Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 15/11/2007
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over ontbossing en de compensatie ervan
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Ik heb tijdens de afgelopen jaren meermaals vragen gesteld over de problematiek van de ontbossing en over de doelstelling die is opgenomen in de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Dit jaar nog zou Vlaanderen 10.000 hectare extra bossen moeten verwerven.
Het bosbeleid in Vlaanderen staat voor een dubbele uitdaging. Enerzijds moet er bijkomend bosgebied afgebakend worden in het kader van het RSV; anderzijds moet de ontbossing gecompenseerd worden.
Mevrouw de minister, voor de aankoop van bossen of te bebossen gronden kunt u een beroep doen op twee fondsen, het Minafonds voor bosuitbreiding en het bossencompensatiefonds voor boscompensatie. Het Bosdecreet van 13 juni 1990 bepaalt dat wie een bouwaanvraag indient en een bos moet rooien ter compensatie, de keuze heeft om elders een perceel opnieuw te bebossen of om een compensatiebijdrage te betalen aan het bossencompensatiefonds van 1,98 euro per vierkante meter die wordt ontbost, vermenigvuldigd met een factor afhankelijk van de waarde van het bos dat ontbost wordt. Bij een inheems loofbos bedraagt deze factor 2, bij een gemengd bos 1,5 en bij een niet-inheems loofbos of naaldbos 1.
Via het bossencompensatiefonds moet de Vlaamse overheid nieuwe percelen aankopen om die ter compensatie te bebossen. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 6 juli 2007 blijkt dat sinds 2001 al 5990 vergunningen zijn goedgekeurd om 1209 hectare bos te rooien. Het aantal vergunningen en dus ook de oppervlakte van de ontbossing stijgt jaarlijks, van 757 vergunningen voor 173 hectare in 2001 tot 1041 vergunningen voor 231 hectare in 2006.
De provincie Antwerpen is de grootste ontbosser met 512 hectare sinds 2001. In het bosarmere West-Vlaanderen wordt minst ontbost, een kleine 18 hectare sinds 2001. Van de 1209 hectare ontbossing werd 392 hectare gecompenseerd door effectieve bebossing. 1013 hectare werd gecompenseerd door een financiële bijdrage in het bossencompensatiefonds. Met dit fonds werd 232 hectare naakte grond voor compenserende bebossing aangekocht waarvan tot nu toe 71 hectare effectief bebost is.
Dat betekent dat sinds 2001 slechts 463 hectare door effectieve bebossing werd gecompenseerd of 38 percent van de ontbossing. Dit betekent ook dat er op zeven jaar tijd 745 hectare bos minder is in Vlaanderen. Als de overige aangekochte gronden bebost kunnen worden, in totaal 161 hectare, dan zitten we aan een compensatie van 52 percent.
In de bindende bepalingen van het RSV staat dat we tegen eind dit jaar 10.000 hectare bos zouden moeten verwerven. Uit diverse contacten die ik daarover heb gehad, is gebleken dat vooral planologische moeilijkheden aan de basis liggen van de trage compensatie. Boscompensatie kan in principe gebeuren in alle groene gebieden op het gewestplan, maar ook in agrarisch gebied, recreatiegebied of gebied voor gemeenschapsvoorzieningen. In principe zou dus 850.000 hectare in aanmerking kunnen komen voor compensatie, maar de voorgestelde compensatiebebossing moet natuurlijk wel voldoen aan de door de wetgeving opgelegde machtigingen en vergunningen.
Begin september was nog altijd 6,5 miljoen euro beschikbaar in het fonds, dus de middelen zijn er om te compenseren. Wanneer we echter aan dit tempo doorgaan, dan zal de doelstelling niet gehaald worden.
Mevrouw de minister, welke oorzaken liggen aan de basis van de trage compensatie? Is er over de ruimtelijke problematiek al overleg gepleegd met minister Van Mechelen? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd? In welke mate kunnen de reeds aangekochte naakte gronden uit het bossencompensatiefonds zo snel mogelijk bebost worden? Welke timing wordt vooropgesteld? Zijn er belemmeringen om die gronden spoedig te bebossen? Zo ja, welke? In welke mate werd de mogelijkheid al onderzocht om ook bebossing door derden, zoals particulieren en lokale besturen, via het bossencompensatiefonds extra te stimuleren? Welke maatregelen kunt en zult u nemen om de compensatie te bespoedigen?
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de vraag van de heer Decaluwe. Ik wil ook even verwijzen naar de provincie Antwerpen, waar blijkbaar op een eigenaardige manier wordt omgegaan met dit fenomeen. Deze zomer nog werd in Grobbendonk 35 hectare plotseling ontbost.
