Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 23/03/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Cathy Berx tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over een eventuele studieduurverlenging van de basisopleiding vroedkunde
De voorzitter: Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw Cathy Berx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, onlangs zei de voorzitter van de Nationale Raad voor Vroedvrouwen dat er misschien een verlenging komt van de studieduur van de basisopleiding vroedkunde. De driejarige bacheloropleiding vroedkunde zou een vierjarige opleiding worden. Daartoe zouden een aantal KB's worden gewijzigd.
Het belangrijkste argument dat de voorzitter van de Nationale Raad voor Vroedvrouwen aanhaalt om te pleiten voor een studieduurverlening van de basisopleiding vroedkunde is dat de huidige driejarige bacheloropleiding vroedkunde niet volstaat om de doelstellingen te realiseren van de gewijzigde KB's over de uitoefening van het beroep van vroedvrouw. De wijzigingen beogen immers een substantiële uitbreiding van de bevoegdheden van de vroedvrouw.
De verantwoordelijken van de opleidingen vroedkunde aan de hogescholen zijn er evenwel van overtuigd dat de uitbreiding van de bevoegdheden van de vroedvrouw in de driejarige bacheloropleiding vroedkunde kan worden opgevangen. De bestaande driejarige bacheloropleiding vroedkunde voldoet aan alle eisen van een specifieke driejarige basisopleiding zoals bepaald door de Europese richtlijnen. Via de implementatie van de BA/MA-structuur in Vlaanderen hebben alle hogescholen een opleidingsprofiel uitgewerkt. Daarbij werd vertrokken van het in 2002 gepubliceerde beroepsprofiel van de Belgische vroedvrouw, opgesteld door de Nationale Raad voor Vroedvrouwen. Volgens de organisatie leiden de wijzigingen nauwelijks tot een uitbreiding van de bevoegdheden, in vergelijking met de bevoegdheden die gelden sinds de publicatie van het beroepsprofiel in 2002.
Ze zijn alleszins niet van die aard dat de opleidingen moeten worden aangepast. Een aantal van de nog uit te breiden bevoegdheden van de vroedvrouw zijn al geïntegreerd of kunnen worden geïntegreerd in de huidige driejarige bacheloropleiding, terwijl andere dan weer kunnen worden ondergebracht in een bijkomende opleiding, na de driejarige bacheloropleiding, in de vorm van een bachelor-na-bachelor of een postgraduaat. De bewering van de voorzitter van de Nationale Raad voor Vroedvrouwen dat een driejarige basisopleiding te kort is om competente vroedvrouwen op te leiden, is volgens de opleidingen vroedkunde van de hogescholen dan ook onjuist. Volgens hen is dat zelfs een blamage voor alle hogescholen die hard hebben gewerkt aan een kwaliteitsvolle driejarige bacheloropleiding vroedkunde.
De decreetgever was trouwens slechts bereid om een driejarige bacheloropleiding vroedkunde te financieren. Een bijkomend jaar zou volledig ten laste vallen van de hogescholen. In Wallonië duurt de opleiding vier jaar, maar die wordt volledig door de Franse Gemeenschap gefinancierd.
De hogescholen vinden ten slotte dat het ongepast is dat een beroepsorganisatie zoals de Nationale Raad voor Vroedvrouwen zich uitspreekt over de studieduur van een opleiding. De taak van een beroepsorganisatie bestaat erin om het beroepsprofiel uit te tekenen. De taak van de onderwijsinstellingen bestaat erin het beroepsprofiel te vertalen naar een opleidingsprofiel. De duur van een opleiding is een pure onderwijsaangelegenheid. Het onderwijs wil bepalen hoe de opleiding er moet uitzien, waarmee ik niet wil zeggen dat er geen overleg mogelijk is.
Ik wil u daarover enkele vragen stellen. Bent u op de hoogte van deze ontwikkelingen op federaal niveau? In de Nationale Raad voor Vroedvrouwen zou er ook een delegatie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs, zetelen. Als dat het geval is, zijn die afgevaardigden dan op de hoogte van de mogelijke studieduurverlenging van de basisopleiding vroedkunde? Indien ja, hoe staat u tegenover deze mogelijke wijziging? Ziet u hierin eventueel een mogelijke aanpassing aan de toestand in Wallonië, waar de opleiding vier jaar duurt?
