Vraag om uitleg van de heer Mark Demesmaeker tot de heer Dirk Van
Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van
Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de inventarisatie van
waardevolle tuinen en parken in Vlaanderen
De voorzitter: De heer Demesmaeker
heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister,
een tijdje geleden was er in de pers nogal wat beroering rond de afbraak van de
waardevolle tuin van René Pechère aan het Rijksadministratief Centrum in
Brussel, maar dat is uiteraard een ander gewest. De tuin wordt trouwens ook in
de oorspronkelijke staat hersteld.
In de commissie voor Leefmilieu
werd op 6 november ook een vraag om uitleg gesteld over de omstreden plannen om
de waardevolle Franse tuin van het Park van Tervuren te vereenvoudigen, zoals
dat heet. Dat deed bij mij de vraag rijzen hoe het zit met de inventarisatie
van waardevolle parken en tuinen in Vlaanderen, die enkele jaren geleden is
begonnen. Ik heb het eens nagekeken, maar het was al iets langer geleden dan ik
dacht. De start dateert van 2002, door de toenmalige afdeling Monumenten en
Landschappen. Het was een systematische inventarisatie van waardevolle tuinen,
in het zogenaamde Cahier van Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen.
Deze publicaties verschenen vanaf
2002 en intussen zijn er, tenzij ik mij vergis, vier cahiers verschenen over
Vlaams-Brabant en twee over Limburg. Dat zijn toch waardevolle boeken. Het team
van specialisten van de afdeling Monumenten en Landschappen heeft de
historische tuinen en parken opgespoord en er werden cartografische en
iconografische bronnen onderzocht. Ontstaan en evolutie konden zo geschetst
worden en op basis van een plaatsbezoek werd de toestand van de domeinen
beschreven.
Ondertussen werd de Vlaamse
overheidsadministratie gereorganiseerd en is de inventarisatie van onroerend
erfgoed de taak van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE). Het
is een wetenschappelijke instelling, binnen het beleidsdomein Ruimtelijke
Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) van de Vlaamse overheid, met
als missie het onderzoek van, kennisbeheer en -verspreiding over en ontsluiting
van het onroerend erfgoed
Waarom is een inventarisatie van
waardevolle tuinen en parken belangrijk? Uiteraard moet niet alles wat
geïnventariseerd is, ook beschermd worden, maar door tuinen en parken te
beschrijven, door ook de kleine en minder belangrijke in woord en beeld vast te
leggen, is een opname in de inventaris ook een vorm van bewaren. Het optekenen
van dit bij uitstek efemere erfgoed is tegelijk ook een bouwsteen voor onze
tuinkunstgeschiedenis.
Een overzicht van de tuinkunst in
Vlaanderen bestaat immers nog niet, bij gebrek aan voldoende deelstudies. De
inventaris in wording vult op dat vlak al deels de lacune op. Tuinen en parken
zijn per definitie, uit hun aard, zeer kwetsbaar en zeer efemeer. Dit erfgoed
verdwijnt gemakkelijk, op zeer korte tijd, of wordt vaak ook mismeesterd. Niet
iedereen is immers geschoold in het evalueren van wat een vorige generatie aan
waardevols heeft nagelaten, aan huis of aan tuin. De grote kwetsbaarheid van
wat in zo’n inventaris is opgenomen, bleek al bij het persklaar maken van de
boeken zelf. Toen de auteurs met de fotograaf terugkeerden om professionele foto’s
te nemen, bleek hier en daar al heel wat verdwenen of verloren te zijn gegaan.
Dikwijls zijn werken van openbaar
nut daar de oorzaak van: sleuven nodig voor rioleringen en buizen worden nogal
eens onnauwkeurig aangelegd, waarbij haagvoeten en -wortels worden doorsneden.
Merkwaardige bomen sneuvelden in de tussenperiode, niet enkel door storm, maar
helaas ook door mensenhand. Nochtans vormen bomen en struiken een belangrijke
stoffering, ook in kleinere tuinen en in het straatbeeld.
