Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 23/02/2006
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de opvallende stijging van vergiftigde of geschoten zeldzame vogels
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het afschieten of de vergiftiging van beschermde vogels
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de opzettelijke vergiftiging van roofvogels en andere dieren
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik begin met het goede nieuws: het gaat opnieuw beter met de roofvogelpopulatie in Vlaanderen. Het aantal broedkoppels van bijvoorbeeld haviken, buizerds en sperwers is opnieuw licht gestegen. Daar houdt het goede nieuws op. Het slechte nieuws is ons bekend: recent is het aantal gemelde gevallen van uit de lucht geschoten of vergiftigde vogels schrikbarend toegenomen.
Ik heb een overzicht gemaakt van de berichten van de voorbije maand, die ik via de krant of via Vogelbescherming Vlaanderen heb ontvangen. Op 4 januari schoten acht jagers in Kortessem een buizerd vleugellam. Op 10 januari vond de lokale politie vier buizerdkadavers in Beringen, langs de autosnelweg. Op 15 januari vonden wandelaars een neergeschoten houtsnip in Borgloon. Er had die dag een jachtpartij plaatsgevonden. Op 15 januari werden vier met carbofuran vergiftigde buizerds gevonden in een erkend natuurreservaat in Sint-Gillis-Waas. Op 30 januari vonden wandelaars het verse kadaver van een volwassen havik in Laakdal, met als diagnose: vergiftiging.
Tijdens het weekend van 10 tot 12 februari liep het echt de spuigaten uit. Een boswachter vond het neergeschoten kadaver van een zeer zeldzame rode wouw in Neerpelt. Tot nu toe kon deze vogelsoort nog niet broeden in Vlaanderen. Daarna werd in Lommel een neergeschoten havik gevonden. De dag nadien werden twee stroppen ontdekt in Peer. En zondag ging het om twee vergiftigde buizerds in Vorselaar. Tot slot, op de dag dat ik mijn vraag heb ingediend, werden diverse inbreuken vastgesteld in Vlaams-Brabant, onder meer in Holsbeek. Daar werden op verschillende plaatsen gifeieren gevonden en ook in de grond gestopte plastic buizen, die met een soort zeep waren ingesmeerd, zodat bepaalde dieren er niet meer uit kunnen. Dat heeft gisteren trouwens geleid tot een overleg met Vogelbescherming Vlaanderen en de gouverneur van Vlaams-Brabant, waarbij de gouverneur heeft gevraagd om iets kordater op te treden.
Dat jagers en natuurbeschermers op gespannen voet leven, is ons allemaal bekend. Dat is soms begrijpelijk, maar de voorbije jaren was het wederzijds begrip - door een meer open houding van zowel de natuurbeschermers als de wildbeheerseenheden - gegroeid. Daarom was de opeenstapeling van de activiteiten van de voorbije maand toch verrassend.
Wat gebeurd is, kan absoluut niet door de beugel. De wetgeving op de vogelbescherming is al meer dan 40 jaar oud. De kennis die ook de jagers bezitten, omdat ze tijdens de opleiding heel wat informatie meekrijgen, doet mij besluiten dat het duidelijk om kwaad opzet gaat.
Ik wil daarmee niet de hele groep van jagers en jagersverenigingen culpabiliseren. Allicht gaat het hier om een beperkte groep. Misschien heeft het ook te maken met een verhoogde sensibiliteit bij wandelaars, die iets gemakkelijker dan vroeger de telefoon nemen en bellen naar dierenbeschermers en boswachters.
Mijnheer de minister, als leefmilieuminister hebt u zich geëngageerd om te overleggen. Het overleg ging door op de dag dat ik mijn vraag heb ingediend, dus ik kende de resultaten van het overleg nog niet. U hebt gezegd dat u provinciale meldpunten zult oprichten. Dat is uiteraard positief, maar de vraag rijst of dat afdoende zal zijn.
Ik wil ook even de aandacht vestigen op de prioriteitennota vervolgingsbeleid milieurecht in het Vlaamse Gewest inzake milieumisdrijven. Het is een protocol dat officieel werd afgesloten tussen enerzijds de federale instanties, de procureurs-generaal en de federale politie, en anderzijds de Vlaamse milieuhandhavers. Het is een omstandige nota, maar er worden wel vrij concrete afspraken in opgenomen over hoe wederzijds informatie wordt doorgespeeld. Er wordt ook een prioriteitenlijst opgemaakt van de milieudelicten die men in hoofdorde wil vervolgen. In het laatste hoofdstuk van de prioriteitennota, milieubeheer en natuurbehoud, worden inbreuken op de jachtwetgeving, op de soortenbescherming en op de bescherming van roofvogels en roofdieren als duidelijk prioritair naar voren geschoven.
