemer van het lerend netwerk Atrium. Het richt zich daarbij specifiek tot de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren. Het doel is om met workshops en toelichtingen over specifieke thema´s optimaal in te spelen op vragen van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren en hen zo op de best mogelijke manier te begeleiden. De atria worden opgesteld en voorbereid in samenwerking met de provinciale stedenbouwkundige ambtenaren, zodat zij ook betrokken worden in de praktische invulling van de gewijzigde regelgeving.
Tot slot kan ik u meedelen dat er werk wordt gemaakt van doorlopende, consistente, duidelijke en globale communicatie en informatiestromen met mogelijkheid tot interactie en dialoog tussen de verschillende actoren, maar ook met de directe betrokkenen en de overige doelgroepen van beide decreten. Ik heb deze week bijvoorbeeld zelf gesproken voor de notarissen.
Belangrijke pijlers zijn nu reeds de Vlaamse Infolijn 1700 en de websites www.bouwenenwonen.be en www.ruimtelijkeordening.be. Daarnaast zitten er heel wat informatiebrochures en folders in de pijplijn, gericht op de diverse doelgroepen, onder andere een overzichtsbrochure van beide decreten, een folder met de specifieke opportuniteiten voor de bouw- en vastgoedsector, een folder met de specifieke opportuniteiten voor de burgers in het algemeen, een folder met de specifieke gevolgen voor de gemeentelijke ambtenaren, een brochure met een algemeen overzicht van de verschillende vergunningen, de aanspreekpunten en de procedures met betrekking tot de meldingsplicht voor een architect of een burger, een brochure die een overzicht biedt van het planningsproces en de rol van de verschillende overheden, een folder over de zogenaamde mama- en papalening en de voordelen ervan voor de verschillende betrokken partijen en tot slot een afzonderlijke folder met betrekking tot bewoners van weekendverblijven.
Ten slotte wens ik erop te wijzen dat er voor het operationaliseren van de geplande wijzigingen de nodige budgetten werden ingeschreven in de begroting 2009 en vrijgemaakt, om een spoedige implementatie van de nodige ondersteunende tools voor gemeenten te ontwikkelen. Tevens werd een belangrijke investering gedaan voor het aanwerven van bijkomend personeel dat zowel de uitbouw van de voormelde tools dient te bewaken, als op permanente basis lokale als provinciale besturen te begeleiden en ondersteunen in deze boeiende zoektocht doorheen de nieuwe decreten.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, het antwoord is interessant. We kunnen er een aantal dingen uit afleiden. Het enige wat ik nog wat onduidelijk vond, betrof de uitvoeringsbesluiten. Ik ben begonnen met te zeggen dat er nog een aantal zaken in uitvoeringsbesluiten moeten worden omgezet. We moeten nog zien wanneer de inwerkingtreding zal gebeuren. Dat kan nog later dan 1 september zijn. Dat is nog altijd een onzekere factor voor de lokale besturen. Ik wil vragen om een directe lijn aan te houden tussen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en uw diensten om te zorgen dat er geen bijkomende twijfels bij de lokale besturen ontstaan. Het is belangrijk om daarover voldoende overleg te plegen.
Minister Dirk Van Mechelen: U weet dat mijn kabinetschef tot de hardwerkende Vlamingen kan gerekend worden. Dat betekent dat wij vrijdag aanstaande de Codex Ruimtelijke Ordening reeds agenderen op de ministerraad. Wij zullen vrijdag aanstaande reeds de eerste twaalf uitvoeringsbesluiten agenderen en wij gaan ervoor om op vrijdag 3 april 25 bijkomende uitvoeringsbesluiten goed te keuren. Dat wil zeggen dat we zowel de codex als ongeveer 37 besluiten voor Pasen zullen hebben goedgekeurd. Wie durft nog spreken van vijgen na Pasen?
De voorzitter: Dat is een schitterende implementatie.
Het incident is gesloten.