In het licht van uw bezorgdheid over willekeurige studieduurverlengingen van basisopleidingen, vraag ik me af welke initiatieven u zal nemen om dit voor de basisopleiding vroedkunde te verhinderen. Hoe zou een eventuele studieduurverlenging van de opleiding vroedkunde kunnen passen in de Bologna-hervorming - de implementatie van de BA/MA-structuur - in het Vlaamse hogeronderwijslandschap, waarbij de decreetgever duidelijk heeft gekozen voor een driejarige professionele bacheloropleiding? Als de vierjarige opleiding vroedkunde een feit wordt, bent u dan bereid om de extra kost ervan te dragen, aangezien de hogescholen nu reeds in de wurggreep van de financiering met gesloten enveloppen zitten?
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, onderzoek heeft uitgewezen dat de handhaving van een driejarige opleiding geen groot probleem zou zijn. Alle Europese landen organiseren een driejarige opleiding, met uitzondering van Nederland en Frankrijk. Het valt evenwel op dat onze opleiding in die twee landen voldoende wordt geacht om in die landen aan de slag te gaan. In Nederland is het vierde jaar van de opleiding trouwens vooral een managementsopleiding, die de studenten vooral moet klaarstomen voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Misschien willen een aantal universiteiten die opleiding binnenhalen. De argumenten van de hogescholen zijn echter overtuigend: de driejarige cyclus mag gehandhaafd blijven. Er zijn evenwel een paar probleempjes voor het nemen van echografieën en het voorschrijven van medicamenten. Niets weerhoudt er ons echter van om daar in de huidige opleiding aan te remediëren. Ik heb het dan natuurlijk enkel over het voorschrijven van medicamenten die specifiek te maken hebben met de zwangerschap en de uitoefening van hun beroep, en dan eventueel alleen over niet-problematische medicamenten, zoals zware vitaminepreparaten en dergelijke.
Ik geef zelf les aan zo'n hogeschool in het Kortrijkse, en stel vast dat de afgestudeerden hun werk goed aankunnen. Mijn ervaring leert me dat het niet nodig is om hun opleiding met een jaar te verlengen of de opleiding aan een universiteit te doceren.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de minister, ik heb een heel andere bedenking. KB 78 van 1990 bevat een prestatielijst, die bepaalt dat verpleegkundigen en vroedvrouwen dezelfde prestaties mogen leveren. Naar ik hoor, levert dat in de praktijk moeilijkheden op. Zo zouden vroedkundigen onvoldoende basiskennis hebben. Dan heb ik het niet over kennis over hun eigen beroep - daar valt helemaal niets op aan te merken -, maar er zijn wel problemen als ze later beroepshalve als verpleegkundige op een andere dienst terechtkomen. Ze kennen weliswaar theoretisch de basistechnieken van bloed prikken, baxters, wondzorg en dergelijke, maar beheersen de praktijk van de verpleegkundige handelingen onvoldoende. Dat zorgt voor enige wrevel op de werkvloer bij specialisten en gynaecologen.
Verder sluit ik me volledig aan bij de vragen van mevrouw Berx. Mijnheer de minister, indien u dat vierde jaar overweegt, wie gaat dat dan financieren? Bent u bereid dit te doen? Zal er daadwerkelijk meer werk worden gemaakt van die basistechnieken, met het oog op het uitvoeren van verpleegkundige technieken?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Berx, om te beginnen moet ik u formeel tegenspreken: ik ben van heel veel dingen niet op de hoogte. In dit geval was ik echter wel op de hoogte van de plannen om de bevoegdheden van de vroedvrouw uit te breiden en de daarmee samenhangende intentie om de eisen van de basisopleiding te vergroten en de studieduur ervan uit te breiden. Dat behoort weliswaar natuurlijk tot de bevoegdheid van mijn federale collega van Volksgezondheid, maar precies omwille van de mogelijke gevolgen voor de opleiding, heb ik er bij hem op aangedrongen om over deze plannen precieze informatie te kunnen krijgen en daar overleg over te kunnen plegen. Minister Demotte heeft me ondertussen ingelicht over de geplande hervormingen. Het overleg moet eigenlijk nog uit de startblokken komen.