Hoe verklaren u en uw diensten de verontrustende toename van het aantal vogelslachtoffers? Ik heb natuurlijk de berichtgeving in de media gevolgd, maar misschien weet u meer. Wat heeft het overleg met betrokkenen opgeleverd aan concrete resultaten?
Onderschrijft u de prioriteiten uit de nota?Vervolgingsbeleid betreffende milieumisdrijven´? Hoeveel vervolgingen zijn er op basis van de informatie die u via de parketten of Justitie hebt ontvangen, gebeurd sinds de totstandkoming van de prioriteitennota? Wat gaat u doen om het vervolgen of laten vervolgen van dergelijke ontoelaatbare praktijken zwaarder te laten wegen bij Justitie? En ik weet dat deze niet onder uw bevoegdheid valt.
Is er geen tekort aan handhaving in Vlaanderen? Wallonië heeft onder de tegenhanger van de afdeling Bos en Groen, Nature et Forêts, een speciale antistroperseenheid. Deze speciale afdeling doet niets anders, dag in dag uit, dan dergelijke inbreuken actief opsporen. Wat vindt u van de oprichting van een dergelijke eenheid in Vlaanderen?
Ik heb vernomen dat sommige buitendiensten en houtvesterijen in de weekends en zeker op zondag onderbemand of ‑bevrouwd zijn. Nochtans gebeuren veel delicten tijdens de weekends. Als dit klopt, bent u bereid het toezicht in de weekends, zeker in jachtgebieden, te verhogen?
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, de jongste weken werden tientallen beschermde vogels doodgeschoten of vergiftigd. Dit spijtige fenomeen doet zich elk jaar voor, net voor de broedperiode, maar dit jaar zijn het er opvallend veel.
Onderzoekers van de faculteit Diergeneeskunde van de universiteit van Gent hebben bij de vergiftigde dieren landbouwinsecticiden, onder meer carbofuran, aldicarb en strychnine, teruggevonden. Dikwijls wordt het erg gevaarlijke gif - carbofuran mag in Nederland zelfs niet in open lucht gebruikt worden - verstopt in lokaas dat eigenlijk bedoeld is voor vossen. In Vlaanderen is de jacht op vossen gesloten tussen 16 januari en 31 augustus. Met onwettige middelen zoals gif en stropen wordt dan geprobeerd de vossen te bestrijden. Wellicht kan in bepaalde gevallen de verlenging van de jacht op vossen worden toegestaan, waardoor hopelijk minder gewerkt wordt met bewerkt lokaas.
De Hubertus Vereniging Vlaanderen gaat zich burgerlijke partij stellen tegen onbekenden die verantwoordelijk zijn voor de vergiftiging en het afschieten van de roofvogels. De jagerij streeft net als de Vogelbescherming en Natuurpunt naar een natuurlijk milieu waarin vogelpopulaties zich kunnen ontwikkelen, en beseft ten volle het belang van het jachtbeheer. Jagers beschuldigen van vergiftiging en afschieten van beschermde vogels is gemakkelijk maar lost het probleem niet op. Blijkbaar snappen sommige collega´s het verschil niet tussen stropers en jagers.
Welke maatregelen zullen worden genomen tegen deze wettelijk verboden praktijken? Zullen er meer bos- en natuurwachters komen? Het tekort aan boswachters is hier al herhaaldelijk aangeklaagd. In welke regio´s doen deze gevallen zich het vaakst voor? Hebt u reeds initiatieven genomen voor de oprichting van een?stroperijcel´ die zich expliciet bezighoudt met het opsporen van kwaadwilligen en het opstellen van processen-verbaal?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik ben geschrokken van de vele gevallen van het afschieten en opzettelijk vergiftigen van roofvogels. Naast die opzettelijke vergiftigingen bestaan er ook onopzettelijke vergiftigingen van roofvogels. Die zijn voor het eerst goed beschreven door Rachel Carson in haar boek?Silent Spring´ uit de jaren zestig. Daar hebben we allemaal schuld aan. Die onopzettelijke vergiftiging maakt wellicht nog veel meer slachtoffers dan het opzettelijk vergiftigen van roofvogels. Deze discussie moet elders worden gevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de Europese strategie omtrent chemische stoffen. Die opzettelijke vergiftiging en het illegaal afschieten van roofvogels is een fenomeen dat jaarlijks terugkeert, juist voor de broedtijd.
