Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 08/11/2007
Vraag om uitleg van de heer Marnic De Meulemeester tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen
De voorzitter: De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, er werd de voorbije weken heel wat aandacht besteed aan het risico op grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen. De concrete aanleiding was het vrijgeven van het eindrapport van het onderzoek?Opstellen van een gevoeligheidskaart met betrekking tot massabewegingen (massatransport) in de Vlaamse Ardennen´. Dit onderzoek werd in opdracht van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) uitgevoerd door de Onderzoeksgroep Fysische en Regionale Geografie van de K.U.Leuven.
Het is een beetje vreemd dat er nu ineens grote paniek uitbreekt over de resultaten van het onderzoek. Twee jaar geleden werd immers door dezelfde onderzoeksgroep een gelijkaardige studie uitgevoerd die als basis diende voor het net genoemde onderzoek. Weliswaar werd die studie beperkt tot zes gemeenten in de regio, maar de conclusie was dezelfde.
Dit neemt niet weg dat er grote onduidelijkheid bestaat over hoe de bevindingen van het onderzoek precies ge?nterpreteerd moeten worden. Enerzijds nuanceren de onderzoekers zelf hun bevindingen door te stellen dat de gevoeligheidskaart die deel uitmaakt van de studie, nooit als enig document geraadpleegd mag worden bij het nemen van een beslissing omtrent een bepaalde site. Ik citeer:?Een goede besluitvorming is enkel mogelijk als de evaluatie van de geklasseerde gevoeligheidskaart gecombineerd wordt met een terreinonderzoek en de raadpleging van topografische kaarten, geologische kaarten en bodemkaarten.? Anderzijds beperkt de tweede studie zich voor wat de concrete aanbevelingen betreft, tot de stelling dat menselijke ingrepen in de risicozones vermeden moeten worden, terwijl in de eerste studie nog een volledig hoofdstuk gewijd werd aan de?voorstelling van effectieve en efficiënte remediëringsmethoden en preventiemaatregelen voor massabewegingen binnen het studiegebied.?
Er heerst kortom een vrij grote ongerustheid bij de inwoners van de Vlaamse Ardennen, die vooral ingegeven wordt door een gebrek aan informatie. Hoe moeten de bevindingen van deze studie precies ge?nterpreteerd worden? Daarnaast moet er duidelijkheid komen over de eventueel te nemen preventieve en remediërende maatregelen.
Naar aanleiding van deze vaststellingen had ik u graag de volgende vragen gesteld. Welke conclusies trekt u uit dit onderzoek, rekening houdend met de stelling van de onderzoekers zelf dat de bevindingen in een ruimer kader ge?nterpreteerd moeten worden bij het nemen van een beslissing omtrent een bepaalde site?
Welke concrete preventieve en/of remediërende maatregelen stelt u in het vooruitzicht om het risico op grondverschuivingen zo veel mogelijk te beperken?
Welke initiatieven plant u om de bewoners van de betrokken regio te informeren, rekening houdend met de grote ongerustheid die ontstaan is door onder meer de berichtgeving in de media over dit onderwerp?
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil me uiteraard aansluiten bij de vraag van de heer De Meulemeester. Er werden ook een aantal vragen om uitleg over de grondverschuivingen ingediend die nog gesteld moeten worden aan uw collega, minister Van Mechelen.
De vraagsteller verwijst naar de nuancering door de onderzoekers zelf. Ik wil u daarom graag verzoeken om voor de nodige communicatie te zorgen opdat de juiste toedracht van de mogelijke risico´s op grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen kan worden gegeven en een en ander kan worden verduidelijkt aan de inwoners en aan de lokale besturen. Ik vraag dus een correcte communicatie over de ware toedracht.
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de studie waarnaar de heer De Meulemeester verwees, heeft uiteraard tot nogal wat bezorgdheid bij de inwoners geleid. Enerzijds is de problematiek al langer bekend, maar anderzijds werd er nu in de media toch nogal wat paniek gezaaid. Een reactie wordt verwacht en daarom sluit ik me aan bij de vraag van de heer De Meulemeester. De studie werd aangevraagd door het departement LNE en dus wil ik graag van u vernemen wat u concreet met de studieresultaten zult doen.
