Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 08/04/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Monique Moens tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de grafconcessies van oud-strijders in Vlaanderen
De voorzitter: Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw Monique Moens: Mijnheer de voorzitter, in de deelgemeente Bunsbeek moeten op 1 januari 2009 minstens twee graven verdwijnen van oud-strijders die tijdens de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog voor ons vaderland hebben gevochten.
In het verleden zijn blijkbaar in verschillende Vlaamse gemeenten al eerder graven van oud-strijders van kerkhoven verwijderd. De gemeenten behouden vaak de graven van militairen die zijn gesneuveld. De graven van oud-strijders die de oorlog hebben overleefd, worden vaak niet bewaard. Dit discriminerende onderscheid tussen gesneuvelden en overlevenden zou moeten stoppen.
Er is onder meer sprake van de verwijdering van de graven van oud-strijders die op 12 augustus 1914 op de historische dag van Halen, ook wel de Slag der Zilveren Helmen genoemd, en die in de Tweede Wereldoorlog voor het vaderland hebben gevochten van de Glabbeekse kerkhoven. We mogen niet toelaten dat dergelijke tastbare historische zaken voor de toekomstige generaties verloren gaan. Dit is nefast voor onze geschiedenis.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze situatie en van andere gelijkaardige situaties? Zo ja, kunt u eventueel maatregelen nemen om dergelijk onzorgvuldig bestuur een halt toe te roepen? Zo neen, kunt u de Vlaamse gemeenten aansporen om respect te tonen voor de gesneuvelden en voor de oud-strijders die deze oorlogen hebben overleefd?
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de voorzitter, ik wil me bij deze vraag om uitleg aansluiten. Ik ben ervan overtuigd dat de lokale besturen in het algemeen zeer sereen en zeer correct omgaan met alles wat met begraafplaatsen te maken heeft. Het gaat hier om een precair onderwerp dat sociaal en menselijk moet worden behandeld. Volgens mij hebben de lokale besturen hier zeker aandacht voor. Ze moeten hun verantwoordelijkheid voor de invulling en het ontwerpen van begraafplaatsen opnemen.
Ik denk dat elk lokaal bestuur met de problematiek van oud-strijders wordt geconfronteerd. Bij het herinrichten van begraafplaatsen denken de meeste lokale besturen hier hard over na. Sommigen beschikken hiervoor over werkgroepen of erfgoedcellen die moeten nagaan hoe dit best wordt aangepakt. Volgens mij besteden de lokale besturen alvast veel aandacht aan de oud-strijders die tijdens en na de oorlogen zijn gestorven.
Voor heel wat gemeenten, waaronder de mijne, vormen de graven van de gesneuvelde oud-strijders vaak een praktisch probleem. Vaak zijn er geen nabestaanden meer of zijn de nabestaanden niet in staat om de graven degelijk te onderhouden. In dat geval wordt naar een oplossing gezocht die voor iedereen aanvaardbaar is. Zo is er de mogelijkheid om in een monument te voorzien waarop alle namen van oud-strijders worden vermeld. Er zijn meerdere manieren waarmee de nagedachtenis van die mensen in ere gehouden kan worden.
Ik uit mijn bezorgdheid omdat sommige mensen er blijkbaar van uitgaan dat lokale besturen licht over dit probleem gaan, want dat is absoluut onwaar.
De voorzitter: De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren: Mijnheer de voorzitter, ik verheug me over het feit dat mevrouw Moens interesse toont voor de terechte opmerkingen in verband met de eerbied die gemeentebesturen, mandatarissen en wij allen moeten blijven hebben ten aanzien van die mensen.
Ik vind deze vraag aan de minister toch wel bevreemdend. Mevrouw De Wachter heeft gelijk. Gemeentebesturen pakken deze zaken met recht en rede, met de nodige eerbied en in samenspraak aan. Sommige gemeenten kunnen inderdaad met problemen kampen omdat de begraafplaatsen te klein worden. In sommige gemeenten is er dus plaatsgebrek. In andere gemeenten werden de graven her en der aangebracht. In dat geval moet het gemeentebestuur mans of 'vrouws' genoeg zijn om een degelijke oplossing te bieden.
Bestendig vestigen we de aandacht van de minister erop dat we op onze gemeentelijke autonomie staan. Het zou nogal ver gaan indien de minister mij komt vertellen wat ik in de gemeente met de doden moet doen, waar en hoe ik ze moet begraven. Het is nogal wiedes dat dit met de nodige eerbied moet gebeuren en dat men oog moet hebben voor de geschiedenis. De minister moet mij niet komen vertellen hoe ik het kerkhof moet inrichten. Laten we alstublieft de gemeentelijke autonomie een beetje in acht nemen.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, ik vond dit een beetje een vreemde vraag, met een ondertoon alsof de gemeenten geen respect hebben voor de geschiedenis of voor de nagedachtenis van burgers die bij uitstek blijk hebben gegeven van burgerzin.