Als particulieren of openbare besturen ontbossen, worden ze geacht op een andere plaats nieuwe bossen aan te leggen. Dat juichen we uiteraard toe, maar blijkbaar moeten natuurverenigingen, als ze ontbossen, niet compenseren. Dat is toch onbegrijpelijk, zeker als we weten dat Vlaanderen slechts 10 percent van de houtbehoefte produceert. Voor België is dat 40 percent, maar dat betekent dat de rest van het hout moet worden ingevoerd.
Naast het kaalkappen, worden nog een aantal andere manieren gebruikt om een soort ontbossing te verwezenlijken. Soms maakt men van een bos een reservaat, waardoor geen houtproductie meer mogelijk is. Men gaat bossen onder water zetten, met als resultaat dat een dood spookbos ontstaat. Men gaat een bos omheinen met schrikdraad en er koeien en paarden in zetten, die dan knabbelen en trappelen en de bomen op die manier doodmaken. Men gaat met bulldozers en kranen bomen vellen en laten liggen. Men gaat kunstmatige plekken maken in een bos, en dat vind ik het ergste. Men maakt een open plek van bijvoorbeeld drie hectare, binnen in een gebied. Ik denk dat dat zaken zijn die aan evaluatie toe zijn en waarbij we ons ernstige vragen moeten stellen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik deel uiteraard de bekommernis van de heer Decaluwe over de achteruitgang van het bosareaal in sommige regio´s en het feit dat we een enorme doelachterstand aan het oplopen zijn voor wat betreft de uitbreiding van ons bosareaal met 10.000 hectare, zoals vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en herbevestigd in het Vlaamse regeerakkoord.
Mevrouw de minister, ik weet niet of dat uw fout is. Ik denk dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is, uiteraard ook met minister Van Mechelen, die bevoegd is voor de ruimtelijke ordening. Vooral binnen de ruimtelijke ordening zal ruimte gecreëerd moeten worden voor nieuwe bosgebieden en bosuitbreidingsgebieden. Op het vlak van groene RUP´s (ruimtelijk uitvoeringsplan) zullen we een serieuze inhaalbeweging moeten maken, om effectief ruimte te creëren, niet alleen voor de bosuitbreiding in het kader van het structuurplan, maar ook voor de boscompensatie die in het kader van het Bosdecreet is vastgelegd.
In het verleden is hier ook de discussie gevoerd of het kan dat het bosareaal achteruitgaat in bepaalde provincies, waarvoor dan geld wordt gestort in het bossencompensatiefonds, maar dat die middelen worden aangewend om in andere provincies, zoals West-Vlaanderen, aan bebossing te doen. Op zich heb ik daar geen probleem mee, als dat betekent dat het netto bosareaal in bepaalde provincies er niet op achteruitgaat. In het licht van de 10.000 hectare bijkomend bos, denk ik dat het onverantwoord zou zijn dat men in bepaalde provincies een de-facto-ontbossing ziet, die dan alleen maar wordt gecompenseerd door bebossing in andere provincies.
Als het bosareaal in bepaalde provincies netto niet achteruitgaat, heb ik er geen probleem mee dat de middelen van het bossencompensatiefonds gebruikt worden om bijvoorbeeld in West-Vlaanderen extra bossen te creëren.
In het kader van de flexibele mechanismen in ons klimaatbeleid gaan we zelfs bossen in de derde wereld financieren. Men noemt dat schone ontwikkelingsmechanismen. Ik heb er niets op tegen om vanuit Antwerpen mee te werken aan de schone ontwikkeling van West-Vlaanderen.
Mevrouw de minister, ik ben ook benieuwd naar uw antwoord over de hinderpalen die er momenteel blijkbaar zijn, en in de weg staan dat de middelen uit het bossencompensatiefonds effectief aangewend worden voor reële bebossingen.
Ik weet dat er ook een aantal federale hinderpalen zijn. De pachtwetgeving maakt het moeilijk voor een verpachter van grond om vrijwillig zijn landbouwgronden te laten bebossen. Het Veldwetboek stelt dat gemeentebesturen een machtiging moeten geven voor de bebossing van landbouwgrond.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u in uw staatshervorming die u op stapel hebt staan eventueel die federale, achterhaalde, oubollige wetgeving zult kunnen regionaliseren. Misschien moeten we hier aan onze vijf resoluties over de staatshervorming wel een zesde toevoegen, die in de regionalisering van de pachtwetgeving en een deel van het Veldwetboek voorziet. Ik denk dat die federale hinderpalen uit de weg geruimd moeten worden.
We hebben de discussie hier nog eens gevoerd. Ik heb toen gevraagd of het mogelijk is om vraag en aanbod beter in kaart te brengen. Er zijn heel veel eigenaars die op vrijwillige basis hun gronden willen laten bebossen. Ik denk dat het zinvol is dat mensen die een machtiging vragen om tot ontbossing over te gaan in het kader van bepaalde bouwaanvragen, weet hebben van eigenaars die op vrijwillige basis hun gronden willen laten bebossen, zodanig dat zij niet via het bossencompensatiefonds moeten, maar effectief tot herbebossing kunnen overgaan.