In de media heeft minister Van Mechelen iets gezegd over een grondtoets - misschien moet ik deze vragen eerder tot hem richten. Hij zou daar met u al over gesproken hebben. Kunt u daar iets meer over vertellen en ook over eventuele schadeloosstellingen die aan bezitters van grond uitgekeerd zouden worden?
Ik wil nog opmerken dat in het betreffende gebied ook de inplanting van een asbeststort gepland is. U bent daarvan op de hoogte, want er werd bij u beroep aangetekend in verband met de beslissing van de bestendige deputatie. Ik wou dit gewoon maar even vermelden, maar u zou de site al bezocht hebben. Misschien weet u er al meer over dan ik.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, ik houd eraan om met de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid hierover te communiceren. Er zijn een aantal vragen gesteld aan minister Van Mechelen. Ik had eigenlijk het liefst gehad dat we aansluitend een antwoord hadden kunnen geven. Ik dacht, maar blijkbaar heb ik dat mis begrepen, dat de vragen vorige week waren uitgesteld om ze samen te behandelen, maar blijkbaar komen ze nu na elkaar.
Mijnheer Tack, in het kader van een goede bevoegdheidsverdeling zal ik uw vragen niet voor mijn rekening nemen. Ik heb ook nog overleg met minister Van Mechelen, waardoor het me wat ongepast lijkt om nu al vooruit te lopen en te antwoorden op de fundamentele vragen die u stelt. Ik zal me vandaag dan ook beperken tot de studie en de vragen daarover. Mijn antwoord moet dus als een en ondeelbaar gezien worden met het antwoord dat in een nog nader te bepalen toekomst gegeven zal worden door minister Van Mechelen.
Ik wil eerst en vooral duidelijk stellen dat het voorkomen van grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen sinds mensenheugenis een bekende problematiek is. De regio heeft immers de topografische en geologische kenmerken die typerend zijn voor het ontstaan van grondverschuivingen: zeer steile hellingen en smectietrijke kleien, bijvoorbeeld Formatie van Kortrijk en Lid van Aalbeke, onder zandige pakketten, bijvoorbeeld Formatie van Tielt.
De directe oorzaak van grondverschuivingen is vaak een combinatie van hoge neerslaghoeveelheden en menselijke ingrepen, zoals het aanleggen van een vijver, afgravingen, ophogingen, afdichten van bronnen enzovoort.
Men treft in de Vlaamse Ardennen zowel zeer oude, maar moeilijk te dateren, in het landschap ge?ntegreerde grondverschuivingen als recente grondverschuivingen aan. De recente grondverschuivingen liggen vaak binnen de contouren van een oude grondverschuiving, zodat het in feite om een reactivering gaat, maar kunnen ook geheel onafhankelijk ontstaan op intrinsiek gevoelige plaatsen.
Terwijl grondverschuivingen in Vlaanderen, gelukkig, op een vrij beperkt deel van het grondgebied voorkomen, wordt deze problematiek op Europese schaal als een van de belangrijke bedreigingen van de bodemfuncties beschouwd. De ontwerprichtlijn tot vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem, de kaderrichtlijn Bodembescherming, houdt voor de lidstaten de verplichting in om risicogebieden aan te duiden waarvoor er doorslaggevende aanwijzingen dan wel gewettigde vermoedens bestaan dat aardverschuivingen - in Vlaanderen spreken we over grondverschuivingen - zijn opgetreden of in de nabije toekomst zouden kunnen optreden.
Vooruitlopend op deze mogelijke Europese verplichting, heeft het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie de risicogevoeligheid voor grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen in kaart laten brengen. Het departement heeft dus proactief gewerkt, met het oog op een richtlijn die op komst is. Voordien was dat nog nooit gebiedsdekkend gebeurd, waardoor de mensen die minder met de streek vertrouwd zijn of onvoldoende de problematiek kenden, de impact ervan onderschatten.
