Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 04/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Erik Matthijs tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, en tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over onbenutte bedrijventerreinen
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, mijn vraag gaat over het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie.
In het kader van dit plan werd de ruimtebehoefte voor niet-verweefbare economische activiteit in de periode tussen 2002 en 2017 geschat op ongeveer 11.500 hectare, inclusief de behoefte aan een ijzeren voorraad bedrijventerreinen.
Een deel van deze behoefte zou kunnen opgevangen worden door niet- of onderbenutte bedrijventerreinen. Een eerste stap in de goede richting kwam er met de optimalisering van de GIS-inventaris (Geografisch Informatie Systeem). Op deze manier werden onderbenutte percelen op bedrijventerreinen gedetailleerd in kaart gebracht en kan men te weten komen waarom percelen onderbenut zijn.
Een tweede luik bestaat uit de ´onderhandelingsteams onbenutte bedrijfsgronden´, die dit jaar aan het werk gingen. Ze krijgen vier jaar lang subsidies van het Agentschap Economie, om op basis van een doorgedreven contactname met zowel publieke als private eigenaars tot vermarkting en activering van onbenutte percelen te komen.
Een derde luik wordt gevormd door het economisch opnieuw interessant maken van verouderde bedrijventerreinen en brownfields.
Wat zijn de resultaten van de optimalisatie van de GIS-inventaris?
Welke concrete doelstellingen hebben de onderhandelingsteams? Tot welke resultaten dienen zij te komen en hoe worden deze gemeten? Hoe groot zijn de subsidies? Hoeveel mensen werken daaraan mee?
Welke zijn de meest gebruikte middelen om verouderde bedrijventerreinen en brownfields weer aantrekkelijk te maken?
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik denk dat het goed is dat er eindelijk, na zoveel jaren, een zicht is op onbenutte bedrijventerreinen. In het verleden zijn er heroïsche discussies over gevoerd en allerlei cijfers over gelanceerd. Uiteindelijk had iedereen gelijk en ongelijk, want men had de juiste gegevens niet.
Ik hoop dat, als die gegevens er wel zijn, er dan ook de juiste conclusies uit worden getrokken. Maar de vaststelling blijft dat het op het terrein vrij traag vooruitgaat, tenzij u me ervan kan overtuigen dat het sneller gaat dan een aantal jaren geleden.
De voorzitter: De heer Bril heeft het woord.
De heer Louis Bril: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik wil even verwijzen naar discussies ten tijde van minister van Economie Norbert De Batselier. Er werden toen cijfers gegeven, maar algauw bleek dat in die cijfers ook de noodzakelijke reserveterreinen, gelegen naast bedrijven, begrepen waren. Op een bepaald moment moeten bedrijven uitbreiden. Als ze dan geen extra terreinen hebben, dan moeten ze naar een nieuwe vestiging zodat ze op verschillende locaties zitten.
Er was een zeer heftige discussie over die cijfers, maar achteraf hebben we er niets meer over gehoord. Ik denk dat men na controle tot de vaststelling is gekomen dat 90 of 95 percent van die ´onbenutte´ terreinen, behoorden tot bedrijven in functie die ze in de nabije toekomst nodig zouden hebben. Die discussie is in de doofpot beland.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Binnen het Agentschap Economie werd een entiteit ´ruimtelijke economie´ opgericht. Deze entiteit heeft op het vlak van bedrijventerreinen vijf kerntaken: de monitoring van de ijzeren voorraad; de advisering van RUP´s, MER´s, planologische attesten enzovoort, met een economische bestemming; de subsidiëring van bedrijventerreinen; de subsidiëring van bedrijvengebouwen; de activering en verduurzaming van bedrijventerreinen.
Uw vraag speelt rechtstreeks of onrechtstreeks in op drie van deze kerntaken: het creëren van een ijzeren voorraad aan bedrijventerreinen, de subsidiëring van bedrijventerreinen, en vooral de activering en verduurzaming van bedrijventerreinen. Ik zal eerst de derde vraag beantwoorden. Het antwoord op deze vraag geeft een globaal overzicht op het beleid dat ik voer op het vlak van activering van bedrijventerreinen. De specifieke vragen over de VLAO-GIS-inventaris ´bedrijventerreinen´ en de onderhandelingsteams zijn een element in dit beleid.
