Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 30/05/2006
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over landbouwopleiding en naschoolse vorming
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, vanuit mijn beroepsverleden heb ik nogal wat aandacht voor het onderwijs, en meer in het bijzonder voor het agrarisch onderwijs. In het regeerakkoord lezen we dat deze regering 'toekomstperspectief aan de landbouw wil geven, met kansen voor jongeren met het oog op duurzame landbouw'. De toekomst van de landbouw wordt in sterke mate bepaald door de opleiding, de voortdurende professionalisering en innovatie. Mijnheer de minister-president, we weten dat u hieraan veel waarde hecht.
Dit werkjaar heeft de minister van Landbouw bijzondere aandacht voor starters en werd een intense dialoog opgestart met jongeren. Ook het landbouwonderwijs wordt nadrukkelijk bij dit project betrokken. 'Zeg het aan het beleid' is een project voor secundaire land- en tuinbouwscholen en land- en tuinbouwhogescholen. Laatstejaarsleerlingen en -studenten kunnen zeggen wat ze denken over agrarisch onderwijs en hun mening formuleren over hun toekomstvisie op landbouw.
Niet alleen een degelijke schoolse opleiding volstaat. Ook in de land- en tuinbouw moet men 'levenslang leren'. De naschoolse landbouwvorming heeft al jaren een stevige traditie als motor van innovatie.
Mijnheer de minister-president, wat zijn de krachtlijnen die naar voren komen bij de bevraging van de studenten in de landbouwscholen? Hoe heeft het beleid hierop geantwoord? Op welke wijze kan de minister van Landbouw, samen wet de minister van Onderwijs, initiatieven nemen om in te gaan op de noden van het agrarisch onderwijs? Ik denk daarbij aan de problematiek van de praktijkinfrastructuur en de stages? Hebt u dit jaar bijkomende plannen voor de naschoolse vorming? Welke inspanningen worden geleverd in de naschoolse landbouwvorming om gebruik te maken van vernieuwde vormingsmethoden? U weet ook dat de navorming heel belangrijk is voor de agrarische sector.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, de naschoolse vorming is een zeer belangrijk onderdeel bij de land- en tuinbouw. Bij mijn vorige werkgever heb ik onder andere te maken gehad met naschoolse vorming. Ik heb toen vastgesteld dat er een praktisch probleem is. Er zijn verschillende types van B-cursussen. Vorig jaar werden daarin wijzigingen aangebracht.
Ik kan er nog enigszins begrip voor opbrengen dat eerst wordt gestart met het algemene gedeelte. Die cursussen kunnen alleen worden gevolgd in een naschoolse cyclus. De student moet ouder zijn dan 18 jaar. Als iemand laat in het jaar verjaart, kan hij niet met die cursus beginnen. Is het niet mogelijk de onderdelen in een andere volgorde af te werken? Uit ervaring blijkt dat mensen de cursus pas volgen als ze de stof effectief nodig hebben en met een overname willen starten. Kunt u nagaan of een andere opeenvolging haalbaar is?
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik neem me voor om in de loop van oktober 2006, op het moment dat de bevraging achter de rug is, de zaak grondig in de commissie te bespreken. Zodra de synthesenota volledig klaar is, zal ik ze aan de commissie bezorgen. Ze kan een interessante voedingsbodem zijn voor het beleid dat we samen vorm trachten te geven.
De studenten van het laatste jaar middelbaar landbouwonderwijs en hun leerkrachten konden kiezen uit zeven verschillende thema's. Achteraf is gebleken dat bepaalde thema's elkaar overlapten. De onderwerpen zijn: Onderwijs en vorming, Landbouwproductierechten, Innovatie en verbreding, Bedrijfsovernames, Financiële aspecten bij bedrijfsovername, Sociale aspecten bij bedrijfsovername, Rechtszekerheid bij bedrijfsovername op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening. Twaalf landbouwscholen nemen deel aan het project. Het gespreksthema waar het meeste vraag naar is, is de bedrijfsovername en de verschillende aspecten die daarmee samenhangen. Er gaat veel aandacht naar rechtszekerheid en financiële haalbaarheid bij bedrijfsovernames.
