Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 23/02/2006
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Van Baelen tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het statuut van examencontractstudenten
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Het flexibiliseringdecreet is vrij recent op punt gesteld, namelijk op 30 april 2004, al kwam de toepassing ervan wat later. Een van de uitdagingen bestond erin de mogelijkheden tot differentiëring binnen het hoger onderwijs te vergroten op het vlak van de verschillende doelgroepen - ik denk aan de tweede of nieuwe democratiseringsgolf ten aanzien van de groep van achttienjarigen, maar vooral van degenen die net wat ouder zijn. Ik denk ook aan de toename van het aantal niet-klassieke studenten in het kader van levenslang leren. Deze groep stijgt enorm, vooral de groep die onder de vorm van een examencontract intreedt en de wat ouderen die een bijkomende opleiding of een hogeronderwijsopleiding willen volgen. Het gaat om een niet onbelangrijk aantal studenten in het zogenaamd tertiair onderwijs ouder dan 30 jaar. Dat is een van de parameters.
Een van de doelstellingen van het flexibiliseringsdecreet was om ruimere kansen te bieden aan die groep studenten. In de praktijk werden drie soorten contracten voorzien: het diplomacontract, het creditcontract en het examencontract. Het examencontract werd hierbij niet enkel gepercipieerd als vervanging van het vroegere systeem van de Examencommissie georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap. Voor wie zich ingeschreven heeft, blijkt het niet allemaal even gemakkelijk. In de praktijk blijkt er voor studenten die werk en studie combineren, geen alternatief te zijn voor dit examencontract waarbij ingeschreven wordt uitsluitend voor het afleggen van examens. Het is logisch dat de onderwijsinstellingen met een vrij conservatief docentenkorps daarmee worstelen.
Werken met creditcontracten, of de overgang maken van studiejaren naar 60 studiepunten en modules heeft heel wat gevolgen voor de organisatie binnen de instellingen. Men is daar wat huiverig voor, zeker degene die een examencontract ondertekent.
In Vlaanderen zijn er niet zoveel mogelijkheden om op een alternatieve wijze hoger onderwijs te volgen. Ik denk aan iemand die voltijds werkt. Sommige universiteiten bieden het wel aan maar alleen in het kader van de open universiteit. Er zijn dus wat knelpunten.
Een eerste knelpunt is het volgende. De examencontractstudenten krijgen niet het statuut van student en ontvangen dus ook geen studentenkaart. In de eerste plaats betekent dit dat ze geen toegang krijgen tot studentenvoorzieningen. Dat is geen probleem want de instellingen ontvangen voor examencontractstudenten ook geen sociale toelagen van de overheid en dat is ook niet onmiddellijk de bedoeling.
Een belangrijker knelpunt kunnen we samenbrengen onder de noemer onderwijskundige ondersteuning. Studenten krijgen bij meerdere instellingen geen toegang tot elektronische leeromgevingen die steeds meer ingang vinden. Die voorzieningen worden ook uitgebouwd voor andere studenten, voornamelijk voor de studenten met een creditcontract. Er zijn voorbeelden van docenten die elke communicatie met de student die heeft ingeschreven met een examencontract weigeren. Dat was niet de bedoeling.
In de memorie van toelichting bij het decreet staat dat het de bedoeling is om dat soort contracten niet oneindig te maken. Toen bleek uit de discussie heel duidelijk dat examencontracten mogelijk werden, tot we meer zicht hebben op de manier hoe voornamelijk creditcontracten zich kunnen verhouden tot een centrale examencommissie en we nagegaan hebben hoe we er in de toekomst, in het kader van flexibilisering, mee om kunnen gaan. We hebben toen ook gezegd dat we moeten opletten dat de evolutie enkel in die richting gaat. We moeten het dus niet te sterk stimuleren, maar we moeten wel mogelijkheden aanreiken. We hebben toen zelfs heel concreet gesproken over de aanbiedingsvormen die mogelijk moeten zijn. In de memorie van toelichting staat dat we, om de nieuwe doelgroepen zo maximaal mogelijk aan te kunnen spreken, het ICT-afstandsonderwijs moeten stimuleren, ook met examencontracten.