Vanuit het Agentschap Economie voeren wij een driesporenbeleid op het vlak van betere benutting van bestaande bedrijventerreinen en brownfields. Naast het beleid inzake betere benutting en activering van verouderde bedrijventerreinen en brownfields worden ook preventieve acties bij nieuw ontwikkelde terreinen voorzien om de levensduur van die terreinen te verlengen. Deze preventieve acties hebben betrekking op beheer, verduurzaming, parkmanagement enzovoort, en ze worden afgedwongen respectievelijk ondersteund via de subsidievoorwaarden voor de inrichting of herinrichting van terreinen en via subsidies voor projectmatige initiatieven. Deze laatste acties worden meestal uitgewerkt op basis van de noden van de bedrijven op een specifiek bedrijventerrein.
Op deze verduurzamingsacties ga ik verder niet in omdat ik uw vraag veeleer zie als een vraag naar de acties inzake betere benutting van bedrijventerreinen, maar het is uiteraard belangrijk om te weten dat we ook een beleid voeren op het vlak van kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen, en niet enkel op het vlak van kwantiteit van bedrijventerreinen.
Wel vermeldenswaard is dat de subsidieregeling ontwikkelaars verplicht om in de contracten waarin ze kavels ter beschikking stellen aan ondernemers, gebruik te maken van clausules zoals bouwverplichting, terugkoop en dergelijke meer. Zulke formules zijn efficiënt en effectief maar vooral toe te passen op kavelniveau. De actor is hier ook de ontwikkelaar. Ik neem aan dat uw vraag vooral ook wil peilen naar de andere maatregelen die wij daarbovenop vanuit het beleidsdomein Economie nemen.
Op het vlak van betere benutting van bedrijventerreinen hanteren wij een driesporenaanpak: prospectie en studie en daarbijhorende activering via onderhandeling; het faciliteren van de aanpak van knelpunten die een herontwikkeling belemmeren; het ondersteunen van effectieve herontwikkeling.
In eerste instantie wordt geïnvesteerd in de prospectie van de vermarktbaarheid van onbenutte kavels op bedrijventerreinen. De prospectie bestaat zowel uit zuivere inventarisatie als uit contactname met de eigenaars van onbenutte of onderbenutte gronden. Dergelijke prospectie steunt op de VLAO-GIS-inventaris van bedrijventerreinen, die gedeeltelijk consulteerbaar is op www.gisvlaanderen.be. In deze GIS-inventaris worden op basis van verschillende categorieën het feitelijke gebruik, te onderscheiden van het juridische gebruik, van de bedrijventerreinen bijgehouden.
Op basis van deze GIS-inventaris werd in 2004 opdracht gegeven aan de administratie om gebiedsdekkend voor Vlaanderen ´detailonderzoeken onbenutte bedrijventerreinen´ op te starten. Deze detailonderzoeken werden uitgevoerd door de POM´s in samenwerking met een aantal intercommunales. Bedoeling was om de onbenutte percelen op bedrijventerreinen gedetailleerd in kaart te brengen en inzicht te verwerven in de redenen van het onbenut zijn van percelen. Er moest een inschatting gemaakt worden van de mogelijkheden om onbenutte percelen te activeren. De resultaten van deze detailonderzoeken moesten doorstromen naar de VLAO-GIS-inventaris ´bedrijventerreinen´ en dus een verfijning en actualisering met zich meebrengen van deze inventaris.
Einde dit jaar zullen al deze detailonderzoeken afgerond zijn. POM Antwerpen en POM West-Vlaanderen moeten het saldo van de verleende subsidie nog aanvragen. De projecten zijn in deze provincies ook grotendeels afgerond, maar het dossier moet financieel nog afgesloten worden.
De projecten ´detailonderzoek´ waren in hoofdzaak een inventarisatieoefening. Om die reden werden ze opgevolgd door de nieuwe projectoproep ´onderhandelingsteams onbenutte bedrijventerreinen´. Uitgaande van dezelfde begunstigden van de subsidie en dezelfde doelstellingen als bij de detailonderzoeken werd de nadruk in deze projectoproep gelegd op de actieve benadering van eigenaars van gronden vanuit een onderhandelingsstrategie en de bereidheid om te werken rond knelpunten die zich voordoen bij de activering van gronden.
De subsidies werden toegekend einde 2007, met de verplichting om de eerste schijf van de subsidie aan te vragen voor het einde van 2008 op basis van een bewijs dat het project gestart is. De projecten bevinden zich dus in de opstartfase. Er wordt op het niveau van het Agentschap Economie een stuurgroep opgericht waarin de projecten globaal worden opgevolgd en aangestuurd en waar ervaringsuitwisseling plaatsvindt tussen de verschillende projectpromotoren. De stuurgroep kwam al tweemaal samen.
