Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 06/05/2008
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over ondersteuning van jeugdbewegingen bij de renovatie van jeugdlokalen
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de minister, bij de begrotingscontrole, die binnenkort ter stemming voorligt in de plenaire vergadering, hebt u gezorgd voor een toename van middelen, onder meer voor het opstarten van een fonds voor verenigingslokalen, dat jaarlijks gevuld wordt met een bedrag van een miljoen euro. Op basis van een reglement kunnen verenigingen, ook jeugdverenigingen, inschrijven voor subsidies van 15.000 tot 20.000 euro voor bouw- of verbouwingsprojecten van hun lokalen. Dat is een zeer goede zaak.
Het is bovendien geen overbodige luxe. Onder andere in het kader van de brandveiligheid van jeugdlokalen, waar u in beleidsdocumenten uit het verleden naar hebt verwezen, moeten heel wat jeugdwerkinitiatieven - vaak grote - werken uitvoeren. Mijn vraag is dan ook geïnspireerd door de zorg voor een mogelijk bijkomende financiële ondersteuning, waarvoor weliswaar de federale overheid bevoegd is, via het btw-tarief. Misschien kunnen wij daar ook iets aan doen.
We kennen allemaal de regeling voor de verbouwingen aan een woning. Als de woning ouder is dan 5 jaar én minstens 5 jaar in gebruik is op het moment dat de btw verschuldigd is, geldt een verlaagd btw-tarief van 6 percent in plaats van het normale tarief van 21 percent. Om van dat tarief te kunnen genieten, moet men ´eindverbruiker´ zijn. Dat betekent dat men een zakelijk recht - eigendom, vruchtgebruik - of een recht van genot - huurder - bezit op de woning. Dat tarief geldt echter alleen voor werken die men laat uitvoeren door een geregistreerde aannemer.
Wat de jeugdverblijfsaccommodatie betreft, zijn een aantal zaken zeker voor verbetering vatbaar. De jeugdverblijfscentra vormen een specifieke, niet erg uitgebreide categorie. Ze zijn in elk geval niet zo talrijk als de vele lokalen van jeugdverenigingen in bijna elke Vlaamse gemeente. De jeugdverblijfscentra kunnen aan het tarief van 21 percent ontsnappen, indien ze cumulatief aan de volgende voorwaarden voor verbouwingen voldoen. Eén: het moet gaan om werken in onroerende staat van een woning. Twee: de woning werd minstens vijf jaar geleden voor het eerst in gebruik genomen. Drie: de werken worden uitgevoerd en gefactureerd door een geregistreerde aannemer. Vier: de woning wordt, na uitvoering van de werken, als privéwoning gebruikt. Een zelfkookhuis wordt bijvoorbeeld beschouwd als een privéhuis als er geen bijkomende diensten worden verstrekt, zoals het aanbieden van maaltijden.
Het gebouw mag bovendien enkel als bivakhuis worden gebruikt en geen enkele andere functie hebben, zoals een jeugdbewegingslokaal, parochiaal centrum, of wat dan ook.
Algemeen worden dus de voorwaarden gesteld dat de woning als privéwoning wordt gebruikt en men de werken dient te laten uitvoeren door een geregistreerde aannemer. Bij werken die men zelf uitvoert, valt men onder het tarief van 21 percent.
Bij de jeugdbewegingslokalen zelf is de situatie anders. Die worden niet aanzien als privéwoning, en dus geldt daar over de hele lijn het btw-tarief van 21 percent. Dat is vaak een groot verschil ten opzichte van het gunstiger tarief van 6 percent. Veel jeugdwerkinitiatieven steken bovendien de handen zelf uit de mouwen om de kosten te drukken. Daar is het al helemaal onmogelijk om een gunstig btw-tarief te verkrijgen.
