Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 04/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over het landbouwonderzoek
De voorzitter: Ik werd gevraagd om de heer Van Hauthem te verontschuldigen die in de Senaat vergadert.
De heer De Meyer heeft me gevraagd om als eerste te mogen beginnen omdat hij eveneens in de commissie voor Onderwijs wordt verwacht.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mevrouw de minister, het beschikbare landbouwareaal op onze wereld wordt geschat op zo´n 8,5 miljard hectare. Gemiddeld elke tien seconden verdwijnt er echter een hectare landbouwgrond, en de wereldbevolking blijft ondertussen groeien. Jacques Diouf, directeur-generaal van de FAO belichtte tijdens een plechtigheid in Rome naar aanleiding van de Wereldvoedseldag de noodzaak om massaal te investeren in het landbouwpotentieel van arme landen. Om in 2050 9 miljard mensen te kunnen voeden, is het immers aangewezen om de huidige voedselproductie te verdubbelen.
In die context lanceren de derdewereld- en de landbouworganisaties een oproep om het recht op voedselsoevereiniteit te versterken. Concreet wordt gevraagd om in het kader van de internationale samenwerking de Belgische steun aan de landbouw te versterken dankzij een significante verhoging van de budgetten.
Ook vanuit de Europese Unie werd er in het licht van de voedselcrisis van de afgelopen maanden voor een substantiële verhoging van de middelen voor landbouwonderzoek gepleit. Een verhoogde productie van landbouw- en veeteeltproducten zal immers moeten worden gerealiseerd op ongeveer dezelfde oppervlakte als er momenteel ter beschikking staat.
Wereldwijd is het bijna niet meer mogelijk om nieuwe arealen in gebruik te nemen, en ook in Vlaanderen worstelen we ontegensprekelijk met een toenemende grondschaarste, zeker voor land- en tuinbouwactiviteiten. De verhoudingsgewijs grootste groei in de voedselproductie kan vanzelfsprekend worden gerealiseerd in armere landen, in het bijzonder in de sector van de rijstteelt. Maar ook het Westen mag niet achterop blijven, en moet zijn teelten optimaliseren.
Een toename van de productie moet op een duurzame manier geschieden, maar tegelijk ook op een intensievere wijze. Om dit te bereiken is een coherent beleid op het vlak van het collectief landbouwonderzoek broodnodig.
De innovaties die in Vlaanderen ontwikkeld worden, komen immers uiteindelijk ook het Zuiden ten goede. Een mooi voorbeeld hiervan is de toppositie die het Vlaamse onderzoek op de Gentse Biotechcampus inneemt inzake de ontwikkeling van sterkere rijstvarianten. Ook België schaarde zich achter de conclusies van de FAO en de EU.
Mevrouw de minister, schaart ook de Vlaamse Regering zich achter de oproep naar meer middelen voor landbouwonderzoek om zo tot intensievere, duurzamere teelten te komen? Als dat het geval is, op welke manier zult u dan het collectief landbouwonderzoek in Vlaanderen aanmoedigen en versnellen? Welke mogelijkheden ziet u om de Vlaamse kennis uit landbouwonderzoek te delen met het Zuiden? Op welke wijze zijn de middelen voor collectief landbouwonderzoek tijdens de voorbije en tijdens deze legislatuur geëvolueerd? Welke bijkomende inspanningen mogen we nog verwachten tijdens deze legislatuur?
Ik heb deze vraag op 27 oktober 2008 gesteld, nog voor de begrotingsbesprekingen. Ik veronderstel dat de minister daar al een antwoord op heeft gegeven.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Op de eerste vraag kan ik u antwoorden dat de financiering van de projecten Landbouwonderzoek in Vlaanderen hoofdzakelijk via het IWT gebeurt in het programma ´Toegepast collectief onderzoek voor de land- en tuinbouwsector´. Voor dit programma is in een budgettaire enveloppe voorzien van 9,602 miljoen euro.