Op de meeste plaatsen worden kerkhoven druk bezocht, precies omdat ze zo netjes en mooi onderhouden zijn, met plekken waar mensen even kunnen rusten, bezinnen of gewoon op adem komen. Vandaag hebben in veel gevallen ook tuinarchitecten nagedacht over de inrichting van de begraafplaatsen. Klachten zijn haast onbestaande.
Deze vraag gaat over graven van mensen die gevochten hebben in de wereldoorlogen. De lokale autonomie speelt ter zake inderdaad. In sommige gemeenten, waar het om enkele mensen ging, liggen ze gewoon begraven 'in de rij', en op plaatsen met meer oud-strijders werd een ereperk aangelegd. Er is ook een verschil tussen gemeenten waar mensen worden begraven die daadwerkelijk het uniform hebben gedragen en hebben gevochten in een wereldoorlog, want in sommige gemeenten kan achteraf ook de partner erbij worden begraven en in andere gemeenten kan dat niet. Dat is soms de reden waarom iemand die op het ereperk begraven had kunnen worden, gewoon in de rij wordt begraven bij de partner met wie hij jarenlang getrouwd was. Soms gaat het om andere gezinsleden die bij de ouders worden begraven. Het zijn heel kiese, delicate aangelegenheden, en ik heb de indruk dat alle gemeenten er op een respectvolle manier mee omspringen.
Op sommige plaatsen werden ook mensen van de weerstand op het ereperk begraven. Op andere plaatsen liggen ze gewoon in een graf in de rij, maar werd een plaquette aangebracht of een metalen plaatje met 'hier rust een weerstander'.
Er zijn tal van varianten, maar ik stel vast dat de gemeenten heel veel respect tonen voor alle overledenen. Het gaat om het laatste wat men voor mensen kan doen: mensen een fatsoenlijke begrafenis bezorgen en voor een goed onderhouden begraafplaats zorgen. Het beeld ophangen dat men in Vlaanderen geen respect meer heeft voor zijn geschiedenis en dat dit onder meer blijkt uit het feit dat oud-strijders op de begraafplaatsen niet meer het respect krijgen waar ze gezien hun verdienste aanspraak op kunnen maken, is fout. Ik weet natuurlijk niet wat er specifiek in Bunsbeek is gebeurd.
Voor het ruimen van graven neemt een gemeente contact op met de nabestaanden. In sommige gevallen vindt men geen nabestaanden terug. De laatste wereldoorlog is ondertussen gelukkig al 64 jaar geleden. In de centrumgemeenten bij ons worden de graven om de zoveel jaar geruimd, en dat wordt ook goed geadministreerd. In de deelgemeenten is men daar recent mee begonnen omdat de kwestie zo delicaat lag. Men is de kerkhoven blijven uitbreiden, maar op een zeker ogenblik heeft men ook daar grenzen bereikt en moet worden geruimd. In sommige gevallen zijn er geen nabestaanden meer te vinden en hangt de gemeente een berichtje op een graf dat eventuele nabestaanden zich moeten melden omdat het graf anders wordt geruimd. In andere gevallen vindt men nabestaanden die bereid zijn om te betalen voor een verlenging van de grafconcessie. Op nog andere plaatsen beschouwen de nabestaanden, bijvoorbeeld achterneven, de overledene niet als echte familie en hoeft het graf niet te blijven. In het geval dat de graven worden geruimd, worden in veel gevallen de namen vermeld op een plaquette. Bezoekers kunnen op die manier zien dat een bepaalde persoon er ooit begraven was.
Mevrouw Moens, in toepassing van het beginsel van de lokale autonomie, waar ook de heer Vermeiren en mevrouw De Wachter uitdrukkelijk naar verwezen, komt het iedere gemeente toe om te bepalen of zij al of niet ereperken opricht voor militairen die deelgenomen hebben aan conflicten waarbij België betrokken was.
Het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging bevat ter zake geen bepalingen. Ook in de vroegere federale wetgeving van 1971 was dat niet het geval. Artikel 27 van het decreet van 16 januari 2004 bepaalt enkel dat de bepalingen van dit decreet geen afbreuk doen aan de bepalingen betreffende de graven van militairen. Met deze graven worden graven bedoeld op militaire begraafplaatsen en dus niet de graven van militairen op gemeentelijke begraafplaatsen. De militaire begraafplaatsen vallen trouwens onder de bevoegdheid van de federale overheid, ik meen van de federale minister van Binnenlandse Zaken.