Mevrouw de minister, in welke mate is er al werk gemaakt van het creëren van een databank van eigenaars die zich op vrijwillige basis beschikbaar stellen om hun gronden te laten bebossen en die dus aangesproken kunnen worden door de mensen die in het kader van bepaalde bouwaanvragen tot ontbossing willen overgaan?
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit me met plezier aan bij de vraag. Op relatief korte tijd hebben we hier al twee keer over bossen gepraat. Dat is ook nodig.
Mevrouw de minister, er bestaat een heel interessant document: de Bosbarometer 2007 van de Vereniging voor Bos in Vlaanderen. De Bosbarometer 2007 geeft een overzicht van de problemen en de cijfers. Ik las dat de jaarlijkse bosuitbreiding in oppervlakte drastisch gedaald is. Momenteel zitten we op een historisch dieptepunt. In 2006 werd slechts 224 hectare aangeplant, terwijl dat in 2003 nog 515 hectare was. Dat was een topjaar. We zitten in een neerwaartse spiraal. Als we de totaalsom maken, hebben we meer ontbost dan bebost. We gaan steeds maar achteruit wat onze doelstellingen op ruimtelijk vlak betreft, namelijk 10.000 hectare extra ecologisch bos. Dat is ondertussen trouwens al 11.400 hectare geworden. De opdracht wordt dus almaar zwaarder. Als we echter naar het gemiddelde kijken, ligt het aantal hectare bos dat we winnen iets hoger dan het aantal dat verdwijnt. Maar het gaat te traag. We moeten een tandje bijsteken.
Een knelpunt is de ruimtelijke planning. Het uitreiken van vergunningen of ontheffingen voor ontbossing wordt vaak bepaald door de ruimtelijke bestemming van het terrein. Daardoor is men met handen en voeten gebonden. Men kan in een woongebied bijvoorbeeld geen ontbossing weigeren, of men moet juridische procedures riskeren. Het is een taak voor Ruimtelijke Ordening om ervoor te zorgen dat er ruimte vrijkomt om te bebossen, naast de mogelijkheden op andere terreinen waar men vrijwillig bos aanplant. Hier kijk ik weer naar de Bosbarometer 2007. Daaruit blijkt dat we momenteel slechts 2000 van de 10.000 hectare bosuitbreidingsgebied hebben vastgelegd. We moeten die 10.000 hectare - intussen 11.400 - realiseren en tegelijk de bosuitbreidingsgebieden planologisch vastleggen. Die twee hoeven niet noodzakelijk volledig met elkaar overeen te stemmen. We zitten echt met een groot probleem, ook inzake ruimtelijke planning.
Ik ben blij dat diverse fracties het tij willen keren en de doelstellingen van het RSV willen realiseren. Maar in de praktijk stuit men op veel obstakels. Dat heeft te maken met ander ruimtegebruik, meestal landbouw. Dat heeft te maken met lokale situaties. Ik zal niet uitweiden over het Parkbos in Gent, maar daar is men al tien jaar mee bezig en er is nog altijd niets aangeplant. Wat er moet gebeuren, en ik vind dat heel belangrijk, dat is actief op zoek gaan naar gronden om te bebossen. Mijnheer Martens, ik vind uw idee niet goed om de privé-initiatieven te matchen met het bossencompensatiefonds. Als iemand wil bebossen, laat ze dan doen! Dat is gewoon extra bos en daar bestaan subsidies voor. Dat is op zich prachtig. In het bossencompensatiefonds moet de overheid zorgen voor terreinen om te bebossen. Als we die twee gaan mengen, krijgen we minder extra bos. Ik zou daar heel voorzichtig mee zijn, dat is een verkeerd idee.
De overheid moet zelf actief gronden zoeken en mensen helpen om gronden te vinden. Verder moet ze zonevreemde bossen regulariseren. Alle fracties staan in de vuurlinie om zonevreemde woningen te redden. Laat ons nu eerst eens werk maken van de zonevreemde bossen, en deze een beter statuut geven zodat men niet verplicht is om een vergunning te geven voor ontbossing. Ook dat is eigenlijk een opdracht voor de minister van Ruimtelijke Ordening. We moeten ten slotte meer werk maken van de bosuitbreidingsgebieden. Ik veronderstel dat u daar samen met minister Van Mechelen aan werkt.