Roofvogels zijn in ons land al ongeveer een halve eeuw wettelijk beschermd en kunnen nooit het voorwerp uitmaken van jacht of bestrijding. Blijkbaar schrikken sommige jagers of stropers er echter niet voor terug om hun jachtconcurrenten uit de weg te ruimen. Daarnaast zijn heel wat roofvogels slachtoffer van giftig lokaas waarmee onder meer jagers vossen willen verdelgen. Er worden hiervoor zeer giftige producten gebruikt, zoals carbofuran, strychnine en aldicarb. Deze stoften werden in verschillende roofvogelkadavers teruggevonden die in de Gentse universiteit onderzocht werden.
Wat me ook grote zorgen baart, is dat deze producten ook een nefaste invloed kunnen hebben op de mens. Het product aldicarb is zelfs dodelijk bij 1 gram blootstelling. Dat levert een reëel gevaar op voor recreanten en spelende kinderen die in het bos met het gif of de kadavers van vergiftigde vogels in aanraking komen. Ik herinner me uit mijn jeugdjaren dat een dode vogel bij ons veel interesse wekte, we namen die vast en bestudeerden die. Dat is een reëel gevaar dat absoluut moet worden vermeden.
Bijkomende maatregelen dringen zich op om een einde te stellen aan deze illegale praktijken. Dit vereist in de eerste plaats bijkomend toezicht, zeker in de periodes waarin deze praktijken zich voordoen. Maar ook de wildbeheereenheden moeten terzake geresponsabiliseerd worden. De doelstellingen en werkingsprincipes van wildbeheereenheden zijn onder meer gericht op een verbeterd toezicht. Ze dragen dus een grote verantwoordelijkheid in het bestrijden van dergelijke wanpraktijken en kunnen hun leden aanmanen van dergelijke praktijken af te zien en de cowboys onder hen op te sporen.
Mijnheer de minister, welke maatregelen hebt u reeds genomen om paal en perk te stellen aan dergelijke illegale praktijken? Bent u de idee genegen om in bepaalde periodes een verhoogd toezicht te voorzien door de bos- en natuurwachters? Hebt u plannen om, naar analogie met het Waalse Gewest, een aparte opsporingseenheid of antistroperijcel op te richten om een intensiever toezicht en een betere handhaving en vervolging mogelijk te maken? Op welke manier worden de wildbeheereenheden in deze problematiek geresponsabiliseerd? Kunnen wildbeheereenheden die dergelijke illegale praktijken aanmoedigen of toedekken hun erkenning of subsidies kwijtspelen?
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik sluit me aan bij de uiteenzettingen van de collega´s. Wildbeheereenheden kunnen hier een grote rol spelen. Er worden bijkomende maatregelen en personeel inzake de handhaving gevraagd, maar er leven zovele vragen. Ik hoor vaak van de heer Daems dat hij bijkomende personeel vraagt. Er is nu een ruime beleidsmarge voor deze legislatuur. De vorige regeerperiode was die nog veel groter, namelijk 6,8 miljard euro. Ik stel vast dat men toen ook weinig bijkomend personeel heeft aangeworven.
Dat is een kwestie van overeenkomst binnen de regering. Ik vind het nogal vrijblijvend om aan de minister te vragen om bijkomend personeel aan te werven. Er is trouwens al bijkomend personeel aangeworven. Bovendien gaat het om een collectieve beslissing van de regering en moet ook rekening worden gehouden met de budgettaire context.
De heer Patrick Lachaert: Zoals bij alle misdrijven zijn er daders. Toch moeten we ook nuanceren. In de wereld van de jagers en de landbouwers zijn er heel wat mensen die zich gedragen zoals de wet dat voorschrijft, maar zoals in elke sector zijn er ook hier cowboys. Naargelang het ideologisch standpunt van de partijen wordt er te vaak veralgemeend waardoor we in een zeer primaire discussie belanden. Het zijn niet alleen de jagers die het buitengebied gebruiken en die dus de oorzaak zijn van het probleem. Het is al te gemakkelijk om de jagers verantwoordelijk te stellen.