De rol van de POM´s kan hierbij gaan van bemiddelen met verkopers en potentiële kopers tot het effectief in portefeuille nemen van gronden, knelpunten voor activering detecteren en oplossen, en zelf zones ontwikkelen.
In tweede instantie wordt geïnvesteerd in een gedegen aanpak van complexe herontwikkelingstrajecten. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat uit de prospectie in het kader van de detailonderzoeken ´onbenutte bedrijventerreinen´ zowel eenvoudig vermarktbare percelen gedetecteerd werden als veel moeilijkere projecten die bijkomend studiewerk nodig hebben. Het klassieke voorbeeld van een dergelijk moeilijker project zijn de brownfields.
Onder de noemer ´voortrajecten´ voorziet het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen subsidies voor de studie- en proceskosten bij herinrichting van complexe verouderde bedrijventerreinen en brownfields. Niet elke te activeren zone zal nood hebben aan een dergelijke subsidie of voldoen aan de eis van complexiteit. De subsidies bedragen 40 percent van de kosten van externe studies en/of personeelsinzet om de verouderde zone of brownfield te onderzoeken.
Voorgaande inspanning vanuit het subsidiebesluit ´bedrijventerreinen´ werd dit jaar geïntensifieerd door de organisatie van een projectoproep ´studie- en proceskosten bij heraanleg van verouderde bedrijventerreinen en brownfields´. Nog voor het verlenen van de subsidies in het kader van voormelde oproep bevatte de projectportefeuille van voortrajecten 44 projecten. De ministeriële besluiten, om aan 25 projecten die ingediend werden in deze oproep een subsidie te verlenen, worden momenteel voorbereid. Dat brengt de projectportefeuille op 69 projecten.
Van deze gesubsidieerde voortrajecten komen er een dertiental terug in de brownfieldconvenanten. Dit instrument is complementair aan de acties vanuit Economie, maar houdt geen onmiddellijke subsidiëring in. Tussen de gesubsidieerde voortrajecten en de brownfieldconvenanten bestaat geen directe relatie. Zo subsidieerden wij de overkoepelende visievorming voor de zone Vilvoorde-Machelen. Puntsgewijs vroegen verschillende eigenaars van deelzones uit het masterplan Vilvoorde-Machelen een brownfieldconvenant aan.
Verder wordt in de driesporenaanpak ook een verhoogde subsidiëring voorzien voor de herontwikkeling van de infrastructuur op verouderde bedrijventerreinen en brownfields. Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen biedt een subsidiepercentage aan van 60 percent. Het percentage voor aanleg van infrastructuur op een nieuw bedrijventerrein is 30 percent. Het verschil in percentage heeft uiteraard als bedoeling om het financiële nadeel dat verouderde bedrijventerreinen en brownfields hebben ten opzichte van greenfields te kunnen compenseren.
De onderhandelingsteams hebben de volgende doelstellingen: blijvende doorstroming van evolutie van onderbenutte percelen naar de VLAO-GIS-inventaris ´bedrijventerreinen´; prospectie met het oog op het opzetten van voortrajecten voor zones die te kampen hebben met een complexe problematiek; prospectie en benadering eigenaars, eventueel directe of indirecte verwerving voor de activering van onbenutte percelen die zonder voortraject in gebruik kunnen worden genomen; opbouw van kennis en het structureel inbedden bij de POM´s van methodes die gebruikt kunnen worden om onbenutte percelen te activeren.
De resultaten waartoe de onderhandelingsteams dienen te komen, worden gemeten aan de hand van de ingediende projectfiches. Elke projectfiche bevat een lijst van percelen, gebundeld op terreinen of per gemeente, waarrond gewerkt zal worden tijdens de projectduur.
Deze lijst is bij wijze van spreken het nulpunt van de lopende projecten. Om de zes maanden vraagt het Agentschap Economie om de voortgang van het project te rapporteren aan de hand van een fiche per perceel waarrond gewerkt wordt. De POM´s werkten hiervoor een gestandaardiseerde fiche uit. De eerste inlevering van fiches gebeurt op 1 januari 2009, aangezien dan alle projecten gestart moeten zijn. Nadien worden deze fiches elke zes maanden aangeleverd.