Bij de bespreking over de overnames werden een aantal suggesties of opmerkingen gemaakt. In een volgende fase kunnen we daar uitgebreider op ingaan. Ik zal enkele voorbeelden geven. Zo is er vraag tot het betoelagen van een objectieve 'consultancy' bij overname. Bij een overname is er nood aan een objectieve derde, die de waarde, de reële financiële en juridische toestand van de over te nemen bedrijfszetel zou kunnen vaststellen. De huidige adviesverlening voldoet niet volledig aan de verwachtingen. Er is ook vraag naar langlopende vergunningen - 'loopbaanvergunningen' - bij de overname. Dat behoeft weinig commentaar.
Verder is er de vraag naar minder administratie: het herleiden van de aangiften in verband met MTR, Mestbank, Sanitel en NIS tot één aangifte, meer advies in plaats van controle, meer ondersteuning door de administratie. Ten slotte is er ook de problematiek van de productierechten. Vooral jonge kandidaat-overnemers of kandidaat-bedrijfsleiders vragen dat er een mogelijkheid zou zijn tot uitbreiden.
Ook met betrekking tot het landbouwonderwijs werden een aan aantal suggesties gedaan. Zo werd gevraagd naar middelen, materiaal en investeringen in de scholen. De betrokkenen hebben het gevoel dat ze tussen twee stoelen zitten: de bevoegdheid landbouw, die onrechtstreeks betrekking heeft op het landbouwonderwijs, en de algemene extra middelen voor BSO en TSO, denken we maar aan de investeringen in onder meer machines door minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke.
Ook wordt gevraagd naar een meer positieve benadering van de land- en tuinbouwsector waardoor het aantal leerlingen kan verhogen, en naar het reglementair kaderen van buitenlandse stages. De meeste landbouwscholen willen de leerlingen de kans geven om in het buitenland ervaring op te doen. Het is interessant om ervaring op te doen in Frankrijk, Canada, Australië of Nederland, want landbouw wordt er soms anders bedreven dan hier. Er wordt gevraagd om wat omkadering, en wellicht ook wat steun, te verlenen bij de spontane initiatieven van de scholen. Ook wordt een vergoeding gevraagd voor landbouwers die het bedrijf openstellen voor de scholen, in groep of individueel.
Het is de bedoeling dat dit alles wordt opgenomen in het achtergronddocument, een voortschrijdend document dat als basis zal dienen bij het nadenken over beleidsvoorstellen tijdens de beleidsdag die wellicht eind september of begin oktober zal plaatsvinden. De verschillende administraties worden nu aan het werk gezet om de documenten te verwerken.
U vroeg ook welke initiatieven ik samen met de minister van Onderwijs zal nemen om in te gaan op de noden van het agrarisch onderwijs en meer bepaald inzake de praktijkinfrastructuur en de stages. Het is de bedoeling om in het najaar samen met minister Vandenbroucke het overleg op te starten en om te bekijken welke vernieuwingen mogelijk en haalbaar zijn. We zullen minstens de structuur en inhoud van de tweede graad bespreken. We horen immers overal dat er aanpassingen nodig zijn. Uiteraard zullen we bij minister Vandenbroucke de behoeften inzake basisinfrastructuur aankaarten, want ze zijn minstens even groot als in het nijverheidsonderwijs. Ook de problematiek van de leerlingenstages zal aan bod komen.
De conclusies van de dialoogdagen over onderwijs en vorming zullen leiden tot een aantal concrete acties. We hebben aan de administratie de opdracht gegeven om een voorstel tot bijsturing van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 uit te werken met betrekking tot de vorming. Daarbij zal de aandacht in het bijzonder gaan naar de opleiding van de starters in de landbouw, waarbij de toegang tot de starterscursussen versoepeld kan worden en de stages inhoudelijk opgewaardeerd kunnen worden. Een interne werkgroep bekijkt de mogelijkheden om de organisatie van de stages te versoepelen. Ik denk eraan om te bekijken of er mogelijkheden zijn om de vergoeding voor sociale promotie voor de deelnemers aan cursussen te verhogen. De vergoeding bedraagt momenteel 2 euro per lesuur en dat bedrag werd sinds een heel lange tijd niet meer aangepast.