Bovendien bestaat er een wettelijk kader om dergelijke misdrijven te vervolgen en te bestraffen. Het is nogal gemakkelijk om steeds aan de politici te vragen om een prioriteitenlijst op te stellen. Wanneer een dergelijk misdrijf wordt gepleegd, moet daar, desnoods met burgerlijke partijstelling, op gepaste wijze klacht tegen worden ingediend, en moet dat misdrijf worden vervolgd, ongeacht of dat deel uitmaakt van de prioriteitenlijst tussen de uitvoerende en rechterlijke macht.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Ik wil deze problematiek in een ruimere context plaatsen, en die niet volledig toespitsen op de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en weken. Volgens mij gaat het hier om een spijtig en verwerpelijk gevolg van een structureel probleem. Men heeft in illo tempore getracht om een natuurlijk evenwicht te herstellen en een aantal bedreigde soorten te beschermen en die eventueel zelfs op een kunstmatige manier terug in de natuur te brengen, met alle gevolgen van dien. Zo zijn er in de natuur geen predatoren of natuurlijke vijanden meer voor een aantal vogelsoorten. Ik dring er dan ook op aan dat het soortenbeleid opnieuw wordt bekeken. U hebt dat aangekondigd in uw beleidsnota.
Ik weet uit ervaring dat er in de praktijk nogal wat problemen zijn. De misdrijven die hier zijn gebeurd, zijn volgens mij vooral toe te schrijven aan particulieren en niet zozeer aan groepen jagers. Die particulieren, geconfronteerd met bepaalde elementen uit de natuur, plegen bepaalde inbreuken op privé-domein.
Sinds vorig jaar is het bij duivenliefhebbers bijvoorbeeld een gangbare praktijk om het geluid van de oehoe op de daken van de hokken te reproduceren. Dit geluid schrikt bepaalde roofvogels, zoals de sperwer, af. We mogen deze vogels immers niet bestrijden. Ik pleit hier niet voor de kunstmatige invoering in onze Vlaamse contreien van de oehoe. Ik bedoel enkel dat bepaalde soorten geen natuurlijke vijanden meer hebben. Beschermde soorten mogen niet worden bestreden. Dit plaatst ons voor een structureel probleem. Een groot gedeelte van de vogels die dood worden aangetroffen, zijn buizerds. Buizerds zijn in wezen aaseters. Dit betekent dat ze ongewild, door het eten van vergiftigd aas, aan hun onzalig einde zijn gekomen.
Ik wil deze problematiek in een ruimere context plaatsen. We worden geconfronteerd met de gevolgen van een natuurpolitiek die op een onnatuurlijke wijze is gevoerd. Een aantal particulieren worden met de reeds geschetste feiten geconfronteerd. We moeten dit in een ruimer kader bekijken. Ik pleit niet voor het bestrijden van bepaalde vogelsoorten. Ik vind enkel dat we ons bewust moeten zijn van het feit dat bepaalde mensen en groepen vaak worden geconfronteerd met feiten die niet de bedoeling kunnen zijn.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, het gevraagde ruimere debat kan op een later tijdstip zeker worden gevoerd. Ik zal nu vooral op de concrete vragen van de verschillende vraagstellers ingaan.
Zoals daarnet al is gesteld, zijn deze vragen om uitleg in feite ingediend voor het door mij georganiseerd overleg heeft plaatsgevonden. De Vogelbescherming Vlaanderen vzw heeft me ook een aantal van de hier gestelde vragen voorgelegd. Ik zal deze vragen nog even overlopen en een overzicht van de reeds genomen maatregelen geven.
Ik wil allereerst benadrukken dat ik niet enkel met Vogelbescherming Vlaanderen vzw en met Natuurpunt Vlaanderen heb gesproken. Ik heb ook de wildbeheerseenheden en een delegatie van de Hubertus Vereniging Vlaanderen uitgenodigd. Ik hecht hier persoonlijk veel belang aan. Bij het aantreden van de huidige Vlaamse Regering heb ik vastgesteld dat de relatie van beide groepen niet optimaal was. Ik vind het belangrijk te onderstrepen dat de jagerij belangrijke inspanningen levert en met betrekking tot het leefmilieu en het natuurbehoud een belangrijke taak vervult. Ik heb al deze actoren afzonderlijk ontvangen en vervolgens samengebracht. Deze gesprekken zijn goed verlopen.