Tot nu toe is het dus bij zes
cahiers gebleven. Navraag leert mij dat dit waardevolle project Cahier van
Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen is stilgevallen. Zoals ik al
aanhaalde, is het beheer van inventarissen van het onroerend erfgoed ondertussen
een van de opdrachten van het VIOE geworden. Op 23 juni 2006 kreeg het VIOE het
statuut van intern verzelfstandigd agentschap (IVA) zonder
rechtspersoonlijkheid binnen het beleidsdomein RWO. Het vormt samen met de
overige IVA’s, zoals het Agentschap RO-Vlaanderen, het departement RWO, dat
onder de directe bevoegdheid van de minister valt.
Bij de reorganisatie van de
Vlaamse overheid zouden, tenzij ik me vergis natuurlijk, de twee medewerkers
die de inventarisatie uitvoerden, toegewezen zijn aan het Agentschap
RO-Vlaanderen, alhoewel de inventarisatie dus een opdracht van het VIOE is.
Ondertussen zijn beide personeelsleden ook met pensioen. Gevolg is dat het
project nu helemaal stilligt.
Ik weet dat we niet dezelfde
traditie hebben in het behartigen van onroerend erfgoed, zeker wat parken en
tuinen betreft, in vergelijking met andere Europese landen. Ik denk dan
bijvoorbeeld aan Groot-Brittannië. Maar ik vind het toch belangrijk om daarover
van gedachten te wisselen en deze vraag te stellen.
Mijnheer de minister, klopt deze situatieschets?
Is het project Cahier van Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen
stilgevallen, zoals ik het heb beschreven?
Het beheer van inventarissen van
het onroerend erfgoed is een van de opdrachten van het VIOE. Bent u van mening
dat een inventaris van historische tuinen en parken hiertoe behoort? Bent u overtuigd
van het belang van zo’n gebiedsdekkende inventaris?
Zijn de concrete doelstellingen
voor de korte en lange termijn voor alle afdelingen van het VIOE al bepaald? Zo
ja, werd de noodzaak van een gebiedsdekkende inventaris van historische parken
en tuinen voor Vlaanderen opgenomen, en op welke termijn kan een
gebiedsdekkende inventaris voor historische tuinen en parken voor Vlaanderen
opgemaakt worden? Zo neen, kan de minister zich engageren dat die noodzaak nog
wordt meegenomen?
De voorzitter:
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega’s, sta me toe om eerst en
vooral aan te geven dat de heer Demesmaeker blijkbaar niet beschikte over alle noodzakelijke
informatie bij het stellen van kwestieuze vraag. We gaan dat proberen oplossen.
Het initiatief met betrekking tot
de inventaris van historische tuinen en parken, opgestart in 1998 door de
toenmalige afdeling Monumenten en Landschappen, wordt onverminderd voortgezet
en de resultaten worden gepubliceerd. Ondertussen zijn niet vier, niet zes,
maar al acht boekdelen beschikbaar. Ik bezorg de lijst om als bijlage bij de
handelingen te voegen. Voor twee andere boekdelen wordt de publicatie
ondertussen voorbereid. Bedoeling is om minstens één ervan te publiceren in
2009. Voor het andere is op dit ogenblik de publicatiedatum gepland begin 2010.
Mijnheer Demesmaeker, u weet dat
de inventaris van historische parken en tuinen als het ware een voorloper is geweest
van het beleid dat ikzelf heb opgestart tijdens deze legislatuur, waarbij we
vertrekken van een meer thematisch-typologische benadering. Dit is eigenlijk
een prachtig voorbeeld hoe men thematisch-typologisch kan werken en beschermen.
Iedereen die een van deze cahiers doorbladert, zal er zich onmiddellijk bewust
van zijn hoe arbeidsintensief dat werk wel is en hoe compleet het gebeurt,
aangezien vanuit de integrale benadering zeer diverse en uiteenlopende aspecten
worden onderzocht, zoals aanleg, cultuurwaarden, natuurwaarden en
beschermingswaardige objecten en gebouwen. Het is een zeer arbeidsintensief
werk, maar wel met zeer mooie resultaten, als u mijn mening vraagt.