Vandaag zijn die mogelijkheden voor de examencontractstudenten veelal niet bereikbaar. Het lijkt me dat we daarmee één van de doelstellingen van toen niet invullen - en dan druk ik me voorzichtig uit. Dat examencontractstudenten geen lessen mogen volgen, is inherent aan het systeem waarvoor ze kiezen, maar het was niet de bedoeling dat het gaat om een lege doos. Ik heb begrip voor de instellingen, want met Bologna en de flexibilisering moeten ze op het terrein heel wat aanpassingen doorvoeren, maar ze laten de examencontractstudenten wel een beetje in de kou staan.
Examencontractstudenten worden vandaag actief of passief uitgesloten van elke vorm van inspraak over de organisatie van de instelling. Aangezien deze studenten niet op bepaalde uren fysiek aanwezig zijn, ervaren ze een extra handicap om met de 'gewone' studentenvertegenwoordigers te overleggen.
Mijnheer de minister, bent u het ermee eens dat het systeem van examencontracten, in afwachting van eventueel andere evoluties op het vlak van flexibilisering, vandaag een sleutelrol kan spelen? Uit de cijfers blijkt steeds meer dat deze contracten ook effectief een sleutelrol spelen voor het aantrekken van specifieke doelgroepen.
Hebt u al enig idee over het afstemmen van de drie statuten van de studenten? Voor de studenten die een diplomacontract onderschrijven is de situatie het minst moeilijk, maar ook voor de studenten die een creditcontract onderschrijven, is de situatie inzake de hervormde studentenvoorzieningen, de studiefinanciering en de participatie niet makkelijk. Plant u een bijkomend regelgevend initiatief om te verzekeren dat, zeker op het vlak van de onderwijskundige ondersteuning, examencontractstudenten zeker aan het studiemateriaal kunnen geraken?
In het decreet staat dat nader gekeken moest worden naar de voorwaarden waaronder de student deel mag nemen aan onderwijsactiviteiten en gebruik mag maken van onderwijsondersteunende faciliteiten. Dat slaat expliciet op het examencontract, maar blijkbaar wordt dat niet op deze manier ingevuld. Hoe gaan we daarmee om? Mijnheer de minister, bent u ervan op de hoogte dat instellingen dat negeren? Plant u een initiatief om dat aan de instellingen op te leggen?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, ik ga een voorzichtig, om niet te zeggen terughoudend antwoord geven. Dat wil niet zeggen dat ik deze vraag onbelangrijk vind. Ik wil er goed over nadenken, maar voorlopig toch voorzichtig reageren.
Mijnheer Van Baelen, ik wil niet zo affirmatief stellen dat de formule van het examencontract op dit ogenblik een sleutelrol speelt. Ik betwist niet dat het aantal oudere studenten de voorbije 5 jaar fors is toegenomen. Ik vind dat een zeer positieve ontwikkeling, maar de meeste van deze oudere studenten nemen wel een klassieke inschrijving onder de vorm van een diplomacontract.
Het aantal studenten met een examencontract blijft relatief laag. Voor universiteiten en hogescholen samen ging het in het vorige academiejaar om 1107 studenten, voor beide zittijden en in hoofdzaak in de basisopleidingen.
We merken dat het gebruik van het examencontract in de praktijk vooral een voortzetting blijft van de mogelijkheden die de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap vroeger bood. Hoewel een inschrijving bij de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap indertijd openstond voor alle studenten, bleek ze vooral studenten aan te trekken van wie de rechten op een reguliere inschrijving uitgeput waren, bijvoorbeeld de trissers. Om de beperkingen van een inschrijving bij de examencommissie, qua toegang tot de onderwijsfaciliteiten, te ondervangen, namen sommige studenten toen een inschrijving als vrije student. Nu kan dat trouwens ook onder de vorm van een creditcontract.