Ik wil hier tevens benadrukken dat het vergiftigen of het neerschieten van roofvogels wettelijk niet is toegestaan. Het gaat hier om misdrijven die moeten worden afgekeurd en vervolgd. De heer Martens heeft er terecht op gewezen dat het vergiftigen van vogels bijkomende gevolgen kan hebben. Het is immers mogelijk dat andere mensen de vergiftigde prooien vastnemen. We moeten dit probleem met de nodige ernst behandelen.
Bijna alle gevallen zijn in het zuiden en het noordoosten van Limburg gesitueerd. Ik heb evenwel vastgesteld dat we niet over objectief cijfermateriaal of over een volledig overzicht beschikken. Een aantal vondsten zijn in de pers vermeld. De heer Daems heeft daarnet een overzicht gegeven. Ik vind het echter verrassend dat er geen objectief en volledig overzicht van de vaststellingen tijdens de voorbije jaren bestaat. Aangezien ik op dit vlak maatregelen heb getroffen, zal ik hier straks nog even op terugkomen.
De vraag is of we, zoals de heer Daems stelt, met een verontrustende toename worden geconfronteerd. Wie de kranten openslaat, heeft zeker die indruk. We beschikken echter niet of onvoldoende over cijfermateriaal. We kunnen niet met zekerheid zeggen of zich in 2006 een stijging van het aantal vergiftigde of neergeschoten vogels voordoet. Het jaar is natuurlijk nog jong. Indien de huidige evolutie zich voortzet, gaat het wel degelijk om een ernstige toename. Op dit ogenblik is het beschikbare cijfermateriaal evenwel niet volledig genoeg om dit te ontkennen of te beamen. Ik heb alvast niet op de vragen om uitleg van de commissieleden gewacht om maatregelen te treffen en overleg te organiseren.
Na overleg met de reeds vermelde groepen en verenigingen heb ik een meldings- en registratienetwerk opgericht. Dit netwerk biedt ons een objectief, duidelijk en vlot toegankelijk instrument waar iedereen, burgers en verenigingen, met meldingen terecht kan. Elke provincie beschikt momenteel over een meldpunt met een eigen telefoonnummer. We hebben bekendgemaakt waar iedereen voor meldingen terecht kan. Dit netwerk biedt ons tevens de mogelijkheid om alle meldingen van dode roofvogels in een centraal registratiesysteem te verzamelen. Dit systeem is al in werking getreden.
Professor Tavernier van de Universiteit Gent verricht onderzoek in opdracht van de Vlaamse administratie. De communicatie over deze zaak is op een spijtige manier verlopen. Professor Tavernier is boos omdat bepaalde mensen informatie die hij nog niet officieel had bekendgemaakt in hun eigen verklaringen hebben verwerkt. Dit valt uiteraard volledig onder de verantwoordelijkheid van die mensen. Ik vind het alvast belangrijk om professor Tavernier nauw bij elk overleg te betrekken.
De provinciale meldpunten en het centraal registratiesysteem zijn al opgezet. Hiernaast wil ik periodiek met de verschillende groepen rond de tafel zitten om het beschikbare cijfermateriaal door te nemen. Tijdens die gesprekken moeten Vogelbescherming Vlaanderen vzw, de wildbeheerseenheden, de jagerij, de vogelopvangcentra en professor Tavernier nagaan of de situatie verontrustend is en of we bijkomende maatregelen moeten treffen of afspraken moeten maken.
Het is tevens onze bedoeling de wildbeheerseenheden te responsabiliseren. De aanwezigen hebben zich geëngageerd om de jagers meer te sensibiliseren. We willen hen erop wijzen dat het hier een ernstige zaak betreft en dat ze hun volledige medewerking aan de bestrijding van dit probleem moeten verlenen.
Ik weet trouwens niet hoe het komt dat bepaalde beweringen de wereld in worden gestuurd. Het is aan ons om die te weerleggen. Zo beweerde de heer Daems dat op zondag niet wordt gewerkt door de boswachters in de provincie Vlaams-Brabant. In het verleden werd, gezien het beperkte aantal personeelsleden, een tijdelijke maatregel genomen voor het weekend. Die maatregel werd echter al lang geleden herroepen. De geschetste situatie komt zeker niet meer overeen met de realiteit en kan evenmin worden veralgemeend. We hebben er geen enkel belang bij om dergelijke geruchten als waar aan te nemen, te veralgemenen en door te vertellen.