Daarom wil ik u vragen om bovenop de inspanningen die u al doet om de vele noodzakelijke werken aan de lokalen van jeugdverenigingen te verlichten, nog bijkomende stappen te zetten. Bent u bereid om overleg te plegen met uw federale collega om deze regeling te herzien, zodat enerzijds de renovatie van lokalen voor jeugdbewegingen kan worden gelijkgesteld aan de renovatie van privéwoningen, en dus ook bij verbouwingen aan deze gebouwen het 6 percenttarief van kracht kan worden, en anderzijds ook voor de aankoop in uitvoering van werken aan jeugdlokalen het 6 percenttarief kan worden toegepast? Ik besef dat de eerste vraag meer haalbaar is dan de tweede, maar ik stel ze toch allebei.
Kan er, in overleg met de bevoegde federale minister, bekeken worden hoe men de voorwaarden voor vermindering van het btw-tarief bij verbouwingen aan jeugdverblijfscentra minder streng kan maken? Ik heb het dan over gemengd gebruik. Ik geef wel toe dat de situatie daar al iets gunstiger is.
Misschien hebt u deze zaken in het verleden al aangekaart bij uw Franstalige evenknie. Dat weet ik niet. Het zou voor vele jeugdverenigingen in elk geval een slok op een borrel schelen mochten we daar vooruitgang kunnen boeken.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tine Rombouts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik wil me aansluiten bij deze vraag, omdat de jeugdlokalen een element vormen dat iedereen in deze commissie dierbaar is. We zijn de minister ook dankbaar dat daar initiatieven rond worden genomen. Het is een belangrijk knelpunt voor elke gemeente in Vlaanderen.
Mijnheer de minister, de extra middelen om de bouw- of verbouwprojecten van de lokalen te ondersteunen, zijn zeer welkom. Middelen zijn immers altijd een knelpunt wanneer er bouwplannen zijn. Ik zie dat daar een concreet reglement voor wordt opgemaakt. Wat is de stand van zaken van dat reglement? Zijn de adviesraden daarvoor al gecontacteerd? Hoe gaan de middelen uit dat fonds toebedeeld worden? Hoe gaat u om met verenigingen die lokalen huren of die hun lokaal via een vzw beheren? Hoe gaat u om met verenigingen die hun eigen lokaal hebben?
In de commissie zijn er daarnaast al verschillende discussies geweest over de brandveiligheid. Ik verwijs daarbij ook naar mijn schriftelijke vraag. Brandveiligheid is een zeer belangrijke topic met betrekking tot de jeugdlokalen. Er zijn ook al op verschillende niveaus initiatieven rond genomen.
U hebt in uw beleidsbrief het engagement opgenomen om daar een modelreglement voor te ontwerpen, omdat er momenteel heel veel onduidelijkheid is. We weten ook niet goed of we daar afhankelijk zijn van de gemeenten of niet.
Hoe gaat u dat in evenwicht brengen met dat fonds? Wordt dat samen bekeken, of staat dat volledig los van elkaar? Wanneer de middelen uitgedeeld worden, is de brandveiligheid natuurlijk ook een belangrijk element.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik zal geen nieuwe elementen toevoegen, maar wens enkel het belang van de vraag van de heer Gatz te onderschrijven. Voor zover we er zelf geen deel van uitgemaakt hebben, kennen we allemaal jeugdbewegingen die vol enthousiasme en goede bedoelingen, en soms ook met wat overmoed, aan verbouwingswerken beginnen. Zij worden daarbij geconfronteerd met een moeilijk financieel plaatje. Dat zorgt soms voor beperkingen, en dat komt de veiligheid van de lokalen niet ten goede. Dit is dus een zeer terechte vraag.
Het element dat men zelf de aankoop doet om zelf aan het werk te gaan aan verminderd btw-tarief, roept heel wat vragen op, onder meer wat de controle betreft. Ik heb daar zelf niet meteen een pasklaar antwoord op. Is daar in het verleden al over nagedacht? Zijn er al concrete voorstellen uitgewerkt? Zo ja, waarom kunnen die nog niet worden toegepast?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega´s, in deze commissie is reeds meermaals en volkomen terecht aandacht gevraagd voor de staat en de kwaliteit van de huisvesting van het jeugdwerk. In mijn antwoorden heb ik altijd het belang van degelijke, aangepaste infrastructuur voor lokale jeugdverenigingen onderstreept. De voorbije jaren, ook in de vorige legislatuur, heb ik als minister van Jeugd, en dus ook als minister voor het jeugdwerk, concrete aandacht geschonken aan de accommodatie voor en van het jeugdwerk.
