Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 29/04/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het sociaal statuut van onthaalouders
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik heb een korte vraag over het sociaal statuut van onthaalouders. Afgelopen maand bezorgde u mij een studie van Kind en Gezin met een knelpuntenanalyse en een financiële analyse over de mogelijke gevolgen van de invoering van het werknemersstatuut voor die onthaalouders die aan een dienst voor onthaalouders verbonden zijn. In uw antwoord vertelt u dat er geen conclusies zijn. Dat is inderdaad wellicht niet de opdracht van de onderzoekers, maar wel van de Vlaamse Regering.
In antwoord op mijn vraag stelde u dit beleidsgegeven te willen opnemen en hiervoor contact te zullen leggen met het federale niveau. Federaal parlementslid Sarah Smeyers ondervroeg ondertussen minister Onkelinx, bevoegd voor Sociale Zaken. De minister toonde zich zeer bereidwillig om deze problematiek op te nemen. Naast de technische problemen die zich zouden voordoen, zag zij als belangrijke belemmering echter het financiële plaatje, dat vooral ten koste is van de gemeenschappen. Zij stelde niet zomaar eenzijdig het statuut te kunnen verbeteren zonder daarin de gemeenschappen te kennen, gelet op het kostenplaatje.
Uit de studie van Kind en Gezin blijkt dat er naast de meerkosten ook belangrijke terugverdieneffecten zijn, bijvoorbeeld de werkgeversbijdrage, werknemersbijdrage en de bedrijfsvoorheffing. Die situeren zich echter vooral op het federale niveau.
Volgens minister Onkelinx zijn er gesprekken aan de gang tussen de federale staat en de gemeenschappen over de budgettaire aspecten van een dergelijk statuut.
Mijnheer de minister, in welke fase bevinden deze gesprekken zich? Welk resultaat verwacht u ervan? Wanneer zou deze zaak afgerond kunnen zijn? Welk standpunt verdedigt de Vlaamse Regering in deze besprekingen?
Uit het antwoord van minister Onkelinx meende ik ook te kunnen opmaken dat zij niet op de hoogte was van de studie van Kind en Gezin. Is deze studie officieel overgemaakt aan het federale niveau?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, in deze commissie heb ik al herhaaldelijk een betoog gehouden over deze problematiek. Onze fractie pleit al jaren, zelfs al in de vorige regeerperiode, voor het toekennen van een volwaardig statuut aan de onthaalouder. Vandaag zitten we zowat in een grijze zone met het sui-generisstatuut, waarvan de Nationale Arbeidsraad in 2002 al uitdrukkelijk heeft gezegd dat het slechts een overgangsmaatregel kan zijn en dat het een plicht is om hier dringend werk van te maken.
We zijn ondertussen zes jaar verder en we zitten nog altijd in de overgangsfase. Er is nog altijd geen werk gemaakt van het statuut, ook al is er zelfs rechtspraak van ons hoogste rechtscollege. Mijnheer de minister, als student rechten heb ik altijd geleerd dat men gezaghebbende arresten van de hoogste rechtscolleges in dit land eigenlijk zou moeten respecteren. Als we dat van de burger verwachten, is het zeker de plicht van de overheid om dat ook te doen. Een arrest van het Hof van Cassatie van 2006 heeft uitdrukkelijk bevestigd dat de onthaalouder een werknemer is.
Collega´s, we hebben hierover al een voorstel van resolutie ingediend, helaas zonder veel resultaat, en we hebben ook al verschillende keren een motie ingediend.
Mijnheer de minister, ik denk dat het tijd wordt om opnieuw overleg te hebben. Het uitwerken van het statuut is natuurlijk een federale bevoegdheid, maar u kunt er in het overleg op aandringen dat de federale regering onmiddellijk de nodige stappen zet om een volwaardig en volledig statuut uit te werken dat de onthaalouder een volledige bescherming biedt, overeenkomstig het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht.
