Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 17/03/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de vierde graad Verpleegkunde
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de minister, beste collega´s, het actieplan-Onkelinx, dat vanaf volgende week in Kamer en Senaat besproken wordt, wil het beroep van verpleegkundige aantrekkelijker maken. Hiertoe overweegt minister Onkelinx om de vierde graad Verpleegkunde, die we straks normaal gezien ´HBO5´ zullen noemen, niet meer de titel van verpleegkundige te geven. Zij stelt dat enkel nog bachelors, dus diegenen die studeren aan de hogeschool, verpleegkundige zouden mogen worden.
U begrijpt dat deze stelling opnieuw veel commotie teweegbrengt in het zorgveld, zowel bij de opleidingsverstrekkers als bij het afnemende veld. In de commissie voor Onderwijs hebben we daar al meermaals over gesproken. De zorgvragen zijn vandaag erg groot en morgen nog groter. Daarom vinden we dat Vlaanderen zomaar niet kan meedoen aan het de facto liquideren van een opleiding tot verpleegkundige. De zorgbehoeften, van basis- tot gespecialiseerde zorg, zijn op dit moment groter dan het aanbod, dus elke verpleegkundige - van bachelor tot HBO5 - is broodnodig op korte termijn.
Bovendien is er net nood aan stimulansen om net meer verpleegkundigen aan te trekken, in plaats van hen af te stoten. Op lange termijn zou er ook een visie moeten worden ontwikkeld die alle zorgbehoeften koppelt aan opleiding, van zorgkundige tot eventueel zelfs master.
Mevrouw de minister, omdat het antwoord op de vergrijzing en de stijgende zorgbehoeften een Vlaamse bevoegdheid is en de aantrekkelijkheid van het beroep van verpleegkundige in dat kader toch een belangrijke rol speelt, wil ik u de volgende vragen stellen. Kunt u het tekort aan verpleegkundigen bevestigen? U zult daar waarschijnlijk bevestigend op antwoorden. Ik ben geen welzijnsspecialist. Ik hoor dat zeggen, maar klopt dat? Beschikt u over cijfers die dat bewijzen? Uit dat eventuele tekort zich in het niet halen van bepaalde personeelsnormen in bijvoorbeeld de welzijns- of de gezondheidszorg, dus de rusthuizen of de ziekenhuizen? Is er een effect van het Vlaamse intersectoraal akkoord voor de socialprofitsector op de tewerkstelling van verpleegkundigen?
Plant u initiatieven om dit op korte of middellange termijn te verhelpen? Meent u dat het ook de rol is van de Vlaamse Regering om een langetermijnvisie te ontwikkelen op de rol van zorgkundigen en verpleegkundigen, als antwoord op de stijgende zorgbehoeften? Ik vraag dat omdat we, de laatste maal dat we het hierover hadden met minister Vandenbroucke, wel degelijk naar u hebben verwezen. De minister stelde dat hij wel degelijk wou overleggen met u over die langetermijnvisie, om daarop een antwoord te bieden.
Hebt u al kennis genomen van het federale plan om verpleegkunde aantrekkelijker te maken? Was dat eventueel reeds het voorwerp van een interministeriële conferentie, of plant u dat op de agenda te zetten? Mocht u overleg hebben gehad met de beroepsfederaties van verpleegkundigen of andere actoren uit de sector, heeft dat bepaalde inzichten opgeleverd?
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me daar graag bij aan. We hebben dat debat over het tekort aan verpleegkundigen inderdaad al een aantal keer gevoerd in deze commissie.
Het blijft een feit: dit is meer dan een knelpuntberoep. Er is uiteraard ook geen pasklare oplossing. Daarom verbaast het initiatief dat minister Onkelinx nu blijkbaar neemt, me enigszins. Ze loopt anderzijds immers hoog op met het Project 600, en terecht. Dat is een zeer belangrijk project, dat verzorgenden de kans geeft om alsnog het diploma van verpleegkundige te halen. Daar is al erg veel gebruik van gemaakt, en daardoor zijn er ook al veel bijkomende verpleegkundigen op de werkvloer gekomen. Ik begrijp niet goed wat de minister dus beoogt. Uiteraard gaat het over kwaliteit.