Het eindresultaat van de studie is een rasterkaart met een resolutie van 10x10 meter, met 4 gevoeligheidsklassen voor een studiegebied van 710 vierkante kilometer, dat de Vlaamse Ardennen volledig omvat. Daarnaast werden in het totaal 210 grondverschuivingen met een gezamenlijke oppervlakte van 708 hectare gekarteerd in het studiegebied. Dat is 1 percent van het totale studiegebied. Daarvan zijn er 162 van het type diepe grondverschuiving, dat wil zeggen een grondverschuiving met een schuifvlak dieper dan 3 meter. De totale oppervlakte met een matige tot zeer hoge gevoeligheid voor grondverschuivingen bedraagt 82 vierkante kilometer, dat is 8168 hectare.
De gekarteerde diepe grondverschuivingen liggen voor 84 percent binnen de zones met matige tot zeer hoge gevoeligheid. Dat betekent dat zelfs in een zone met lage gevoeligheid schade door grondverschuiving kan optreden, namelijk in de accumulatiezone aan de voet van een grondverschuiving die ge?nitieerd wordt in een hoger gelegen, steiler gebied.
De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen is het resultaat van een computermodellering, wat betekent dat niet alle specifieke kenmerken van elke betrokken site mee in overweging werden genomen.
De kaart van de gekarteerde grondverschuivingen is in die zin minder betwistbaar. Op die kaart staan de in het landschap waarneembare grondverschuivingen.
Op basis van deze twee kaarten kan uiteraard niet met zekerheid gesteld worden welke neerslaghoeveelheden of menselijke ingrepen in welke gebieden tot ernstige schade door grondverschuivingen zullen leiden. We moeten die kaarten dus met de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid hanteren.
De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen kan men beschouwen als een eerste, maar belangrijke indicatie van de gevoeligheid voor grondverschuivingen op zeer lokaal niveau, op perceelsniveau dus.
Via de website van Databank Ondergrond Vlaanderen kan men de kaart visualiseren in overlay met een topografische kaart op schaal 1/10.000, waarop percelen en gebouwen terug te vinden zijn. Belangrijk voor de verdere interpretatie van de gevoeligheid, is de overlay met de tertiaire geologische kaart, die standaard is opgenomen in de DOV-internetviewer.
Als bij de verdere interpretatie de aanwezigheid blijkt van bepaalde geologische lagen in combinatie met steile natuurlijke hellingen, dan bevestigt dat de hypothese dat het om een gevoelige zone gaat. Daarnaast is de aanwezigheid van gekarteerde grondverschuivingen in de nabije omgeving een belangrijke aanwijzing voor een verhoogd risico op een nieuwe grondverschuiving.
Op die plaatsen kan men door middel van een geotechnisch onderzoek de stabiliteit van de ondergrond bepalen. Zo´n onderzoek kan bijvoorbeeld bestaan uit minimum drie sonderingen van minstens tien meter diep en één boring met bijbehorende stabiliteitsmodellering.
Het resultaat van de studie moet als een geheel worden gebruikt. De kaarten die zijn afgewerkt in de tweede fase, zijnde de studie over de 23 gemeenten, vormen een aanvulling op het eindrapport van de eerste fase die beperkt was tot 6 gemeenten. De in de eerste fase beschreven effectieve en efficiënte remediëringsmethoden en preventiemaatregelen voor grondverschuivingen zijn relevant wanneer men problemen ondervindt door grondverschuivingen op reeds bebouwde percelen, of wanneer men bijkomende menselijke ingrepen wil uitvoeren in een risicozone.
Gezien de omvang van de zones met matig tot zeer hoog risico is het volledig vermijden van menselijke ingrepen weinig realistisch. Toch moet elke initiatiefnemer goed beseffen dat verregaande voorzorgsmaatregelen op het eigen perceel mogelijke schade op andere percelen niet met zekerheid kunnen uitsluiten.
Op 1 december 2006 heeft mijn administratie de tussentijdse resultaten van de studie toegelicht aan de gewestelijke planologisch ambtenaar voor Oost-Vlaanderen, de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar voor Oost-Vlaanderen en de dienst Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van Oost-Vlaanderen.
Op 27 maart 2007 organiseerde mijn administratie samen met het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Oost-Vlaanderen een informatievergadering voor de zeventien betrokken gemeenten. Het eindrapport van de studie werd op 13 september 2007 bezorgd aan de zeventien gemeenten.