Ik las in de Bosbarometer 2007 dat u van plan bent om de subsidies voor lokale besturen voor bebossing te verlagen van 60 naar 25 percent. Is al dat gebeurd? Bent u dat echt van plan? Dat verontrust mij. Deze stimulans in die mate afzwakken, zou een spijtige zaak zijn.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: We moeten hier in Vlaanderen en in het Vlaams Parlement toch eens weten wat we willen. Vlaanderen is wat het is, met de oppervlakte die het heeft en die het niet heeft. Als ik de verzuchtingen die ik hier al jaren hoor, bij elkaar raap, dan moeten we dringend gaan annexeren. Als dat de bedoeling is van het Vlaams Parlement, dan wil ik dat mee bekijken. We zitten nu eenmaal met onze beperkte oppervlakte en beperkte open ruimte. Aan de ene kant hoor ik dat er te weinig bossen zijn en dat er meer bossen moeten komen. Zijn wij tegen bebossing? Zeker niet. Uit de directieven van het RSV leid ik af dat er nieuwe woningen bij moeten komen, en er is ook een tekort aan industriegebied. Het is het een of het ander. We kunnen eenzelfde open ruimte niet toewijzen aan twee verschillende bestemmingen.
Ik hoor vertellen dat de bebossing op een aantal obstakels stoot, meestal vanuit de landbouwsector. We zijn echter ook nog niet ver gevorderd met het afbakenen van de ideale 750.000 hectare aan agrarisch gebied. Op het terrein stellen we integendeel vast dat het het agrarische gebied is dat, misschien niet in de theorie, maar wel in de praktijk, wordt beknibbeld.
Ik ben voor bebossing en herbebossing, maar in de mate van het mogelijke. Vlaanderen, het Vlaams Parlement en deze en volgende Vlaamse regeringen zullen toch eens moeten bekijken waar de prioriteiten liggen en zullen de juiste evenwichten moeten zoeken.
De heer Patrick Lachaert: Mevrouw de minister, collega´s, het eerste probleem is dat de feitelijke situatie ter plaatse niet altijd overeenkomt met de planologische situatie. Een juiste vertaling zou al een hele stap vooruit zijn. Nu komt het vaak voor dat een als bosgebied ingekleurd gebied in werkelijkheid een weide is, omgeven door wilgen. Omgekeerd is het ook zo dat bossen als agrarische zone werden ingekleurd op het gewestplan. Een correcte benadering van de situatie, zowel in de feiten als in de rechten, moet ons uitgangspunt zijn. Een correcte benadering zal ons ook wat wijzer maken en daardoor zullen we niet meer geconfronteerd worden met onzinnige situaties. Theoretisch is het juist dat er een compensatie moet zijn voor het uitdoen van drie bomen op een perceel bouwgrond. Maar is er dan sprake van een bos of van een boom? Een bos is een bos. Drie bomen zijn geen bos. We moeten vertrekken van juiste uitgangspunten.
Ik stel ook vast dat er wel genoeg centen, maar niet genoeg grond is. Hoe kan dat worden vertaald? Mevrouw Dua merkte op dat er planologisch kan worden vertaald naar een bosuitbreiding in een stedenbouwkundige bestemming, maar dat dat eigenlijk niet hoeft. Dat moet gedeeltelijk wel, maar is op zich niet zaligmakend. De vertaling kan ook op een andere manier gebeuren. Het is ook mogelijk om in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied of in een agrarisch gebied met ecologische waarde een bos in te planten.
De heer Wymeersch vroeg zich af waar onze prioriteiten liggen. Willen wij die bossen inplanten of niet? We hebben wel de centen, maar wat zullen we ermee doen? In het buitengebied wordt vaak gediscussieerd of de gronden benut moeten worden als landbouwgrond of als bosgrond. We moeten die keuze maken. Financieel en planologisch is het mogelijk - ook al is er planologisch nog heel wat werk aan de winkel - maar doen we het of doen we het niet?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, over dit onderwerp werd al heel veel gezegd en er zal ook in de toekomst nog veel over gezegd worden. Een aantal punten uit mijn antwoord werden door de vraagstellers al aangehaald, maar ik zal ze toch herhalen omdat het belangrijk is om het volledige kader te schetsen.
Mevrouw Dua, ik heb de Bosbarometer 2007 ontvangen. Hij staat op mijn bureau in mijn kabinet. Ik kijk er elke dag naar. Het goede nieuws is dat de bosvitaliteit verbeterd is. Dat is een niet onbelangrijke vaststelling.
Mevrouw Vera Dua: Het bos wordt duurzamer beheerd en dat is goed nieuws, maar de bosvitaliteit gaat achteruit.
Minister Hilde Crevits: Het duurzamer beheren van het bos leidt tot een verhoogde bosvitaliteit. Zo staat het er toch bij, en ik veronderstel dat men me geen leugens heeft wijsgemaakt.
Vooraleer in te gaan op de vragen zelf, wil ik het systeem nog even uiteenzetten en de cijfers behandelen. Het is inderdaad zo dat bij een ontbossing van de eigenaar een compensatie verlangd wordt. Die compensatie kan gebeuren hetzij in natura, dat betekent dat de eigenaar zelf herbebost op een stuk grond met een daartoe geschikte bestemming, hetzij via een financiële bijdrage. Die bijdrage wordt in het zogenaamde bossencompensatiefonds gestort en door het Vlaamse Gewest ingezet voor herbebossingsoperaties. Een combinatie van beide mogelijkheden is ook mogelijk.