Dat is een belangrijk element, maar ik treed de vraagsteller bij. Er is geen duidelijke aanwijzing om te besluiten dat die er vandaag met deze groep verpleegkundigen niet zou zijn. Anderzijds is er een specificatie bezig binnen de verpleegkundesector. Mensen kunnen verschillende beroepstitels behalen. Dat is op zich uiteraard positief. We moeten het dan ook ondersteunen. Het gewone verpleegkundige werk is echter uiteraard ook nodig. Ik weet niet waar minister Onkelinx haar idee haalt.
Mevrouw de minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord, om te vernemen of u daar iets meer over weet. Ik wil ervoor pleiten hierover te overleggen, mocht dat overleg ter zake nog niet hebben plaatsgevonden.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit me hier natuurlijk bij aan. Het personeelsgebrek is hier al meer dan eens aan bod gekomen. Ik denk dat we allen op de hoogte zijn van het bestaan ervan. Ik zal me veeleer beperken tot het welzijnsonderdeel van deze vraag, omdat het belangrijk blijft dat de kwaliteit van de zorg en van de behandelingen blijft primeren.
Ik heb daar toch wel een aantal vragen bij. Als ik het goed begrijp, gaat het hier over het ontwerp van HBO-decreet (hoger beroepsonderwijs) dat donderdag in de commissie wordt besproken. Ik lees het volgende in de eerste paragraaf van de vraag van mevrouw Poleyn: ?Hiertoe overweegt de minister om de vierde graad Verpleegkunde niet meer de titel van verpleegkundige te geven.? Ik had het ook zo begrepen dat het om die titel ging.
Mevrouw Poleyn, u stelt in uw derde paragraaf dat het gaat over het ?de facto liquideren van een opleiding tot verpleegkundige?. De logische conclusie is dan dat u insinueert dat de leerlingen enkel en alleen die opleiding volgen om de titel van verpleegkundige te behalen, en dat, als ze die titel niet meer zouden krijgen, maar eventueel die van verzorgende of een andere titel, ze niet meer gemotiveerd zijn om die studierichting te volgen. Dat lijkt me toch wel kras. We hebben het hier nog al gezegd: we hebben hier te maken met mensen die dat eigenlijk doen omdat het hun roeping is. Ik denk niet dat de titel van verpleegkundige absoluut nodig is. Dat men bezig kan zijn met mensen, dat men ze kan verzorgen en behandelen, blijft het belangrijkste. Ik wil daar ook aan toevoegen dat de beide richtingen, zowel die van de bachelors als wat HBO5 wordt genoemd, nodig zijn. Er moet mijns inziens helemaal niet in worden geschrapt. Ik vraag me gewoon af of die gewijzigde titel een impact zal hebben op het aantal verzorgenden dat later in de sector zal kunnen werken.
Mevrouw de minister, bestaat inderdaad het gevaar dat een opleiding zal worden geschrapt? Kunt u dat bevestigen? Indien dat zo is, dan ben ik zeer benieuwd naar de maatregelen die u zult nemen om de zorg blijvend te garanderen. We staan immers voor de enorme uitdaging van de vergrijzing en de toekomst. Wat zult u dan doen om dat personeelstekort op te lossen, of minstens de zorgen zoals die er nu zijn, te blijven garanderen?