Het departement LNE is niet aansprakelijk voor een eventuele waardevermindering of kostenstijging die zou voortvloeien uit de publicatie van de risicokaart, mits vermelding van de nodige nuanceringen met betrekking tot onzekerheden of onvermijdbare onnauwkeurigheden.
Wat de technische aspecten van de preventieve en/of remediërende maatregelen betreft, verwijs ik naar deel II van het eindrapport van de eerste fase van de studieopdracht. Het eindrapport bevat een conceptuele beschrijving van de meest voor de hand liggende technische maatregelen. Het is raadpleegbaar op de website www.lne.be/themas/bodem/grondverschuivingen.
Ik zal evalueren of een bijkomende onderzoeksopdracht noodzakelijk is om meer gedetailleerde technische beschrijvingen op te maken.
Bij de bespreking van de geotechnische maatregelen die in gebieden met grondverschuivingen mogelijk zijn, maakt het eindrapport een onderscheid tussen de maatregelen die worden genomen nadat er zich een grondverschuiving heeft voorgedaan - de remediërende maatregelen - en de maatregelen die worden genomen om te voorkomen dat zich een grondverschuiving kan voordoen - de preventieve maatregelen.
In geval van remediëring gaat het om maatregelen die nodig zijn om het verder optreden van grondverschuivingen tegen te gaan. Preventieve maatregelen zijn noodzakelijk wanneer de geometrie van een steile helling wordt gewijzigd, bijvoorbeeld voor de aanleg van een weg of de bouw van een woning.
De meeste geotechnische maatregelen kunnen zowel preventief als curatief worden ingezet. In deel II van de verkennende studie wordt een overzicht en een beschrijving gegeven van de maatregelen bij afgeschoven en instabiele taludhelling zoals het wegnemen van eerder aangebrachte aanvullingen, het afvlakken van de bestaande taludhelling, de aanpassing van de waterhuishouding, de betere afvoer van oppervlaktewater, het voorkomen van het uitschuren van bodemmateriaal bij uittreden van grondwater uit het talud, en het voorkomen dat er zich in de grond grote waterdrukken opbouwen. Andere maatregelen zijn het verstevigen van de grond, het verbeteren van de schuifweerstandkarakteristieken van de grond, het aanbrengen van verticale verstijvingselementen en het aanbrengen van subhorizontale trekelementen.
Op vraag van mijn administratie werd de problematiek van de grondverschuivingen opgenomen in de analyse van het fysische systeem van de Vlaamse Ardennen, in het kader van het afbakeningsproces van de gebieden van de agrarische en de natuurlijke structuur in de buitengebiedregio Vlaamse Ardennen.
De handleiding voor de milieueffectrapportage wordt op korte termijn uitgebreid met het thema grondverschuivingen, zodat daar voor de MER-plichtige initiatieven de nodige aandacht aan kan worden besteed.
Ik heb ook de mediaberichten gehoord en gelezen. Er bestaat een terechte bezorgdheid op het terrein. Het is dan ook onze taak om daar zo goed mogelijk over te communiceren.
Naast de passieve openbaarheid via de website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie en via de Databank Ondergrond Vlaanderen, verstrekt de dienst Land- en Bodembescherming antwoord op de talrijke vragen die sinds de berichtgeving in de media aan de Vlaamse overheid worden gesteld. Voor zover het antwoord nog niet beschikbaar is op de website, wordt in de mate van het mogelijke een antwoord op maat gegeven. Gaandeweg zal een rubriek van?veelgestelde vragen´ op de website www.lne.be beschikbaar komen. Omdat de grondverschuivingen regionaal geconcentreerd voorkomen, is het logisch dat de betrokken gemeenten een belangrijke rol vervullen om hun inwoners te informeren. Dat was trouwens ook de belangrijkste reden waarom elk van de zeventien gemeenten van bij de aanvang vertegenwoordigd was in de stuurgroep van de studieopdracht. Voor zover nodig zal in de komende periode nog een tweede of derde informatievergadering worden gepland.