Als we even de vergelijking maken met de andere IWT-programma´s die zijn gericht op de ondersteuning van collectief onderzoek in Vlaanderen, dan stellen we vast dat er in 2007 in het kader van het Tetrafonds een subsidiebedrag van 7,399 miljoen euro werd toegekend, en voor projecten van VIS Collectief Onderzoek een bedrag van 6,099 miljoen euro. Beide programma´s zijn in het licht van de toepassing van de resultaten bovendien gericht op alle economische sectoren in Vlaanderen. Dat geeft aan in hoeveel middelen er wordt voorzien voor dat programma Land- en Tuinbouw.
Binnen het IWT-programma Landbouwonderzoek wordt er bij de evaluatie en selectie van de projectvoorstellen wel degelijk rekening gehouden met de bijdrage van de projecten op het vlak van de duurzame landbouw. Projecten Landbouwonderzoek die focussen op een substantiële bijdrage tot duurzame landbouw, kunnen namelijk een prioriteitsstelling in de selectie krijgen.
In overleg met de Vlaamse landbouwadministratie zijn een aantal indicatoren opgesteld op basis waarvan de bijdrage van een project op het vlak van duurzame landbouw kan worden berekend. Hierbij wordt uitgegaan van zowel de ecologische, economische als sociale aspecten van duurzame landbouw. Naar analogie met de andere IWT-programma´s zullen enkel projecten die een duidelijke meerwaarde creëren met betrekking tot de milieuaspecten een differentiële score kunnen verkrijgen.
Zo werden dit jaar twaalf nieuwe projecten Landbouwonderzoek goedgekeurd, waarvan er acht duidelijk gericht zijn op een meer duurzame land- en tuinbouwproductie, wat overeenstemt met een subsidie van in totaal 2,950 miljoen euro.
Wat uw tweede vraag betreft, werd er eind 2007 op initiatief van het Platform voor Landbouwonderzoek, samengesteld uit vertegenwoordigers van het onderzoekslandschap van het beleidsdomein Landbouw en Visserij en van IWT, een overleg opgestart rond de evaluatie- en selectieprocedure van het programma Landbouwonderzoek.
In antwoord op de aanbevelingen van het Platform zijn vervolgens wijzigingen geformuleerd die strekken tot de bijsturing van het financieringsinstrument. Zo werd naar analogie met de andere collectieve programma´s een nieuwe en beter gestructureerde handleiding opgesteld, werd ten behoeve van de aanvragers een aanvraag-template uitgewerkt met een logische opbouw en werd overlapping in de gevraagde informatie vermeden.
Na de ontvankelijkheidanalyse zal de aanvragers tevens de mogelijkheid geboden worden om hun projectvoorstel te komen toelichten aan een IWT-adviseur, met indiening van eventuele aanvullingen binnen de tien werkdagen. Op vraag van het departement Landbouw en Visserij is ook de mogelijkheid gecreëerd om, naar analogie met wat aanvaard wordt voor het VIS - Collectief Onderzoek, voor bepaalde projecten een tussenkomst van het Fonds voor Landbouw en Visserij toe te staan. Dit fonds is een begrotingsfonds dat uitsluitend gespijsd wordt met bijdragen van de primaire producenten uit zowel de plantaardige als de dierlijke sector. De raad van het fonds zal autonoom beslissen welk projecten voor cofinanciering in aanmerking komen.
Wat uw derde vraag betreft, is in de eerste plaats het opzetten van programma´s voor ontwikkelingssamenwerking niet meteen mijn bevoegdheid. Bovendien is het voornamelijk de taak van de Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs om actief de door de overheid gesubsidieerde kennis naar het Zuiden uit te dragen. Dat hier duidelijk gevolg aan wordt gegeven, getuigen de acties die ondernomen worden in het kader van de VLIR-UOS-werking (Vlaamse Interuniversitaire Raad - Universitaire Ontwikkelingssamenwerking). Deze is voor de Belgische overheid de verantwoordelijke actor voor ontwikkelingssamenwerking tussen de universiteiten en hogescholen in Vlaanderen/België en hun respectieve partners in het Zuiden. Voor een mooi overzicht van de diverse internationale programma´s die in dit verband worden gefinancierd, zou ik willen doorverwijzen naar de website www.vliruos.be. Daarnaast is er eveneens het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking, dat instaat voor de ontwikkelingssamenwerking op Vlaams niveau en tal van voedselzekerheidsprogramma´s voor het Zuiden financiert. Hierbij staan begrippen als duurzame economie en ethisch ondernemen centraal.