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Er werd me gevraagd of er een tekort is en wat ik daar zelf over denk. Ik moet zeggen dat de meningen van de onderzoekers verdeeld zijn ter zake. Recent heeft professor Pacolet een studie gemaakt over manpowerplanning. Op basis van de nieuwe bevolkingsprognoses en nieuwe informatie uit het onderwijs stelt hij dat er op korte termijn geen grote tekorten binnen de verplegingssector zullen zijn. De instroom vanuit het onderwijs is aanzienlijk geweest, heeft een inzinking gekend, maar zou nu opnieuw hersteld zijn op een vrij hoog niveau. Voor de algemene zorgsector zal aan de vraag naar verpleegkundigen kunnen worden voldaan door een gemiddelde instroom van verpleegkundigen. De vraag naar verzorgenden lijkt sterker toe te nemen, zodat wordt verwacht dat ter zake tekorten dreigen te ontstaan.
Het Federale Kenniscentrum stelt dan weer dat er daadwerkelijk een tekort is aan verpleegkundigen, en dat dit in de toekomst nog zal toenemen. De vraag-aanbodindex is een instrument om het voorspelde aantal verpleegkundigen af te zetten tegen het aantal verwachte sterfgevallen. Bij een indexwaarde van 100 is er een evenwicht. De vraag-aanbodindex voor 2011 zou, zo werd berekend, 106 bedragen. Voor 2021 zou dat cijfer 129 zijn. Op basis daarvan zeggen de onderzoekers dan dat er vandaag al een tekort aan verpleegkundigen is, en dat dit tekort in de toekomst nog zal toenemen.
Momenteel worden er volgens onze inzichten nog niet echt grote problemen vastgesteld. Er is inderdaad een minderheid aan zorginstellingen die een aantal vacatures niet ingevuld krijgen. De problemen lijken zich veeleer te situeren op het kwalificatieniveau. Het is ook veel moeilijker om bachelors in de Verpleegkunde te werven, zodat in zorginstellingen een onevenwicht ontstaat tussen wie vroeger werd aangeduid als A1-verpleegkundige en de vroegere A2-verpleegkundigen.
Dan was er de vraag van de impact van het Vlaamse intersectoraal akkoord op de tewerkstelling van verpleegkundigen. De beschikbare budgetten uit dat akkoord zijn al in 2006 herverdeeld tussen de diverse administraties. De regelgeving is medio 2006 aangepast aan die budgetten. In die zin beschikken we niet over data op basis waarvan we een evaluatie mogelijk zouden kunnen maken.
Er werd me gevraagd of ik initiatieven plan om dat op korte of middellange termijn te verhelpen. Ook werd gevraagd naar de rol van de Vlaamse Regering op lange termijn met betrekking tot de rol van zorgkundige en verpleegkundige als antwoord op de stijgende zorgbehoeften. Begin maart, heel recent, was er een congres met als titel: ´Naar een nieuwe blauwdruk voor verpleegkundigen´. De doelstelling was om een evaluatie te maken van het verpleegkundigenberoep in overleg met actoren van de zorgsectoren. Een twaalftal doelstellingen werd geformuleerd waarmee onderzoekers verder aan de slag willen gaan. Het basisidee is sowieso een opwaartse beweging van de verpleegkundigenopleiding en men wil die bereiken vanuit de bekommernissen kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Aspecten achter de geformuleerde doelstellingen zijn de promotie van het verpleegkundigenberoep, de afstemming tussen onderwijs en beroepsuitoefening, het optrekken van de kwalificatie van het docentenkorps, maar ook de systematische kwaliteitsbewaking van de verpleegkundigenzorg door het meetbaar maken van outcomes die gevoelig zijn voor verpleegkundigenzorg.
Er leeft op dit ogenblik een heel grote bekommernis over de problematiek bij de beroepsbeoefenaars. We gaan vanuit de Vlaamse Regering ook luisteren naar de visie van de sector en er kan in overleg met alle actoren en beleidsverantwoordelijken een visie worden uitgebouwd.
Verpleegkunde is een gezondheidszorgberoep met als gevolg dat de uitoefening ervan door de federale overheid wordt geregeld. De gemeenschappen zorgen voor de opleiding van de verpleegkundigen, maar vanuit inmiddels vrij uit elkaar gegroeide onderwijsstructuren.