Het besluit van 4 juni 2004 voorziet in de mogelijkheid om jaarlijks een oproep te doen tot het indienen van innovatieve vormingsprojecten. Momenteel lopen er zes van die projecten uit de oproep van 2005 inzake e-learning. Ze worden van dichtbij opgevolgd om te bekijken of de innovatieve leermethodes die erin vervat zijn, verruimd kunnen worden voor heel de sector. Met de oproep van 2006 die zopas gelanceerd werd, krijgen de erkende vormingscentra de mogelijkheid om projecten in te dienen rond e-learning en peterschap. Ondertussen werd daarvoor een bedrag van ruim 150.000 euro uitgetrokken. In andere economische sectoren merken we dat peterschapsprojecten hun nut bewijzen. We vragen ons af of ze ook in de landbouwsector kunnen worden ingevoerd. Tot nog toe is dat niet gebeurd, noch hier, noch in het buitenland. De oproep is sinds enkele dagen terug te vinden op de website van het Vlaamse ministerie van Landbouw en Visserij. We hopen dat er heel wat respons op komt.
Mijnheer de voorzitter, het is wellicht een goed idee om hieraan in het najaar, bijvoorbeeld in oktober, een agendapunt te wijden.
Mevrouw Rombouts, uw opmerking over de onderdelen van de B-cursussen kunnen we wellicht bekijken bij de herziening van het besluit van 4 juni 2004. We zullen nadenken over de manier om een oplossing te vinden voor het beschreven knelpunt.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, wat u zei over de naschoolse vorming inzake e-learning en de peterschapsprojecten is ontgetwijfeld heel belangrijk. Ze kunnen vernieuwend werken bij de navorming in de agrarische sector. Het bedrag, 150.000 euro, is voor de sector niet onbelangrijk.
U had het over de middelen voor TSO, BSO en voor het agrarisch onderwijs. Ik heb een suggestie voor uw verdere gesprekken met de minister van Onderwijs. Ik weet dat minister Bourgeois een extra injectie heeft gegeven aan de opleiding Toerisme. Kan niet worden onderzocht of een soortgelijke formule mogelijk is voor de landbouwopleiding, voor de praktijkinfrastructuur in de school en in de bedrijven? Misschien kan die formule worden gekoppeld aan de navorming zodat er niet alleen resultaat wordt geboekt voor het secundair onderwijs. Het voordeel hierbij is dat de navorming volledig onder uw bevoegdheid valt en dat u de extra injectie beter kunt verantwoorden.
Mijnheer de minister-president, uw suggestie om in oktober terug te komen op de dialoog met het land- en tuinbouwonderwijs en met jongeren in het algemeen, is heel zinvol en zullen we bespreken bij de regeling van de werkzaamheden.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer De Meyer, het is een dossier met harde cijfers, dat we moeten kunnen bespreken met minister Vandenbroucke. Ik weet dat ik op eigen initiatief een aantal zaken kan doen, want er zijn noden.
Zaterdag 27 mei 2006 was ik in Bocholt op het Proef- en Vormingsinstituut voor de Landbouw en enkele weken geleden was ik in de landbouwschool in Eeklo. Er zijn nu contracten met een niet nader te noemen constructeur over het ter beschikking stellen van de meest moderne tractoren. Als deze ad-hocovereenkomsten met de privé-sector plots wegvallen, zou het landbouwonderwijs een immens probleem hebben om eigentijdse tractoren en machines te hebben. Er moet ruimte zijn voor een structurele oplossing. Voor de navorming kunnen we zelf dingen doen, maar we moeten het globaler bekijken in het overleg met minister Vandenbroucke.
Voor de praktijkcentra voor de dierlijke sector hebben we in het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds al steunmogelijkheden ingeschreven. Dat is een kleine stimulans, maar de problematiek van de landbouwscholen, de machines en de uitrusting - van melkrobotten over tractoren tot serres - moeten we in zijn geheel kunnen aanpakken. Navorming is een invalshoek, maar we moeten het ruimer bekijken.
Voor het nijverheidsonderwijs wordt, zoals ingeschreven in het regeerakkoord, een bijzondere inspanning geleverd. Ook het land- en tuinbouwonderwijs leidt jongeren direct naar een plaats op de arbeidsmarkt, steeds minder op bedrijfszetels, maar vaak in belendende percelen. Ik denk dat het verantwoord is om daarvoor vanuit de overheid extra middelen vrij te maken.
De heer Jos De Meyer: Ook het criterium knelpuntberoep kan worden gebruikt.
Minister-president Yves Leterme: Dat soort elementen wil ik eerst op een collegiale manier met minister Vandenbroucke bespreken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.