In de cijfers van de vergunde ontbossingen, bijvoorbeeld 231,12 hectare in 2006, zijn al deze ontbossingen inbegrepen. Het gaat dus ook om ontbossingen in functie van de uitvoering van de Habitatrichtlijn, dat zijn meestal ontbossingen met het oog op heideherstel, maar niet om de ontbossingen binnen erkende reservaten. De regeling beantwoordt aan het doel, dat werd vastgelegd voor het planologische aspect in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor de feitelijke hoeveelheid bos in het Milieubeleidsplan, om de hoeveelheid bos in Vlaanderen constant te houden en zelfs uit te breiden met 10.000 hectare.
Het Vlaamse Gewest en meer bepaald het Agentschap voor Natuur en Bos, staat in voor de operaties die moeten leiden tot de verwezenlijking van dit doel. Deze operaties zijn tweeledig, wat ook budgettair tot uiting komt. Enerzijds zijn er de aankopen voor bosuitbreiding, die op het Minafonds gebeuren, anderzijds zijn er de aankopen op het bossencompensatiefonds, een variabel krediet. Een deel van de verklaring van het tempo in het bossencompensatiefonds is er in gelegen dat de kredieten van het Minafonds niet doorgeschoven kunnen worden over de jaren. De variabele kredieten van het bossencompensatiefonds kunnen wel over de jaren heen doorgeschoven worden. Dat betekent in de praktijk dat de kredieten van het Minafonds, indien er geschoven kan worden, altijd eerst aangesproken worden bij vastleggingen onder beide begrotingsposten. Dit verklaart voor een deel ook het verschil in de cijfers.
Voor beide posten samen, de herbebossing op post 7190 en de bosuitbreiding op post 7003, werd in de afgelopen jaren voor 2275,5 hectare vastgelegd. Dat is dus 1733,5 hectare bosuitbreiding op de post 7003 en 542 hectare herbebossing op 7190. Er is op diezelfde posten 1863,5 hectare effectief aangekocht voor bebossing: 1564,7 hectare bosuitbreiding op 7003 en 298,7 hectare herbebossing op 7190. Dat zijn de geactualiseerde cijfers, mijnheer Decaluwe, ze zijn dus al iets recenter dan die die u bij de vorige gelegenheid van ons verkregen hebt.
De evolutie in de getallen is sprongsgewijs, vermits er een tijdsdecalage is tussen de vastlegging en de effectieve aankoop, die afhangt van het verloop van de onderhandelingen tussen de aankoopcommissie en de verkoper. Dat kan soms lang duren, en soms kunnen er in een korte periode heel veel aankopen tegelijk gefinaliseerd worden.
Op het bossencompensatiefonds zelf is er, binnen deze context, in de afgelopen zes jaar al 12.874.420 euro vastgelegd, waarbij het vastleggingsritme sinds deze legislatuur jaar na jaar is blijven stijgen. Vastleggingen zijn, zoals u weet, investeringsbeslissingen. Wat die beslissingen betreft, is het zo dat we dit jaar voor het eerst meer beslissingen nemen met betrekking tot bebossingsaankopen dan dat er ontbossingsvergoedingen binnenkomen. De vastleggingen voor 2007 op de budgetpost van het bossencompensatiefonds bedragen op dit ogenblik 4.030.228 euro, terwijl de inkomsten voor 2007 in het bossencompensatiefonds begin oktober nog maar 3.599.256 euro bedroegen. Er zit dus een positieve knik in de evolutie, die erop wijst dat we de achterstand beginnen in te lopen.
Na en op grond van de investeringsbeslissingen volgen de concrete, effectieve terreinaankopen met het oog op bebossing. In de afgelopen 6 jaar zijn er aldus, op basis van die vastleggingen, al voor 6.203.507 euro concrete aankopen gebeurd. De gemiddelde prijs bedraagt 2,08 euro per vierkante meter, wat overeenkomt met de gemiddelde financiële bijdrage van ontbossers. Ook die feitelijke aankopen kennen jaar na jaar een stijging. We hebben in 2007 de grens van de 2 miljoen euro overschreden: op 31 oktober hebben we 2.126.435 euro effectieve aankopen gerealiseerd, aan een gemiddelde prijs van 1,77 euro per vierkante meter, wat dus een lager aankoopbedrag is dan het gemiddelde over de afgelopen jaren.
Naast de begrotingstechnische verklaring die ik zonet gaf, zijn er ook beleidsmatige en feitelijke factoren die een rol spelen. De achterstand in het ruimtelijke afbakeningsproces heeft inderdaad een invloed op de snelheid van het bosuitbreidingsproces. Enkel waar het afbakeningsproces wel afgerond is, kan er op een relatief vlotte manier overgegaan worden tot bebossing in de daartoe voorziene zones. In het grootste deel van Vlaanderen zijn die afbakeningsprocessen echter nog niet afgerond.