Wat het IWT-programma landbouwonderzoek betreft, kan ik een evolutie geven van de toegekende subsidies over de voorbije vier jaar. Ik zal de tabel aan het commissiesecretariaat overmaken.
Daarnaast zijn er bij IWT nog een aantal andere financieringskanalen waar landbouw- en visserijgeoriënteerde projecten kunnen worden ingediend. De land- en tuinbouwbedrijven met een rechtspersoonlijkheid kunnen een aanvraag indienen in het kmo-programma voor innovatiestudies en -projecten. Voor deze die gegroepeerd zijn in een sector- of een beroepsorganisatie, bestaat tevens de mogelijkheid om te participeren in het programma voor Vlaamse Innovatie Samenwerkingsverbanden (VIS). Binnen dit programma zijn er twee projecttypes voor kennisoverdracht die goed aansluiten bij de noden van de land- en tuinbouwpraktijk. Het betreft de ondersteuning van Technologische Adviseer Diensten (TAD) en de projecten die eerder Thematische Innovatie Stimulering (TIS) beogen.
Indien we de agro-foodketen in zijn geheel beschouwen, dan kunnen we stellen dat heel wat bedrijven uit de toeleveringssector regelmatig een beroep doen op het O&O-steunprogramma, waarvan de resultaten op langere termijn eveneens gevaloriseerd kunnen worden door de land- en tuinbouwsector. Daarnaast zijn er ook nog de onderzoeksmandaten die de mogelijkheid bieden aan jonge wetenschappers om zich ook in het domein van het landbouw- en visserijgeorïenteerde onderzoek verder te verdiepen. Over de periode 2004-2007 vertegenwoordigden de bovenvermelde maatregelen een jaarlijks bijkomend steunvolume van gemiddeld 3.880.000 euro.
Minister-president en minister van Landbouw Kris Peeters heeft, zoals u misschien weet, aan het Platform voor Landbouwonderzoek de opdracht gegeven om de behoeften voor het landbouwonderzoek uit te tekenen tot 2020. Hierbij is het de bedoeling om een Witboek Landbouwonderzoek op te maken en aan te geven welke thema´s, sectoren of onderzoeksvragen prioriteit hebben voor de Vlaamse landbouw op langere termijn.
Bij het opstellen van dit witboek zal eveneens de nodige aandacht gegeven worden aan de organisatie en financiering van landbouwonderzoek. Het lijkt me daarom wat voorbarig om in afwachting van de aanbevelingen die geformuleerd zullen worden, nu reeds bijkomende inspanningen te plannen. Bovendien is voor het IWT-programma Landbouwonderzoek reeds in een enorme budgettaire enveloppe voorzien, in vergelijking met de andere steunprogramma´s voor collectief onderzoek.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mevrouw de minister, ik veronderstel dat we uw antwoord zullen ontvangen, zodat we de cijfers grondig kunnen analyseren. Uit de teneur van uw antwoord blijkt duidelijk dat de Vlaamse Regering belang hecht aan landbouw en het bijhorende landbouwonderzoek. Dat is niet alleen belangrijk voor de Vlaamse land- en tuinbouwsector. Als we zien hoe de landbouwsector en de economie in het algemeen op Europees en mondiaal vlak evolueren, en we zien de evolutie van de wereldbevolking, dan moet een klein land zijn verantwoordelijkheid opnemen op het vlak van wetenschappelijk onderzoek.
Minister Patricia Ceysens: Uiteraard krijgt u het antwoord. Daar staan ook tabellen in met een evolutie van de cijfers. Het spreekt boekdelen dat de budgettaire enveloppe voor het collectief onderzoek land- en tuinbouw meer dan 9 miljoen euro bedraagt. De twee andere programma´s voor collectief onderzoek in de andere economische sectoren is 13 miljoen euro.
De heer Jos De Meyer: Mevrouw de minister, als we dit vergelijken met de vorige Vlaamse Regering, is er een duidelijk verschil.
De voorzitter: Het incident is gesloten.