De voorzitter: Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw Anne Marie Hoebeke: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me volledig aan bij de laatste juridische opmerkingen.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vragen van mevrouw Stevens, want ik denk dat het een boeiend debat is.
Ik denk niet dat iemand volstrekt tegen een volwaardig statuut kan zijn voor onthaalouders, maar dan rijst natuurlijk de vraag: ten koste van wat? Ik heb de indruk dat het zodanig veel middelen zal kosten dat het sowieso een meerjarenplan zal zijn en dat we moeten werken met stappen. Ik denk dat het huidige statuut voor een deel een oplossing biedt voor heel wat onthaalmoeders, maar dat we ook nog verdere stappen kunnen zetten, bijvoorbeeld naar de uitbreiding van de kostenvergoeding.
Ik vind het vooral een boeiend debat omdat de signalen vanuit de sector nogal diffuus zijn. Er zijn groepen die zeggen dat het noodzakelijk is om op korte termijn een volwaardig statuut te hebben en er zijn onthaalmoeders die aangeven dat ze zullen afhaken als er een volwaardig statuut mocht komen. Ik denk dat dat uit de studie van Kind en Gezin klaar en duidelijk blijkt. Het zijn vaak de onthaalmoeders met heel wat anciënniteit, die redelijk wat mond-aan-mondreclame hebben en veel kinderen opvangen, die niet noodzakelijk vragende partij zijn voor zo´n statuut. Ik wil wel erkennen dat er, als we het beroep binnen acht, tien of vijftien jaar nog aantrekkelijk willen houden, stappen moeten worden gezet naar een volwaardig statuut. Jonge onthaalmoeders en mensen die overwegen om erin te stappen, hechten daar wel bijzonder veel belang aan.
Ik herinner me ook de debatten die we hier hebben gevoerd over de kleine tekorten in de kinderopvang. We hebben steeds de nadruk gelegd op de uitbreiding - de Barcelona-norm hebben we al bereikt - en op het creëren van extra plaatsen. Dat gebeurt volgens mij voor een deel met dezelfde budgetten. Ik vind het onze eerste prioriteit om te trachten tegemoet te komen aan alle vragen, om er vervolgens voor te zorgen dat het huidige statuut uitgebreid wordt, stap voor stap, om in de toekomst het beroep van onthaalouder te verzekeren.
In dat opzicht sluit ik me graag aan bij de vragen van mevrouw Stevens.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, er is geen twijfel over dat de uitbreiding van de kansen voor ouders om voor hun kinderen een goede opvang te verzekeren in een kwaliteitsvolle context, mee afhankelijk zal zijn van de mate waarin we mensen kunnen blijven motiveren om in deze branche een professionele toekomst te zien. De aantrekkelijkheid van het beroep, onder andere van het beroep van onthaalouder, is dus een belangrijke prioriteit.
Wat dat betreft, wil ik u bevestigen dat er geen enkel verschil bestaat met de verklaringen en de opinie van mijn voorgangster. Ik ben er net als minister Vervotte van overtuigd dat we de aantrekkelijkheid van dit beroep blijvend moeten verzekeren. Er is al een begin van statuut. Het is niet zo dat de onthaalouders vandaag zonder enig statuut werken. Ze hebben enige sociale bescherming. Ze zijn verzekerd tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Ze hebben recht op kinderbijslag en kunnen een eigen pensioen opbouwen. Ze ontvangen een vergoeding als kinderen afwezig zijn buiten de wil van de onthaalouder. We zijn het er natuurlijk met zijn allen over eens dat we dit nog niet kunnen bestempelen als een volwaardig statuut.
De belangrijke factor in dit debat is de positie van de federale overheid. Als we het over een statuut hebben, dan hebben we het over sociale zekerheid. Wat is de houding van de federale overheid tegenover de invoering van zo´n statuut en tegenover de budgettaire meerkost?