Zolang en voor zover de afbakening niet gebeurd is, moet er op een andere manier geoordeeld worden wanneer er met elkaar wedijverende ruimtelijke claims bestaan. Om die reden is in het regeerakkoord opgenomen dat de bosuitbreidings- en boscompensatieaankopen moeten gebeuren?rekening houdend met de huidige of vooropgestelde ruimtelijke bestemming. In afwachting van voormelde evaluatie hanteren we dezelfde criteria voor aankopen in de agrarische en landschappelijk waardevolle agrarische gebieden als voor de erkenning van natuurreservaten in de agrarische en landschappelijk waardevolle agrarische gebieden.? In lijn met het regeerakkoord laat ik dus, bij elke zich aandienende aankoopkans met het oog op bosuitbreiding of boscompensatie, een toetsing uitvoeren aan de criteria vermeld in artikel 36, paragraaf 2, van het decreet op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Op dit ogenblik zijn deze criteria niet volledig afgestemd op de situatie waarin er bebossing beoogd wordt, vermits een van die criteria inhoudt dat er sprake moet zijn van hoge actuele natuurwaarde. Indien er echter effectief hoge actuele natuurwaarden aanwezig zouden zijn op het eventueel aan te kopen terrein, dan is het dikwijls niet aangewezen te gaan bebossen. Vandaar dat ik veeleer de geest van het regeerakkoord doe respecteren.
Bij elke verwerving met het oog op boscompensatie of bosuitbreiding laat ik specifiek nagaan in welke mate er sprake is van bruikbare, hoogwaardige landbouwgrond, dan wel van een ruimtelijk samenhangende landbouwstructuur die in het gedrang kan komen. Afhankelijk van de uitslag van die afweging kan ik de verwerving al of niet laten doorgaan. Die afweging vergt logischerwijze extra tijd, en dat zorgt - in lijn met het regeerakkoord - voor een tweede factor van vertraging.
Naast de problematiek van traag verlopende ruimtelijke processen waardoor er een afzonderlijk beoordelingskader moet worden toegepast, is er nog een derde oorzaak. In sommige gevallen is het lokale bestuur er namelijk niet toe bereid te machtigen tot bebossing, op grond van het Veldwetboek. Daarbij verwijst het lokale bestuur ook dikwijls naar de nog lopende afbakeningsprocessen. Dat levert dan een bijkomende factor van vertraging op, met name voor de feitelijke bebossingsoperaties, maar we willen hierin de gemeentelijke autonomie respecteren.
Over de ruimtelijke processen wordt doorlopend overleg gepleegd tussen de kabinetten en in de schoot van de Vlaamse Regering. Vanuit de agentschappen die verbonden zijn aan het milieudomein - de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) - worden de lopende afbakeningsprocessen in belangrijke mate praktisch ondersteund. Dit gebeurt door praktische steun, door wetenschappelijke onderbouwing en door adviesverlening. Dit engagement zullen we voortzetten. Uiteraard verbind ik me ertoe om deze problematiek op de kortst mogelijke termijn specifiek nog eens aan te snijden met de minister van Ruimtelijke Ordening.
De meeste aankopen voor te bebossen gronden hebben plaatsgevonden met een minnelijk akkoord van zowel de eigenaar als de gebruiker. Het minnelijke akkoord met de gebruiker is in de meeste gevallen pas mogelijk als er een overgangsregeling wordt overeengekomen. Hierdoor verlenen we de gebruiker - dikwijls een pachter - de tijd om zijn bedrijfsvoering aan te passen en wordt een mogelijk sociaal probleem voorkomen. Op termijn is de bebossing na deze overgangsperiode ook verzekerd. Een gemiddelde of algemene timing van bebossing kan dan ook niet vooropgesteld worden, vooral omdat deze afhankelijk is van de situatie. Een andere belemmering wordt gevormd door de gemeentelijke autonomie die speelt bij het verlenen van bebossingsmachtigingen op grond van het Veldwetboek.
In uw vierde vraag wordt erop gealludeerd dat er inderdaad kan worden vermoed dat er op dit ogenblik een vrije grondenvoorraad bestaat bij eigenaars die weliswaar zouden wensen te bebossen maar daar toch niet toe besluiten. Mijnheer Martens, ik heb het laten nakijken: op dit ogenblik bestaat er geen databank van die mensen. Er bestaat hierbij evenwel een probleem. Wanneer een landbouwperceel of een perceel met een ander, landelijk maar economisch georiënteerd gebruik, bebost wordt, dan kan in sommige gevallen de feitelijke marktwaarde van dat perceel betekenisvol dalen. Dat kan een rem zijn voor eigenaars om te bebossen, en het verklaart deels ook waarom de bestaande bebossingssubsidies als vergoeding voor beplantingsactiviteit, relatief weinig succes hebben. Het bossencompensatiefonds zou dus zinnig kunnen worden ingezet met het oog op een steunmaatregel die de voorkomende grondwaardedaling bij bebossing compenseert. Ik heb dit spoor de afgelopen maanden laten onderzoeken door het Agentschap voor Natuur en Bos. Op dit ogenblik wordt onderzocht of er een decreetswijziging in dit verband mogelijk zou zijn. De weerslag van deze studieactiviteit moet daarover uitsluitsel geven.