U vroeg me of de vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschap die zetelt in de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen, op de hoogte was van de mogelijke wijziging van de studieduurverlenging. Ik zit hier een beetje mee verveeld. Het klopt dat een lid van onze administratie met raadgevende stem deel uitmaakt van de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen. Toen de eventuele studieduurverlenging van de opleiding daar echter te berde werd gebracht, was de toenmalige vertegenwoordiger niet aanwezig. Er is toen blijkbaar ook geen informatie doorgegeven. De ambtenaar in kwestie heeft vorig jaar loopbaanonderbreking genomen. Dat is de reden. De ambtenaar is inmiddels wel als vertegenwoordiger in de nieuw samengestelde nationale raad vervangen.
U vroeg welke initiatieven ik zal nemen om te verhinderen dat de basisopleiding vroedkunde langer zou worden. In het algemeen stel ik vast dat wie minder vertrouwd is met de organisatie van het onderwijs, nogal vlotjes oproept om de studieduur van een opleiding te verlengen. Ik kan echter niet aanvaarden dat de omvang van de opleiding zomaar zou worden uitgebreid. In uw inleiding verwees u terecht naar de afstemming tussen beroepsprofiel en opleidingsprofiel. Dat lijkt me inderdaad de basis voor het bepalen van de omvang en de inhoud van de studie. Ik heb op dit ogenblik geen aanwijzingen dat het opleidingsprofiel zo ingrijpend moet worden gewijzigd dat er onvermijdelijk op 240 studiepunten moet worden overgeschakeld. Misschien zal men ons daarvan overtuigen. Ik wil het niet a priori uitsluiten, maar vandaag zie ik geen argumenten om dat te doen.
U vroeg hoe ik denk een eventuele studieduurverlenging van de opleiding vroedkunde te laten passen in de Bologna-hervorming. Op deze vraag kan ik alleen maar een hypothetisch antwoord geven. Dat hangt immers af van de mate waarin dit onderdeel van de federale plannen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Mocht het toch worden gerealiseerd - en die beslissing komt sowieso toe aan de federale overheid -, dan zullen we dit uiteraard op een of andere manier moeten inpassen in de BA/MA-structuur. Dat is momenteel echter nogal hypothetisch en voorwaardelijk. Ik zal er nu dus niet over improviseren. Het eerste dat ik wens, is een grondig overleg met federaal minister Demotte, om te weten of dit inderdaad nodig is.
U vroeg me of ik in dit geval bereid zou zijn om de extra kosten te dragen, daar, zo stelt u, de hogescholen nu al in de wurggreep van de financiering met gesloten enveloppen zijn. Het klopt uiteraard dat de bevriezing van de huidige enveloppe geen ruimte voor extra's toelaat. U weet echter allen ook dat er een nieuw systeem voor de financiering in de maak is. Als er überhaupt een vierjarige opleiding komt, zie ik dat vierde jaar maar moeilijk worden georganiseerd vóór het nieuwe financieringssysteem in werking is getreden. We weten nu nog niet precies hoe dat nieuwe systeem zal draaien, maar het lijkt me evident dat een erkende opleiding ook volledig wordt gefinancierd. We zullen dat dan mee in rekening moeten brengen. Dat lijkt me evident. Hoe dat dan precies gaat, hangt af van het nieuwe financieringsmodel. U weet dat we ons terzake nog volop in een overleg- en discussiefase bevinden.
De voorzitter: Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw Cathy Berx: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt me zeer te horen dat ook volgens u op dit ogenblik het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel grotendeels overeenstemmen, zodat er geen enkele reden is om daaraan te gaan sleutelen.
We zijn er inderdaad van op de hoogte dat er een nieuw financieringssysteem zou komen en dat daar nog wel wat discussie over bestaat.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de minister, ook ik wil u danken voor uw antwoord. Ik denk dat we allemaal min of meer op dezelfde golflengte zitten. Het leek me interessant daar even een kort gesprek over te hebben.
De voorzitter: Het incident is gesloten.