Het verhoopte succes van de flexibilisering van het hoger onderwijs ligt mijns inziens niet zozeer bij de examencontracten, maar bij de mogelijkheden die diploma- en creditcontracten bieden om flexibele en geïndividualiseerde leerwegen te volgen. Denk bijvoorbeeld aan het loslaten van het strikte studiejarensysteem en het invoeren van een creditstelsel, zodat het behalen van een diploma of een graad niet langer het resultaat is van het opeenvolgend slagen voor 2, 3 of 4 studiejaren, maar wel van het verwerven van een bepaald aantal creditbewijzen, en dat met een relatief vrij te bepalen studieprogramma.
Ik ben het wel met u eens dat op dat vlak de cultuuromslag nog lang niet voltooid is, ook niet bij de aanbieders van het hoger onderwijs, de universiteiten en de hogescholen. Of het concept van examencontracten, in afwachting van die cultuuromslag, geschikt zou zijn om nieuwe doelgroepen aan te trekken, durf ik wel wat te betwijfelen.
U vroeg of ik heb nagedacht over het afstemmen van het statuut van student in de verschillende vormen van flexibel hoger onderwijs, in verhouding tot de hervormde studentenvoorzieningen, studiefinanciering, participatieregeling, enzovoort. Uit uw vraag komt duidelijk naar voren dat het concept 'examencontract' een beetje een hybride, ambivalent concept is geworden. De mensen die kiezen voor een examencontract, zijn geen reguliere studenten aan een universiteit of hogeschool. Het lijkt me dan ook evident dat ze geen aanspraak kunnen maken op alle rechten die reguliere studenten hebben. Anderzijds zijn het op een of andere manier uiteraard wél studenten, en moet er over de rechten en plichten van deze categorie studenten duidelijkheid bestaan, ook in een context van flexibel hoger onderwijs. Mochten er op dat vlak in de regelgeving duidelijke lacunes bestaan, dan ben ik uiteraard bereid die weg te werken.
Tegelijk hoed ik me er wel een beetje voor om de regelgeving om de haverklap aan te passen. De decreten met betrekking tot flexibilisering, participatie of studiefinanciering zijn bij wijze van spreken pas gisteren in werking getreden. Ik kan me indenken dat ze niet perfect zijn, of dat door de realiteit en de evoluties in de sector sommige bepalingen onverwacht snel achterhaald zijn geraakt. Maar in de mate van het mogelijke, neem ik toch liever de tijd voor een grondige en volledige oefening, in plaats van regelmatig wat oplapwerk te verrichten om zo kleine problemen te verhelpen. Dat laatste is natuurlijk niet pejoratief bedoeld.
U vroeg of ik een regelgevend initiatief plan om te verzekeren dat examencontracten alle studiemateriaal ter beschikking stellen. Eigenlijk schrijft het flexibiliseringsdecreet al voor dat het examencontract de voorwaarden moet bevatten waaronder de student deel mag nemen aan onderwijsactiviteiten en gebruik mag maken van ondersteunende faciliteiten. Er is dus ruimte voor het maken van afspraken tussen de instelling en de student. Alleszins moet de instelling de student op de hoogte brengen van de leerstof en de leerinhoud en moet ze aan de student minstens het studiemateriaal ter beschikking stellen, eventueel tegen een vergoeding, zodat de student de examens waarvoor hij of zij inschrijft, succesvol kan afleggen.
Ik weet niet of we examencontractstudenten zomaar alle faciliteiten van een reguliere student moeten geven. De vraag rijst of we zo niet de kans lopen het concept van examencontract uit te hollen, daar dit misschien zou worden herleid tot een goedkope manier van inschrijven. Dat is niet zo evident. We moeten daar wat grondiger over discussiëren. Ik wil terzake vandaag voorzichtig zijn.