Tegelijk wil ik hierbij ook de relatie tussen ontbossingen en verplichtingen inzake de Habitatrichtlijn finetunen, wat maakt dat ik hierbij restrictiever of minstens doelgerichter zou kunnen doen ontbossen met vrijstelling van compensatie, zowel binnen als buiten de reservaten.
Het is alleszins zo dat het realiseren van bosuitbreiding niet alleen een opdracht is voor het Vlaamse Gewest maar dat zowel de verschillende overheden als de privésector bosuitbreiding tot doel kunnen hebben. Ik wens dan ook lokale besturen en particulieren blijvend te stimuleren om nieuwe bossen aan te leggen.
Mevrouw Dua, wat betreft de subsidiëring, baseert men zich wellicht op een oude tekst van een samenwerkingsovereenkomst, maar het gaat om 50 percent.
Op de vraag welke maatregelen ik kan en zal nemen, verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag. Voor het overige wil ik het aankoopbeleid met betrekking tot bosuitbreiding en boscompensatie activeren en verfijnen. Er bestaat een volledige mix aan instrumenten, namelijk aankoop op vrijwillige basis, grondruil, onteigening en beheersovereenkomsten. Die moet hierbij inzetbaar zijn, voor zover dit past in de context van planologische processen die afgelopen zijn en die duidelijkheid hebben geschapen. De concrete aankopen van grond kunnen, bij de realisatie van de aldus bekomen bestemmingen, vooroplopen op de effectieve bebossing. Zoals gezegd dient deze tijdsdecalage om een sociaal aanvaardbare overgang voor de huidige gebruikers te garanderen zonder evenwel het einddoel uit het oog te verliezen.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Ik dank de minister voor het uitvoerige antwoord. Ik zal geen karikatuur maken van de bindende bepalingen, zoals de heer Wymeersch heeft gedaan, maar ze zijn wat ze zijn. Ze zijn niet zomaar uit de lucht komen vallen. Het probleem is dat er een doorgedreven overleg moet zijn met de minister van Ruimtelijke Ordening om na te gaan hoe men er vlotter mee kan omgaan.
Ik onthoud uit uw antwoord dat het jaar 2007 een kantelmoment is. Het is een ietsje beter. Een doorgedreven overleg zou tot bijkomende positieve resultaten kunnen leiden.
Als er een overeenstemming is met de eigenaar, kan plots, om god weet welke reden, het gemeentebestuur op basis van het Veldwetboek zeggen dat het niet kan. De vraag is hoe we in het kader van de administratieve vereenvoudiging een dergelijke situatie kunnen omzeilen of hoe we die kunnen oplossen. Men kan het Veldwetboek niet naast zich neerleggen. We moeten met het federale niveau nagaan hoe we, als er een overeenstemming is met de eigenaar, die procedure zouden kunnen uitschakelen.
Te gelegener tijd moeten we niet alleen over de bebossing maar ook over recreatiegebieden, wonen, landbouw en gelijk wat, een zeer goede stand van zaken opmaken. We zijn nu eind 2007. Toen ik nog in de meerderheid zat en u, mijnheer de voorzitter, in de oppositie, hebben we nog hero?sche discussies gevoerd met toenmalig minister Stevaert over de bindende bepalingen. Er moet eens een goede round-up van gemaakt worden. Ofwel verlaten we de datum van 2007. Dat moet ten gronde bekeken worden. Wat die bindende bepalingen betreft, is een grondige evaluatie nodig, met respect voor het regeerakkoord en voor de beslissingen die destijds zijn genomen.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: We pleiten voor het behoud van het bosbestand en op sommige plaatsen voor een uitbreiding ervan. Mevrouw de minister, ik heb echter geen reactie gekregen op een aantal feiten die ik heb aangekaart in het kader van de ontbossing door Natuurpunt, die mijns inziens op een zeer eigenaardige manier gebeurt. Ik heb wel begrepen dat er een studie komt. Misschien zal uw antwoord uit die studie blijken.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Van der Borght, ik veronderstel dat u het hebt over de ontbossing in functie van de Habitatrichtlijn en heideherstel. Die is opgenomen in de cijfers. Daarnaast is er ontbossing binnen erkende reservaten, en die is niet opgenomen in de cijfers. Daar geldt een vrijstelling van boscompensatie.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De problematiek van ontbossing in functie van natuurdoeleinden is een ander debat dat we hier niet moeten voeren. Ik heb trouwens begrepen dat Natuurpunt bij ontbossing omwille van natuurdoeleinden bereid is dat op eigen andere terreinen te compenseren. Hoewel zij wettelijk niet onder de compensatieplicht vallen, willen ze het in de praktijk wel toepassen.