De regelgeving houdt bijgevolg in dat de gemeente zelf beslist of ze al dan niet een ereperk voor militairen op haar begraafplaatsen inricht. Dit hangt soms samen met het aantal gesneuvelde oud-strijders van een gemeente of deelgemeente. Doet de gemeente dit niet, dan begaat zij geen enkele overtreding. Doet ze dit wel, dan moet ze wel bepalen welke categorieën van militairen er na hun overlijden mogen rusten, wat de voorwaarden zijn, de duur dat het graf wordt bewaard, of de echtgenote van de militair na haar overlijden erbij mag begraven worden, en zo meer. Bijgevolg zullen de bepalingen van gemeente tot gemeente verschillen.
Ik wens even nader in te gaan op twee aspecten hieromtrent, namelijk welke categorieën van militairen op een gemeentelijk ereperk mogen rusten en de duur ervan. Zoals ik heb gezegd, bepaalt de gemeente zelf welke categorieën van militairen er op het gemeentelijke ereperk mogen worden bijgezet. Zo kan de gemeente bepalen dat enkel militairen die tijdens een conflict gesneuveld zijn, op een dergelijk ereperk mogen worden begraven. Ze kan ook bepalen dat ook militairen die het conflict overleefd hebben er na hun overlijden mogen worden bijgeplaatst. De gemeente kan ook bepalen dat het ereperk enkel dient voor militairen die aan de Eerste Wereldoorlog of aan de Tweede Wereldoorlog hebben deelgenomen en niet voor militairen die tijdens een ander conflict, bijvoorbeeld de Korea-oorlog, hebben gediend.
De gemeente bepaalt dus zelf de duur van de bewaring van het graf. Als de termijn van bewaring van het graf is verstreken, kan de gemeente overgaan tot de verwijdering ervan. Altijddurende concessies zijn in het nieuwe decreet afgeschaft. Dat gebeurde reeds bij artikel 9 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, en het decreet van 16 januari 2004 herneemt dit in artikel 9.
De niet weggenomen graftekens worden eigendom van de gemeente na het verstrijken van de duur van het graf. U kunt de rug van een grafsteen niet meenemen en thuis in de tuin plaatsen: die wordt eigendom van de gemeente. Het college van burgemeester en schepenen regelt autonoom de bestemming van de graftekens die eigendom van de gemeente zijn, maar dient hierbij rekening te houden met het decreet van 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, inclusief wat betreft de regeling inzake kleine onroerende erfgoedelementen. Soms zie je dat plaatsen waar vroeger een kerkhof rond de kerk lag, nu geruimd zijn. Praalgraven worden soms wel bewaard omwille van de cultuurhistorische waarde. Die worden dan verzameld vanuit het oogpunt van erfgoed op een bepaalde plaats, bijvoorbeeld bij een abdij.
Niet alle graven komen in aanmerking voor bescherming als monument. Dat impliceert immers een cultuurhistorische waarde van algemeen belang. Enkele grafmonumenten voldoen niet aan deze criteria, maar hebben wel een lokale erfgoedwaarde. De lokale overheid kan graven van oud-strijders als graven met een lokale erfgoedwaarde beschouwen. Op veel plaatsen is dat zo en wordt dat goed onderhouden. Als dit zo is, moet de lokale overheid haar verantwoordelijkheid opnemen en een lijst opmaken met graven van lokaal historisch belang.
Deze lijst met graven van lokaal historisch belang sorteert enkele rechtsgevolgen, namelijk dat de graven 50 jaar moeten worden bewaard en onderhouden door de gemeenteoverheid. Deze termijn is verlengbaar, maar niet noodzakelijk opnieuw met 50 jaar.
De voorzitter: Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw Monique Moens: Mijnheer de minister, heel wat misverstanden zullen hiermee worden opgelost.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: De lokale besturen beslissen niet van vandaag op morgen om bepaalde graven te ontgraven. Soms gaan daar jaren over.
Mijnheer de minister, u hebt ook verwezen naar de erfgoedcel. In onze gemeente hebben we een goede samenwerking met de erfgoedcel. Die mensen hebben de gewoonte om elk jaar rond Allerheiligen de graven te bekijken, na te gaan waar wel of geen bloemen worden gelegd. Dat volgen ze een aantal jaren op. Als er vijf jaar niets gebeurt met een graf, zijn er waarschijnlijk geen nabestaanden meer. Lokale besturen zijn daar dus heel wat jaren mee bezig vooraleer over te gaan tot ontgraving of verwijdering.
Minister Marino Keulen: Dat is een kiese aangelegenheid. Wie lokale verantwoordelijkheid draagt, weet dat een fout op dat vlak uitermate kwetsend kan zijn. Vaak zijn vaste mensen bezig met het onderhoud van begraafplaatsen. Als nabestaanden niet meteen te detecteren zijn, zullen de lokale besturen zich toch informeren. Ze gaan niet over één nacht ijs, dat mag ook niet. We mogen niet suggereren dat ze dat vanuit de losse pols doen, want dan doen we de lokale besturen een groot onrecht aan.
De voorzitter: Het incident is gesloten.