Ook op het vlak van handhaving en bestraffen wordt heel wat gedaan. Het is belangrijk om te benadrukken dat dit een misdrijf betreft dat moet worden vervolgd. Het is een ernstig probleem. Zeker tegen vergiftiging moeten acties worden ondernomen.
We hebben al deze zaken besproken en iedereen stond eensgezind achter de afspraken. De uitvoering is volop bezig. Een aantal meldpunten werden reeds gerealiseerd.
Er werd verwezen naar Wallonië, waar een gespecialiseerde?stroperijcel´ bestaat. Ook ik heb daarover gelezen en informatie ingewonnen. De bijzondere cel wordt extra zwaar uitgerust, met speciaal materiaal en met kogelvrije vesten. De cel richt zich tegen de georganiseerde stroperij op groot wild. In een krantenartikel konden we lezen dat een journalist een nacht heeft meegemaakt in het gezelschap van deze cel. Het was een indrukwekkende belevenis, want de cel bestrijdt goed georganiseerde bendes die veel geld willen verdienen door bij nacht op groot wild te schieten. Gelukkig maar is er in Vlaanderen minder groot wild dan in Wallonië - iets wat sommigen misschien betreuren - waardoor de jacht op groot wild in Vlaanderen zo goed als onbestaande is. Een speciale interventiecel met kogelvrije vesten, speciale wapens, een bijzondere uitrusting en wagens, is bij ons dus niet nodig.
Wel is het evident dat we de nodige aandacht blijven besteden aan het agentschap Natuur en Bos dat vanaf 1 april operationeel zal zijn. Het vervolgen en opvolgen van deze problematiek is prioritair. Ik ben dus geen voorstander van een bijzondere cel zoals in Wallonië, maar wel van een goede organisatie van het agentschap zodat het goed kan worden ingezet en we de nodige resultaten zullen boeken.
Mijnheer Matthijs, u hebt gelijk. U weet dat deze regering heel voorzichtig is inzake nieuwe aanwervingen. In Vlaanderen presteren we het werk met vele ambtenaren, en die zetten zich elke dag heel erg in. Natuurlijk kan worden gezegd dat er nooit personeel genoeg is en wordt er in dat licht bijkomend personeel gevraagd, maar we moeten rekening houden met het budgettaire evenwicht, met de efficiëntie en met de beleidskeuzes. Ondanks de wervingsstop heb ik reeds een eerste contingent boswachters aan het personeel toegevoegd.
Mijnheer Daems, u vroeg naar de prioriteitennota Vervolgingsbeleid. Ik heb een en ander op een rijtje gezet omdat de nota werd onderverdeeld in codes en zal u dit overzicht bezorgen. Ik benadruk dat ik nog niets heb gewijzigd aan de prioriteitennota. De nota werd door mijn voorgangers goedgekeurd en uitgewerkt. Zo zijn er de code IV.G?beschermde roofvogels en andere beschermde roofdieren´, de code IV.E?georganiseerde stroperij´ en de code IV.A.2?prioritaire bescherming van rodelijstsoorten en soorten van de bijlagen van de habitatrichtlijn en de Conventie van Bern´. De prioriteitennota gaat vooral over de handel in beschermde diersoorten en het accent ligt op vogels. Ik heb uit uw vraag niet kunnen opmaken of u pleit voor het herzien van de prioriteitennota of dat u wilt dat ik andere prioriteiten leg, maar voorlopig blijft de nota dezelfde als jaren geleden. Ik kan u een concreet overzicht bezorgen van vervolgingen, seponeringen en dergelijke.
Ik heb reeds verteld dat het een misverstand is dat de diensten in het weekend tijdelijk worden opgeschort wegens personeelsgebrek. Dat is in het verleden wel eens het geval geweest, maar sinds geruime tijd werd deze opschorting opgeheven. Ik weet niet precies wanneer de opschorting gold, maar ik ga ervan uit dat dat minder relevant is. Het is belangrijk dat de diensten nu wel worden bemand en bevrouwd.
Mijnheer Daems, u stelt dat het eigenaardig is dat de vogels in het weekend worden gevonden. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat er in het weekend veel natuurrecreanten op pad zijn.