In het algemeen moet worden gesteld dat het bijkomend personeelslid dat gesubsidieerd wordt vanuit de verleende subsidies, steeds ingepast wordt binnen het operationele team van de organisatie die de subsidie verkrijgt. Dat wil zeggen dat het hier volgende overzicht van personeel het bijkomend aan te werven personeel betreft met de subsidie, zonder rekening te houden met de inzet van regulier personeel van de organisatie, waarvan in de projectfiche aangekondigd wordt dat het ook zal worden ingezet. De vermelde bedragen zijn de verleende subsidies, niet de totaalkost van de projecten.
De subsidie bedraagt 85 percent. De projecten kennen een minimale looptijd van vier jaar. Het ministerieel besluit laat verlenging hiervan toe. Dat wil zeggen dat het saldo van de subsidie moet worden opgevraagd voor einde 2011, maar dat het Agentschap Economie een verlenging van deze termijn kan toestaan op basis van een gemotiveerd verzoek van de begunstigde van de subsidie.
POM Oost-Vlaanderen: 403.226 euro. Er is 1 bijkomend aan te werven personeelslid. De aanwerving is lopende na het vertrek van de oorspronkelijk aangeworven medewerker.
POM West-Vlaanderen in samenwerking met Leiedal en WVI: 382.500 euro. Er is 1 personeelslid aangeworven bij POM, 1/4de VTE bij Leiedal en 3/4de VTE bij WVI. Deze aanwervingen hebben dus plaatsgevonden.
POM Antwerpen in samenwerking met Igean en Igemo: 496.740 euro. 1 personeelslid werd aangeworven. POM Antwerpen zal in het kader van het project naar schatting 1,49 VTE inzetten, Igemo 0,43 VTE. Igean zal haar inzet bekijken op basis van concrete projecten. De geschatte inzet van VTE werd in de projectfiche berekend vanuit de oppervlakte onbenutte bedrijfskavels per te volgen vermarktingsstrategie.
IOK: 218.876 euro. 1 personeelslid is aangeworven. POM Limburg: 299.037 euro. 1 VTE is bijkomend aangeworven. POM Vlaams-Brabant in samenwerking met Haviland en Interleuven: 484.643,46 euro. 1 VTE is aangeworven
De hoogte van de subsidie werd door het Agentschap Economie destijds vergeleken met de prijzen voor aanleg van nieuwe bedrijventerreinen rekening houdende met de kostprijs van voorstudies voor een RUP, de opmaak van een MER en een MOBER. Op basis hiervan en gezien het aantal hectare dat in de projecten betrokken wordt, werd de hoogte van de subsidie verantwoord geacht. Algemeen moet worden gesteld dat de zones die bekeken worden in de projecten ´onderhandelingsteams onbenutte bedrijventerreinen´ voortkomen uit de verwerking van de detailonderzoeken ´onbenutte bedrijventerreinen´. Een aantal projecten geeft aan te zullen werken vanuit alle gedetecteerde onbenutte gronden, maar deelt deze op in verschillende strategieën inzake de haalbaarheid van de vermarkting. Andere projecten maakten voorafgaand aan het indienen van het project een selectie van nader te behandelen zones in de projecten ´onderhandelingsteams onbenutte bedrijventerreinen´.
Hier volgt opnieuw een overzicht per provincie.
POM Oost-Vlaanderen: uit 58 op te volgen bedrijventerreinen werd een lijst van achttien prioritair te behandelen zones gefilterd. Deze lijst werd opgedeeld in twee categorieën. In lijst A dienen in eerste instantie de eigenaars benaderd te worden om hen te overtuigen de gronden op de markt te brengen. Daarbij wordt begeleiding voorzien voor knelpunten. Daarnaast is er een lijst B waar het om onbenutte of onderbenutte percelen gaat, die slechts vermarkt kunnen worden vanuit een globale aanpak vanuit de gemeente.
Indien blijkt dat een globaal ontwikkelingsproject voor deze zones niet haalbaar is, zal een dossier aangeleverd worden tot desaffectering van de zone om zo de ruimteboekhouding economie uit te zuiveren. Lijst A betreft tien projecten voor een totaal van 62,13 hectare; lijst B betreft acht projecten voor een totaal van 80,19 hectare. De projectfiche voorziet in een tussentijdse evaluatie van de lijst van achttien geselecteerde projecten om eventueel de lijst uit te breiden met oorspronkelijk niet weerhouden projecten uit de lijst van 58 op te volgen projecten.