Net zoals we met betrekking tot de
thematisch-typologische bescherming werk hebben gemaakt van een
legislatuuroverschrijdende planning, is het de bedoeling dat we dat ook doen
inzake inventarisatie. Wat de inventarisatie betreft, en dat is ook de vraag
van dit parlement geweest, hebben we in eerste instantie gestreefd naar het
afwerken van de geografische inventaris. We zijn de laatste gemeenten aan het
afwerken. Het is de bedoeling dat we daar in 2009 mee klaar zijn zodat we voor
het eerst in de geschiedenis van Vlaanderen zullen beschikken over een gebiedsdekkende
inventaris. Intussen wordt het traject van de actualisatie of de herinventarisatie
opgestart of voorbereid, zeker voor die gebieden waarvoor de inventarisatie als
eerste gebeurt.
Daarnaast wordt ook de volledige
operationalisering van thematisch-typologische inventarissen voorbereid. Momenteel
gebeurt dat enerzijds vooral op basis van deelinventarissen die worden
uitgereikt vanuit het maatschappelijk middenveld. Ik verwijs naar het project
over het hoperfgoed, het luchtvaartpatrimonium, de kerkhoven, de Eerste en
Tweede Wereldoorlog. Anderzijds wordt ook gewerkt aan een
legislatuuroverschrijdende planning voor verder onderzoek.
Ik ben ervan overtuigd dat het wenselijk
is dat elke thematisch-typologische inventaris volledig en gebiedsdekkend wordt
ingevuld. Dit geldt in hoge mate voor de al opgestarte inventarisatieprojecten,
zoals de inventaris van historische parken en tuinen.
Om pragmatische redenen is ervoor
geopteerd dat de inventaris van historische parken en tuinen voorlopig door het
agentschap werd opgemaakt. Dat hield, zoals u zelf zei, inderdaad verband met
het feit dat twee van de trekkers van het project het Agentschap Ruimtelijke Ordening
als standplaats hadden. In de toekomst zal deze taak, in overleg en met de
nodige kennisoverdracht vanuit het agentschap, worden overgenomen door het
VIOE. Zo kan dit naadloos worden voortgezet. Uiteraard beoogt dit de nodige
expertise.
Intussen werkt het VIOE op basis
van een analyse van de kernopdrachten aan een langetermijnvisie annex personeelsplan,
waarbij ook aspecten als de inventaris van historische parken en tuinen worden opgenomen.
De aandacht voor de parken en tuinen
is dankzij de inventaris en de publicatie van de cahiers stelselmatig
toegenomen. Dat vertaalt zich in een aantal nieuwe beschermings- en beheersinitiatieven.
Sinds 2004 werden meer dan dertig
historische tuinen en parken definitief als monument beschermd. Ook bij de
aanduiding van de ankerplaatsen nemen historische parken en tuinen vaak een
prominente plaats in en zorgen zij mee voor de intrinsieke waarde van het
gebied. Dat was bijvoorbeeld het geval voor het kasteel van Marnix van
Sint-Aldegonde in Bornem, het kasteel en park van Hingene of het kasteeldomein
van Beerlegem. Nog dit jaar zal ook het kasteelpark van Gaasbeek als onderdeel
van de ankerplaats Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen
definitief zijn aangeduid.
Bij de opmaak van de gewestelijke
ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de afbakening van de gebieden van de
natuurlijke en agrarische structuur worden sites met waardevol bouwkundig
erfgoed systematisch geëvalueerd en opgenomen in een passende bestemming. In
die zin is een stedenbouwkundig voorschrift ontwikkeld voor ‘gemengde
openruimtegebieden met cultuurhistorische waarde’. Een tweede typevoorschrift draagt
de naam ‘parkgebied met cultuurhistorische waarde’. Deze voorschriften zijn specifiek
gericht op het behoud van het aanwezig bouwkundig erfgoed, zoals historische
parken en tuinen. Daarin worden de mogelijkheden voor zinvol en verantwoord
hergebruik van de sites gebiedsgericht vastgelegd in de voorschriften. Het is
immers onze intentie om via hergebruik of herbestemming deze projecten op een
duurzame manier te beschermen.
