Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 07/03/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het organiseren van kinderopvang door de gemeenschapsscholen
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de minister, enkele weken geleden heeft het gemeenschapsonderwijs opnieuw een oproep gelanceerd om meer kinderopvang te organiseren bij of in de directe omgeving van de gemeenschapsscholen. Het gemeenschapsonderwijs wil minicrèches of zo mogelijk zelfs echte crèches uitbouwen in de omgeving van de scholen. Dat is geen nieuw idee. In de afgelopen decennia heeft de leiding van het gemeenschapsonderwijs al verschillende keren dergelijke plannen gelanceerd. Tot nu toe gebeurde dat zonder veel succes want weinig scholen gingen daarop in.
Bij de nieuwe oproep stelt het GO dat deze kinderopvang het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs zal volgen. Het zal qua normen en waarden aansluiten bij de school, aldus de initiatiefnemers. Zij hebben sociale en pedagogische argumenten om die oproep te lanceren. Zo zou het een dienstverlening zijn naar de ouders om het hen gemakkelijker te maken.
Ouders met meer dan één kind, waar er sommige al op school zitten en andere nog naar de kribbe gaan, zijn het beu om steeds de kinderen naar verschillende adressen te brengen. Ik kan me ook voorstellen dat leerkrachten vaak vragende partij zijn voor kinderopvang. Nog een argument is dat het gemeenschapsonderwijs denkt aan de concurrentiepositie. Het is een troef om een aantal extra leerlingen binnen te halen.
Minister Vervotte is bevoegd voor het organiseren en financieren van kinderopvang. Er is een reeks initiatieven genomen door de minister, maar de oproep tot het organiseren van dergelijke initiatieven in het gemeenschapsonderwijs komt niet voor op de lijst van de aangekondigde initiatieven vanuit het departement Welzijn.
Mijnheer de minister, hebt u uw goedkeuring daaraan gegeven? Welke doelgroepen worden beoogd? Vanaf welke leeftijd zullen kinderen daar terechtkunnen?
Heel bijzonder zijn de kwaliteits- en andere eisen die worden gesteld aan de traditionele kinderopvang. Zullen die ook gelden voor initiatieven binnen het gemeenschapsonderwijs? Zal er ook controle gebeuren? Heeft er overleg plaatsgehad met minister Vervotte? Op welke wijze zullen deze initiatieven worden gefinancierd? Op de lijst van de begroting van minister Vervotte komen ze niet voor. Zijn er geen middelen voorzien om deze vorm van kinderopvang te financieren? Zal dat gebeuren uit de begroting van Onderwijs of hebben de gemeenschapsscholen die deze vorm van kinderopvang willen organiseren, de toelating om dit te financieren met middelen die ze uit uw begroting ontvangen? Zo neen, op welke manier zullen deze initiatieven mee worden betaald?
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck: Mijnheer de minister, wie is in dergelijk geval de echte organiserende instantie? Is dit een afzonderlijke vzw of een organisatie binnen het gemeenschapsonderwijs? Wat is de relatie met het departement Onderwijs wat betreft inspectie en personeelsstatuten?
De voorzitter:Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, het antwoord op uw vragen is impliciet vervat in het antwoord op de vragen van mevrouw Dillen.
Ik heb het initiatief van het gemeenschapsonderwijs net zoals u via de media vernomen. Het staat het gemeenschapsonderwijs vrij dergelijke initiatieven te nemen. Als minister van Onderwijs ben ik niet bevoegd om hier al dan niet goedkeuring aan te geven. De inrichtende machten van het gemeenschapsonderwijs bezitten alle bevoegdheden die rechtstreeks of onrechtstreeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de uitoefening van hun opdracht. Wel is het zo dat het gemeenschapsonderwijs voor deze initiatieven geen werkingsmiddelen bestemd voor onderwijs kan gebruiken. Uit het contact dat het departement Onderwijs heeft opgenomen met het gemeenschapsonderwijs blijkt dat dit evenwel zeker niet de bedoeling is.
Eveneens via de media heb ik vernomen dat het gemeenschapsonderwijs het initiatief vooral neemt met het oog op het vergemakkelijken van het leven van de ouders, die dan hun kinderen in opvang en school op hetzelfde adres kunnen afzetten, met het oog op het verhogen van de kansen van kansarme kinderen en met het oog op het verbeteren van de overgang van opvang naar onderwijs. Kinderen zouden er vanaf de leeftijd van 3 maanden terechtkunnen.
Toezicht op kwaliteits- en andere eisen zal moeten verlopen zoals bij alle andere vormen van kinderopvang. Dat toezicht valt niet onder mijn bevoegdheid maar onder de bevoegdheid van de minister van Welzijn, via Kind en Gezin.
Ik heb geen zicht op eventueel overleg tussen het gemeenschapsonderwijs en de minister van Welzijn omtrent deze materie. Tussen de diensten van de minister van Welzijn en van mezelf zijn er wel contacten inzake de naadloze overgang tussen opvang en onderwijs.
Zoals reeds gezegd kunnen voor dit initiatief geen onderwijsmiddelen gebruikt worden. Het gemeenschapsonderwijs is dat ook niet van plan. Op dit ogenblik beschikt het gemeenschapsonderwijs reeds over crèches. Deze worden betaald met andere middelen dan onderwijsmiddelen, bijvoorbeeld via de bijdrage van de ouders. Omwille van historische redenen en met het oog op het versterken van het Vlaams onderwijs in Brussel, na de invoering van de 'liberté du père de famille' in 1971, betaalt het departement Onderwijs wel de lonen van het personeel in de kinderopvangcentra in Brussel.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik kan wel begrip opbrengen voor een aantal motieven die het gemeenschapsonderwijs geeft om nu opnieuw die oproep te lanceren. Ik blijf echter met veel vragen zitten. U zegt dat er geen onderwijsmiddelen voor kunnen worden gebruikt, en terecht. De bijdrage van de ouders is onvoldoende om dit te financieren. Men zal een aanvaardbare financiële bijdrage van de ouders vragen, rekening houdende met het inkomen en dergelijke, zoals gebeurt in de andere vormen van kinderopvang. We weten dat er een zware subsidiëring komt vanuit het departement Welzijn. Zelfs indien er personeel ter beschikking wordt gesteld, stel ik me toch vragen hoe dat op een behoorlijke manier kan worden gefinancierd, ermee rekening houdende dat bij de vaststelling van de ouderbijdrage rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de ouders.
Ik stel me ook de vraag hoe de controle en het toezicht van de kwaliteits- en andere vereisten die in de traditionele vormen van kinderopvang gelden, zal gebeuren. Zal Kind en Gezin daar bevoegd voor worden? Er blijven nog heel veel vraagtekens over. Ik zal de vraag, zeer specifiek wat betreft controle en toezicht en het financiële aspect, aan de minister van Welzijn voorleggen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.