De belangrijkste uitdaging ligt zeker bij het lokale, plaatselijke jeugdwerk. Daarbij zijn er enkele jeugdwerkvormen die heel specifieke noden stellen. Om te beginnen zijn er de jeugdbewegingen, in totaal bijna 3000 lokale groepen. Daarvoor is een eigen lokaal onontbeerlijk, want zonder zo´n eigen en ook wel eigenzinnige huisvesting, kan het jeugdbewegingswerk niet bestaan. Ook de jeugdhuizen zijn absoluut verbonden aan een eigen accommodatie - het begrip ´jeugdhuis´ zegt het zelf. Deze huisvesting heeft uiteraard een andere functionaliteit dan het jeugdbewegingslokaal.
Ook de vakantiespeelpleinorganisaties beschikken over specifieke infrastructuur, waarbij meestal ook heel wat buitenspeelruimte noodzakelijk is. Daarnaast dienen ook de werkingen voor bijzondere doelgroepen, jeugdateliers en dergelijke te worden vermeld. Ik wil in dit verband ook verwijzen naar de gestage toename van het aantal gemeentelijke jeugdcentra waarin vaak heel wat functies worden gecombineerd: een fuifzaal, soms een jongerenontmoeting, een JIP, de dienstverlening van de jeugddienst enzovoort.
Dat alles maakt dat het lokale jeugdwerk in Vlaanderen met ruim 5000 lokale initiatieven over heel veel eigen infrastructuur beschikt. Samen met de lokale sportverenigingen is het jeugdwerk wellicht het meest betrokken op eigen, specifieke lokalen en terreinen. Het is daarom niet verwonderlijk dat sinds vele jaren de aandacht voor jeugdruimte, en daarin ook jeugdwerkinfrastructuur, een prioriteit is binnen het decreet op het lokale jeugdwerkbeleid en recent ook het hele jeugdbeleid.
In de meest recente wijziging van het decreet heb ik, op uitdrukkelijk verzoek van het jeugdwerk, ´jeugdwerkinfrastructuur´ specifiek als jeugdwerkprioriteit opgenomen. Dat betekent dat gemeentebesturen die van deze prioriteit concreet werk maken, daarvoor ook aanvullend door de Vlaamse overheid worden gesubsidieerd. Deze prioriteit is operationeel vanaf 2008, het eerste jaar van de lopende jeugdbeleidsplannen. Het lijkt alsof deze prioriteit altijd wordt gesteld, maar die laatste keuze heeft een scherpere focus, namelijk van ´jeugdruimte´ naar ´jeugdwerkinfrastructuur´.
Ik wil bij deze gelegenheid ook mijn appreciatie uitspreken voor heel wat gemeentebesturen die, wellicht mee door dit decreet en de prioriteitstelling, al jarenlang en met goed effect hebben geïnvesteerd in jeugdwerklokalen. Zonder die synergie zou het Vlaamse beleid te beperkte effecten sorteren. Maar ik kan zonder enige schroom ook stellen dat deze beleidsvoering niet voldoende tegemoet komt aan de hoge noden. Door tal van redenen krijgen jeugdwerklokalen met blijvende en misschien zelfs toenemende problemen te maken.
Zoals ik eerder al in deze commissie meldde, loopt er momenteel een onderzoek naar de kwaliteit en de bijhorende problemen van lokale verenigingsinfrastructuur. De aanleiding tot dit onderzoek is onder meer de vaak onderschatte negatieve invloed van toenemende regelgeving allerlei, zoals die rond hygiëne, veiligheid, ruimtelijke ordening en dergelijke meer. Samen met het verdwijnen van de steun van bijvoorbeeld parochies, colleges of andere historisch zuilgebonden organisaties, zorgt deze regulitis voor heel wat problemen. Het lopende onderzoek zal hierover meer informatie verschaffen.