Met de maatregelen en via het periodieke overleg volgen we deze zaak van heel nabij op. Ook worden via de media de nodige signalen gestuurd zodat men sterker bewust is van de maatregelen en de opvolging door de overheid.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. U hebt er al meermaals op gewezen dat alles valt of staat met handhaving. Zowel nu als in het verleden werden heel wat pogingen ondernomen om de?handhavingspoot´ te versterken, denken we maar aan de extra Seveso-cel die prioritair werd opgericht. Omwille van het belang van de Seveso-dossiers werd ervoor gekozen om extra mensen aan de cel toe te voegen.
Ook moet geprobeerd worden om van het BBB een opportuniteit te maken. Er zullen immers taakverschuivingen ontstaan en het zal nodig en nuttig zijn om extra mensen in te zetten voor het handhavingsbeleid in het algemeen, en dus niet enkel voor het bos- en natuurwachten.
Zijn de meldpunten waarvan sprake is, permanent bereikbaar? Veel mensen gaan tijdens het weekend op pad. Kunnen mensen, indien ze dergelijke gevallen vaststellen en meteen willen reageren, ook op zondag terecht bij die provinciale meldpunten?
Wat de stroperijeenheid betreft, hebt u een beetje een karikatuur gemaakt. Het is uiteraard niet de bedoeling dat zwaarbewapende en van kogelvrije vesten voorziene eenheden Vlaanderen zouden afschuimen. Het is veeleer de bedoeling dat er één centraal punt voor Vlaanderen of één punt in elke provincie binnen de afdeling Bos en Groen zou zijn, dat extra aandacht schenkt aan deze zaken, zodat eventuele meldingen worden gevolgd en er contact wordt gelegd met het parket voor het verder behandelen van dossiers.
Minister Kris Peeters: Dat is dan een andere aanpak, die ik volledig kan steunen. Maar dan moet u, met alle respect, niet verwijzen naar die speciale eenheid.
De heer Rudi Daems: Die eenheid in Wallonië zal, indien ze neergeschoten roofvogels vindt, die zaak net zozeer blijven volgen.
Minister Kris Peeters: U moet echt dat artikel eens lezen. Dat gaat dus echt over mensen met kogelvrije vesten die ´s nachts op zoek gaan naar stropers. Ik begrijp echter uw bezorgdheid. In het kader van de milieuhandhaving en ook bij de politie zullen we de gevoeligheid voor deze problematiek extra beklemtonen, maar het heeft geen enkele zin om een specifieke eenheid op te richten die zich daarmee bezighoudt. Dat kost te veel en leidt niet tot hetzelfde resultaat als onze huidige aanpak.
De heer Rudi Daems: Dat dit debat hier plaatsvindt, dat mensen gealarmeerd zijn, dat er een hele discussie op gang is gekomen, heeft al een positief sensibiliserend effect op het terrein. Ik hoop dat dit de komende maanden resultaten zal opleveren, in de vorm van minder meldingen van dat soort schrijnende gevallen.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de minister, we weten dat er dergelijke?robocops´ bestaan. Niemand vraagt de oprichting van boswachterteams in Rambo-stijl. U bent blijkbaar wel bereid iets te doen. We vragen wel dat de nodige middelen en manschappen zouden worden ingezet om kwaadwilligen op te sporen en te bekeuren.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we moeten ons ook de vraag stellen waarom dit precies in een bepaalde streek gebeurt. Misschien gebeurt dit omdat de vogelpopulatie daar zo sterk is toegenomen dat het ook natuurliefhebbers te veel wordt. Ik kan me indenken dat voor iemand die plots wordt geconfronteerd met tienduizenden vogels - zoals spreeuwen - die elke nacht in zijn tuin komen slapen, het plots wat te veel kan worden. Misschien gaat het over mensen die elke dag te kampen hebben met een dergelijke plaag en die misschien ook?beschermde´ kippen of eenden hebben, en voortdurend worden bestolen. Misschien moet die andere zijde van het verhaal ook eens worden bekeken. Ik ben een voorstander van het beschermen van die vogels, maar te veel is te veel.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Ik dank alle leden voor hun suggesties.
Mijnheer Daems, als u belt naar die lijn, wordt u inderdaad doorgeschakeld. Als u echter ´s nachts belt, zal er niet meteen worden opgenomen, maar in het weekend is er een doorschakelsysteem actief. U zult dat waarschijnlijk, net zoals ik, even testen.
De vraag waar die vogels zich precies bevinden, in Limburg of in de achtertuin van de heer Daems, laat ik voor na de vergadering.
De voorzitter: Het incident is gesloten.