We moeten dringend werk maken van de evaluatie van de verschillende instrumenten in ons natuur- en bosbeleid zoals die ook is aangekondigd in het regeerakkoord. We hebben daar tot nu toe niets van gezien. Ik weet niet of daar al werk van gemaakt is. Het lijkt me zeer dringend om nut, noodzaak, efficiëntie en effectiviteit na te gaan van de verschillende instrumenten die we kunnen inzetten en nog kunnen verruimen. U hebt het over een eventuele compensatie voor een economische minwaarde als gevolg van bebossing. Wat mij betreft, kunnen ook nieuwe instrumenten worden opgenomen in dat evaluatiekader. Pas wanneer we over die evaluatie beschikken, kunnen we goed gewapend een oordeel vellen over welke instrumenten waar kunnen worden ingezet en welke middelen eventueel bijkomend moeten worden uitgetrokken.
Er komt heel wat op ons af. Zo is er het nieuwe Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013 waarbinnen een nieuw subsidiesysteem voor bebossing van landbouwgronden zal worden uitgewerkt. Daarnaast zijn er ook de instrumenten waar we nu al over beschikken. We moeten al die instrumenten naast elkaar leggen en nagaan welk instrument waar best kan worden ingezet. In dat kader zou ook een evaluatie moeten worden gehouden van het systeem van de Grondenbank. De vraag is in welke mate de Grondenbank een rol kan spelen in het faciliteren van verkoop in der minne. Wanneer we bepaalde landbouwers andere gronden kunnen aanbieden op plaatsen die niet in onze gewenste bos- en natuurstructuur liggen, zal het misschien makkelijker zijn om in de toekomst een verkoop in der minne tot stand te brengen voor de uitbreiding van ons bosareaal.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer Decaluwe, 2006 was een rampjaar op het vlak van bosuitbreiding. Er is heel weinig extra bos bij gekomen. Er waren ook minder ontheffingen en vergunningen in 2006, wellicht omdat er niet veel meer te ontbossen valt. Het is dus verkeerd om het voor te stellen alsof we op de goede weg zijn.
Wat het Veldwetboek en de impact van lokale besturen betreft, heb ik in het verleden enorm veel problemen gehad, vooral met burgemeesters van uw partij.
De heer Carl Decaluwe: We kunnen er ook niet aan doen dat we altijd de meeste burgemeesters hebben.
Mevrouw Vera Dua: Ik hoop dat u het discours dat u hier vandaag hebt gehouden, ook intern zult houden. Het is een probleem dat bepaalde burgemeesters weigeren om een vergunning te geven onder druk van organisaties die niet willen dat er in een gemeente bos bij komt.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat u het probleem van het bossencompensatiefonds en van privépersonen die willen bebossen zult bekijken. Dat lijkt me echter een doodlopend spoor. Wat zult u doen? Zult u die mensen nog meer geld geven? Iedereen die wil bebossen, moet dat kunnen. Daarnaast moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen en gronden zoeken om te bebossen.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Martens, de evaluatie van de instrumenten is bezig, maar nog niet afgerond.
Mevrouw Dua, ik heb gezegd - en ik denk dat dat een teken is van behoorlijk bestuur - dat we op dit ogenblik alle pistes onderzoeken. Het is de bedoeling om daarna tot een afgewogen beslissing te komen. Ik heb ook een aantal knelpunten gegeven, waardoor particuliere eigenaars die zin hebben om te bebossen het niet doen. We moeten eens kijken waar de knelpunten zitten. Het is de bedoeling om ze ook op te lossen.
Het is niet de bedoeling om steeds maar extra subsidies te geven aan mensen die willen bebossen. Mevrouw Dua, ik heb het specifiek over die percelen waar er een zekere wil is om te bebossen, maar waar er knelpunten zijn. Het is toch de bedoeling dat we die knelpunten op een fatsoenlijke manier wegwerken. Dat wordt op dit ogenblik onderzocht.
2007 is natuurlijk nog niet afgerond. We hebben nog een paar maanden te gaan, maar ik wil nog eens beklemtonen dat we dit jaar heel wat meer vastleggingen voor bebossing hebben dan er ontbossingen zijn. Mevrouw Dua, u zegt dat dat komt omdat er niet veel meer te ontbossen is, maar dat is niet waar. Er zijn nu, in november, al meer vastleggingen. U hebt zelf ook aangehaald dat er een knik is. Als die zich kan doorzetten, zijn we op de goede weg.
De voorzitter: Het incident is gesloten.