Vanuit het werkveld wordt in ieder geval aangevoeld dat er een noodzaak is aan goed opgeleide verpleegkundigen. In die context is het toch wel opmerkelijk dat de sector al vijftig jaar lang hetzelfde debat voert. In 1957 werd er een opleidingsstructuur vastgelegd die bestond uit een gegradueerde verpleegkundige enerzijds en een gebrevetteerde verpleegassistent in het aanvullend secundair beroepsonderwijs anderzijds. Dat was toen een heel visionaire structuur, die van de verpleegkunde in ons land wereldklasse heeft gemaakt. Vooral het graduaatsniveau voor verpleegkundigen was een ingrijpende verandering. De eerste jaren heeft dit geleid tot een drastische daling van het aantal inschrijvingen, met als gevolg dat al in de jaren zestig bij wijze van tijdelijke maatregel een bijkomend opleidingsjaar werd aangeboden aan de verpleegassistenten die op deze wijze gebrevetteerde verpleegkundigen konden worden. De effecten van die tijdelijke maatregel slepen we vijftig jaar later nog steeds met ons mee in de discussies over de verschillende opleidingsniveaus.
Ondertussen is de beroepsuitoefening veel complexer geworden, net als de zorg. De recente oprichting van de federale raad voor de kwaliteit van de verpleegkundige activiteit, houdt ongetwijfeld verband met het groeiend spanningsveld tussen enerzijds de toenemende complexiteit in het werkveld en de voorbereiding hierop door opleiding, vorming, bijscholing en nascholing anderzijds.
Op dit ogenblik is het zo dat ik van het plan-Onkelinx helemaal geen kennis heb. Ik heb er ook alleen maar weet van via de pers. Vlaanderen is op dit ogenblik helemaal niet betrokken bij het uitwerken van dat plan. Er is op dit ogenblik ook geen overleg met beroepsfederaties over die materie.
Wat ik in elk geval leer uit de reacties van het congres, begin van de maand, is dat de sectoren sterk vragende partij zijn om de kwaliteit van het verpleegkundigenberoep te blijven verbeteren. Veiligheid voor de patiënt en zorgverlening zijn heel vaak gehoorde bekommernissen. Ze kwamen ook tijdens het congres tot uiting, net zoals het feit dat er maatregelen nodig zijn op het vlak van onderwijs en dat er moet worden nagedacht over functiedifferentiatie, gestoeld op competentieprofielen.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister graag bedanken voor haar antwoord. Ik wil toch nog even ingaan op de problematiek van het al dan niet bestaande tekort en van het behouden of niet van beide opleidingen, zowel de oude A2 als de oude A1.
Mevrouw de minister, u zegt: ?We luisteren naar de visie van de sector.? Een paar weken geleden was er een heel interessant congres. Het probleem is echter dat de sector sterk verdeeld is. Dat is nog altijd het gevolg van het verleden. In de universitaire of de algemene ziekenhuizen heeft men een andere ervaring dan in de rusthuizen en de thuiszorg. In de thuiszorg en de rusthuizen is er een grote meerderheid verpleegkundigen van de vierde graad. In de thuiszorg gaat het om 60 percent, in de RVT´s (rust- en verzorgingstehuis) gaat het zelfs om 80 percent. In ziekenhuizen gaat het om 40 percent met een diploma van de vierde graad, 60 percent zijn bachelors of masters.
Dit is een heel moeilijke discussie in het veld. Ik heb de studie van professor Pacolet ook gelezen en met name de conclusies. Hij stelt dat we een sterk aanbod hadden in het verleden en dat er geen onmiddellijk tekort is. Hij benadrukt ten zeerste dat we moeten pleiten voor het behoud van een breed aanbod aan opleidingen, zowel van verzorgenden als van verpleegkundigen, zowel van het beroepsonderwijs en het technisch onderwijs als van het universitair onderwijs. Hij zegt dat hij pleit voor het behoud van de beide opleidingstrajecten verpleegkundigen om te kunnen blijven voldoen aan de behoefte van de arbeidsmarkt. We moeten dit advies zeker volgen. Uit de signalen uit het veld blijkt dat er een tekort is, dat er problemen zijn om aan de vraag te voldoen.