Ik verwacht de resultaten van dat onderzoek in juni 2008, maar daar kan ik vanzelfsprekend niet op wachten. Daarom geef ik vanaf 2008 jaarlijks voor 1 miljoen euro een aanzet om infrastructuurwerken aan lokale verenigingslokalen te subsidiëren. Het is duidelijk dat hierbij, hoewel niet uitsluitend, vooral jeugdwerkaccommodatie zal worden bediend. Een reglement ter zake wordt heel binnenkort gecommuniceerd. De eerste subsidiedossiers worden nog dit jaar behandeld en toegewezen. We zullen dat miljoen euro ook dit jaar vastleggen.
Mijnheer Gatz, de problematiek die uw vraag aankaart, namelijk de probleemstelling rond het verlaagde btw-tarief van 6 percent, leidt niet naar een vanzelfsprekend antwoord. U bent er zich ongetwijfeld van bewust dat de regelgeving hieromtrent zich op federaal niveau ontwikkelt, bij minister Reynders. Ik wil hierbij dan ook een beroep doen op de partijen die op federaal niveau in de meerderheid zitten. Het spreekt voor zich dat ik hierover graag overleg wil organiseren, maar het is zeker geen vanzelfsprekende materie. Hier zijn immers sterke en invloedrijke commerciële krachten werkzaam.
Daarbij wil ik twee duidelijke stellingen poneren. Mijn ervaring om met het federale niveau te onderhandelen over verenigingsgerelateerde thema´s, is ronduit negatief. De bekommernis, de gevoeligheid, de kennis, de betrokkenheid en dergelijke zijn hier amper tot niet merkbaar. Ik verwijs hierbij naar alles wat met vrijwilligerswerk te maken heeft: billijke vergoeding en SABAM, leurvergunningen, sport- en cultuurcheques, fiscale aftrekbaarheid, de vzw-wetgeving, en dergelijke meer. Verenigingen - zeker jeugdverenigingen - bestaan niet in het federale blikveld. Zeker wanneer Franstalige ministers een departement beheren, valt op hoe moeilijk zij zich in de Vlaamse werkelijkheid van het cultuur-, jeugd- en sportbeleid kunnen verplaatsen. Ik wil geen waardeoordeel uitspreken over het beleid ter zake in de Franse Gemeenschap, maar het staat vast dat de bestuurlijke cultuur fundamenteel anders is en het maatschappelijke landschap qua verenigingen, bovenstructuren, en dergelijke niet vergelijkbaar. Dat maakt het zo verdomd moeilijk om overleg te plegen en tot federale maatregelen te komen die zich ook op het Vlaamse niveau laten toepassen.
En het geldt ook omgekeerd, zo bewijst onder andere het recente probleem van de vrijwilligersverzekeringen. Ex-staatssecretaris Bruno Tuybens lanceerde, via loterijmiddelen, een systeem voor een financiële tussenkomst voor vrijwilligersverzekeringen. Dat systeem blijkt absoluut niet te werken in de Franse Gemeenschap, maar sluit beter en nauwer aan bij de noden van verenigingen en vrijwilligers in de Vlaamse Gemeenschap.
Tot zover mijn twee vaststellingen. Het zijn spijtige vaststellingen, maar zoals u weet, ben ik een onverbeterlijke optimist. We moeten pogingen blijven ondernemen.
Het klopt dat een verlaagd btw-tarief slechts geldt voor werken aan gebouwen, ouder dan vijf jaar, geheel of gedeeltelijk gebruikt als privéwoning. Op die regel bestaan evenwel heel wat uitzonderingen. Bepaalde instellingen, zoals tehuizen voor bejaarden, personen met een handicap of minderjarigen, internaten van scholen of universiteiten, opvangtehuizen voor thuislozen of personen in moeilijkheden, kunnen gebruik maken van het verlaagde btw-tarief. En dat opent perspectieven.
De uitzondering wordt hier toegestaan omwille van het sociale karakter van de instellingen en de huisvesting die ze bieden - dat betekent concreet residentiële of overnachtingsmogelijkheden. De vereiste tot huisvesting is hierbij opmerkelijk en in de context van de vraag ook fundamenteel.