Voor POM West-Vlaanderen wordt 258,9 hectare bekeken, waarvan bij aanvang van het project 201,5 hectare gelegen was op bedrijventerreinen die niet worden beheerd door beide intercommunales, 25,8 hectare was gelegen op bedrijventerreinen beheerd door WVI en 31,6 hectare op bedrijventerreinen beheerd door Leiedal. De projectfiche maakt een onderscheid tussen de categorieën primair te vermarkten, solitaire locaties, ontsluitingsproblemen, eigendomsbetwistingen, verontreinigde gronden, secundair te vermarkten, reservegronden, onwillige eigenaars, knelpuntdossiers en locaties die vanuit de gemeenten werden aangeduid.
Voor POM Antwerpen wordt een potentieel aan te vermarkten gronden van 650 hectare bekeken. De opdeling in verschillende vormen van onbenutte bedrijventerreinen die gemaakt wordt, is: recent bedrijventerrein met onbenutte reserves, ontsluiting, globaal ontwikkelingsproject, betere marktwerking, niet realiseerbaar.
Voor IOK wordt ongeveer 65 hectare onbenutte gronden bekeken in het kader van het project. Het betreft gronden waarvan uit het detailonderzoek ´onbenutte bedrijventerreinen´ is gebleken dat ze voor vermarkting in aanmerking komen.
Voor POM Limburg wordt 780 hectare bekeken, waarvan 262 hectare in West-Limburg. Het betreft alle gedetecteerde onbenutte gronden in de provincie.
Voor POM Vlaams-Brabant wordt gewerkt rond een totaal van 878,3 hectare onbenutte bedrijventerreinen. Het betreft het totaal aan gedetecteerde onbenutte gronden.
Specifiek voor wat betreft de inbreng van resultaten onderzoek naar onbenutte of onderbenutte bedrijventerreinen, denk ik dat deze vraag beantwoord is.
Samen met VLAO zette het Agentschap Economie ook een traject op tot structurele verbetering van de GIS-inventaris ´bedrijventerreinen´. Zo zullen de codes worden herzien in attributen op perceels- en terreinniveau om meer verfijnde gegevens uit de databank te halen. Verschillen zoals tussen het ruimtelijk beschikbaar aanbod en het economisch aanbod, het aanbod op de markt, moeten zo ook beter te monitoren zijn. Op termijn zal dus ook een gerichte actie mogelijk zijn voor bepaalde types van leegstand of afwijkend gebruik
Daarnaast is het de bedoeling om de GIS-inventaris uit te breiden met een nieuwe laag, die de zoekzones voor bijkomende bedrijventerreinen omvat en de zones opgenomen in ´planningsprocessen ruimtelijke ordening´. De GIS-inventaris zou zo ook het toekomstige aanbod aan bedrijventerreinen omvatten.
Het concept van de GIS-optimalisering zal normaal gezien afgerond zijn tegen einde 2008. De implementatie van het nieuwe GIS volgt nadien.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mevrouw de minister, u hebt een belangrijk antwoord gegeven. Ik stel vast - en ik neem aan de collega´s met mij - dat de zaak zeer grondig wordt aangepakt. Er is een goede samenwerking tussen het Agentschap Economie en de POM´s, de intercommunales en zelfs de gemeenten. Ik vind het zeer goed dat men het ook heeft over de huidige ruimtelijke afbakeningsprocessen voor nieuwe bedrijventerreinen, in het kader van de afbakening van kleinstedelijke en stedelijke gebieden. Uw antwoord kan in vele provincies en gemeentebesturen richtinggevend zijn voor mensen die klagen dat er te weinig grond beschikbaar zou zijn. Zo kan een oplossing worden gevonden voor bepaalde, en eigenlijk redelijk veel, gevallen.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Ik ben verwonderd deze hoge cijfers te horen. Ik kan me echter niet goed voorstellen wat 700 hectare echt betekent. Op Linkeroever of op andere plaatsen kan ik me dat wel voorstellen, maar verdeeld over een provincie en luisterend naar de klaagzang van de ondernemers en de gemeenten over het gebrek aan plaats, vind ik het goed dat er een objectief gegeven voorhanden is. Het is evenzeer van belang dat er hard wordt gewerkt om de bedrijventerreinen snel bruikbaar te maken en op de markt te gooien zodat ze kunnen worden gebruikt waarvoor ze ooit werden bedoeld. Ze moeten immers ook nog worden gesaneerd en opnieuw ingericht.
Minister Patricia Ceysens: Ik wil de leden hier danken. Het kan zeker een steun betekenen voor de leidend ambtenaar van het Agentschap Economie, die heeft meegeluisterd. Het doet ook af en toe deugd om een positieve kritiek te horen over het vele werk en de vele manuren die er door het agentschap worden gepresteerd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.