De voorzitter: De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester: Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, mevrouw de minister. Zoals u zegt, zijn de Vlaamse Ardennen nu eenmaal heuvelachtig. Dat is niet nieuw, de problemen doen zich jaren al langer voor. Het is positief dat het departement een studie besteld heeft bij de K.U.Leuven om zo de probleemgebieden nog beter te detecteren.
Er is lichte paniek ontstaan in de Vlaamse Ardennen. Iedereen in die zeventien gemeenten was bang dat er bijvoorbeeld geen bouwvergunningen meer zouden worden uitgereikt. Gelukkig zult u remediërende maatregelen nemen. Er zijn lokale problemen geweest, niet alleen in Oudenaarde maar ook in enkele buurgemeenten. Geologen van de Universiteit Gent hebben zich daar jaren geleden al over gebogen.
We mogen niet vergeten dat de problemen van bovenlokale aard zijn. Die steden en gemeenten kunnen dat zelf niet aan. De steun van de Vlaamse overheid is uiterst cruciaal. Ik sluit me aan bij mevrouw Franssen: de gemeentebesturen moeten zo veel mogelijk worden ingelicht. Zij kunnen op hun beurt de burger informeren. Dat is op korte termijn van groot belang.
De Vlaamse Ardennen zijn nu eenmaal het mooiste landschap van Vlaanderen, dat kan niet worden ontkend. We moeten dat in ere houden. Dat prachtige heuvellandschap is uniek in Vlaanderen. Het zou jammer zijn, mochten we de vele toeristen verliezen die wekelijks in onze streek komen fietsen en wandelen. Paniek is in elk geval niet nodig. Laten we hopen dat er op korte termijn maatregelen worden getroffen die de ongerustheid kunnen wegnemen.
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Ik ben het er helemaal mee eens: de Vlaamse Ardennen zijn de mooiste streek van Vlaanderen. Uw antwoord was erg uitgebreid en technisch, mevrouw de minister. Ik zou het zeer graag eens nalezen. Kunnen wij een kopie krijgen?
De voorzitter: Het verslag, en dus het antwoord, staat morgen op de website.
De heer Erik Tack: Zoals gezegd, de problemen zijn niet nieuw. Als men alles hoort en leest, zou men bijna niet meer durven bouwen in de Vlaamse Ardennen. Het huis zou kunnen verzakken, scheuren of wegglijden. Of men zou ingrepen kunnen uitvoeren die ergens verderop het huis van de buren beschadigen. Die vrees is nergens voor nodig. De Vlaamse Ardennen zijn veilig. Het gaat om slechts enkele ge?soleerde gevallen. De meeste bewoners weten wel waar de verzakkingen zich voordoen en waar niet.
Ik wil nog eens uitdrukkelijk uw aandacht vragen voor het asbeststort. Ik weet dat u mij nu niet kan antwoorden, maar het is mijn taak om hier voor mijn regio op te komen. Ik vind dat dat asbeststort er niet op zijn plaats is, zeker niet gezien de nieuwe bevindingen van deze studie. Het zou maar al te gek zijn dat deze mooie regio door de grondverschuivingen besmet zou worden met asbest.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik heb ondertussen de gelegenheid gehad om de streek te zien. Die studie is op een zorgvuldige manier aangepakt. Het is een historisch moeilijke streek. We werken proactief en de gemeenten werden er van bij het begin bij betrokken. Ze wisten wat er aan de gang was. De resultaten zijn ook toegelicht aan de gemeenten. Het was geenszins de bedoeling om een bom los te laten op de Vlaamse Ardennen. Integendeel, het is een blijk van zorgvuldigheid om inspanningen te doen voor een streek met historisch gegroeide risico´s op verschuivingen, en om dat in kaart te brengen. We zijn daarbij omzichtig te werk gegaan.
Op een morgen belde de krant De Morgen mij uit mijn bed om te reageren op de grote grondverzakkingen. Iedereen schrok. Die informatie was al enkele maanden bekend. Nu is het de kunst om daar op een goede manier gebruik van te maken, zodat er op een veilige manier gebouwd, geleefd en gerecreëerd kan worden in de Vlaamse Ardennen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.