Volgens de studie die Kind en Gezin uitvoerde, kan men spreken over extra kosten voor Vlaanderen variërend tussen 90 en 130 miljoen euro op jaarbasis. Er is nog geen standpunt van de Vlaamse Regering. Dat zal pas gevraagd worden wanneer er concrete stappen in dit dossier gezet worden. Mijn standpunt is echter om dit idee verder te verkennen.
De gesprekken met de federale overheid en met minister Onkelinx zijn weer op gang getrokken. Minister Onkelinx heeft de studie van Kind en Gezin niet ontvangen. Ik weet niet of ik ze nog ga opsturen. De studie was vooral bedoeld om de Vlaamse Gemeenschap de kans te geven haar positie in deze discussie goed te stofferen. Het is geen studie die ik automatisch aan mijn federale collega wou overmaken, al is de inhoud ervan geen geheim. We gaan die aangelegenheid verder blijven in kaart brengen en we gaan proberen om tot een grotere objectivering te komen, via bilaterale gesprekken en via de interministeriële conferentie.
Het statuut zal hoe dan ook geleidelijk moeten evolueren. Men kan bijvoorbeeld beginnen met het vakantiegeld of met de vergoeding van vormingsverplichtingen. Dat zullen ongetwijfeld stappen zijn. Ik geloof in een progressieve verbetering van het statuut zodat de aantrekkelijkheid van het beroep kan worden gegarandeerd.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Ik dank u voor uw kort maar duidelijk antwoord, mijnheer de minister.
Ik wil even terugkomen op de opmerking van mevrouw Jans: als er een volwaardig statuut zou zijn voor onthaalouders, dan zouden er heel wat afhaken. Misschien is dat juist maar we moeten beseffen welke categorie dat zou zijn. Dat zouden de onthaalouders zijn die werken met onkostenvergoedingen. Fiscaal gezien is dat interessant. Ze zijn fiscaal vrijgesteld want ze ontvangen een onkostenvergoeding voor onkosten die ze hebben gemaakt. Dit is vooral het geval voor de oudere onthaalmoeders en voor de onthaalmoeders wier man een goed inkomen heeft. Die zouden waarschijnlijk gaan afhaken. We kunnen dat echter niet van alle onthaalmoeders zeggen. De situaties zijn heel divers. Wat u zegt, mevrouw Jans, klopt, maar niet voor iedereen. Ik pleit daarom uiteraard voor een overgangsperiode, zoals die nu trouwens al bestaat.
Onthaalouders kunnen nu al kiezen voor een statuut met een onkostenverzekering. Dan kunnen ze voort blijven werken, maar dan moeten ze ook niet meer komen klagen dat ze geen vakantiegeld krijgen of dergelijke. Men kan niet van twee walletjes eten.
We moeten die discussie zuiver houden. We moeten bepalen wat we willen. De vraag naar een volwaardig statuut leeft vooral bij jongeren die overwegen om onthaalmoeder of -vader te worden. Waarom zouden we het alleen over vrouwen hebben? Ik denk dat het nepstatuut van vroeger vooral door mannen niet geschikt werd geacht.
De weg van de geleidelijkheid is een goede keuze, maar er is nood aan een stappenplan. Wat wil de Vlaamse Regering doen? Binnen welk tijdskader? Met welk budget?
U verwijst naar het federale niveau. Dat staat klaar. Minister Milquet heeft in de beleidsnota al laten weten dat ze werk wil maken van een sociaal statuut maar dat ze nog wacht op uw inbreng omdat de gemeenschappen de kosten moeten dragen. Nu vraag ik me af wie op wie wacht. Wie zal de verantwoordelijkheid opnemen? Er moet duidelijkheid komen.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mevrouw Stevens, als mevrouw Milquet zegt dat ze op ons wacht, zal ze wel de gemeenschappen, in het meervoud, bedoelen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.