Ik ga even in op wat een collega vroeg. Stel dat we de vierde graad een andere naam geven, want of het nu om verpleegkundigen of om zorgkundigen gaat, is op zich niet zo belangrijk. Er wordt gezegd dat de jongeren die zich geroepen voelen, het wel zullen blijven doen, maar de scholen geven toch een signaal dat dat niet het geval is. De scholen hebben de indruk dat degenen die verpleegkundige willen worden en met de bachelor starten, veel meer kans hebben om het niet te halen. Het gaat immers om een bacheloropleiding, niet om een HBO5. Ze zullen ongekwalificeerd uitstromen en niet zo gemakkelijk opnieuw naar de zorgsector terugkeren.
Vandaar het pleidooi om deze bekommernissen vanuit Welzijn mee te nemen naar minister Onkelinx, samen met die vanuit Onderwijs. We zullen dat debat natuurlijk ook volgen, maar ik vond het belangrijk om deze kwestie hier aan te kaarten gezien uw verantwoordelijkheid voor Welzijn.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het verwondert me een beetje dat u de indruk wekt dat het probleem niet zo heel erg groot zou zijn.
Minister Veerle Heeren: Dat heb ik niet gezegd, ik heb gezegd dat de meningen van de onderzoekers erg verdeeld zijn. Dat was voor mij een verrassing.
Mevrouw Vera Van der Borght: U stelt dat er geen overleg is geweest van minister Onkelinx met Vlaanderen. We moeten dan toch eens aankloppen bij de federale minister, want we worden in Vlaanderen toch geconfronteerd met een schrijnend tekort. Ik heb dit de laatste maanden vaak vastgesteld in mijn omgeving, in mijn stad. Het OCMW is meerdere keren moeten overgaan tot het stopzetten van de opname, en dat is schrijnend.
Ik heb de situatie meegemaakt van een bejaard echtpaar van ongeveer negentig jaar. Het koppel is heel lang thuis kunnen blijven wonen en is altijd samen gebleven. Doordat de gezondheidstoestand het niet langer toeliet, werd de ene vervroegd opgenomen, maar daardoor, door het gemis aan de partner, kwijnt de andere thuis weg. Er zijn plaatsen vrij, maar de mensen worden niet opgenomen omdat er een tekort aan verpleegkundigen is. Dit zijn echt schrijnende toestanden. De familieleden zijn echt niet gebaat met de uitleg dat er onvoldoende personeel is.
Ik zou het probleem dus niet onderschatten. Ik herhaal dat ik alleen al in mijn eigen omgeving verschillende keren heb meegemaakt dat een opnamestop werd ingevoerd. Ik pleit er dus voor dat u bij uw federale collega gaat aankloppen. Ik ben het volledig eens met de visie van mevrouw Poleyn, met uw visie en met de visie van de mensen van het werkveld. Er is inderdaad een discussie aan de gang, en de meningen lopen uiteen naargelang het gaat over een rusthuis of over een ziekenhuis. Er mag een onderscheid zijn tussen de beide vormen, maar in een rusthuis is elk paar handen meer dan welkom.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Ik schrik toch wel van de inbreng van mevrouw Poleyn. Zij zegt dat men enkel voor die richting kiest omwille van de titel van verpleegkundige. Zij heeft daar blijkbaar signalen over opgevangen. Mevrouw de minister, kunt u eens onderzoeken of dat klopt? Zou men door het verdwijnen van die titel minder de richting verpleegkundige A2 - zoals dat vroeger heette - volgen?
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Dat is vooral een onderwijsaangelegenheid. Ik zal hieromtrent zeker contact opnemen met minister Vandenbroucke, en samen met hem met de federale minister, mevrouw Onkelinx.
De voorzitter: Het incident is gesloten.