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat er ondertussen cijfers ter beschikking zijn waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen diplomacontracten en examencontracten bij dertigplussers. Het departement zegt dat dit onderscheid momenteel nog niet mogelijk is. Het is niet onbelangrijk te weten wat deze evolutie qua cijfers betekent. Kiest iemand die opnieuw instroomt ervoor om toch op een volwaardige wijze via een diplomacontract te gaan studeren? Het aantal stijgt wel, maar dat is iets anders. Daarbij is er tussen haakjes ook wel sprake van een deel examencontractstudenten. Uit uw antwoord maak ik echter op dat er meer zijn met een diplomacontract dan met een examencontract.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik stel voor dat we eens een kleine statistische enquête verrichten terzake.
De heer Gilbert Van Baelen: Dat is niet onbelangrijk. Ook de cijfers inzake de creditcontracten moeten worden geüpdatet. Daar is er immers toch nog steeds sprake van een combinatie van werken en studeren.
Ik ben het volkomen met u eens: wie zich inschrijft voor een examencontract, heeft geen recht op dezelfde ondersteuning als een regulier voor een diploma of creditcontract ingeschreven student. Toch blijft het zo dat de onderwijskundige ondersteuning expliciet is ingeschreven in het flexibiliseringsdecreet. Een professor zegt me het volgende: 'Inschrijven enkel voor het afleggen van de examens houdt enkel het recht in om de examens af te leggen, niet om deel te nemen aan de reguliere onderwijsactiviteiten of te genieten van onderwijsondersteunende faciliteiten.' Iemand met een examencontract staat dus wat weerloos op het veld. De professor ging zelfs zo ver te stellen dat er geen enkele communicatie zal zijn met de student. Dan wordt de zaak wel moeilijk. Dan betekent dit dat iemand gewoon thuis een cursus leert en op een bepaald ogenblik, in samenspraak met faculteit, vakgroep en professor, zijn examen aflegt. Als alle elementen van onderwijsondersteuning, zoals steeds vaker gebeurt, worden aangeboden via de nieuwe media en dat wordt volledig afgesloten voor een student, dan rijst er een probleem.
Dit is allemaal nieuw. Ik geef u gelijk als u stelt dat we best niet te snel sleutelen aan dit systeem, maar dan lijkt het me toch nuttig dat er aan de instellingen wordt gevraagd daar toch wat aandacht voor te hebben. Ik ben het ermee eens dat het allemaal niet gemakkelijk is voor de docent. Het is allemaal nog nieuw. Ik zou nooit willen horen dat oudere intreders afgeremd worden. Dan bereiken we het omgekeerde van wat we willen.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik veronderstel dat uw vraag berust op een concreet geval. U kunt mij dat anoniem overmaken. Ik stel voor dat ik niet alleen een update maak van de beschikbare gegevens, maar dat we ook de regelgeving aan dat geval toetsen.
De heer Gilbert Van Baelen: Als u een round-up doet bij de betrokken instellingen, kunt u ook cijfers vragen van de inschrijvingen met een examencontract. We moeten het debat in de betrokken instellingen opentrekken. U kunt vragen wat zij doen voor een examencontractstudent.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik aarzel een beetje om zo'n kwalitatieve enquête te houden, omdat ik niet sturend wil optreden. Ik vind dat we de regelgeving correct moeten toepassen. Ik zal er eens over nadenken hoe we dat het best aan boord leggen. Ik stel voor dat we daar later op terugkomen.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijn laatste vraag slaat op de toepassing van het decreet. Ik heb geciteerd wat het examencontract moet omvatten. Het bepaalt ook de voorwaarden van het contract. Er staat letterlijk in het decreet dat de student gebruik mag maken van onderwijsondersteunende faciliteiten. Dat is een heel ruim begrip, dat weet ik. Ik wil graag weten wat de instellingen aanbieden.
Minister Frank Vandenbroucke: Goed, ik zal dat nagaan.
De voorzitter: Het incident is gesloten.