Klaslokalen, lokalen voor dagopvang bij een OCMW komen bijgevolg niet in aanmerking. Ik vermeld dit omdat deze uitzondering uitdrukkelijk ook niet geldt voor bijvoorbeeld het jeugdwerk of de jeugdverblijven. Daar is immers het tegenovergestelde van kracht. Zo stelt de federale administratie uitdrukkelijk dat indien er sprake is van een huisvestingscontract, deze huizen niet in aanmerking komen voor het verlaagde btw-tarief in de onroerende sector.
Van een huisvestingscontract is dan sprake bij het aanbieden van gemeubeld logies, onthaal en de verplichte afname van minstens een van de volgende zaken: regelmatig onderhoud en schoonmaken van de kamers, verschaffen en verversen van het huishoudlinnen en het verschaffen van een ontbijt. Enkel indien het een louter zelfkookhuis betreft, dus zonder dat het als een levering van een dienst kan worden beschouwd, aanvaardt men de logica van de eindgebruiker en is het verlaagde tarief wel van toepassing. Voor gewone jeugdlokalen of lokalen die naast de gewone werking ook nog verhuurd worden voor overnachtingen, geldt dus het normale en hoge tarief van 21 percent.
U vermeldt verder ook dat het gangbare btw-tarief gehanteerd wordt voor de aankoop van materialen indien het jeugdwerk zelf de handen uit de mouwen steekt. Net als bij de private woningbouw is hier geen verlaagd tarief van toepassing. Het achterliggende idee hierbij is uiteraard het stimuleren van de werkgelegenheid. Voor het sterke verenigingsleven in Vlaanderen lijkt dit echter meer op een bestraffing van het jeugdwerk, dat ter plaatse zelf of met de enthousiaste medewerking van ouders en sympathisanten, de handen uit de mouw wil steken om de stek voor de eigen vereniging mee te helpen bouwen of verbouwen. En die bestraffing staat helemaal haaks op wat ik met de al vermelde beleidsinitiatieven wil stimuleren en ondersteunen.
Mijnheer Gatz, ik ben bewust iets dieper op deze problematiek ingegaan om de complexiteit ervan aan te tonen. Daarenboven liggen mogelijke oplossingen niet alleen buiten de Vlaamse bevoegdheid, ook de mogelijkheden van de federale overheid blijken beperkt. Europa is namelijk de hoofdspeler inzake het btw-tarief. Voor mij is dat een aanleiding om me toch even eurokritisch uit te laten, want dat is eigenlijk niet het Europa dat onze gemeenschap verbetert.
In uitvoering van het regeerakkoord van juli 2003 vroeg de federale overheid om een verlaagd btw-tarief voor onder meer het onderwijs. Hierover werd op Europees niveau echter geen akkoord bereikt. Tijdens de Ecofin-raad van 14 februari 2006 werd erkend dat de vraag naar meer bewegingsruimte voor de lidstaten inzake verlaagde btw-tarieven verdere overweging verdiende. Hierover moet verder worden onderhandeld.
Ik ben zeker bereid om het door u gevraagde verlaagde btw-tarief met volle kracht mee te verdedigen. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de werken aan jeugdverblijfscentra. Ik zal daarvoor contact opnemen met mijn federale collega Didier Reynders en hem vragen om ook onze bekommernissen mee te nemen in de lopende onderhandelingen. Ik vraag ook aan mijn collegae om dit verzoek te ondersteunen.
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. De complexiteit van de materie was mij ook bekend. Ook de Europese regiefunctie in verband met de btw-tarieven speelt hier niet meteen in onze kaart.
Ik wil u op deze kwestie zeker niet afrekenen. Ik wou vooral weten of u bereid was om u hier dossiermatig voor te bereiden op contacten met de federale minister van Financiën. Ik neem aan dat u in de komende weken of maanden een ernstige poging zult ondernemen om dat, met de nodige overredingskracht, op de agenda te krijgen.
Ik neem in elk geval uw suggestie mee om zelf de hand aan de ploeg te slaan en waar mogelijk een steentje bij te dragen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.