Het VIOE is enkele jaren geleden
op mijn verzoek gestart met een traject dat het onderzoek moest plaatsen in een
langetermijnperspectief. Het probleem was dat de onderzoekers zelf kozen wat ze
gingen onderzoeken. We hebben toen beslist dat er een langetermijnperspectief
moest worden ontwikkeld.
Dit traject bestaat uit een aantal
bouwstenen. Het belangrijkste is de onderzoeksbalans, die een stand van zaken
geeft van het onderzoek en de hiaten in dat erfgoedonderzoek aanduidt. Verder
is er de onderzoeksagenda, die legislatuuroverschrijdend de
langetermijnplanning moet weergeven, op basis waarvan dan jaarprogramma’s voor
onderzoek worden vastgesteld. Zo weten we vandaag waar we over twee, drie of
vier jaar willen eindigen met dat onderzoek.
Op 20 december 2008 werd in de
Koninklijke Bibliotheek de eerste versie van de Onderzoeksbalans Onroerend
Erfgoed voorgesteld. Het is een dynamisch document dat permanent zal worden
aangevuld en geactualiseerd. Daarin zal uiteraard de nodige aandacht worden
besteed aan de historische tuinen en parken.
In het voorjaar van 2009 zal het VIOE
op basis van de onderzoeksbalans, dus eigenlijk op basis van een algemeen afwegings-
en toetsingskader, voor de eerste maal een duidelijk onderbouwd en
beleidsrelevant onderzoeksprogramma kunnen voorstellen. Daardoor hebben we deze
klip omzeild en kunnen we op een wetenschappelijk verantwoorde manier de
inventarisatie en het onderzoek in een langetermijnperspectief plaatsen. We
zitten meer dan op kruissnelheid.
De voorzitter: De heer
Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat het werk
wordt afgemaakt en dat er een duidelijke visie voor de toekomst achter zit. Het
is inderdaad belangrijk dat er meer aandacht komt voor het historische erfgoed,
eventueel zelfs met het oog op bescherming. Ik hoop dat de cahiers op een goede
manier zullen worden ontsloten. Ik heb alle respect voor de mensen die deze
documenten hebben samengesteld en nog zullen samenstellen. Het zijn werkelijk
pareltjes van cahiers.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Bijlage
Publicaties
van de inventarissen “Historiche tuinen en parken” in de reeks M&L Cahiers
M&L
cahier 6 – 2002 – 159p.
Zuidwesten
Hageland: Holsbeek, Lubbeek, Tielt-Winge
M&L
cahier 8 – 2002 – 235p.
Zuidwesten
Limburg: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken, Sint-Truiden
M&L
cahier 9 – 2003 – 235p.
Bierbeek,
Boutersem, Glabbeek, Oud-Heverlee
M&L
cahier 11 – 2004 – 212p.
Pajottenland
– Zuidwesten: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke,
Pepingen, Roosdaal, Sint-Piets-Leeuw, Ternat
M&L
cahier 12 – 2005 – 304p.
Midden-Limburg:
As, Beringen, Diepenbeek, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Leopoldsburg,
Lummen, Opglabbeek, Tessenderlo, Zonhoven, Zutendaal
M&L
cahier 14 – 2006 – 228p.
Hageland-Noordoosten
van Vlaams-Brabant: Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest,
Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo
M&L
cahier 15 – 2007 – 304p.
Alken,
Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen
M&L
cahier 16 – 2008 – 270p.
Zuidoostelijk
Brabant-Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen,
Zoutleeuw
Publicaties
in voorbereiding van de inventarissen “Historische Tuinen en Parken” in de
reeks M&L Cahiers
Ten
noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel,
Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst. – publicatie voorjaar 2009
Noordwestelijk
Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise,
Merchtem, Opwijk, Wemmel. – publicatie begin 2010.